"In bestuur van
nu zitten meer
gewone mensen
DEMOCRATISERING AAN DE UNIVERSITEITEN
'Ze zijn nog precies hetzelfde'
Dik Couprievoorzitter UR:
VROEGER EN NU: HET VERHAAL VAN EEN LEIDSE HOSPITA
VRIJDAG 7 FEBRUARI 1975
PAGINA 17
De meidagen van 1969 brachten de
ouverture van een totale ommekeer
in de bestuurlijke organisatie van
de universiteiten en hogescholen. De
democratiseringsbeweging, die voor
dien niet veel meer was geweest dan
een rimpeltje op een grote plas wa
ter, raakte in een stroomversnelling,
toen op verschillende plaatsen in het
land actie werd gevoerd voor open
baarheid en medebeslissingsrecht. In
Tilburg werden gebouwen bezet en
in Amsterdam speelden zich soort
gelijke taferelen af rond het Maag
denhuis, dat voor vele toenmalige ac
tievoerders een soort heilig symbool
zou worden van gezamenlijke strijd
en onderlinge solidariteit.
De democratiseringsbeweging in
Nederland was ten dele gevoed door
de studenten- en arbeidersrevolte van
1968 in Parijs en de idee van een
„kritische universiteit" zoals die eer
der was gelanceerd aan de Freie Uni-
versitat van Berlijn. Alom zagen stu
denten en wetenschappelijk perso
neel in dat 't sterk hiërarchische en
autoritaire systeem van curatoren en
senaat niet langer getolereerd mocht
worden. Grootscheepse acties waren
het gevolg. En de toenmalige minis
ter van onderwijs en wetenschappen
Veringa zat er goed mee in z'n maag.
Hij vreesde een „tweede Parijs" waar
de studenten-opstand met de solida
riteit van stakende arbeiders de
Franse natie toch maar een week
lang aan de economische zijden
draad had laten bungelen.
De acties sloegen van Tilburg
uit over naar Leiden, de van meet
af aan als conservatief bekend staan
de universiteitsstad, waar de toenma
lige Algemene Leidse Studenten Ver
eniging in beweging kwam om de
"progressieve" krachten onder stu
denten en wetenschappers te mobili
seren en waar de acties een hoogte
punt kregen met een massale bijeen
komst in de Pieterskerk. Het is hier
niet de plaats om uitvoerig op de ge
schiedenis van dit lokale gebeuren in
te gaan. Maar één ding staat wel vast
de acties van studenten en weten
schappelijk personeel hebben een be
langrijke impuls gegeven aan de tot
standkoming van de wet die de for
mele democratisering later (in 1971)
zou bekrachtigen: de Wet Universi
taire Bestuurshervorming oftewel
WUB.
Er kwam een geheel andere be-
bestuursstructuur met een college van
bestuur (vergelijkbaar met het colle
ge van burgemeester en wethouders),
een universiteitsraad (evenals de ge
meenteraad het hoogste bestuursor
gaan), de (sub) faculteitsraden en de
vakgroepen, waarin de wetenschappe
lijk medewerkers evenveel te zeggen
kregen als de hoogleraar.
In de universiteitsraad zijn alle ge
ledingen van de universiteit d.w.z.
de studenten, het technisch en ad
ministratief personeel en het weten
schappelijk personeel evenredig
vertegenwoordigd. Bovendien kent de
universiteitsraad een aantal z.g. bui
ten-universitaire leden die geacht
worden op te treden namens "de sa
menleving".
Voorzitter van de Leidse universi
teitsraad is sinds de WUB van
kracht werd drs. Dik Couprie, 34
jaar oud en wetenschappelijk mede
werker aan het Filosofisch Instituut.
Couprie raakte in de meidagen van
'69 actief betrokken bij de democra
tiseringsbeweging in Leiden, waar
van hij zich de contouren en enkele
namen nog vagelijk kan herinneren.
