Persfoto's zijn vreemde dingen ON-LITERAIRE UITSCHIETERS Zou er wat zijn met Michel v. d.Plas? Jazz uit historisch archief PAGINA 16 ZATERDAG 22 FEBRUARI 1975 Ischa Meijer. Brief aan mijn moeder. Bert Bakker Den Haag. Lin Scholte. Biibi Boetiis voor aftijl. Querado. Amster dam. Margaretha Ferguson. Hollandls-Indilsche verhalen. Leopold Den Haag. Guus Luyters. De scherven van de Slij ter. Tango (Sijthoff) Leiden. Dat ik vier in de aanhef genoemde boeken onder de titel „Uitschieters" heb samengevat, komt omdat ze, hoe verschillend ook, één ding gemeen hebben en dat is dat ze on-literair zijn. Niet dat ik bezwaar zou heb ben tegen literair werk, maar met de term on-literair wil ik nu eens uit drukken dat ik werk bedoel dat niet „naar de lamp riekt" zoals een oude re generatie dat zo beeldend noemde. Werk dat niet geschreven is om te schrijven, niet in de eerste plaats omdat iemand die schrijver is met alle geweld schrijven moet, maar omdat iemand, schrijver of niet, het heilig vuur (ja, neem me niet kwa lijk, dat is het toch) in zich voelde. Nee, niet omdat hem of haar iets overkomen is dat verteld moet wor den, maar omdat hetgeen hen over komen is via dat geheimzinnige pro ces dat werkelijk creativiteit is, zich is gaan vormen en gaan woelen tot die drang die het werkelijke kunst werk voortbrengt. Zo is „Brief aan mijn moeder" van Ischa Meijer een merkwaardig en boeiend geschrift geworden. Zonder twijfel berust dit gepubliceerde epis tel op een persoonlijke ervaring, maar nogmaals, het zou niet gewor den zijn wat het nu is, als de tus senfase tussen ervaring en schrijven niet gepasseerd was. Daardoor is het dat de „ik" die schrijft wel de zoon is tegenover een moeder, maar niet Ischa Meijer. Een Joods kind is geboren in '43. Dat wil zeggen dat het met zijn ouders in een concentratiekamp te recht is gekomen, iets dat de belde volwassenen en hun kind wonderlijk genoeg overleefd hebben. Een ziek kind en twee neurotische ouders gaan naar Amerika, later naar Suriname, nog later gaan moeder en kind te rug naar Nederland. Wat de schrijver in wezen in deze brief doet is een droeve puzzel op lossen, een zielkundige puzzel. Tevens is de brief een geslaagde poging tot afstand nemen: let eens op het „u" waarmee de moeder aangesproken wordt. De vraag die de schrijver stelt, klinkt kortweg: waarom heeft mijn moeder mij het leven zo gruwelijk zuur gemaakt. Waarom heeft zij nooit anders gedaan dan geestelijke stom pen uitdelen. Trieste vragen ja. maar ze zouden meer gesteld moeten wor den. Want het ouder-kind drama zo als hier beschreven, komt meer voor dan men wil denken. Kijk om je heen en Je ziet zowel vaders als moeders die gewoon de pest aan hun kinde ren of aan één kind hebben. Het aloude geloof dat ouders en kinderen elkaar automatisch in het hart slui ten is een fictie. Voor de gevallen van wederzijdse afkeer hebben de psychologen al vele verklaringen ge vonden. maar daarmee zijn we er niet. Kwaadaardige gevoelens koes teren ten opzichte van een mede mens, bloedverwant of niet, komt voort uit de aard van het beestje ge naamd mens en het heeft m.i. dan ook geen zin om b.v. te zeggen: als hij of zij vroeger, als kind, maar met meer begrip behandeld was dan zou die nu niet vul maar in. Zelfinzicht en zelfbedwang zijn de enige twee geneesmiddelen en die zijn machtig dun gezaaid. Ischa Meijer komt er ook niet uit. Hij probeert het langs alle hem be kende wegen. Hij zoekt het in de ontleding van mijn moeders Jeugd, hij zoekt het in het kamptrauma, hij zoekt het in zijn eigen kinderlijke ziekelijkheid, ongeaeggelijkheid, on handelbaarheid. Maar hij haalt het niet en dat zit hem voornamelijk daarin dat hij nog steeds gebonden is en de laatste stap, die van de ronduite afkeuring, niet doen