Prinsjes spelen hoofdrol in een sprookje Nederlandse monumenten en Piet Mondriaan NIEUWE FOTO- BOEKEN 'Opa is zelf in het wilde dierenbos in Afrika geweest' Handige boekjes met veel informatie WOENSDAG 19 MAART 1975 „Willem heeft een blaadje met sommen bij zich en Friso heeft een tekening voor moe der gemaakt. Constantijn is helemaal niet naar school geweest, want hij hoest zo lelijk. Maar hij zeurt net zo lang, tot hij die middag toch naar buiten mag". Willem, Friso, Constantijn jawel, die drie, ze zijn het: de kinderen van prinses Bea trix en prins Claus. Niets menselijks is de prinsjes vreemd, zo blijkt. Ze maken som men en tekeningen en hoesten lelijk. En ze willen buiten spelen. Buiten, dat is de wijde tuin rond kasteel Drakesteyn in Lage Vuursche. En in die tuin woont een kabouter. Zijn naam luidt: Alvar. Het lijkt wel een sprookje. Een oranje kindervertelling, een lekkermak ertje voor later, als het kind volwassen is en de echte, in „society" gespecialiseerde, drukwerken kan gaan genieten. "Intussen staan de prinsjes bij een mierenhoop te kijken. De beest jes sjouwen met witte poppen om ze in de zon te leggen. Friso wil met een stokje in het nest steken. "Moeten mensen plagen?", klinkt opeens de stem van Alvar. Heel geheimzinnig staat zomaar het man netje achter hen. "Ik had jullie juist willen uitnodigen eens naar mijn boom te komen kijken." Friso gooit gauw het takje weg en zegt: "Ach, mag dat toch?" Alvar wenkt hen om mee te gaan." "De ezeltjes lopen langzaam en Constantijn durft met zijn armen in de lucht te rijden. Hij klemt zich met zijn knieën goed vast. Ook durft hij voorzichtig op de ezel te gaan liggen. Alvar vindt het prach tig. Friso rijdt met zijn twee benen aan een kant, net zoals de prin sessen van heel lang geleden deden. Het gevaarlijkste kunstje vindt Alvar toch, wat Willem doet. Die draait zich helemaal om, zodat hij achterstevoren op zijn rondstappend ezeltje zit. Allemaal klappen ze in hun handen van bewondering." - "Gauw pakt Willem alles uit en juicht: "Een brandweerauto! En een onderwaterbril! Hoera! Hij schudt de handen van Friso en Con stantijn, tot vader zegt: "Hou je nog eens op, want ik krijg honger!" Dat zou Willem bijna vergeten en gauw gaat hij aan tafel. Het jarig zijn en het kadootjes krijgen houdt die morgen maar niet op. Van de politie-agenten van het hele land krijgt hij een witte trapauto met POLITIE erop geschilderd en van allerlei andere aardige men sen nog andere kadootjes." "Opa en oma zijn steeds weer verbaasd, want Alvar vertelt zo mooi over de dieren in het bos. Ook opa vertelt over dieren, maar over dieren die de kabouter niet kent. Over leeuwen en olifanten en neus hoorns, heel ver weg. De kinderen zien ze wel eens in de dierentuin, maar opa is zelf in het wilde dierenbos in Afrika geweest." Aan deze boekenpagina C. J. Rotteveel werkten mee Aad Wagenaar Wim Wirtz Eindredactie: René Vos Is dat het? Nee, zeggen Martha en Bert Mesland, beiden 37 en woonachtig in Bussum. Van dit echtpaar is het sprookjes boek 'Alvar en de kasteelkinderen', oat sinds deze week in de boekwin kels ligt. Op de omslag, oranje letters en fond, staan van links naar rechts hunne koninklijke hoogheden, de prinsen Constantijn, Friso en Willem-Alexander. Leunend tegen de rechterknie van prins Willem het kaboutertje Alvar. Op de achter grond een stuk van kasteel Drakesteyn. Een boek van elf hoofdstukjes is het, geïllustreerd met door Bart van Leeuwen nagetekende foto's. In het derde pas, nadat eerst kabouter Alvar is voorgesteld en het mooie bos rond Drakesteyn is beschreven, komen de drie prinsjes ten .tonele: de kinderen zijn verbaasd en denken even dat ze dromen. Kaboutertjes kennen ze alleen uit sprookjesboeken. "Ben jij een echte kabouter?' vraagt het oudste jonge tje .'Wees maar niet bang, we zullen je geen kwaad doen'. Alvar kijkt hem eens aan en ziet dat hij de waarheid spreekt.'Ik ben Willem, hij heet Friso en dat is Constantijn. Die is zo klein, dat we op hem moeten passen. Wij zijn prinsjes, maar wat dat is weet ik ook niet Bert Mesland, leraar Nederlands, die het boek schreef met de hulp van de fantasie van zijn vrouw Martha, zegt: In ieder sprookjesboek