GRANDMA
MOSES'
NAÏEVE
KUNST
Hitier, een
biografie
Dans in de schaduw
De overgangsjaren
Middelmatige
roman over
leven Berlioz
Greep naar de macht
in 1933
ZATERDAG 1 MAART 1975
PAGINA 23
Wat hen aantrok was zijn innig oon-
tact met de werkelijkheid, al zagen
en zien anderen in zijn oeuvre juist
iets van "een andere werekelijk-
heid". Bij Rousseau, zo schreef de
bekende criticus Jos de Gruyter
eens, "wordt het zakelijke voorwerp
niet zakelijk, maar juist spiritueel
gegrepen. Het zakelijke detail wordt
niet verstandelijk waargenomen
maar psychisch gezien; het neemt
bezit van de kunstenaar, meer nog
dan dat deze er bezit van neemt".
Ik kom tot deze herinnering aan
Rousseau le Douanier, omdat ook in
ons land de belangstelling voor de
"naïeve en primitieve" schilder
kunst de laatste jaren sterk is toe
genomen. Maar hier dreigt m.i. toch
een groot gevaar. Want telkens
pleegt, in verband met het werk van
een aantal amateurs, zowel in arti
kelen als voor de televisie de naam
van Rousseau genoemd te worden.
Nu is er alle reden om waarde
ring te hebben voor de nuttige vrije
tijdsbesteding van zondagsschilders,
die soms opmerkelijke resultaten
bereiken. Maar over het gehoel ge
nomen blijft het in de sfeer van het
dilettantisme. Als twee hetzelf
de doen is dat nog niet hetzelfde. Het
primitieve werk van een amateur
kan, ondanks of misschien dóór de
e technische tekortkomingen, een bij-
zondere aantrekkelijkheid bezitten,
maar daarmee is het nog geen
"kunst" geworden.
Rousseau was een begenadigd
schilder, die mogelijk óók in primi
tieve trant zou hebben geschilderd,
als hij een academische opleiding zou
t hebben genoten, al kan niemand
dat met zekerheid zeggen. Typerend
voor zijn werk is, dat het in zekere
zin "buiten hem om ging". "Niet ik
ben het, die deze schilderijen maak"
zo zei hij eens, "maar een ander,
die mijn hand bestuurt". Rousseau
voelde zich een geïnspireerde visio-
- nair en dat is meer dan men kan
zeggen van de amateurs, die, hoe
charmant de werkjes soms zijn die
van hun palet komen, toch altijd de
indruk wekken hun bedoelingen door
gebrek aan technische vaardigheid,
niet te hebben kunnen verwezenlij-
a ken Op dat essentiële punt rijst
Rousseau verre uit boven wat er
in binnen- en buitenland vaak als
"primitieve kunst" wordt aan
gediend.
Meer er is méér. Bijzonder sterk
ontwikkeld was zijn gevoel voor com
positie, dat telkens weer een monu
mentaliteit bereikt, die zijn werk
hoog uittilt boven dat van de dilet
tant. Ook Rousseau's verbluffend ge
voel voor kleur springt duidelijk in
het oog. In dat opzicht treft men
bij hem zelden of nooit een wan
klank aan, zoals men die zo vaak
vindt op de doekjes, die het resultaat
zijn van vrijetijdsbesteding. Wat de
keuze van zijn kleuren aangaat heeft
hij zelfs invloed gehad op gerenom
meerde vakbonden, die onder de
indruk waren van zijn gedurfde com
binaties. Al evenmin lijdt zijn werk
aan gebrek aan variatie in de onder
werpen. Hij had een sterke verbeel
ding. Van zijn jungle-doeken heeft
men verondersteld, dat die een her
innering waren aan een verblijf als
militair in Mexico, maar latere on
derzoekingen hebben waarschijnlijk
gemaakt, dat hij nooit in Zuid-Ame-
rika geweest is en dat alleen zijn le
vendige fantasie de bron was van de
ze werken.
