Weeshuis aan 'Kerkgracht' zeer rijke historie heeft R. A. DEKKER Leiden in loop historie (11) Kinderen werden in Pieterskerk te vondeling gelegd ZATERDAG 22 MAART 1975 door Paul Wolfswinkel Roelof Adriaan Deloker is 56 Jaar. Punctie: directeur van de Leidse VW. Geboren in Soerabaja, waar zijn vader hoofdboekhouder was van de Javasche Bank. Je kunt zeggen dat Dekker tot zijn 45-ste een reizend bestaan heeft geleid. Op zijn zevende ging hij naar Den Haag, voor één Jaar. Toen weer terug naar Indonesië, voor vier jaar. Op zijn 12de ging hij (middelbare school) weer te rug naar Nederland, deed veel aan sport, weinig aan de studie en werd vervolgens op de kostschool van Wüllings in Voorschoten ge plaatst. Gevolg van de strenge be geleiding: het diploma Hogere Burger School, afdeling B. Na de diensttijd ging hij als volontair bij de Koninklijke Pak ketvaart Maatschappij werken voor veertig gulden per maand. Op 19-jarige leeftijd werd Roel naar Marseille gestuurd voor een half jaar. In de oorlog zat hij in de Peel en in Dordrecht. En toen er werd gedemobiliseerd ging hij wederom naar de KPM. Hij haal de zijn diploma boekhouden en ging werken in Amsterdam. Voor even, want er was haast niets te doen. Hij zwierf rond door het land, om tenslotte weer bij de KPM terug te keren. Na de oor log vertrok hij voor de maat schappij naar Indonesië en zat ruim twee jaar in Singapore. In 1950 ging hij met tegenzin met verlof naar Europa en besloot om maar eventjes een groot deel van dit continent te bezoeken. Parijs, Londen, Nice. In de laatste ver- lofmaand kwam hij een oud ken nisje tegen, een meisje, en besloot met haar te trouwen. De tijd was »r echter veel te kort voor (hij moest weer terug) en zo gebeurde het dat er met de handschoen werd gehuwd. Tot 1955 was er overplaatsing na overplaatsing, in Indonesië. Weer eens een keertje naar Ne derland, weer terug naar de Gor del van Smaragd. Vanaf 1961 was Dekker voor twee Jaar algemeen vertegenwoordiger in Nieuw Gui nea. En toen dat deel ons land ontviel kwam hij definitief terug. Hij had zelf om ontslag gevraagd. Vrijwel meteen ("Ik ben erin verzeild geraakt, zomaar") werd hij half juni 1963 directeur van de VVV in Noordwyk. Tot Janua ri 1970, toen hy naar Leiden kwam. "Noordwijk is drukker en ook wel belangrijker dan Leiden, maar ook veel eenzijdiger. Na het seizoen is het er erg stil. En de spanningen waren ook te groot. Ik ben een perfectionist, maar ik kon niet bereiken dat Noord- wijk achter de VVV stond. On danks het feit dat ik iets deed ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de badplaats, on danks het feit dat ik het trim men op het strand invoerde. Dat is nu nog een groot succes. Je was veel meer een bemidde lingsbureau. En 'n Leiden ligt dat anders. Er is hier altijd wel wat te doen. Je hebt hier ook een groter bereik; hier is meer dagrecreatie. Nee. Noordwijk: ik was erop uitgeke ken. Als WV was Je te afhan kelijk van teveel mensen. Toen ik in Leiden kwam leerde ik meteen erg veel mensen ken nen en het bevalt me hier best. Maar toch: ik ben een perfectio nist. Ik zou zo graag willen dat de mensen, de waarde van een goed WV-apparaat leren onder kennen. Ik heb niet de indruk dat dat gebeurt." Praten met Dekker kan eigen lijk niet. Het is meer luisteren naar Dekker. Het blijkt dat hij de dag dat ik kwam om hem te "volgen' min of meer had vrij gemaakt om te praten. Tegen de klok van drie uur ben ik vertrok ken met een hoofd vol informa tie en met een bezwaard hart: er was nauwelijks iets aan de dag taak gedaan. Laten we maar weer luisteren. Naar het financiële verhaal. "We hebben die 200 jfrocentre- geling. Dat betekent dat ieder be drag dat we binnenkrijgen door