komen prinsjes voor, denkbeeldige. Nou,wij in Nederland hebben nu prinsjes in voorraad, dus waarom zou je ze bedenken?' Zo is het gekomen. Martha: 'Wij zijn echte bos- en heidewandelaars en we kwamen vaak in Lage Vuursche. Met onze kinderen Iris en Reinout, die nu acht en zes zijn, waren we dan regelmatig in de buurt van Drakesteyn. De kinderen zagen die schildwacht en dat sprak tot hun verbeelding'. Bert: Drie jaar geleden begon ik in mijn verhaaltjes voor het slapen gaan, dat Drakesteyn en de drie prinsjes op te nemen. Ik liet de prinsjes met Alvar allerlei avontu ren beleven. Maar het bleef een kabouterverhaal! Alvar ging voorop: de prinsjes waren in dat verhaal alleen maar verdwaald'. Het plan ontstond om de, op de rand van het kinderbed vertelde, sprookjes op te schrijven. Martha: "We waren in de vakantie iï> Drenthe en de kinderen lagen in led en toen wilden wij *s avonds ook iets te doen hebben. Het was daar zo stil. Toen zijn Bert en ik aan tafel gaan zitten om over dat sprookje te brainstormen. En toen zijn we gaan schrijven.' Het manuscript werd naar drie uitgevers gestuurd. Na lange tijd reageerde er een: Van Goor in Den Haag. Men wilde 'Alvar en de kasteelkinderen' graag uitgeven. Bent u, vragen wij, niet bang dat menig cynicus zal zeggen dat met dit boek op kleuterniveau gepoogd wordt om een graantje mee te pikken van 's volks oranje-verbon denheid? Bert: Dat de voorkant van het boek nou oranje is, is een zaak van de uitgever. Ik heb helemaal geen prinsjesboek willen schrijven. En lees maar: het boekje ademt een sterke natuursfeer uit. En ik werk ook aan wat milieu-bewustzijn. De cynicus die het verhaal goed leest, zal merken dat ik van deze verhaaltrant misbruik had kunnen maken door er allerlei koninklijks in te stoppen. Maar dat heb ik niet gedaan, want dan was het boek een kreng geworden en onleesbaar voor kinderen'. —Weet het koninklijk huls van uw sprookjesboek? Eert: "We hebben 'n exemplaar van het manuscript naar Drakesteyn gestuurd. We kregen een heel leuke reactie van het secretariaat terug. Men had het verhaal met genoegen gelezen, schreven ze.' Martha: "Het was niet meer dan beleefd om het prinselijk paar op de hoogte te stellen Bert en Martha Mesland hebben reeds een tweede deel op stapel staan van de avonturen van de kabouter en zijn koninklijke vriend jes. Er zijn al een paar hoofdstukjes klaar. Bert: „Er zal iets meer familie in voorkomen. Behalve de drie kinderen vkn Drakesteyn zijn er nog meer prinsjes. Maar let wel: ik ga er geen glamourverhaal over opvattingen blijft dat men zich niet te pakken moet laten nemen door een vorm. Ook al lijkt zijn werk 'n schoolvoorbeeld van precieze, wel overwogen vormgeving, waar het steeds weer om ging was de beel ding van verhoudingen zijn meest nauwkeurige benadering van iets dat zichzelf gelijkblijft en toch ruimte laat voor ontwikkeling". Van alle 289 hier genoteerde wer ken van Mondriaan staat in het tweede gedeelte van dit boek een zwart-wit afbeelding. De voorafgaan de biografie is verlucht met acht re- produkties in uitstekende kleuren, waaronder uit zijn begintijd de „Boerenhoeve aan een sloot", uit 1900 (Gem. museum Den Haag). Zo'n prachtig doek toont nog eens Martha en Bert Mesland vorstenpracht van maken. Het moet een kinderwereldje blijven'. In het volgende sprookje zullen de prinsjes wat ouder zijn, natuurlijk Bert: "Ja, dat moet wel en ook de stijl van vertellen moet op oudere kinderen zijn afgestemd. Tussen het verschijnen van dit boekje en het olgende zullen gauw anderhalf, twee jaar liggen. Wil je de lezers van het eerste boekje dan ook met het tweede bereiken, dan moet Je een ietsje 'ouder' schrijven'. Op die manier zult u tegen de tijd dat Willem-Alexander de troon bestijgt een volwassen lezerspubliek hebben Bert en Martha Mesland lachen. Verder geen ironie alsjeblieft. -Het is een leuk boek', zegt Bert. 