Weeshuis aan 'Kerkgracht'
zeer rijke historie
heeft
R. A. DEKKER
Leiden in loop
historie (11)
Kinderen werden in Pieterskerk te vondeling gelegd
ZATERDAG 22 MAART 1975
door Paul Wolfswinkel
Roelof Adriaan Deloker is 56 Jaar.
Punctie: directeur van de Leidse
VW. Geboren in Soerabaja,
waar zijn vader hoofdboekhouder
was van de Javasche Bank. Je
kunt zeggen dat Dekker tot zijn
45-ste een reizend bestaan heeft
geleid. Op zijn zevende ging hij
naar Den Haag, voor één Jaar.
Toen weer terug naar Indonesië,
voor vier jaar. Op zijn 12de ging
hij (middelbare school) weer te
rug naar Nederland, deed veel aan
sport, weinig aan de studie en
werd vervolgens op de kostschool
van Wüllings in Voorschoten ge
plaatst. Gevolg van de strenge be
geleiding: het diploma Hogere
Burger School, afdeling B.
Na de diensttijd ging hij als
volontair bij de Koninklijke Pak
ketvaart Maatschappij werken
voor veertig gulden per maand.
Op 19-jarige leeftijd werd Roel
naar Marseille gestuurd voor een
half jaar. In de oorlog zat hij in
de Peel en in Dordrecht. En toen
er werd gedemobiliseerd ging hij
wederom naar de KPM. Hij haal
de zijn diploma boekhouden en
ging werken in Amsterdam. Voor
even, want er was haast niets te
doen. Hij zwierf rond door het
land, om tenslotte weer bij de
KPM terug te keren. Na de oor
log vertrok hij voor de maat
schappij naar Indonesië en zat
ruim twee jaar in Singapore. In
1950 ging hij met tegenzin met
verlof naar Europa en besloot om
maar eventjes een groot deel van
dit continent te bezoeken. Parijs,
Londen, Nice. In de laatste ver-
lofmaand kwam hij een oud ken
nisje tegen, een meisje, en besloot
met haar te trouwen. De tijd was
»r echter veel te kort voor (hij
moest weer terug) en zo gebeurde
het dat er met de handschoen
werd gehuwd.
Tot 1955 was er overplaatsing
na overplaatsing, in Indonesië.
Weer eens een keertje naar Ne
derland, weer terug naar de Gor
del van Smaragd. Vanaf 1961 was
Dekker voor twee Jaar algemeen
vertegenwoordiger in Nieuw Gui
nea. En toen dat deel ons land
ontviel kwam hij definitief terug.
Hij had zelf om ontslag gevraagd.
Vrijwel meteen ("Ik ben erin
verzeild geraakt, zomaar") werd
hij half juni 1963 directeur van
de VVV in Noordwyk. Tot Janua
ri 1970, toen hy naar Leiden
kwam.
"Noordwijk is drukker en ook
wel belangrijker dan Leiden,
maar ook veel eenzijdiger. Na het
seizoen is het er erg stil. En de
spanningen waren ook te groot.
Ik ben een perfectionist, maar
ik kon niet bereiken dat Noord-
wijk achter de VVV stond. On
danks het feit dat ik iets deed ter
gelegenheid van het 100-jarig
bestaan van de badplaats, on
danks het feit dat ik het trim
men op het strand invoerde.
Dat is nu nog een groot succes.
Je was veel meer een bemidde
lingsbureau.
En 'n Leiden ligt dat anders. Er
is hier altijd wel wat te doen. Je
hebt hier ook een groter bereik;
hier is meer dagrecreatie. Nee.
Noordwijk: ik was erop uitgeke
ken. Als WV was Je te afhan
kelijk van teveel mensen.
Toen ik in Leiden kwam leerde
ik meteen erg veel mensen ken
nen en het bevalt me hier best.
Maar toch: ik ben een perfectio
nist. Ik zou zo graag willen dat
de mensen, de waarde van een
goed WV-apparaat leren onder
kennen. Ik heb niet de indruk
dat dat gebeurt."
Praten met Dekker kan eigen
lijk niet. Het is meer luisteren
naar Dekker. Het blijkt dat hij
de dag dat ik kwam om hem te
"volgen' min of meer had vrij
gemaakt om te praten. Tegen de
klok van drie uur ben ik vertrok
ken met een hoofd vol informa
tie en met een bezwaard hart:
er was nauwelijks iets aan de dag
taak gedaan.
Laten we maar weer luisteren.