Hij is evenwel nog steeds met de de
mocratisering bezig, al is het dan
nu op een wat ander niveau. Hier
onder een gesprek met hem over de
ook voor hem belangrijke meidagen,
de betekenis van de democratisering
aversies, resultaten en mogelijkhe
den.
LEIDEN Dik Couprie sloot
zich in mei '69 bij de democrati
seringsbeweging aan en zou er al
spoedig ook een actieve rol in spe
len. Zo zelfs dat menig betrok
kene hem zou blijven herinneren
als "partij-ideoloog". Couprie kon
zich inderdaad helemaal vinden
ln de doelstellingen van de demo
cratiseringsbeweging. "Datgene
waar het om ging medebeslis
singsrecht en openbaarheid, en
vooral medebeslissingsrecht.- dat
mensen dus over hun eigen situa
tie zelf mee mogen beslissen
dat sprak mij heel erg aan."
Het was een forse golf die de Leid
se actievoerders van toen voor zich
uit lieten gaan om de burelen van
het zittende gezag leeg te spoelen.
Toch zou Leiden later niet de naam
krijgen die Amsterdam en Nijmegen
nu wel hebben, namelijk de baker
mat van de democratiseringsbewe
ging. Couprie: „Dat is één van de
gekke dingen uit die tijd. Dat wat er
in Leiden gebeurde, landelijk nooit
zo de aandacht kreeg. Er kwam van
Door
Wim Wirtz
Leiden niet of nauwelijks iets in de
landelijke pers. Terwijl zo'n bijeen
komst in de Pieterskerk, waar zo'n
1500 man geweest zijn, niet alleen
voor Leiden uniek was. maar toch
ook wel landelijk belangrijk was.
Trouwens, er zat ook een aantal
mensen in die beweging hier, die po
tentieel net zoveel inbreng hadden
als een Ton Regtien (oprichter van
de studentenvakbeweging) of andere
mensen uit die tijd".
Couprie zet vervolgens uiteen hoe
de democratiseringsbeweging in Lei
den tot stand kwam en hoe het op
een gegeven ogenblik kon gebeuren
dat het toenmalige universiteitsbe
stuur met de actievoerders om de ta
fel moest gaan zitten. Om te pra
ten over eisen en over de meest ge
wenste bestuursstructuur.
Couprie zelf was voorstander van
medebeslissingsrecht op ale niveau's.
Hij voelde niet voor een geleidelijke
opbouw van de democratisering van
af de basis, zoals een aantal studen
ten binnen de Algemene Leidse Stu
denten Vereniging dat wel wilde. „Die
discussie heeft zich vaak afgespeeld:
waar je met die democratisering
moest beginnen, waar je het zwaar
tepunt moest leggen en waar niet.
Bij het ALSV-bestuur bestond toen
ook de angst dat de mensen uit de
democratiseringsbeweging zich zou
den verliezen in functies die aan de
top open zouden komen dus wat nu
de universiteitsraad met name is
en 't werk aan de basis zouden laten
liggen. Dat dus die mensen aan de
top van de universiteit ingekapseld
zouden worden zodat die hele bewe
ging zou verzanden".
De discussie over de plaats waar
de democratisering moest aanvangen,
werkte als een splijtzwam binnen de
ALSV .die er ook niet lang daarna
aan kaptot ging.
Breekijzer
De ideologieën die in de democra
tiseringsbeweging samenkwamen, wa
ren misschien niet strijdig met el
kaar. maar toch wel tamelijk ver
schillend. Couprie: „Ik geloof dat
voor een aantal mensen die demo
cratiseringsbeweging een breekijzer
was voor iets heel anders. Bijvoor
beeld een breekijzer voor een hele
maatschappelijke hervorming zowel
binnen als buiten de universiteit.
