"In bestuur van nu zitten meer gewone mensen DEMOCRATISERING AAN DE UNIVERSITEITEN 'Ze zijn nog precies hetzelfde' Dik Couprievoorzitter UR: VROEGER EN NU: HET VERHAAL VAN EEN LEIDSE HOSPITA VRIJDAG 7 FEBRUARI 1975 PAGINA 17 De meidagen van 1969 brachten de ouverture van een totale ommekeer in de bestuurlijke organisatie van de universiteiten en hogescholen. De democratiseringsbeweging, die voor dien niet veel meer was geweest dan een rimpeltje op een grote plas wa ter, raakte in een stroomversnelling, toen op verschillende plaatsen in het land actie werd gevoerd voor open baarheid en medebeslissingsrecht. In Tilburg werden gebouwen bezet en in Amsterdam speelden zich soort gelijke taferelen af rond het Maag denhuis, dat voor vele toenmalige ac tievoerders een soort heilig symbool zou worden van gezamenlijke strijd en onderlinge solidariteit. De democratiseringsbeweging in Nederland was ten dele gevoed door de studenten- en arbeidersrevolte van 1968 in Parijs en de idee van een „kritische universiteit" zoals die eer der was gelanceerd aan de Freie Uni- versitat van Berlijn. Alom zagen stu denten en wetenschappelijk perso neel in dat 't sterk hiërarchische en autoritaire systeem van curatoren en senaat niet langer getolereerd mocht worden. Grootscheepse acties waren het gevolg. En de toenmalige minis ter van onderwijs en wetenschappen Veringa zat er goed mee in z'n maag. Hij vreesde een „tweede Parijs" waar de studenten-opstand met de solida riteit van stakende arbeiders de Franse natie toch maar een week lang aan de economische zijden draad had laten bungelen. De acties sloegen van Tilburg uit over naar Leiden, de van meet af aan als conservatief bekend staan de universiteitsstad, waar de toenma lige Algemene Leidse Studenten Ver eniging in beweging kwam om de "progressieve" krachten onder stu denten en wetenschappers te mobili seren en waar de acties een hoogte punt kregen met een massale bijeen komst in de Pieterskerk. Het is hier niet de plaats om uitvoerig op de ge schiedenis van dit lokale gebeuren in te gaan. Maar één ding staat wel vast de acties van studenten en weten schappelijk personeel hebben een be langrijke impuls gegeven aan de tot standkoming van de wet die de for mele democratisering later (in 1971) zou bekrachtigen: de Wet Universi taire Bestuurshervorming oftewel WUB. Er kwam een geheel andere be- bestuursstructuur met een college van bestuur (vergelijkbaar met het colle ge van burgemeester en wethouders), een universiteitsraad (evenals de ge meenteraad het hoogste bestuursor gaan), de (sub) faculteitsraden en de vakgroepen, waarin de wetenschappe lijk medewerkers evenveel te zeggen kregen als de hoogleraar. In de universiteitsraad zijn alle ge ledingen van de universiteit d.w.z. de studenten, het technisch en ad ministratief personeel en het weten schappelijk personeel evenredig vertegenwoordigd. Bovendien kent de universiteitsraad een aantal z.g. bui ten-universitaire leden die geacht worden op te treden namens "de sa menleving". Voorzitter van de Leidse universi teitsraad is sinds de WUB van kracht werd drs. Dik Couprie, 34 jaar oud en wetenschappelijk mede werker aan het Filosofisch Instituut. Couprie raakte in de meidagen van '69 actief betrokken bij de democra tiseringsbeweging in Leiden, waar van hij zich de contouren en enkele namen nog vagelijk kan herinneren. Hij is evenwel nog steeds met de de mocratisering bezig, al is het dan nu op een wat ander niveau. Hier onder een gesprek met hem over de ook voor hem belangrijke meidagen, de betekenis van de democratisering aversies, resultaten en mogelijkhe den. LEIDEN Dik Couprie sloot zich in mei '69 bij de democrati seringsbeweging aan en zou er al spoedig ook een actieve rol in spe len. Zo zelfs dat menig betrok kene hem zou blijven herinneren als "partij-ideoloog". Couprie kon zich inderdaad helemaal vinden ln de doelstellingen van de demo cratiseringsbeweging. "Datgene waar het om ging medebeslis singsrecht en openbaarheid, en vooral medebeslissingsrecht.