Naar het financiële verhaal.
"We hebben die 200 jfrocentre-
geling. Dat betekent dat ieder be
drag dat we binnenkrijgen door de
gemeente Leiden voor 200 procent
wordt gesubsidieerd. Maar daar
moet Je (met uitzondering van
mijn salaris en de huur van het
kantoortje) alles van betalen: het
personeel, het vuur, het gas, de
telefoon, noem maar op. En dat
is eigenlijk een onzekere regeling.
Stel nou dat je een lid hebt van
duizend gulden per jaar en die
houdt ermee op. Dat scheelt me
3000 gulden. En daar kun je heel
wat brieven voor versturen. Maar
dat geldt natuurlijk net zo goed
voor particulieren, die per Jaar
twintig gulden bijdragen.
De grootste gever is een groot
winkelbedrijf. Zeshonderd gulden.
Weinig, Inderdaad, maar ik ben
er verrekte happy mee, hoor. We
hebben altijd tekorten gehad. Al
leen in 1970 en in het afgelopen
jaar ging het wat rooskleuriger.
En nou zitten we voor het vol
dongen feit dat we over niet al
te lange tijd hier weg moeten,
in verband met de aanleg van de
Schiphollijn. Het gaat hier alle
maal tegen de vlakte. Ook de res
tauratie van de NZH en ook de
busperrons. Nou heb ik gehoord
dat het kantoortje van 'DoAll",
hier aan de overkant, gaat ver
huizen. En we kunnen het hu
ren, als we het willen. Je moet
namelijk in de buurt van het sta
tion zitten, hè. Anders moeten
de mensen zo'n verdomd end gaan
zoeken.
Weet je wat ook een probleem
is? Het personeel. Vier meisjes is
het minimum. Dat waren er op
een gegeven moment drie. En ik
was 's avonds en'op zondag ge
sloten. Wat gebeurt er. De men
sen bellen met de politie. En die
zeiden toen ook: "Ja, Dekker, dat
kan niet". Daar hadden ze gelijk
in. hoor. In 1973 werd beften
dat de opbrengsten van de poffer
tjeskraam aan de VW toekwa
men. Dat betekende dus weer 200
procent. En vorig jaar werd be
paald dat de meisjes voor 30 pro
cent door de gemeente zouden
worden gesubsidieerd. En ik hoop
op die manier in een stijgende
lijn te komen. Ik geloof dat de
gunstige cijfers nu komen.
Het is ruim twaalf uur. Tijd
voor de Rotary lunch. Op dat mo
ment komt de fractievoorzitter
van een politieke partij binnenlo
pen.
"Ik kom hier voor het eerst",
zegt hij.
"Zie je nou, dat snap ik niet.
Wat weten ze er nou eigenlijk
van? Zijn ze wel eens hier ge
weest, vraag je je wel eens af".
De fractievoorzitter komt wat
folders halen over Leiden, "want
die ik thuis op de logeerkamer
had liggen, zijn alweer op.
"Hoe kan dat nou? Als u hier
nog nooit bent geweest, kunt u
die folder toch niet hebben", zegt
Dekker.
"Ok jawel hoor. Op het stad
huis hebben ze ze ook".
Een duidelijk discussie.
Tegen twee uur praten we over
het wegzijn van Dekker. Verga
deringen, bijeenkomsten en zover
der. "Ja, dan zou er eigenlijk een
tweedde man moeten zijn. Ik ben
er ook mee bezig. Ik moet daar
nog wat gesprekken over hebben.
Maar ik heb zo iemand echt wel
nodig. Er zijn een heleboel din
gen die Je moet laten liggen. En
Ja hoor, dan is Leiden weer eens
een keer afwezig. Geen interesse
of zo, zeggen ze dan.
Ik heb het razend druk nu. We
moeten die teksten van de wan
delroutes vertalen. Je kent het: we
hebben drie kleuren tegels voor
drie verschillende wandelroutes
door de stad.
Ter gelegenheid van de eeuw
feestviering van de universiteit.
De ene route heet: "De weg der
vrijheid", de tweede is de monu
mentenroute en de derde voert
door middeleeuws Leiden. Die
teksten zijn nu gecorrigeerd door
ter zake kundige mensen van de
Lakenhal en het Gemeentearchief
en moeten vertaald worden. En
dan moet er nog een folder van
worden gemaakt, die er een beet
je leuk uitziet. Nou, soms hoop
je wel eens dat een dag langer
duurt dan vierentwintig uren.