Een andere groep ging het niet zo
zeer om de bestuurlijke democratise
ring dan wel om inhoudelijke zaken
betreffende onderwijs en onderzoek,
mensen die bijvoorbeeld die hele de
mocratisering direct koppelden aan
projectonderwijs, dat toen enorm in
discussie was. Er was ook een aantal
mensen die de bestuurlijke democra
tisering als een goed op zichzelf za
gen: dat er dus niet over mensen
beslist wordt, maar dat ze zelf mee
mogen beslissen over hun eigen si
tuatie. En er was ook een groep
van mensen die in die hele bestuur
lijke democratiseringsbeweging een
mogelijkheid zagen om baantjes bin-
nen de universiteit te krijgen die
hun later wel van pas konden ko
men als ze gingen solliciteren. Zodat
ze konden zeggen: kijk, wij hebben
als student al een bestuurlijke func
tie vervuld."
Coupries voorkeur ging primair uit
naar het medebeslissingsrecht, ver
volgens naar de breekijzerfunctie voor
een democratisering ook buiten de
universiteit en ten slotte .maar
dan ook in veel mindere mate"
naar inhoudelijke veranderingen in
het onderwijs en onderzoek.
Intussen was er na de roerige mei
dagen van '69 een periode aangebro
ken waarin een constructief lijkend
overleg tussen de verschillende gele
dingen op gang was gekomen. Cou
prie: .Later werd er door een struc
tuurcommissie, die parallel werkte
met de totstandkoming van de WUB.
een uitgewerkt model op tafel gelegd
om daar met alle geledingen over te
praten. Maar de geleding van de
hoogleraren was tegen dat model. En
intussen was de WUB ingevoerd."
Al snel formeerde zich een groep
van 200 hoogleraren die tegen de
WUB protest aantekende in een adres
aan de Tweede Kamer. Couprie: „Dat
protest gold met name het medebe
slissingsrecht. Het was een groep die
misschien wel beducht was voor het
openbreken van de leerstoel en
vreesde voor de autonomie van de
hoogleraren. Ze waren bang dat de
studenten te veel te zeggen zouden
krijgen over het onderzoek en dat
ze niet meer zelf zouden kunnen uit
maken wat ze aan onderwijs zouden
geven". Er was evenwel ook een groep
van 50 hoogleraren die op het adres
van de 200 reagerende en pleitte voor
invoering van de WUB.
Het is inmiddels 1975. De WUB is
nu vier Jaar van kracht. Wat is er
nu in positieve zin bereikt? Couprie:
„Het positieve is dacht ik daarin, ge
legen, dat het althans mogelijk is Je
vinger te krijgen achter dingen die
op stapel staan om te gaan gebeu
ren. Dat het mogelijk is al kost
het nog wel wat moeite Je te la
ten horen. Dat is dus een kwestie
van openbaarheid, maar het bete
kent ook dat de bestuursorganen be
reikbaarder zijn dan vroeger. De se
naat, dat was iets waar iedereen heel
erg hoog tegenop keek. En curatoren,
daar durfde niemand iets over te zeg
gen. Terwijl de bestuursorganen van
het ogenblik, daar zitten hoe moet
ik 't zeggen meer gewone mensen
in".
Ik wilde even ingaan op een
paar negatieve punten. En ik
denk dan aan overspannen perso
neelsleden, onderbezetting en zo.
Dat wordt allemaal aan de WUB
toegeschreven. Zoals ook het ar
gument dat veelal gehanteerd
wordt van vertraging in de be
sluitvorming. Bovendien is et het
argument dat hoogleraren nau
welijks meer tijd hebben om we
tenschappelijk onderzoek te ver
richten omdat ze allerlei verga
deringen moeten aflopen.
Couprie: „Ik vind dat altijd ver
keerd gesteld, eerlijk gezegd. Kijk,
er zijn tegelijkertijd met de invoe
ring van de WUB verschillende din
gen gekomen. Zo is de vermindering
van het geld voor de universiteiten,
eigenlijk iets waarmee de nieuwe be
sturen direct geconfronteerd werden.