kan. Hij hield of houdt nog van die moe der. En ook dat komt veel voor. Een kind is een eenzaam ding en het probeert zich te hechten aan de dichtstbijzijnde figuren: de ouders, ook al zouden het monsters zijn. „Brief aan mijn moeder" is een treffend document gewordea Uitste kend geschreven en dus tot de let terkunde behorend en verder is het menswaardig, helder, intelligent en het moet gezegd worden lief hebbend. Ik ben benieuwd wat Ischa Meijer verder zal schrijven. Andlens Bij Lin Scholte, die ook haar Jeugd beschrijft, ligt de zaak diametraal an ders. Zij kent de familieband uitslui tend als een band van zachtmoedig heid. Lin was een „anak kompenie". een compagnieskind zou je kunnen vertalen, of wel de dochter van een van middelbare leeftijd is, zich ge roepen heeft gevoeld haar leven en dat van haar familie en vrienden op papier te zetten. Lin Scholte is een vertelster met hart en ziel. Hoe iemand in staat is zoveel en zo zuiver te onthouden, over een zo betrouwbaar geheugen te beschikken is al iets om Je over te verwonderen. Zij vertelt op de ma nier van de evenwichtige mens dat met haar volle belangstelling aan het moeilijke leven het bestaan van het Indische meisje zit van on geveer haar vijfde Jaar af al vol zor gen en zorgjes voor jonge broertjes en zusjes, voor eten en nog talloze andere zaken en dit gevoegd bij de „Bibi Koetis voor altijd" is een waardig en boeiend stuk geschiede nis en een tegenwicht tegen het ge- Jammer van velen met beurtelings as en boter op het hoofd. Probleem Er is een ding in de geschriften van vele Nederlanders over Indonesië en over Indië dat voor mij een pro bleem is. Dat is de houding of be ter misschien het feit dat deze Ne derlanders met hun houding geen raad weten. Ik heb het nu niet over de lieden die nog altijd vinden dat Nederlandse militair uit het Kon. Ned. Indische leger en *n Javaanse. Het schijnt nee het is zo dat de gezinnen van de soldaten onder de rang van officier tesamen in de kazerne leefden, in barakken van bamboe. Het inkomen van zo'n gezin was f 1,75 (een gulden vijfenzeven tig) per week met daarbij een rant soen te halen bij de foerier. „Men verhongerde wel niet, maar daarmee was alles gezegd". Wat Lin Scholte zo uitvoerig en onderhoudend vertelt is dat leven in die kazernes en soldatenkampen. Si tuaties waar we niet anders van we ten dan wat een schrijvende Euro peaan waargenomen kan hebben. Want onder deze groep Nederlanders die zich als geheel toch het innigst met de inheemse, in dit geval Ja vaanse, bevolking vermengd heeft, de soldaten, waren blijkbaar geen schrijvers, zodat we hebben moeten wachten tot een vrouw die nu zelf armoede deelneemt en er de vreug de uit put die er voor haar op zo natuurlijke wijze in zit. De evenwichtige mens, zei ik daar net. Dat is Lin Scholte in leder woord dat zij neerschrijft. Daardoor is haar boek in wezen een soort geschied schrijving geworden. Geen partij kie zen, geen neurotische verwijten, geen rancunes. Niet ten opzichte van de Nederlander en ook niet ten opzich te van de Javaan, die in de revolutie na de Japanse nederlaag deze halve Nederlanders of halve Javanen alles behalve zachtmoedig behandeld In haar woord vooraf zegt zij zelf over deze laatste periode van haar leven in de tropen, dat er Jaren over heen hebben moeten gaan voor zij deze beschrijven kon. Toch heeft zij het gedaan met diezelfde rustige af zijdigheid, als waarmee ztf vertelt over haar bibi (tante) Wagirah die. omdat ze zo extra donker van huid blank toch maar Je ware is, die heb ben geen problemen, maar over die vele anderen die niet weten waar ze het zoeken moeten. Bekropen door gevoelens van schuld, vol heimwee naar de waringins en de toko's, zit ten deze schrijvers die zoveel maleis in hun Nederlands