En daarnaast heb je nog de no
dige brieven en telefoontjes. Aan
vragen van congressen en bijeen
komsten. "Dekker, wat is er voor
ons te doen in Leiden". Binnen
niet al te lange tijd hebben we
hier de Gouden Kruisdragers van
de Vierdaagse, die hebben een
reünie in Leiden.
Maar ook de mensen aan de ba
lie. Laatst was hier een meisje,
dat iets wilde weten over een be
paalde strandloop. Ik wist er
niets van. Heb alles gebeld.
Bleek het een Leidse sportver
eniging te zijn die het organiseer
de. Die de informatie wèl naar de
kranten, maar niet naar ons
stuurde. Die jongens vergeten ons.
En waar blijf je dan?"
Binnenkort is er weer Keuken
hof. De VVV staat er met aller
lei informatie en een schitteren
de affiche over de musea. Er
worden ongeveer 900.000 bezoekers
verwacht. Dat betekent, volgens
Dekker, weer toeristen voor de
Sleutelstad. En dat zou volgens
hem eveneens betekenen dat er
meer terrasjes zouden moeten ko
men. "Dat is best aardig, maar
het kost geld. Precariorechten,
extra personeel, tafels en stoelen.
En dan krijg je misschien weer
een slechte zomer.
Je speelt met de tijd van de men
sen en dan mag er niks verkeerd
gaan. En dat begrijpen ze hier
niet zo". Hobby's: sport (niet
meer actief) lezen van Engelse
boeken ("van allerlei dingen").
Vakantie: 'Toch wel het buiten
land, vanwege het weer, de taal
en de ideeën die je opdoet") Eten
"rijsttafelen natuurlijk, maar ik
ben gen culinist. Muziek: "klas
siek en hele oude jazz. Maar dan
moeten ze wel hun bek houden,
als ik luister".
en de eeuwen zij stonden stil. In deze tijd van talrijke
milieubeschermers wordt het moeilijk om nog tot deze uitspraak te
komen. En toch doen wij het. Wie zoals wij voor een ogenblik
één van Leidens drukste verkeersaders, de Breestraat, "links laat
liggen" en de uit 1607 daterende Weeshuispoort aan de Hooglandse
I Kerkgracht binnengaat, zal niet kunnen ontkomen aan de indruk,
dat hier de tijd heeft stilgestaan. Van links en rechts spreekt hem
de historie tegen terwijl hem het gevoel bekruipt met de geschiede
nis te worden geconfronteerd. Staande op de binnenplaats van dit
1 Heilige Geest- of armewees- en kinderhuis zien de eeuwen op U neer.
Ibedsteden had moeten uitbreken om
de wandluizen te verwijderen In
1583 was het eindelijk zover en kre
gen de verpleegden een onderdak in
het Vrouwengasthuis aan de St. Pan-
cras- of Hooglandse Kerkgracht dat
nadien nog gedeeltelijk is vernieuwd
waarvan ook 't Jaartal 1607 boven de
ingang getuigt.
Tegelijk met dit nieuwe onderko
men werden voor het eten aan ta
fel enkele voorschriften uitgevaar
digd. Zo moesten de oudere Jongens
en meisjes aan afzondelijke tafels de
maaltijd gebruiken; kleine kinderen
gebruikten de maaltijd staande aan
lange tafels. Er werd met houten
lepels gegeten van platte, roodge
verfde borden.
Door
Sam Platteel
Met als "gids" de geschiedschrij-
ters Orlers en Van Mieris en mej.
or. Chr. Ligtenberg, die ons een be
te hr ij ving gaf van "De armenzorg
te Leiden tot het einde van de zes
tiende eeuw", zijn wij de historie
binnengestapt. Wij zien dan dat in
het begin van de veertiende eeuw
1(1316) in Leiden reeds sprake was
van een dergelijk tehuis. Het was
toen de parochie van Sint Pieter -
de enige die er toenmaals was -
oie haar armeverzorging onder de
naam van "heiligegeest" in Leiden
introduceerde. Hoewel de activiteiten
van deze •heiligegeest' aanvankelijk
v^el beperkt zullen zijn gebleven tot
het doen van aalmoezen, moet als
vaststaand worden aangenomen, dat
de bemoeiingen van de parochie van
bint Pieter zich allengs hebben uit
gebreid tot de zorg van zieken,
kraamvrouwen, vondelingen en we-
>en. De zieken en kraamvrouwen
werden aan huis bezocht en bedeeld,
terwijl men voor de hulpeloze kin
deren onderdak en verzorging vond
bij bepaalde vrouwen, die er haar
werk van maakten ze in huis op
te nemen. Zo kende men in die tijd
de zgn "houvrouwen", die zich te-
Een een wekelijkse vergoeding belast
ten met het "houden" (onderhouden
fn verzorgen) van b.v. "onechte kin
deren" of zich deden gelden als be
taalde verzorgsters van zuigelingen.