de gemeente Leiden voor 200 procent wordt gesubsidieerd. Maar daar moet Je (met uitzondering van mijn salaris en de huur van het kantoortje) alles van betalen: het personeel, het vuur, het gas, de telefoon, noem maar op. En dat is eigenlijk een onzekere regeling. Stel nou dat je een lid hebt van duizend gulden per jaar en die houdt ermee op. Dat scheelt me 3000 gulden. En daar kun je heel wat brieven voor versturen. Maar dat geldt natuurlijk net zo goed voor particulieren, die per Jaar twintig gulden bijdragen. De grootste gever is een groot winkelbedrijf. Zeshonderd gulden. Weinig, Inderdaad, maar ik ben er verrekte happy mee, hoor. We hebben altijd tekorten gehad. Al leen in 1970 en in het afgelopen jaar ging het wat rooskleuriger. En nou zitten we voor het vol dongen feit dat we over niet al te lange tijd hier weg moeten, in verband met de aanleg van de Schiphollijn. Het gaat hier alle maal tegen de vlakte. Ook de res tauratie van de NZH en ook de busperrons. Nou heb ik gehoord dat het kantoortje van 'DoAll", hier aan de overkant, gaat ver huizen. En we kunnen het hu ren, als we het willen. Je moet namelijk in de buurt van het sta tion zitten, hè. Anders moeten de mensen zo'n verdomd end gaan zoeken. Weet je wat ook een probleem is? Het personeel. Vier meisjes is het minimum. Dat waren er op een gegeven moment drie. En ik was 's avonds en'op zondag ge sloten. Wat gebeurt er. De men sen bellen met de politie. En die zeiden toen ook: "Ja, Dekker, dat kan niet". Daar hadden ze gelijk in. hoor. In 1973 werd beften dat de opbrengsten van de poffer tjeskraam aan de VW toekwa men. Dat betekende dus weer 200 procent. En vorig jaar werd be paald dat de meisjes voor 30 pro cent door de gemeente zouden worden gesubsidieerd. En ik hoop op die manier in een stijgende lijn te komen. Ik geloof dat de gunstige cijfers nu komen. Het is ruim twaalf uur. Tijd voor de Rotary lunch. Op dat mo ment komt de fractievoorzitter van een politieke partij binnenlo pen. "Ik kom hier voor het eerst", zegt hij. "Zie je nou, dat snap ik niet. Wat weten ze er nou eigenlijk van? Zijn ze wel eens hier ge weest, vraag je je wel eens af". De fractievoorzitter komt wat folders halen over Leiden, "want die ik thuis op de logeerkamer had liggen, zijn alweer op. "Hoe kan dat nou? Als u hier nog nooit bent geweest, kunt u die folder toch niet hebben", zegt Dekker. "Ok jawel hoor. Op het stad huis hebben ze ze ook". Een duidelijk discussie. Tegen twee uur praten we over het wegzijn van Dekker. Verga deringen, bijeenkomsten en zover der. "Ja, dan zou er eigenlijk een tweedde man moeten zijn. Ik ben er ook mee bezig. Ik moet daar nog wat gesprekken over hebben. Maar ik heb zo iemand echt wel nodig. Er zijn een heleboel din gen die Je moet laten liggen. En Ja hoor, dan is Leiden weer eens een keer afwezig. Geen interesse of zo, zeggen ze dan. Ik heb het razend druk nu. We moeten die teksten van de wan delroutes vertalen. Je kent het: we hebben drie kleuren tegels voor drie verschillende wandelroutes door de stad. Ter gelegenheid van de eeuw feestviering van de universiteit. De ene route heet: "De weg der vrijheid", de tweede is de monu mentenroute en de derde voert door middeleeuws Leiden. Die teksten zijn nu gecorrigeerd door ter zake kundige mensen van de Lakenhal en het Gemeentearchief en moeten vertaald worden. En dan moet er nog een folder van worden gemaakt, die er een beet je leuk uitziet. Nou, soms hoop je wel eens dat een dag langer duurt dan vierentwintig uren. En daarnaast heb je nog de no dige brieven en telefoontjes. Aan vragen van congressen en bijeen komsten. "Dekker, wat is er voor ons te doen in Leiden". Binnen niet al te lange tijd hebben