Hoe moet men nu oordelen over het
werk van de Amerikaanse schilderes
Grandma Moses, van wier werk de
uitgevers Abrams in New York en
Meulenhoff in Amsterdam een fraai
boek met tal van kleurenreproduk-
ties hebben doen verschijnen (prijs
f125)?. Anna Mary Robertson (zij
was gehuwd met Thomas Moses) be
gon zich omstreeks het jaar 1930
ze was toen zeventig Jaar toe te
leggen op het schilderen van het
boerenleven, binnen en buiten.
Ze leek aan het eind van haar le
ven als boerin en als moeder van
tien kinderen, van wie er vijf vroeg
zijn gestorven. Maar op aandrang,
van haar zuster ging de door reuma
geplaagde vrouw schilderen. Die
werken kwamen terecht in de etala
ge van een winkelier in Hoosick Falls
waar zij de aandacht trokken van
een Newyorkse kunstkenner, Louis
Caldor. Later werd er een tentoon
stelling van haar schilderijen gehou
den in de galerie van Otto Kallir, die
dit boek heeft samengesteld. Toen
was haar naam gemaakt. Tot haar
dood —Grandma Moses werd 101
jaar en ze overleed in 1961 bleef
ze schilderen.
Is het werk van Grandma Moses
aantrekkelijke volkskunst, zoals het
aanvankelijke oordeel van Kallir
luidde, of steeg het toch uit boven
het dilettantistich niveau? Wie dit
boek van Kallir (inleiding en bij
schriften in het Engels) belangstel
lend doorneemt, komt tot de conclu
sie dat Grandma Moses zeker méér
dan een amateur was. Wel was, in
tegenstelling tot Rousseau, haar tech
nische vaardigheid niet indrukwek
kend. Tot het laatst bleef zij trouw
aan een wat stuntelige wijze van te
kening, vooral van de figuren, of
schoon juist een moeilijk detail als
paarden vaak wonderwel geslaagd
is. Hetzelfde kan gezegd worden van
haar gevoel voor compositie, al moet
daar dan weer dadelijk aan toege
voegd worden, dat met name haar
winterse landschappen een uitzonder
lijke aantrekkelijkheid bezitten.
Wat vooral fascineert zijn de bij
zonder mooie kleuren en verder wordt
de toeschouwer sterk geboeid door
de charme van het historisch detail.
Het is daarmee alsof haar jeugdher
inneringen, die zij als het ware on
geschonden met zich was blijven
meedragen, plotseling springlevend
zijn geworden, vanzelfsprekend met
alle kenmerken van kinderlijke waar
neming. Dit zijn de factoren, die he
werk van Grandma Moses onder
scheiden van moeizaam amateuris-
De Amerikaanse kunstcriticus
Martin Green schreef eens, in een
inleiding op een boek met afbeeldin
gen van "Innocent art" (naïeve schil-
kerkunst) dat een amateur niet de
natuur copieert, maar de techniek,
terwijl de naïeve kunstenaar zijn
eigen techniek weet te vinden. "Na
ïeve kunst is een manifestatie van
vreugde, die ons terugvoert naar de
Tuin van Eden, waarin wij allen
zijn geboren en die ons door "ken
nis" is ontstolen", aldus Green.
Wie deze maatstaf aanlegt,
ontdekt in de schilderijen van Grand
ma Moses een diepe vreugde over
het leven, in haar geval het lande
lijk bestaan en de natuur, waar
door deze fraaie uitgave alleszins ge
rechtvaardigd is.
C.J.R.
Bij Omniboek verscheen onlangs
een vertaling van Frank W. Kenyon's
(foto) roman Passionate Rebel, on
der de titel "De hartstochtelijke re
bel", het levensverhaal van Hector
Berlioz. Nu dateren geromantiseer
de levensbeschrijvingen niet van van
daag of gisteren en de meeste ervan
zijn op zijn zachtst gezegd zéér mid
delmatig; een van de gunstigste uit
zonderingen vormt A. E. Brachvo-
gels Friedemann Bach.
Kenyon nu heeft geschreven over
Berlioz, zoals de meeste componis
ten een moeilijk man, dus voor een
Frank Kenyon
romancier dankbare stof leverend.