Leidse Heiligegeest
Een blik in het blad der histo
rie der vijftiende eeuw doet ons
rien, dat de "Leidse heiligegeest" in
die tijd reeds in het bezit was van
een eigen gebouw. De heilige geest-
meesters hadden het in 1450 kun
nen kopen; het stond op Breestraat
18 waar zich in vroeger Jaren het
museum van Oudheden en tot voor
enkele Jaren het belastingskantoor
bevond. Hoewel voor een wees- en
vondelingenhuis oorspronkelijk niet
bestemd is het 'Heiligegeesthuds' aan
de Breestraat als vanzelf een Hei-
ligegeestweeshuis geworden. Een en
ander val af te leiden uit het "u-
niform", dat de verpleegde weeskin-
oeren reeds in 1466 droegen.
Zij gingen gekleed in de stads
kleuren rood en wit, waarbij veelal
gele kousen werden gedragen. De
huismoeder en de dienstboden zorg
den in die tijd voor het huishouden
en..de stal en kregen van de kin
deren assistentie voor het grove werk
t.w. mest kruien, hout kloven, turf
dragen, koren malen en het weiden
van de koeien.
Te vondeling gelegd
Voorts blijkt, dat van de 177 vonde
lingen, die in een bepaalde periode
in dit "heiligegeesthuis" waren op
genomen, er 35 in de Pieterskerk te
vondeling waren gelegd (waarvan,
o.a. 15 op of bij altaren, 6 in biecht
stoelen, één onder de preekstoel en
één onder de vrouwenbanken), 25
in de Hooglandse Kerk, 24 in de
Vrouwenkerk, 9 in kloosters en hof
jes en 1 in gasthuizen.
Dat het hoog tijd werd de wezen
en vondelingetjes een ander onder
dak te verschaffen, blijkt uit een
mededeling van "die van de gerech
te", waarin wordt verteld dat men
Blok aan been
In de reglementen van die tijd wa
ren voor een vergrijp ook strenge
straffen opgenomen. Zo kende men
er "het kolhuis", een vochtig, volsla
gen donker verblijf, waarin ondeu
gende of weerspannige verpleegden
voor korter of langer tijd werden op
gesloten. Verder was er de "schrob-
belbank", waarop de verpleegden
"met roeden of balijn" werden ge-
kastijd of de "dieventafel", waarvan
wij lezen dat 'in 1807 eenige jongelin
gen, die zich schuldig hadden ge
maakt aan tuyndieverij werden ge-
condemneert om gedurende den loop
van deze week aan de dieventafel te
moeten eeten". Voorts stamt ook de
uitdrukking "een blok aan het been
hebben" uit die tijd. Deze straf,
werd toegepast op verpleegden, die
met thuisblijven waren gestraft, en
zodoende binnenshuis een blok, die
met een ketting aan het been was
bevestigd, moesten voortslepen.
Over deze strenge reglementen ver-
tlt ook Ruud Spruit in zijn bij De
Kier uitgekomen boek "Leiden, een
Hollandse erfenis". De aan de in
richting verbonden schoolmeesters
zo schrijft Spruit, moesten de jon
gens "van Paaschen tot Leyderdorp-
se kermisse des morgens ten vijf
uuren en van Leyderdorpse kermisse
tot Paaschen ten ses uuren wekken.
De meisjes mogen 'n uur later op
staan. Een half uur na het ontwaken
wordt et ontbeten.
Na een gebed "dat overhiyd gedaen
is" vallen de jongens aan op hun
maal van twee stukken roggebrood
met boter. De jongens die uit werken
gaan of reeds belijdenis deden, krij
gen drie stukken. Soms worden er
stukken brood onderling verkwan
seld voor een paar penningen om
snoep te kopen. De binnenvader moet
er overigens streng op toe zien, dat
er geen "snoepwyven met waagens
of mandens" bij de poort rondhan
gen. Na het ontbijt begint het werk.