'Het is echt een leuk boek', vult Martha aan. A.W. duidelijk het verschil met zijn eind punt „Composities met twee lijnen" (Sted. Museum in Amsterdam), wel een grote afstand, maar toch wel degelijk in eikaars verlengde. „De afstand tussen het „Stilleven met ha ringen" (aan het begin van zijn loopbaan) en de "Compositie met twee lijnen" blijft aanzienlijk", zegt Blok, „maar Mondriaan heeft er dan ook de tijd voor genomen om hem. stap voor stap, af te leggen. Hij was veertig toen het onderwerp in zijn schilderijen onherkenbaar werd, zesenveertig toen het ook als uitgangspunt verdween, bijna zestig vóór hij de uiterste vereenvoudiging van de „Compositie met twee lijnen" aandrurfde". RL Bij Kosmos, Amsterdam, versche nen dezer dagen twee instructieve boekjes over resp. Ikebana (Ja pans bloemschikken), geschreven door Doris Diels-Krafft, enOrchi- d e e ën, door H.J. van Pelt-Bunge. per deeltje f 12,50). Beide boekjes bevatten tientallen goede kleurenfo to's en de tekst is van deskundige hana. Handige boekjes met veel in formatie. Eveneens met afbeeldingen in kleu ren is het boekje „Iets over metaal fcewerk'ng" door Brain Larkman, gezamenlijke uitgave van „Helmond" in Helmond en Kok in Kampen. Te genover elke pagina tekst ter linker zijde staat rechts een bladzijde met duidelijke afbeeldingen. Voor belang stellende jongeren een nuttige inlei ding. R.C. Focus Elsevier heeft in betrekke lijk korte tijd een hele rits van nieu we foto-boeken uitgebracht die teza men een aantrekkelijke uitbreiding ormen van de al bestaande hobby/ vaklectuur. Onbetwiste topper (zoals dat heet) in deze reeks is zonder twij fel het boek „Vergroten in kleur" van Jan van Weizen (f 29,50), dat voor diegenen die zich in hun doka ook eens op het kleurenspectrum wil len werpen een wereld van nieuwe mogelijkheden doet opengaan. Daar enboven is dit boek zo beknopt en zo eenvoudig geschreven dat het een redelijk enthousiaste amateur zonder enige moeite zou kunnen overhalen om zich aan de fotografie in kleur te wagen. Kleurenfotografie en cat maakt Jan van Weizen hier erg duidelijk is namelijk niet iets waarvoor je een academische studie hoeft te volgen. Met een dosis gë- >ond verstand en een iets ruimere beurs dan die welke voorhanden is tij zwart-wit fotografie, kun Je als amateur een heel eind komen. In "Vergroten klepr" gaat Van Weizen o.m. in op verschillende ont- wikkelsystemen, behandelt hij het kleurvergroten in de praktijk, wijdt hij een hoofdstuk aan experimen ten en besteedt hij ook uitvoerige aandacht aan „speciale^ betaalbare rpparatuur". Verder is er achterin het boek een aantal tabellen opge nomen die bij het kleurvergroten on ontbeerlijk zijn. Een prima boek. Eveneens een prima werkje is het boekje „200 dokatips" van Emile Voo- gel en Peter Keyzer (f 7,90) waarin van alles en nog wat te vinden is ever de donkere kamer in de ruimste zin van het woord. Dat wil zeggen dat niet alleen aandacht wordt be steed aan de geëigende vergrotings technieken en materiaalbehandeling, maar dat ook de experimentele vor men van doka-werk ter sprake ko men Het boekje blinkt uit door een uiterst overzichtelijke indeling en grote beknoptheid. Een wat minder interessant boek je is „De inrichting van de doka" \an dr. Gerhard Graeb en K. H. Dieckmann (f 7,90). Misschien is het bruikbaar voor onbevangen be ginners, maar zelfs in dat geval lijkt het boekje overbodig. De inrichting \ar. een doka vereist als je weet welke apparatuur en materialen je nodig hebt nou ook weer niet zó- T ee' fantasie. Een nuttig onderdeel in dit boekje is de beschrijving van ten doka-inrichting voor groepen, wat met name voor scholen van be lang kan zijn. De dichtbij- of macrofotografie, waarbij - om het maar simpel te zeggen kleine dingen groot wor den weergegeven, is een boeiende aangelegenheid. Hoe vaak immers ga Je niet voorbij aan hoe bepaalde din- g en er uit zien omdat ze klein zijn, terwijl 2e bij nadere bestudering soms een enorme schoonheid blij ken te bezitten. Welnu, van die na dere bestudering is sprake bij de dich bijfotografie, waarover H. Bechtel een bijzonder leesbaar boekje heeft geschreven onder de ietwat preten tieuze titel „Alles over dichtbijfoto grafie" (f 14,90). Het is een uitste kend werkje waarin breedvoerige theoriën over optiek en/of mecha nica bewust zijn weggelaten en waar in o.m. wordt ingegaan op de op name-technieken (tenslotte een uiterst belangrijk aspect), de motie ven en de compositie. Voor ieder die met een 50 mm