Men kon niet meer zo royaal met
geld gooien zoals curatoren dat be
trekkelijk konden doen. De buikriem
moest worden aangehaald. Je kreeg
verder de herstructurering. Je kreeg
de collegegeldwet en een aantal din
gen meer. Dat wil zeggende bestuur
lijke problemen namen met de tot
standkoming van de WUB tegelijker
tijd toe".
„Er zit misschien wel een ver ver
wijderd verband in. Het is misschien
wel zo dat niet alleen de bestuurs
structuur van de universiteit verou
derd was. Maar dat er ook een aantal
bestuurlijke problemen op de uni
versiteit afkwamen die Je niet meer
met de oude bestuursstructuur aan
kon: de problemen van schaalver
groting, de enorme groei in studen
tenaantallen, in personeelsaantallen
e.d."
„Het hoofdprobleem is dat er een
immense bestuurlijke problematiek is
die je met welk bestuurlijk orgaan
dan ook moet opvangen. Daarom is
nou juist die nieuwe bestuurlijke
structuur er gekomen, omdat Je die
problemen met de oude bestuurlijke
structuur niet meer aankon. En ik
denk dat een heleboel van die moei
lijkheden, zoals jij ze uiteen Zet, ge
rationaliseerd worden. Bijvoorbeeld
door hoogleraren die het vroeger in
hun eentje voor het zeggen hadden
en nu vanuit een vakgroep moeten
werken, en dus van een hiërarchische
in een democratische situatie terecht
zijn gekomen".
„Voor de ambtenaren geldt dat er
nu een heel stuk beleidsvoorberei
ding gepleegd moet worden. De be
sluitvorming in de universiteitsraad,
in de faculteitsraad en in het college
van bestuur, dat geschiedt niet zo
maar. maar dat geschiedt op basis
van voorbereiding door ambtenaren.
En dat ambtenarencorps, dat vroeger
voornamelijk beleidsuitvoerend werk
te, was daar eigenlijk niet op inge
steld, die hebben een hele omvorming
moeten verwerken. En dat is een op
voedingskwestie, dacht ik. Bij de
WUB moet Je proberen met de men
sen die Je hebt die bestuurlijke struc
tuur ook ambtelijk op te bouwen".
Geen hoge pet op
Ik wilde even naar die werk
situatie toe. Je sprak net over het
meebeslissen over de eigen situa
tie, één van de kenmerken van
de democratisering. Nou hoor je
wel eens de vraag: hoever zou de
invloed van studenten op, laat ik
zeggen, de leerstof moeten rei-*
ken?
Couprie: „Tja, weet ik niet. Ik heb
dan altijd de situatie even voor ogen
van de middeleeuwen waar de hoog
leraren betaald werden door de stu
denten en die dus ook maar het on
derwijs moesten geven wat de stu
denten wilden hebben, anders konden
ze opkrassen. Dat is blijkbaar ook
mogelijk geweest".
Het gaat natuurlijk om de
vraag die ongetwijfeld velen zich
stellen, namelijk of de invloed
van studenten niet ten koste gaat
van het onderzoek of onderwijs.
Couprie: „Ja ach. Kijk en dat
is persoonlijk hoor. Ik heb nooit zo'n
hoge pet van wetenschap op gehad.
Ik heb eigenlijk het idee dat het
beter zou zijn om met z'n allen eens
een poosje na te denken over wat
er nou eigenlijk allemaal gebeurt met
wtenschap dan maar voort te gaan
met het bedrijven van wetenschap.
Ik wil eigenlijk zeggen dat het wel
eens goed kon zijn als we weten
schap 25 Jaar konden stil leggen en
ons erover bezinnen wat het nou be
tekend heeft, betekent en betekenen
gaat. Tegen die achtergrond kan ik
niet zoveel begrip opbrengen voor de
kreten die Je wel van het weten
schappelijk personeel en hoogleraren
hoort, dat ze bang zijn voor de uit
oefening en de vrijheid van weten
schap en dat het ombekommerd zoe
ken naar waarheid in gedrang komt
en dat soort dingen meer. Dat zijn
helemaal niet de vragen die aan de
orde zijn geloof ik".