De grote Jongens gaan naar een
baas in de stad of werken bij de
kleermaker of de schoenmaker in het
weeshuis. De meisjes hebben een
dienstje of helpen in de keuken,
schrobben de gangen en de zalen,
verschonen de bedden of zitten in de
brei- of naaikamer uren gebogen
over verstelwerk. De Jongere kinde
ren gaan naar school in het wees
huis. De meesters beginnen met een
gebed en dienen er nauwkeurig voor
te zorgen, dat ze de kinderen "de
deugdstoetragting en gehoorzaam
heid aan overheden, regenten en
regentessen, binnenvader en -moe
der mitsgaders de meesters op het
allernadrukkelijkst inprenten
's Avonds komen alle wezen weer
thuis. Het avondmaal bestaat uit kar
nemelk met grot en twee boterham
men. Op zaterdag heeft de binnen-
moeder het druk, want de kinderen
gaan in bad, waarvoor in het was
huis een turfvuur wordt gestookt
en warm water gereed gemaakt. De
ze werkzaamheden dienen "om on-
reinigheden te voorkomen, zoo ten
aanzien van ongedierten, zeere hoof
den, bramdjerigheid of dergelijke".
De belangrijkste gebeurtenis in het
leven van een weeskind was het ver
trek uit het weeshuis op 23-jarige
leeftijd. Het ontslag, dat op Kopper
maandag (de maandag na Drieko
ningen) moest worden aangevraagd,
gaat in op 1 mei. Na een onderzoek
naar de zelfstandigheid vertrekt de
wees, voorzien van een uitzet, een
bedrag aan geld en eventuele lega
ten. Twee jaar oefenen de regenten
nog voogdij uit.
Tot zover Ruud Spruit.
Van oudsher zijn de verpleegden op
verscheidene dagen van het jaar op
een of andere wijze onthaald, t.w. met
Pasen en op vastenavond op witte
brood met room, een vleesmaaltijd in
de kermistijd etc. etc. Slechts twee
oude instellingen van deze aard
zijn tot op het laatst gehandhaafd:
de uitreiking van meibollen en het
Evenaersmaal.
Zij sproten voort uit de volgende
bepalingen: "Omtrent de jaren 1648
vermaakte zekere Isaak Jansz de
Mey aan de Huiszittenmeesters zijn
gantsche nalatenschap, mits alle
jaren uyt te rijken aiain elk kimt in
het weeshuis een tarwe tuytbol", ter
wijl Pieter Evenaer, marktschipper
op Amsterdam, in 1725 een testa
mentaire beschikking deed, uit de
rente waarvan jaarlijks in februari
"alle de kindere soo meysjes als Jon
gens op gebrade vleesch moeten wor
den onthaald". Op de eerste mei en
op een zondag in februari is, met de
beperkingen of uitbreidingen, die de
verschillende tijden en omstandighe
den nodig maakten, aan deze be
schikkingen steeds de hand gehou
den.
Hoewel wij in dit artikel geens
zins volledig kunnen zijn zo zou
den wij nog kunnen schrijven over
de brand, die op 28 april 1768 uit
brak in de linnenkamer moeten
wij nog wel iets vertellen over het
sierlijke glaswerk, bokalen, wijnkel-
kem, dlie ook hedlen ten diaige nog uit
gestald staan in de pronkkast van de
zulk een bijzondere sfeer ademende
regentenkamer en die in verleden
tijd by byzondere gebeurtenissen de
ronde deden. Men kan zich bij het
zien van de wapenschilden, de voor
stellingen en de opschriften, die de
ze bekers en glazen te zien en te le
zen geven, de heildronken voor de
geest brengen, die er aan de maal
tijden en op de gedenkfeesten der
"Heren Regenten" in de oude tijd
Bij de foto's: links boven:
Indien men met thuisblijven werd
gestraft kreeg men "een blok aan
het been";
rechtsbovenHet voormalige
Weeshuis, dat sinds 1583 aan de
Hooglandse Kerkgracht is geves
tigd;
onder: De keuken van het
Weeshuis in het begin van deze
eeuw. Omstreeks 1930 werd het
"uniform" voor keukenpersoneel
afgeschaft.
mee werden ingesteld en uitgebracht.
Wanneer de echtgenote van een
der regenten in blijde verwachting
was, werd er op "Hansjen in den
kelder" gedronken. Het glas met dit
randschrift vertoont aan de ene zij
de een deftige dame in hoogst vreug
devolle omstandigheden met een
bloemtak in de hand, aan de andere
zijde een roeibootje met een roeier
en een vrouw, die eveneens een bloem
omhoog houdt.