objectief, voorzet- lenzen of een balg op z'n camera de wereld die ligt op minder dan een meter afstand, wat dichter naar zich toe wil halen, is dit een aanbeve lenswaardig boekje. Een boekje dat vermoedelijk eer der in vakkringen dan in de brede kring van hobby-fotografen met ent housiasme zal worden begroet is „Sensitometrie in de zwartwit- en kleurenfotografie" van J. F. A. Schmonsees (1950). Sensitometrie be tekent letterlijk: het meten van de sensitiviteit, de gevoeligheid. En dat duidt er al een beetje op dat wat ei in dit boekje staat om het maar eens eufemistisch uit te druk ken niet direct toepasbaar zal zijn Vroeger had de senitometrie alleen betrekking op de z.g. zwar tingen rep., de afbeeeldingen die ontstreeks onstonden door de lichtin- rechtwerking, dus zonder dat er een wikkelingsprocédé aan te pas kwam. Tegenwoordig omvat de senitome trie evenwel een veel groter gebied, waarbij de betrekking bestudeerd wordt tussen oorzaak (de hoeveel heid licht die een onderwerp uit straalt) er gevolg (het resultaat na ontwikkeling op de ontvanger ofte wel het lichtgevoelig materiaal). Voor wie meer wil weten over de samen hangen in de fotografie, is dit niet eenvoudige boekje uitermate ge schikt. W.W. Behalve jaar-voor-de-vrouw is 1975 ook „Europees monumentenjaar", ter gelegenheid waarvan bij uitgeverij Bosch en Keuning in Baarn een uit vier delen bestaande serie „Neder landse monumenten in beeld" verschijnt. Er zijn nu twee delen uitgekomen: Groningen, Fries land, Drente in deel I, Overijssel, Gelderland en Utrecht in deel II. Elk van deze kloeke paperbacks b- vate bijna tweehonderd fraaie foto's op goed papier, voorafgegaan door 32 bladzijden tekst (prijs per deel f 15). Deze uitgavp kwam tot stand on der auspiciën van de Stichting ter bevordering van de kennis van de Ne derlandse bouwkunst, met medewer king van de Rijksdienst voor de Mo numentenzorg. Het prijzenswaardige doel is in bredere kring belangstelling te wekken voor onze architectonische erfenis. En die mag er -rijn. Wat Ne derland bezit aan oude kerken, torens, raadhuizen, buitenplaatsen, vesting werken, kastelen, molens, boerderijen, prachtige interieurs en nog zoveel meer is zeer indrukwekkend. In deze boeken zijn ze niet alfgabetisch ge rangschikt maar volgens uitgestippel de routes, die op kaartjes in het tekst gedeelte zijn oogenomen. Achterin is een alfabetisch plaatsnamenregister op t.^kst en ;'lustraties. Na vergelijking met een soort gelijke uitgave van oudere datum k_n vastgesteld worden, dat deze boeken alle lof verdienen. De kwaliteit van de foto's voornamelijk afkomstig uit de collectie van „Monumenten zorg" is uitmuntend. De keuze is royaal: stad Groningen 20, Leeu warden 12, Zwolle en Deventer elk 9, Zutphen 8, enz. enz. Die ruime keu ze betreft niet alleen het aantal mo numenten per stad of dorp, doch geldt ook het aantal gemeenten zodat tal van min of meer onbekende maar bijzonder mooie monumenten uit kleine dorpen eveneens aan de beurt komen. De keuze is zeer gelukkig: verant- wooord en zeer gevarieerd. Hartelijk aanbevolen, ook voor Jongeren, die op deze wijze in kort bestek een bijzon der goed overzicht krijgen van wat Nederland aan bouwkunstig schoon te bieden heeft. Voor bewonderaars van het werk van Mondriaan een goed bericht: bij Meulenhoff in Amsterdam verscheen Piet Mondriaan, een catalogus van zijn werk in Nederlands open baar bezit, van de hand van Cor Blok (f 24.50). Reeds in 1964 en 1968 stelde de schrijver een catalogus sa men van Mondriaans verk in het Haagse Gemeentemuseum (bijna tweehonderd werken uit de nalaten schap van S. B. Slijper), maar Bloks thans verschenen werk gaat een be langrijke stap verder, omdat het in samenwerking met het Haagse museum alle werken van Mon driaan in openbare collecties regi streert. Dat is in de eerste plaats beling- rijk omdat Mondriaans oeuvre, in tegenstelling tot dat van Van Gogh (Amsterdam en Otterlo), veel meer verspreid is. Bovendien is dit boek meer dan alleen catalogus: de schrij ver zorgde als inleiding voor een knappe biografie, met deze slotzin nen: „Een van zijn meest wezenlijke Piet Mondriaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 15