„Voor het onderwijs geldt eigenlijk
precies hetzelfde. Het zal mij min
of meer een zorg zijn of het niveau
van het onderwijs zakt. Dat wordt
dan wel gezegd hè? Maar waaraan
wordt dat niveau genieten? Dat zou
ik wel eens willen weten. En waar
aan wordt gemeten dat dat niveau
minder wordt? Ik denk dat Je kunt
zeggen dat het niveau anders wordt
of zo. Maar ik vind dat niet zo rele
vant. Ik vind wel dat er over gepraat
moet worden".
„Je hoort ook wel dat als studen
ten het voor het zeggen zouden heb
ben, dat er dan alleen maar marxis
tisch onderwijs gegeven zou worden
en dat er alleen marxistische mede
werkers zouden worden aangesteld.
Dat is natuurlijk allemaal geklets.
Wat Je wel zou kunnen zeggen is dat
er best wel wat meer marxistisch
onderwijs gegeven zou mogen worden
en dat er best wat meer marxistische
medewerkers aangesteld zouden mo
len worden. Want je kunt zeggen:
door een historische situatie is het
naar een andere kant scheef ge
groeid. Ik ben overigens geen mar
xist, ik ben lid van de Partij van
de Arbeid".
Het zou niet erg zijn als dat
wel het geval was.
Couprie: „Nee, helemaal niet. Maar
dat is even voor de goede orde. Bo
vendien: je ziet dan de confessionele
universiteiten waar het ineens wel
mag dat je onderzoek bedrijft op
basis van de bijbel of weet ik hoe ze
dat interpreteren. Het zijn wat mij
betreft allemaal argumenten die de
prullenbak in kunnen."
Democratisering schept het
precedent dat vergaderingen van
de universiteitsraad of een an
dere raad, omdat ze openbaar
'zijn, kunnen worden verstoord.
Meneer Cath (voorzitter college
van bestuurzegt dan: zo'n actie
schaadt de goodwill van de uni
versiteit.
Wat moet je nou met zo'n uit
spraak doen?
Couprie: „Ik geloof dat deze be
stuursstructuur toch wel voor een
belangrijk deel berust op het onder
ling vertrouwen, het behoorlijk met
elkaar omgaan van mensen. En ik
kan me alleszins voorstellen dat op
een bepaald moment voor sommige
mensen het punt bereikt is waarop
ze dat goed vertrouwen niet hebben.
En dat ze zeggen: hier houdt het ge
woon op en wij gaan actievoeren".
„Daarbij komt dat dit verstoren
van een vergadering wel èrg lijkt
Maar dat eigenlijk veel erger is de
structurele macht die sommige men
sen kunnen hebben. is nog steeds
de situatie dat mensen in organen
kunnen zitten, zoels het rectorencol
lege (gezamenlijke rectores magnifi-
ci)waarin ze structureel meer macht
kunnen uitoefenen en waardoor ze
dingen gedaan kunnen krijgen die
men niet in de gaten heeft. De moei
lijkheid is alleen bij dit soort dingen
dat Je het niet kunt bewijzen".
„Je hebt bijvoorbeeld de presiden
tenvergadering. Dat is een lande
lijke vergadering van alle voorzit
ters van de colleges van bestuur.
Die presidentenvergadering heeft een
nogal vrijblijvende status en die
krijgt zo langzamerhand een machts
positie die nergens op gebaseerd is.
Nou heb je ook de Academische
Raad, die je zou kunnen zien als
een vertegenwoordiging van alle uni
versiteiten en hogescholen in het land
die advies uitbrengt aan de minister.