we hier de Gouden Kruisdragers van de Vierdaagse, die hebben een reünie in Leiden. Maar ook de mensen aan de ba lie. Laatst was hier een meisje, dat iets wilde weten over een be paalde strandloop. Ik wist er niets van. Heb alles gebeld. Bleek het een Leidse sportver eniging te zijn die het organiseer de. Die de informatie wèl naar de kranten, maar niet naar ons stuurde. Die jongens vergeten ons. En waar blijf je dan?" Binnenkort is er weer Keuken hof. De VVV staat er met aller lei informatie en een schitteren de affiche over de musea. Er worden ongeveer 900.000 bezoekers verwacht. Dat betekent, volgens Dekker, weer toeristen voor de Sleutelstad. En dat zou volgens hem eveneens betekenen dat er meer terrasjes zouden moeten ko men. "Dat is best aardig, maar het kost geld. Precariorechten, extra personeel, tafels en stoelen. En dan krijg je misschien weer een slechte zomer. Je speelt met de tijd van de men sen en dan mag er niks verkeerd gaan. En dat begrijpen ze hier niet zo". Hobby's: sport (niet meer actief) lezen van Engelse boeken ("van allerlei dingen"). Vakantie: 'Toch wel het buiten land, vanwege het weer, de taal en de ideeën die je opdoet") Eten "rijsttafelen natuurlijk, maar ik ben gen culinist. Muziek: "klas siek en hele oude jazz. Maar dan moeten ze wel hun bek houden, als ik luister". en de eeuwen zij stonden stil. In deze tijd van talrijke milieubeschermers wordt het moeilijk om nog tot deze uitspraak te komen. En toch doen wij het. Wie zoals wij voor een ogenblik één van Leidens drukste verkeersaders, de Breestraat, "links laat liggen" en de uit 1607 daterende Weeshuispoort aan de Hooglandse I Kerkgracht binnengaat, zal niet kunnen ontkomen aan de indruk, dat hier de tijd heeft stilgestaan. Van links en rechts spreekt hem de historie tegen terwijl hem het gevoel bekruipt met de geschiede nis te worden geconfronteerd. Staande op de binnenplaats van dit 1 Heilige Geest- of armewees- en kinderhuis zien de eeuwen op U neer. Ibedsteden had moeten uitbreken om de wandluizen te verwijderen In 1583 was het eindelijk zover en kre gen de verpleegden een onderdak in het Vrouwengasthuis aan de St. Pan- cras- of Hooglandse Kerkgracht dat nadien nog gedeeltelijk is vernieuwd waarvan ook 't Jaartal 1607 boven de ingang getuigt. Tegelijk met dit nieuwe onderko men werden voor het eten aan ta fel enkele voorschriften uitgevaar digd. Zo moesten de oudere Jongens en meisjes aan afzondelijke tafels de maaltijd gebruiken; kleine kinderen gebruikten de maaltijd staande aan lange tafels. Er werd met houten lepels gegeten van platte, roodge verfde borden. Door Sam Platteel Met als "gids" de geschiedschrij- ters Orlers en Van Mieris en mej. or. Chr. Ligtenberg, die ons een be te hr ij ving gaf van "De armenzorg te Leiden tot het einde van de zes tiende eeuw", zijn wij de historie binnengestapt. Wij zien dan dat in het begin van de veertiende eeuw 1(1316) in Leiden reeds sprake was van een dergelijk tehuis. Het was toen de parochie van Sint Pieter - de enige die er toenmaals was - oie haar armeverzorging onder de naam van "heiligegeest" in Leiden introduceerde. Hoewel de activiteiten van deze •heiligegeest' aanvankelijk v^el beperkt zullen zijn gebleven tot het doen van aalmoezen, moet als vaststaand worden aangenomen, dat de bemoeiingen van de parochie van bint Pieter zich allengs hebben uit gebreid tot de zorg van zieken, kraamvrouwen, vondelingen en we- >en. De zieken en kraamvrouwen werden aan huis bezocht en bedeeld, terwijl men voor de hulpeloze kin deren onderdak en verzorging vond bij bepaalde vrouwen, die er haar werk van maakten ze in huis op te nemen. Zo kende men in die tijd de zgn "houvrouwen", die zich te- Een