Wat deze afbeelding betreft weet
de geschiedschrijver te melden, dat
men indertijd in Amsterda^"om 'n
kind te halen" naar de Vdlewijk
roeide. Elders spreekt men van "pop
pies roeien". Tenslotte wijst het
randschrift van enkele fraaie exem
plaren er op, dat het slot van alle
bijeenkomsten wel gevierd zal zijn
met "Een glaasie van vriendschap".
Al deze historie is ook heden ten
tiage nog volledig gehandhaafd ge
bleven. Bij het afstaan van het oude
weeshuis aan het Geologisch en Mi-
neralogisch Instituut (in 1964) is de
bepaling gemaakt, dat de regen
tenkamer intakt zou blijven en dat
men er nog maandelijks zijn verga
deringen kan houdea
De sterkte der bevolking is in de
loop der eeuwen aan grote verande
ringen onderhevig geweest. Volgens
Orlers is het getal der wezen tot
aan het einde van de zestiende eeuw
cllengs gestegen tot 350, om in het
jaar 1640 plotseling op te lopen tot
ïond 700, een getal, dat door mr.
Vam Leeuwen lm zym „Besgryving
van Leiden" nog met 200 werd aan
gevuld. Sedert het midden der ne
gentiende eeuw geven de Jaarlijkse
uitgebracht verslagen meer houvast.
By een gemiddelde van 350 wezen
in de eerste helft van deze eeuw, wijst
Let jaar 1885 een getal van 485 aan.
Geleidelijk treedt dan door allerlei
gunstige invloeden een sterke daling
in, met het gevolg, dat in 1905 nog
slechts 151 verpleegden in het wees
huis waren opgenomen. Vijf Jaar la
ter was dit aantal reeds geslonken
lot 97, terwijl de bezetting rond 1950
ïond de 60 lag.
Toen men nu plm. vyftden Jaar
geleden - besloot om het weeshuis
aan de Hooglandse Kerkgracht te
sluiten, kwam daarvoor het Kin
derhuis "De Lijsterhof' aan de Rijns-
burgerweg 152 in de plaats. De op-
set werd toen echter veel moderner.
De leiding van dit Kinderhuis was
in de eerste jaren toevertrouwd aan
mevrouw Jeremiasse, de echtgenote
van de inmiddels overleden directeur
van het Weeshuis, die daar sinds
'903 met de leiding was belast. Thans
is deze in handen van mej. Hane-
kamp, die momenteel de zorg heeft
(ver 18 kinderen, die daar omringd
worden door een liefderijke verzor
ging.
In de loop der jaren, waarin tal
van verbeteringen werden ingevoerd,
heeft het Heiligegeest- of Armewees-
tn Kinderhuis er zorg voor gedra
gen, dat vele verpleegden in de
burgermaatschappij een goede en
eervolle plaats zijn gaan bekleden.
Het "Weeshuis aan de Kerkgracht",
in een ver-verleden gebouwd en in
de loop der eeuwen geschraagd door
de liefde van talloos velen, is een
rprekend bewijs van het boven de
poortingang in steen uitgehouwen
opschrift: „Godt is der weesen hel
per".
"Wij zijn de weesjongens, wij
hebben de brand geblust! Hosse
lendeHet was op 30 april
1921 - zo er die dag brand was
geweest - dat de Leidse weesjon
gens deze triomfantelijke kreet
voor het laatst hadden kunnen
uitschreeuwen. Op die dag kre
gen zij van het gemeentebestuur
via wethouder/loco burgemees
ter W. Pera een hartelijk schrij
ven "voor de langdurige en uit
stekende diensten door de Leid-
sche weesburgers aan de gemeen
te en hare brandweer bewezen,
diensten, die door het gemeente
bestuur steeds op hoogen prijs
werden gesteld". Met dit schrij
ven kwam een einde aan dit
populaire "brandweerkorps",
waarvan de geschiedenis terug
gaat tot het jaar 1767 toen in
het weeshuis een handbrand
spuit werd geplaatst. Veelal 's-
nacht door de portier uit hun
slaap gewekt, schoten zij haas
tig wat kleren aan om reeds ma
enkele minuten hun spuit over
de Hooglandse keien in looppas
naar de brand te voeren. Wie
dan het eerst water gaf, kwam
in het bezit van de daarvoor in
het vooruitzicht gestelde pre
mie. Menigmaal hebben de
weesjongens deze premie in de
wacht weten te slepen. Een stuk
je historie, dat met het weeshuis
tot het verleden behoort....