Ik heb zelf het idee dat de functie
van de academische raad een beetje
is uitgehold en dat er een soort va
cuum is ontstaan tussen deze raad
en de minister. En dat vacuum wordt
nu langzamerhand opgevuld door die
presidentenvergadering. Die mensen
die daar inzitten hebben goede con-
taoten met het ministerie omdat ze
er nogal eens komen. En die kunnen
dan dingen er door krijgen waar je
helemaal geen vat op krijgt. Dat vind
ik gevaarlijk."
En die goodwill die geschaad
wordt?
Couprie: „Dat vind ik helemaal
niet belangrijk."
Mevrouw Hoorn: "Ik denk dat ik niet meer kan stoppen."
Mevrouw M. M. Hoorn,
Maaike. Van der Steenhoven.
Vroeger riepen ze door het
huis: maaaa. En die meisjes
namen dat toen over. Nou
ben ik nog steeds: ma. Ja,
ik ben in m'n tachtigste Jaar. In au
gustus, dan word ik tachtig. Nee, dat
zegt me niets.
Door
Wim Wirtz
In 1929 hebben m'n man en ik dit
huis gekocht. Later hebben we num-
met 96, hiernaast, er bij gekocht. En
nu heb ik hier 25 meisjes op ka
mers. Maar toen we dus dat huis
kochten, was er aan het Rapenburg
een meisjesstudentenhuis van de we
duwe van Vosmaer Roëll, de hoogle
raar. Ze bemoeide zich er zelf niet
mee. Ze hadden daar een huis
knecht, een huishoudster en een
meisje.
Ik was er dus wezen kijken en ik
dacht: dat kan ik ook. De ben toen
naar de WSL gegaan, de vereniging
van vrouwelijke studenten aan het
Rapenburg. En ik vroeg daar aan
Juffrouw Hasselman of zij ervoor kon
zorgen dat er meisjes bij mij op ka
mer kwamen. Ja, dat kan wel, zei
ze. 's Avonds waren alle kamers ver
huurd, aan tien meisjes.
Wat voor meisjes? Nou. 't Waren
allemaal baronessen hè. Beelaerts van
Blokland, Stenfert Kroese, Voss van
Steenwijk en meer van dat soort
namen. Je moest ze ook freule noe
men. En zo noemden ze ook elkaar:
freule.
Ja, ik heb daar een hele dag over
nagedacht. Of ze in him levenswijze
nou zo zijn veranderd. Nee. Ze zijn
precies hetzelfde. Alleen moeten ze
tegenwoordig harder werken. Ze gaan
hier 's morgens al om half acht de
deur uit. Vroeger was dat veel min
der. Toen luierden ze meer, ze konden
toen ook hun examens zelf regelen,
hè.
Er werden vroeger ook veel fees
ten gehouden. En dat waren dure
feesten hoor. Maar dan vond ik
ze waren dan wonderlijk mooi hè, die
meisjes soms. En die jongens, in vol
ornaat. En dan kwam er een witte
zwaan hiervoor, zo'n rijtuigje hele
maal omkleed hè, als witte zwaan.
En dan hadden die meisjes van die
kapjes op, want ze gingen vaak in
ouderwetse klederdacht. Prachtig was
dat. Maar het waren wel rijke fees
ten. Nu zou ik 't verspilling vinden.
De vrouwelijke studenten vroeger
voelden zich meestal boven de hospi
ta staan. Maar dat werd minder als
ze afgestudeerd waren en ouder wer
den. Maar het waren meestal goeie
meisjes hoor, dat wel.
Herenbezoek
Als hier heren op bezoek kwamen.
Dan merkte Je er niets van. Het wa
ren heren hè. Dus die hielden zich
rustig. Het herenbezoek moest vroe
ger vóór elf uur weg. En op zater
dag en zondag: geen herenbezoek. Ja
u zult het misschien wel streng vin
den. Maar regels moeten er een beet
je zijn. En niet alleen voor het huis.