een wekelijkse vergoeding belast ten met het "houden" (onderhouden fn verzorgen) van b.v. "onechte kin deren" of zich deden gelden als be taalde verzorgsters van zuigelingen. Leidse Heiligegeest Een blik in het blad der histo rie der vijftiende eeuw doet ons rien, dat de "Leidse heiligegeest" in die tijd reeds in het bezit was van een eigen gebouw. De heilige geest- meesters hadden het in 1450 kun nen kopen; het stond op Breestraat 18 waar zich in vroeger Jaren het museum van Oudheden en tot voor enkele Jaren het belastingskantoor bevond. Hoewel voor een wees- en vondelingenhuis oorspronkelijk niet bestemd is het 'Heiligegeesthuds' aan de Breestraat als vanzelf een Hei- ligegeestweeshuis geworden. Een en ander val af te leiden uit het "u- niform", dat de verpleegde weeskin- oeren reeds in 1466 droegen. Zij gingen gekleed in de stads kleuren rood en wit, waarbij veelal gele kousen werden gedragen. De huismoeder en de dienstboden zorg den in die tijd voor het huishouden en..de stal en kregen van de kin deren assistentie voor het grove werk t.w. mest kruien, hout kloven, turf dragen, koren malen en het weiden van de koeien. Te vondeling gelegd Voorts blijkt, dat van de 177 vonde lingen, die in een bepaalde periode in dit "heiligegeesthuis" waren op genomen, er 35 in de Pieterskerk te vondeling waren gelegd (waarvan, o.a. 15 op of bij altaren, 6 in biecht stoelen, één onder de preekstoel en één onder de vrouwenbanken), 25 in de Hooglandse Kerk, 24 in de Vrouwenkerk, 9 in kloosters en hof jes en 1 in gasthuizen. Dat het hoog tijd werd de wezen en vondelingetjes een ander onder dak te verschaffen, blijkt uit een mededeling van "die van de gerech te", waarin wordt verteld dat men Blok aan been In de reglementen van die tijd wa ren voor een vergrijp ook strenge straffen opgenomen. Zo kende men er "het kolhuis", een vochtig, volsla gen donker verblijf, waarin ondeu gende of weerspannige verpleegden voor korter of langer tijd werden op gesloten. Verder was er de "schrob- belbank", waarop de verpleegden "met roeden of balijn" werden ge- kastijd of de "dieventafel", waarvan wij lezen dat 'in 1807 eenige jongelin gen, die zich schuldig hadden ge maakt aan tuyndieverij werden ge- condemneert om gedurende den loop van deze week aan de dieventafel te moeten eeten". Voorts stamt ook de uitdrukking "een blok aan het been hebben" uit die tijd. Deze straf, werd toegepast op verpleegden, die met thuisblijven waren gestraft, en zodoende binnenshuis een blok, die met een ketting aan het been was bevestigd, moesten voortslepen. Over deze strenge reglementen ver- tlt ook Ruud Spruit in zijn bij De Kier uitgekomen boek "Leiden, een Hollandse erfenis". De aan de in richting verbonden schoolmeesters zo schrijft Spruit, moesten de jon gens "van Paaschen tot Leyderdorp- se kermisse des morgens ten vijf uuren en van Leyderdorpse kermisse tot Paaschen ten ses uuren wekken. De meisjes mogen 'n uur later op staan. Een half uur na het ontwaken wordt et ontbeten. Na een gebed "dat overhiyd gedaen is" vallen de jongens aan op hun maal van twee stukken roggebrood met boter. De jongens die uit werken gaan of reeds belijdenis deden, krij gen drie stukken. Soms worden er stukken brood onderling verkwan seld voor een paar penningen om snoep te kopen. De binnenvader moet er overigens streng op toe zien, dat er geen "snoepwyven met waagens of mandens" bij de poort rondhan gen. Na het ontbijt begint het werk. De grote Jongens gaan naar een baas in de stad of werken bij de kleermaker of de schoenmaker in het weeshuis. De meisjes hebben een dienstje of helpen in de keuken, schrobben de gangen en de zalen, verschonen de bedden of zitten in de brei- of