Dit boek is echter in bijna alle op
zichten een lachertje. De schrijver
heeft zioh voornamelijk bepaald tot
het behandelen van het liefdesleven
van Berlioz, welk pad ongetwijfeld
niet over rozen is gegaan. Dat hij
het ene liefje na het andere heeft
gehad, wil ik gaarne aannemen,
maar zijn motieven tot dit stuiver
tje wisselen zijn de schrijver ken
nelijk niet bekend geweest. Wanneer
Je verder op de eerste bladzijde al
vertelt, dat Berlioz zich graag mee
lijwekkender voordeed dan hij was.
welaan. Maar om deze mededeling
bij praktisch iedere dialoog te her
halen, heeft slechts zin, als je bij
voorbaat rekent op een lezerspubliek
met een minimaal IQ.
Van de vele composities worden
slechts enkele vermeld: de Fantas-
tique met bijbehorend mélodrame,
ide naam Lélio ontbreekt!), Roméo
et Juliette, Harold en Italië, en daar
mee is de koek wel op. Hier en daar
wordt gerefereerd aan zijn betrekkin
gen met contemporaine kunstenaars,
onder wie Hiller, Mendelssohn en
Chopin. Dit gebeurt echter op een
manier, alsof de levensloop van de
zen aan de lezer wel bekend zijn.
Naast deze tekortkomingen hangt
het verhaal tot overmaat van ramp
nog als los zand aan elkaar.
Een ongeluk komt nooit alleen: voor
de Nederlandse vertaling heeft men
iemand genomen, die van muziek
absoluut geen kaas gegeten heeft. Zo
spreekt mevrouw A. van Teutem—
van Slobbe over de vijfde symfonie
van Beethoven als de 'C Minor', cor
rect Amerikaans, maar in Neder
land heet dat ding nu eenmaal "De
Vijfde". De vele spellingsfouten van
de vertaalster en de nog veelvuldi-
ger zetfouten daargelaten, kan men
de oorspronkelijke tekst aan de hand
van de vertaling woordelijk recon
strueren. Soms is dat een compli
ment, in dit geval niet. Wie iets over
Berlioz wil weten, kan beter begin
nen met zijn eigen Mémoires; zij
geven tevens een interessante kijk op
zijn tijdgenoten. De componisten,
die Berlioz het meest bewonderde en
heeft nagevolgd, hebben een plaats-
Je gekregen in zijn Grand traité
d'orchestration, een lijvig boekwerk
waarover in dit romannetje niet
wordt gerept. R.G.H.
Toen de Franse schilder Henri Rousseau in 1886 voor het
eerst exposeerde op een tentoonstelling van de "Onafhankelij-
ken", werd er hartelijk gelachen om zijn werk. Nu was zijn
schilderwijze, zelfs in een tijd waarin vele nieuwe stromingen
om de voorrang streden, op zijn minst "eigenaardig": de critici
konden het niet rubriceren. De doeken van Rousseau bijge-
naamd "le douanier", "de douanebeambte", naar zijn vroegere
functie waren een uitbeelding van de werkelijkheid, op vele
punten zelfs een nauwkeurige uitbeelding, maar ze zaten an
derzijds vol technische onbeholpenheden.
Trouwens, bij nadere beschouwing was het met die "werke
lijkheid" van Rousseau een wat vreemde zaak: figuur en na
tuur leken precies geregistreerd te zijn, maar de schilder hield
er toch een heel eigen kijk op na, die men nergens kon onder
brengen. Kortom, het werk van de douanier viel buiten de nor
men, zelfs van de "onafhankelijke" schilders, en zeker als men
de sfeer van sommige van zijn doeken in ogenschouw nam.
Dat was geen werkelijkheid meer, maar droom, bijv. van wilde
dieren in een jungle vol gevaren.