doen. eigenlijk tot over hun oren in de ellende. Er zijn er zelfs onder die er hun talent voor geven zouden als zij de tover spreuk konden vinden die hen tot Indonesiërs maakte. Ik zie dat niet zo. Maar ik ken ook niet het min derwaardigheidsgevoel van het toe vallige Nederlander zijn. Ik ben een Nederlandse en ik ben daar niet trots op en ik heb daar ook niets op tegen. Ik aanvaard dat feit en ik heb met al mijn rondzwerven nooit de neiging gehad mij te vereenzelvi gen met de Bantoes, de Hindoestani, de Surinamers of wie ik nog meer ontmoet heb. Ik was hen individueel genegen of niet, net als ten opzichte van mijn landgenoten. Bij Margaretha Ferguson heb ik weieens het gevoel dat zij soms eni germate de dupe is geworden van haar liefde voor Indonesië en van de schuldgevoelens die toch werkelijk op haar schouders niet behoeven te rus ten. In de eerste verhalen uit de bundel "Hollands-Indische Verha len" spreekt dit duidelijk. Daarin ontmoeten we het jonge kind bij wie het begint te dagen dat er nog een andere houding ten opzichte van de inlandse bevolking mogelijk moet zijn van die van haar ouders en ver dere omgeving. Het meisje dat Rina of Vera heet, wordt zozeer aangelokt door de Indische mensen om zich heen dat ze blijkbaar bereid zou zijn om dagelijks op messen (te) gaan, om met Vasalis te spreken, om toch alsjeblieft maar geen „totok" meer te hoeven zijn. En het is dit teveel aan assimilatieverlangen dat maakt dat die eerste verhalen aan het be gin van haar bundel niet verder ko men dan zeer goede schetsen. Bepaald diep treffend is de op- zwaal die over haar komt als zij haar kampverhalen schrijft. Nu geen intellectuele probleemstellingen meer maar het harde, naakte leven van vrouwen en kinderen aan de rand van de dood. Dan krijgt de stijl van de schrijfster die grote, bijna emo tieloze rust die zonder „understate ment" en juist door die rust de ramp zaligheid laat doorkomen van levens die tot een minimum zijn terugge bracht. En zij vertelt niet eens van „heel erge" gevallen. Het zijn die kleine, dagelijkse en dagelijks weer kerende ellenden, zo waar en zo rus tig voorgedragen, die Je beter dan alle grote dramatiek laten voelen hoe dat geweest moet zijn, niet al leen in dat Jappenkamp van Mar garetha Ferguson maar in alle an dere erbij. Deze verhalen grijpen Je bij de keel, niet omdat het kampverhalen zijn, maar omdat hier het menselijk bestaan, tot zijn primitiefste vorm teruggebracht, toch alles insluit dat dit bestaan zijn waarde geeft: het bestaan tot een kwelling geworden en desondanks zo heftig begeerd. Haar hoogtepunt be reikt zij in „Oorlog is altijd voor niets". De diepe waarheid van deze uitspraak bewezen aan een versufte vrouw, die het niet tot zich kan la ten doordringen dat de oorlog voorfi bij is en een late bijna-ramp di« haar jongetje in zijn teiltje watei treft, is kortweg meesterlijk. Schok Guus Luyters treedt in de bundel| „De Scherven van de Slijter" op a de schrijver van die korte dinger je „stukjes" pleegt te noemen. Die ko< men gewoonlijk in dag- en week den terecht en sterven daar na eenl kort leventje. Gelukkig niet altijd,) kan ik wel vast zeggen. De aanbeveler op de omslag. H^k Spaan geheten een naam die u misschien meer zegt dan mij t op die plaats dat dit werk daaro n zo aantrekkelijk is omdat het „voor veel mensen de schok der herkan* ning zal zijn". En die schok der herkenning bestaat voor hem dan uit „Amster dam, een flinke borrel op zijn t':d en een portie melancholie om de lan ge winteravonden wat op te vrolij ken". Allemaal aardige dingen, zeker, maar dat is het toch niet dat de waarde van het werk van Guus Luv- ters bepaalt. Want kijk, die borrels in Amsterdam en vooral ook die me lancholie zou je ook bij Simon Car- miggelt. kunnen aantreffen