naaikamer uren gebogen over verstelwerk. De Jongere kinde ren gaan naar school in het wees huis. De meesters beginnen met een gebed en dienen er nauwkeurig voor te zorgen, dat ze de kinderen "de deugdstoetragting en gehoorzaam heid aan overheden, regenten en regentessen, binnenvader en -moe der mitsgaders de meesters op het allernadrukkelijkst inprenten 's Avonds komen alle wezen weer thuis. Het avondmaal bestaat uit kar nemelk met grot en twee boterham men. Op zaterdag heeft de binnen- moeder het druk, want de kinderen gaan in bad, waarvoor in het was huis een turfvuur wordt gestookt en warm water gereed gemaakt. De ze werkzaamheden dienen "om on- reinigheden te voorkomen, zoo ten aanzien van ongedierten, zeere hoof den, bramdjerigheid of dergelijke". De belangrijkste gebeurtenis in het leven van een weeskind was het ver trek uit het weeshuis op 23-jarige leeftijd. Het ontslag, dat op Kopper maandag (de maandag na Drieko ningen) moest worden aangevraagd, gaat in op 1 mei. Na een onderzoek naar de zelfstandigheid vertrekt de wees, voorzien van een uitzet, een bedrag aan geld en eventuele lega ten. Twee jaar oefenen de regenten nog voogdij uit. Tot zover Ruud Spruit. Van oudsher zijn de verpleegden op verscheidene dagen van het jaar op een of andere wijze onthaald, t.w. met Pasen en op vastenavond op witte brood met room, een vleesmaaltijd in de kermistijd etc. etc. Slechts twee oude instellingen van deze aard zijn tot op het laatst gehandhaafd: de uitreiking van meibollen en het Evenaersmaal. Zij sproten voort uit de volgende bepalingen: "Omtrent de jaren 1648 vermaakte zekere Isaak Jansz de Mey aan de Huiszittenmeesters zijn gantsche nalatenschap, mits alle jaren uyt te rijken aiain elk kimt in het weeshuis een tarwe tuytbol", ter wijl Pieter Evenaer, marktschipper op Amsterdam, in 1725 een testa mentaire beschikking deed, uit de rente waarvan jaarlijks in februari "alle de kindere soo meysjes als Jon gens op gebrade vleesch moeten wor den onthaald". Op de eerste mei en op een zondag in februari is, met de beperkingen of uitbreidingen, die de verschillende tijden en omstandighe den nodig maakten, aan deze be schikkingen steeds de hand gehou den. Hoewel wij in dit artikel geens zins volledig kunnen zijn zo zou den wij nog kunnen schrijven over de brand, die op 28 april 1768 uit brak in de linnenkamer moeten wij nog wel iets vertellen over het sierlijke glaswerk, bokalen, wijnkel- kem, dlie ook hedlen ten diaige nog uit gestald staan in de pronkkast van de zulk een bijzondere sfeer ademende regentenkamer en die in verleden tijd by byzondere gebeurtenissen de ronde deden. Men kan zich bij het zien van de wapenschilden, de voor stellingen en de opschriften, die de ze bekers en glazen te zien en te le zen geven, de heildronken voor de geest brengen, die er aan de maal tijden en op de gedenkfeesten der "Heren Regenten" in de oude tijd Bij de foto's: links boven: Indien men met thuisblijven werd gestraft kreeg men "een blok aan het been"; rechtsbovenHet voormalige Weeshuis, dat sinds 1583 aan de Hooglandse Kerkgracht is geves tigd; onder: De keuken van het Weeshuis in het begin van deze eeuw. Omstreeks 1930 werd het "uniform" voor keukenpersoneel afgeschaft. mee werden ingesteld en uitgebracht. Wanneer de echtgenote van een der regenten in blijde verwachting was, werd er op "Hansjen in den kelder" gedronken. Het glas met dit randschrift vertoont aan de ene zij de een deftige dame in hoogst vreug devolle omstandigheden met een bloemtak in de hand, aan de andere zijde een roeibootje met een roeier en een vrouw, die eveneens een bloem omhoog houdt. Wat deze afbeelding betreft weet de geschiedschrijver te melden, dat men