Maar ook in hun leven. Onbewust
probeer je ze toch een beetje op te
vangen. En waar ik dan vooral ple
zier in heb, dat zijn hun studiere
sultaten. Als ze slagen, dan vind ik
dat echt fijn.
Prinses Beatrix is hier verschillen
de keren geweest. Ze had hier een
vriendin in huis. Maar toen ze de
eerste'keer kwam, dat zal ik nooit
vergeten. Ze stond toen zo voor de
deur, grijze rok, manteltje aan. En ze
zei niks. En wij, wij vonden er niks
aan, wij zeiden ook niks. Pas later
hoorden we dat wij eerst hadden
moeten spreken. Nou, dat wisten we
niet. Maar ik moet zeggen: ik heb
toen ook gemerkt dat we een fijne
kroonprinses hebben. Ze kwam hier
een keer om wat spullen op te halen
van een Jaargenoot Cremers heet
te ze, dochter van de burgemeester
van Haarlem want ze hadden
een feest in Drente en daar zou ze
naar toe gaan. En maandagmorgen
zou ze weer terugkomen om die spul
len weer te brengen. Nou, ik had m'n
mooiste Jurk aangetrokken. Want ik
dacht: straks komt de troep weer
hier hè. Enfin, Beatrix komt, met die
spullen. En ik zeg: legt u ze hier
maar neer, koninklijke hoogheid, dan
breng ik ze straks wel naar boven.
Maar zij zegt: welnee, dat doe ik
zelf wel. En ze rent naar boven en
ruimt alles keurig in. Kijk, dat hè.
Ooorlog
Toen de oorlog kwam werd de uni
versiteit hier gesloten. Dat was een
ramp voor ons. Want de meisjes gin
gen natuurlijk weg. Op een goeie
dag, het was toen 1940, kwam ik thuis.
En de huishoudster zei: er zijn twee
heren geweest en die hebben de ka
mers gezien. En er was er één bij
van de politie. Ik werd toen opge
beld door commissaris Meijer en die
zei: u krijgt zeven Duitse officieren
ln huls. U hebt 25 bedden en dat is
niet onopgemerkt gebleven. Nou, dat
waren dan officieren die verlettat wa
ren van de eerste wereldoorlog. We
hebben hier toen de deur dichtge
spijkerd, van ons woonvertrek naar
die kamers. Maar ik moet zeggen:
we hebben geen slag last gehad van
die mensen. Alleen hebben ze wel de
dekens meegenomen.
Toen die Duitsers hier waren, heb
ik wel eens met m'n hoofd zo te
gen de muur gestaan. En dan hoorde
ik dat alle grote firma's hier in de
stad in de vestibule stonden te ver
kopen aan die Duitse officieren.
Maar als ik in zo'n zaak kwam. dan
kon ik niet eens een paar pantoffels
krijgen. En dat is nou kwalijk, zie
Verschil
Financieel is er wel een verschil tus
sen vroeger en nu. In 1938 had ik
kamers van 35. 25 en 15 gulden.
Nu heb ik kamers van 175 en 100
gulden. Maar de kosten zijn nu veel
hoger dan vroeger. Je had vroeger
voor twee gulden een naaister, die
alles bijhield. Twee gulden, moet Je
nagaan.
Leiden is van oudsher een univer
siteitsstad. En ik vind dat ze zich
daar aan moeten houden. Ik vind de
universiteit een kostbaar bezit. Maar
weet Je wat het nou is? Van de or
ganisatie hier in de gemeente, daar
klopt niet veel van. Ze breken maar
dingen af in de stad. En vroeger had
den we hier fabrieken van Zaalberg,
van Beuth. Die zijn er niet meer. En
we moeten d°n niet vergeten dat de
universiteit een macht aan perso
neel heeft. a a
't Is eigenlijk geen beroep hè,
hospita. Maar ik héb t wel
altijd leuk gevonden. Wan
neer? Weet ik niet. Ik denk
dat ik niet meer kan stoppen.