als je - at wilde. En op de schrifturen van deze laatste lijkt het werk van Luyters helemaal niet. Nee, die schok der her kenning zit volgens mij op een heel andere plaats en hoewel ik .schok" een beetje groot woord vind, herken ik in deze kleine stukken toch iets dat voor mij meer waarde heeft dan alle borrels en plattelandsavontur^n bij elkaar, n.l. iets van Nescio. Ik vind hier iets van die navrante le vensbeschouwing dwars door wat er gebeurt heen, die doelbewuste doel loosheid het doel van ons lev^n doelloosheid, maar niemand is 'n is in staat dat bij voortduring te be seffen (Nescio) die humor *le door de ontroering heen loopt. Het is wel zeker dat Guus Luyters bij deze oude schrijver zijn meester gevonden heeft, maar naapen doet hij hem zeker niet. Verwantschap is er en als dat geen compliment is dan weet ik het niet meer. C.E. Op deze boekenpagina bijdragen vam: Clara Eggmk Koos Post Witn Wiirtz Theo Kroon Joop Maat C. J. Rotteveel Eindredactie: René Vos 'CRIME DE LA CRIME' „De dood heeft inspraak' 'door Joseph Hansen en „De grote got spe" door Roger L. Simon. Beide verschenen bij uitgeverij De Ar beiderspers in Amsterdam (16,50). Het is niet de eerste keer, dat wij constateren, dat de boeken- reeks „Crime de la crime' van de Arbeiderspers een voortreffelijke serie is waarin men heel wat uit stekende werkjes kan tegenkomen Vaak al wat oudere thrillers, die een alleszins verdiende her druk beleven, maar ook splinter nieuwe verhalen, zoals het twee tal dat wij nu hebben gelezen. „De grote Gotspe" is zelfs het eerste boek van Roger L. Simon waarin men de sterke invloed van de zgr „Californische school" her denkt. Een groepje schrijvers, dat in Californië werkte en daar him verhalen ook situeerde. Simon is ook zo'n typisch moderne auteur. Zijn held is geen held, maar een wat morsige, gescheiden figuur, die soms de hulp van drugs nodig heeft om overeind te blijven. Maar de Jood Mozes Wine is wel een bijzonder intelligente privé- detective, die in Simons eerste ver haal heel diep achter de scher men van het Amerikaanse ver- kiezingsspel duikt. En daar wei nig verheffende tafereeltjes aan schouwt. Maar het is boelend om te lezen. Origineel van opbouw en stijl. Al zal het niet ieders smaak zijn. „De dood heeft inspraak" is door Joseph Hansen wat meer volgens de klassieke lijnen van het detectiveverhaal geschreven. Een man sterft onder vreemde, maar volgens de politie niet ver dachte omstandigheden. De ver zekeringsmaatschappij neemt het echter niet. Er zijn teveel vreemde dingen gebeurt. Dan moet Da via Brandstetter er maar op uit. Een knap speurder. Maar en hier herkent men ook in Han- sens verhaal de eigentijdse sfeer een homofiel En juist homo seksualiteit speelt een grote rol in het raadsel rond de omgeko men man. Een Ingewikkeld maar goed uitgewerkt gegeven. Maar of hij nu verliefd wordt op een man ol op een vrouw de speur der moet speuren. Dat doet David dan ook Tot de laatste regel van deze nieuwe aanwinst in de serie Crime de la crime". K.P. „Gedichten". Michel van der Plas. Uitg. AMBO. 255 blz. f 12,50. Zou er wat zijn met Michel van der Plas? De bepaald niet onbekende schrijver en dichter uit Aerdenhout begon jaren gele den al in zijn eentje alles te ver zamelen over het katholieke ver leden. Het resultaat was verras send. „Uit het Rijke Roomsche Leven" werd het eerste boek van de uitgeverij AMBO een groot succes. Daarna ging hij met de ons helaas ontvallen Godfried Bo- mans om de tafel zitten om het katholieke verleden nog eens op' te rakelen in „In de kou". Nog onlangs kwam het fotoboek „De kerk gaat uit", dat hij schreef met de directeur van het Katho liek Documentatie Centrum dr. Jan Roes. Het zal wel nostalgie zijn naar een voor hem toch wel geliefd