Gelukkig had Rousseau goede vrienden onder zijn collega's,
die de betekenis van zijn werk al vrij vroeg inzagen: Signac,
Redon, Pissarro en Seurat. In 1844 was hij geboren als zoon van
een blikslager in Laval en tussen 1869 en 1884 vervulde hij de
betrekking, die hem de eeuwige bijnaam van "le douanier"
heeft gegeven. In laatstgenoemd jaar gaf hij die functie op
om de rest van zijn leven aan de schilderkunst te wijden. Voor
al dank zij de Duitse kunstkenner en verzamelaar Wilhelm
Uhde, die zich in 1907, drie jaar voor Rousseau's dood, sterk
voor hem ging interesseren, kwam de "naïeve" schilderkunst
van de douanier steeds meer in de belangstelling te staan. In
tussen hadden, als gezegd, ook schilders van naam waardering
gekregen voor Rousseau's werkwijze, zoals Picasso, Seurat en
de kubisten.
Het schilderij "Op zoek Grandma Moses, dat een
naar kerstbomen", is type- kerstfeestviering in een lan-
rend voor de schilderstijl van delijk milieu in beeld brengt,
Grandma Moses (foto on- manifesteren zich duidelijk
der); op het doek van de zwakke en sterke kanten
van haar schilderswij ze:
stuntelige figuurtekening
maar tevens de gave de sfeer
op rake wijze uit te beelden.
"Hitier, een biografie", deel II, door Joachim C. Fest. Uitgegeven door
In den Toren, Baarn. Prijs f 24,50.
Van Fests indrukwekkende Hitler-biografie is nu ook het
tweede en laatste deel in de Nederlandse vertaling uitgekomen.
In dit boek beschrijft hij Hitiers greep naar de macht in 1933
("Dit was geen overwinning, want de vijanden ontbraken")
tot zijn lugubere einde in 1945 in de van de wereld afgesloten
Führer-bunker.
Op deze pagiina bijdragen
C. J. Rotteveel
Ruud Paauw
Ran Harms
Henriëttte v. d. Hoeven
KOOS POST
Eindredactie
Reiné Vos
"Dans in de schaduw" door Mere
dith Daneman uitgegeven bij Lui-
H tingh in Laren (f 18.90).
De naam Meredith Daneman moet
men maar even in gedachten hou
den, men zal er wel meer van ho-
'n Australisch meisje, dat in Enge
land balletlessen volgde, daarna in
haar land danste, maar weer terug
keerde naar Engeland. Ze huwde
daar en werkte toen als fotomodel.
Titel: Vrouwen tussen de 40 en
60 Xuteurs dr. P. A. van Reep en dr.
a, L. Jaszmann, Uitgeverij Amsterdam
boek BV.
De overgangsjaren zijn Jaren waar
mee de vrou wweinig bekend is.
Eigenlijk gaat het ze pas interesse
ren wanneer ze er aan toe zijn.
In dit boek wilen de arts Van
Reep en de gynaecoloog Jasz
mann de vrouw beter leren
begrijpen wat zich in haar lichaam
4
Maar dat gaf ze op, toen ze wilde
schrijven.
"Dans in de schaduw" werd haar
eerste roman. En gezien de warme
ontvangst, die het boek heeft gehad
zal het wel niet bij die ene blijven.
Natuurlijk speelt het verhaal zich af
in de balletwereld. Een kleine ge
meenschap, waarin Meredith lang
genoeg heeft verkeerd om er met
kennis van zaken over te schrijven.
Waarschijnlijk heeft ze aan den lij-
afspeelt. Ze hopen dat het dan wat
gemakkelijker voor haar wordt met
haar huisarts te praten. Beide au
teurs hebben op het gebied van de
overgangsjaren veel onderzoek ver
richt. Naast een heldere uiteenzetting
beantwoorden zij in hun boek ook
een groot aantal vragen omtrent de
overgangsjaren. Voor vrouwen die
aan die période van hun leven toezijn
en er wat met angst tegenaan kijken
zeker de moeite waard om te lezen.
ve de ijzeren discipline ervaren waar
aan haar hoofdpersoon Barbara zo
zeer verslaafd dreigt te geraken, dat
zij er bijna aan ten onder gaat. Zo
ver komt het niet. Meredith heeft met
een vroegtijdig commercieel gevoel
voor een happy ending gezorgd.