indertijd in Amsterda^"om 'n kind te halen" naar de Vdlewijk roeide. Elders spreekt men van "pop pies roeien". Tenslotte wijst het randschrift van enkele fraaie exem plaren er op, dat het slot van alle bijeenkomsten wel gevierd zal zijn met "Een glaasie van vriendschap". Al deze historie is ook heden ten tiage nog volledig gehandhaafd ge bleven. Bij het afstaan van het oude weeshuis aan het Geologisch en Mi- neralogisch Instituut (in 1964) is de bepaling gemaakt, dat de regen tenkamer intakt zou blijven en dat men er nog maandelijks zijn verga deringen kan houdea De sterkte der bevolking is in de loop der eeuwen aan grote verande ringen onderhevig geweest. Volgens Orlers is het getal der wezen tot aan het einde van de zestiende eeuw cllengs gestegen tot 350, om in het jaar 1640 plotseling op te lopen tot ïond 700, een getal, dat door mr. Vam Leeuwen lm zym „Besgryving van Leiden" nog met 200 werd aan gevuld. Sedert het midden der ne gentiende eeuw geven de Jaarlijkse uitgebracht verslagen meer houvast. By een gemiddelde van 350 wezen in de eerste helft van deze eeuw, wijst Let jaar 1885 een getal van 485 aan. Geleidelijk treedt dan door allerlei gunstige invloeden een sterke daling in, met het gevolg, dat in 1905 nog slechts 151 verpleegden in het wees huis waren opgenomen. Vijf Jaar la ter was dit aantal reeds geslonken lot 97, terwijl de bezetting rond 1950 ïond de 60 lag. Toen men nu plm. vyftden Jaar geleden - besloot om het weeshuis aan de Hooglandse Kerkgracht te sluiten, kwam daarvoor het Kin derhuis "De Lijsterhof' aan de Rijns- burgerweg 152 in de plaats. De op- set werd toen echter veel moderner. De leiding van dit Kinderhuis was in de eerste jaren toevertrouwd aan mevrouw Jeremiasse, de echtgenote van de inmiddels overleden directeur van het Weeshuis, die daar sinds '903 met de leiding was belast. Thans is deze in handen van mej. Hane- kamp, die momenteel de zorg heeft (ver 18 kinderen, die daar omringd worden door een liefderijke verzor ging. In de loop der jaren, waarin tal van verbeteringen werden ingevoerd, heeft het Heiligegeest- of Armewees- tn Kinderhuis er zorg voor gedra gen, dat vele verpleegden in de burgermaatschappij een goede en eervolle plaats zijn gaan bekleden. Het "Weeshuis aan de Kerkgracht", in een ver-verleden gebouwd en in de loop der eeuwen geschraagd door de liefde van talloos velen, is een rprekend bewijs van het boven de poortingang in steen uitgehouwen opschrift: „Godt is der weesen hel per". "Wij zijn de weesjongens, wij hebben de brand geblust! Hosse lendeHet was op 30 april 1921 - zo er die dag brand was geweest - dat de Leidse weesjon gens deze triomfantelijke kreet voor het laatst hadden kunnen uitschreeuwen. Op die dag kre gen zij van het gemeentebestuur via wethouder/loco burgemees ter W. Pera een hartelijk schrij ven "voor de langdurige en uit stekende diensten door de Leid- sche weesburgers aan de gemeen te en hare brandweer bewezen, diensten, die door het gemeente bestuur steeds op hoogen prijs werden gesteld". Met dit schrij ven kwam een einde aan dit populaire "brandweerkorps", waarvan de geschiedenis terug gaat tot het jaar 1767 toen in het weeshuis een handbrand spuit werd geplaatst. Veelal 's- nacht door de portier uit hun slaap gewekt, schoten zij haas tig wat kleren aan om reeds ma enkele minuten hun spuit over de Hooglandse keien in looppas naar de brand te voeren. Wie dan het eerst water gaf, kwam in het bezit van de daarvoor in het vooruitzicht gestelde pre mie. Menigmaal hebben de weesjongens deze premie in de wacht weten te slepen. Een stuk je historie, dat met het weeshuis tot het verleden behoort....

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 3