verleden. Maar wat dan te denken van het bundelen van zijn belang rijkste cabaretwerk in de bundels "Schuinschrift I" en "Schuin schrift II"? E ndan nu deze da gen de bundeling van zijn be langrijkste gedichten. Waarom gaat hij toch alles bundelen? Gaat hij een bepaalde periode van zijn leven afsluiten? Of zijn de gedichten nu uitgegeven ter ge legenheid van zijn zilveren Ju bileum als Journalist en redacteur van Elseviers Magazine, waarvan hij de laatste Jaren adjunct- hoof dredacteur is? In deze bundel gedichten sinds 1946, toen hij zich met zijn „Dan ce for you" als jonge dichter op de poëzie „markt" begaf. In deze bundel ook de tot nu toe onge publiceerde cyclus van 44 ge dichten over het leven van de gro te ontdekkingsreiziger Columbus. Het gedicht heet: „Het ei van Columbus". Het honorarium van zijn bestseller „Uit het Rijke „Roomsche leven" stelde hem in staat om 'n Jaar of tien geleden, zich een half Jaar vrij te maken. Die tijd gebruikte hij toen om alles wat over Columbus was ge schreven te lezen. Ik herinner mij nog een Jaar of 8 geleden dat hij in Rijswijk vol vuur de eersten verzen van wat eens een groot epos zou moeten worden voorlas. Hij was er bezeten van Jarenlang hoorde ik er niets meer van, maar nu is het er dan toch. De auteur-dichter Michel van der Plas heeft niet zomaar ie mand gekozen. Columbus heeft n.l. een aantal dingen, die ook voor de dichter zelf gelden. Co lumbus mocht niet naar zee van zijn vader, Michel van der Plas mocht niet naar het seminarie (later is het toch doorgegaan) Columbus voelde zich door God geroepen, Michel van der Plas niet minder. Columbus vader zat ln de textiel, die van Michel van der Plas ook. Een aantal overeen komsten, die mede deze gedich- tensyclus hebben gemaakt tot een van zijn doorwrochtste werk stukken^T.K. Persfoto's zijn vreemde dingen. U ziet ze dagelijks in de krant, en wekelijks in de tijd schriften. Maar u ziet ze lang niet allemaal. Veel nieuwsfoto's beëindigen hun leven, nau welijks opgemerkt, in een klein provincie blaadje. Ook verdwijnen vaak met veel moeite gemaakte foto's in de prullebak. Andere reizen met de snelheid van het licht via electronische netwerken de wereld over en komen onder de ogen van tientallen mil joenen mensen. Uit de beschikbare foto's wordt dus een selectie gemaakt. Die se lectie wordt gemaakt door de re dacteuren van foto-persbureau's en vervolgens door redacteuren van krant en tijdschrift. Aan die keuze liggen geen vastomschre- ven normen ten grondslag. Die is voor een deel subjectief, en kan dus ter discussie gesteld wor- dn. Hetzelfde geldt voor selectie die is toegepast bij de totstand koming van een foto-boek. Een boek bijvoorbeeld, zoals uitgeverij Unieboek in Bussum heeft uitge geven onder de titel „Jaar te Kijk' Het boek bevat een selectie uit de meer dan 850 foto's en dia's die vorig Jaar meedongen naar ae „Zilveren Camera". Die camera vormt de hoofdprijs van een Jaar- lilkse wedstrijd om de beste Ne derlandse persfoto. Uiteraard ontbreekt de winnen de foto niet in het boek. De Zilve ren Camera werd toegekend aan de maker van de foto waarop de gegijzelde Franse ambassadeur de ambassade verlaat, terwijl hij door een terrorist onder schot wordt gehouden. In totaal vier van de ruim zestig bladzijden in het boek zijn aan de gijzeling ge wijd. Maar liefst negen bladzijden zijn gevuld met sportfoto's. Daar zijn uiteraard een aantal foto's van de wereldkampioenschappen 1974 bij. Vijf bladzijden tonen het wel en wee van leden van het Koninklijk Huis, terwijl vier bladzijden in beslag worden ge nomen door platen van politie acties. Verder zijn er foto's van politici, (zoals de hierbij afgedrukte foto van de premier)de affaire-Den nendal, de autoloze zondag en het tot zinken brengen van de