Maar dat doet toch geen afbreuk
aan de totaal sterke indruk, die het
boek achterlaat. Meredith Daneman
heeft als schrijfster een sterke start
gehad. KP.
Wat populairder van stijl is "Je
kunt er niet omheen", auteur Ben
Crouzen. Uitgeverij Semper Agenda
BV. Dit boek bespreekt evenals het
voorgaande niet alleen de overgangs
jaren maar ook de Jaren er voor en
er na. Door die wat luchtiger schrijf
trant wordt het ook zeer leesbaar
voor mannen die eens willen weten
wat er nu eigenlijk met hun vrouw
aan de hand is.
H.v. d. H.
Al zal het laatste woord over de
Duitse demon en zijn Derde Rijk
stellig nog niet zijn geschreven,
Fest heeft in elk geval met mieren-
vlijt een weelde aan gegevens over
Hitier bijeengesprokkeld, geordend
geselecteerd en geanalyseerd. Wat
niet in Fests biografie staat, mag
geen naam hebben, al blijven er
natuurlijk witte plekken en onver
klaarbaarheden in het leven van
dit negatieve fenomeen.
Fest is op een aantal punten ge
detailleerder en beter geïnformeerd
dan de Britse historicus Alan Bul
lock, wiens monumentale "Hitler, A
study in tiranny" uit 1952 dateert.
Logisch, want sindsdien zijn de ar
chieven verder uitgeplozen, zijn er
stukken op tafel gekomen, waarvan
men in het begin van de jaren vijf
tig nog geen kennis droeg. En toch
heeft Fest wat de grote lijn betreft
maar weinig toe te voegen aan het
beeld dat Bullock al in 1952 schil
derde. Fest bevestigt, onbedoeld, de
grote betekenis van Bullock als his
toricus.
Evenals aan het eind van het eer
ste deel heeft de Duitse auteur aan
het slot van het tweede boek een
virtuoos uitgesponnen nabeschou
wing geschreven.
Fest zegt daarin dat het frappan
te na de dood van Hitler was dat t
nationaal-socialisme bijna zonder
overgang verdween, van het ene
moment op het andere, "alsof het
niets anders was geweest dan de be
weging, de roes en de catastrofe die
het had teweeggebracht". Het na
tionaal-socialisme, zegt Fest, was in
de kern totaal afhankelijk van over
macht, grootspraak en triomf en
volslagen weerloos op het moment
van de nederlaag.
Niemand heet onvervangbaar te
zijn, maar voor het nationaal-socia
lisme was Hitier niet te vervangen,
zo bleek maar al te duidelijk na '45.
De nazi's met hun bizarre angsten,
emoties, agressiviteit en egoïsme
hadden een meedogenloze leider
met dezelfde frustraties nodig die
hen kon bundelen en mobiliseren.
Toen hij verdween viel alles wat er
aan organisaties en gevoelens be
stond, terstond in elkaar.
Hitier, zegt Fest terecht, heeft
zich na zijn leven niet kunnen hand
haven, heeft niet kunnen "overleven",
hoezeer hij ook tijdens zijn leven
de nadruk legde op de bovenpersoon
lijke aspecten van zijn taak en zijn
rol als werktuig van de voorzienig
heid. De herinnering aan het ge
weld dat hij ontketende, staat ons
allen onuitwisbaar in het geheugen
gegrift, de herinnering aan hemzelf,
als leider en politicus, is al danig
verbleekt. Fest verklaart dat door
vast te stellen dat Hitier geen ge
heim had dat boven zijn directe te
genwoordigheid uitreikte.
Zijn diepste wezen was het nihi
lisme. Hij wilde als de grootste bouw
meester te boek staan en liet al
leen ruïnes na; hij gold als de
grootste demagoog en liet niet één
uitspraak na die de moeite van het
overpeinzen waard is.
Maar ook na Fests tweede deel
blijf Je zitten met het mysterie dat
ondanks alle onthullingen en verkla
ringen onveranderd overeind blijft:
hoe is het toch in hemelsnaam mo
gelijk geweest dat één man in twaalf
Jaar tijd de wereld bijna uit zijn
voegen lichtte.
RP.