hasj- boot Lammy, om maar wat te noemen. Al deze foto's zijn achter elkaar geplaatst volgens een logica die moeilijk te achterhalen is. Hier en daar lijkt het verband tussen de afgedrukte prenten in het ge heel te ontbreken. De bijschrif ten ziin uiterst beknopt gehou den. Dat is niet ln alle gevallen een voordeel, want lang niet alle foto's bieden voldoende infor matie. In het boek staan juweeltjes vn foto's, en ook (technisch ge zien) vrij slechte foto's. Een pri ma nieuwsfoto hoeft nu eenmaal niet per se een technisch mees terstukje te zijn. Bijvoorbeeld de foto's van de Haagse gijzeling zijn onder bijzonder moeilijke om standigheden gemaakt. De titel „Jaar te Kijk" sugge reert, dat het boek een beeld zou geven van het Jaar 1974. Dat beeld is echter niet oompleet. De afge drukte foto's zijn namelijk uitslui tend in Nederland gemaakt of heb ben met Nederland te maken. En Nederland is maar een klein stuk- Ie van de wereld. J.M. V oorlopers' van de Blauwe Trant In de uitmuntende serie spoor- en tramweguitgaven van de Rot terdamse uitgever Wyt is nu een boekje verschenen over Voorlo pers van de Blauwe Tram, sa mengesteld door J. J. van Helden, Jac. de Graaf en J. C. de Wilde. Het gaat hier om heit vierde deel tje van „Trams en tramlijnen", in welke reeks een stuk van de gecompliceerde geschiedenis van de latere Blauwe Tram wordt be handeld. Eerst werd de periode 1924-1961 voor het gehele ne<t te boek gesteld, daarna volgden „Stoomtrams van Wadden tot IJ" en „Stoomtrams in en om Den Haag en Gouda". In dit nieuwe deeltje staan de auteurs achtereenvolgens stil bij de elektrische smalspoortramlij nen in en om Haarlem en Am sterdam. de stoomtrams in en om Leiden en tenslotte de elektrische stadslijnen ln Haarlem en Leiden en vandaar naar Katwijk en Noordwijk. Het boekje (prijs f 11,50) bevat ruim zestig fotos', goed van kwaliteit en historisch uiterst boeiend. Voor belangstel lenden in het tramverkeer in het algemeen en in dat in deze con treien in het bijzonder is dit een onmisbare uitgave, waarin een belangwekkend stuk vervoersge- schiedenis is geboekstaafd. Op de foto: de blauwe train in Voorschoten. RL Pim Gras. Jazz uit het histo risch archief. Uitgeverij Tango, Leiden f 14,50. „Jazz uit het historisch archief" lijkt voor Nederlandse begrippen een historische bijdrage aan de speurtocht naar een nederlands- talig werk (Je) over Jazz verhoudt zich recht evenredig met de be faamde speld en de hooiberg: er is op dit gebied vrijwel niets te krij gen. En dat is temeer Jammer, omdat het aantal Jazzliefhebbers in Nederland één van de toon aangevende Jazzlanden in Euro pa overigens steeds blijft toe nemen. Doet zich een enkele keer de zeldzame gelegenheid de glimmende kaft van een jazz- encyclopedie of andersoortig boek over jazz je achter het etalage glas vriendelijk toelacht, dan blijkt het onderhavige werk in de meeste gevallen van Amerikaan se makelij. En het is dan niet zozeer het Engels dat een belem mering vormt dan wel de prijs, die door de harde dollars meestal te hoog ligt. Het boekje van Pim Gras is, zo als de auteur zelf ook toegeeft, lang niet volledig. Maar het is in elk geval een uiterst hand zaam werkje, dat een soort bloem lezing bevat uit de geschiedenis van de jazz in de periode 1917 tot de jaren dertig. Het boekje is verlucht met een aantal zeldza me foto's en affiches, bevat ter illustratie zelfs een paar stukjes bladmuziek en heeft achterin een bibliografie en een discografie. „Jazz uit het historisch archief" is resumerend een goed boekje, dat wat mij betreft in een serie zou mogen worden ondergebracht. Met een deel twee, deel drie, vier enzovoorts. Tot en met de Jazz van vandaag. Want dat is hard nodig. W.W.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 14