- dat mensen dus over hun eigen situa tie zelf mee mogen beslissen dat sprak mij heel erg aan." Het was een forse golf die de Leid se actievoerders van toen voor zich uit lieten gaan om de burelen van het zittende gezag leeg te spoelen. Toch zou Leiden later niet de naam krijgen die Amsterdam en Nijmegen nu wel hebben, namelijk de baker mat van de democratiseringsbewe ging. Couprie: „Dat is één van de gekke dingen uit die tijd. Dat wat er in Leiden gebeurde, landelijk nooit zo de aandacht kreeg. Er kwam van Door Wim Wirtz Leiden niet of nauwelijks iets in de landelijke pers. Terwijl zo'n bijeen komst in de Pieterskerk, waar zo'n 1500 man geweest zijn, niet alleen voor Leiden uniek was. maar toch ook wel landelijk belangrijk was. Trouwens, er zat ook een aantal mensen in die beweging hier, die po tentieel net zoveel inbreng hadden als een Ton Regtien (oprichter van de studentenvakbeweging) of andere mensen uit die tijd". Couprie zet vervolgens uiteen hoe de democratiseringsbeweging in Lei den tot stand kwam en hoe het op een gegeven ogenblik kon gebeuren dat het toenmalige universiteitsbe stuur met de actievoerders om de ta fel moest gaan zitten. Om te pra ten over eisen en over de meest ge wenste bestuursstructuur. Couprie zelf was voorstander van medebeslissingsrecht op ale niveau's. Hij voelde niet voor een geleidelijke opbouw van de democratisering van af de basis, zoals een aantal studen ten binnen de Algemene Leidse Stu denten Vereniging dat wel wilde. „Die discussie heeft zich vaak afgespeeld: waar je met die democratisering moest beginnen, waar je het zwaar tepunt moest leggen en waar niet. Bij het ALSV-bestuur bestond toen ook de angst dat de mensen uit de democratiseringsbeweging zich zou den verliezen in functies die aan de top open zouden komen dus wat nu de universiteitsraad met name is en 't werk aan de basis zouden laten liggen. Dat dus die mensen aan de top van de universiteit ingekapseld zouden worden zodat die hele bewe ging zou verzanden". De discussie over de plaats waar de democratisering moest aanvangen, werkte als een splijtzwam binnen de ALSV .die er ook niet lang daarna aan kaptot ging. Breekijzer De ideologieën die in de democra tiseringsbeweging samenkwamen, wa ren misschien niet strijdig met el kaar. maar toch wel tamelijk ver schillend. Couprie: „Ik geloof dat voor een aantal mensen die demo cratiseringsbeweging een breekijzer was voor iets heel anders. Bijvoor beeld een breekijzer voor een hele maatschappelijke hervorming zowel binnen als buiten de universiteit. Een andere groep ging het niet zo zeer om de bestuurlijke democratise ring dan wel om inhoudelijke zaken betreffende onderwijs en onderzoek, mensen die bijvoorbeeld die hele de mocratisering direct koppelden aan projectonderwijs, dat toen enorm in discussie was. Er was ook een aantal mensen die de bestuurlijke democra tisering als een goed op zichzelf za gen: dat er dus niet over mensen beslist wordt, maar dat ze zelf mee mogen beslissen over hun eigen si tuatie. En er was ook een groep van mensen die in die hele bestuur lijke democratiseringsbeweging een mogelijkheid zagen om baantjes bin- nen de universiteit te krijgen die hun later wel van pas konden ko men als ze gingen solliciteren. Zodat ze konden zeggen: kijk, wij hebben als student al een bestuurlijke func tie vervuld." Coupries voorkeur ging primair uit naar het medebeslissingsrecht, ver volgens naar de breekijzerfunctie voor een democratisering ook buiten de universiteit en ten slotte .maar dan ook in veel mindere mate" naar inhoudelijke veranderingen in het onderwijs en onderzoek. Intussen was er na de roerige mei dagen van '69 een periode aangebro ken waarin een constructief lijkend overleg tussen de verschillende gele dingen op gang was gekomen. Cou prie: .Later werd er door een struc tuurcommissie, die parallel werkte met de totstandkoming van de WUB. een uitgewerkt model op tafel gelegd om daar met alle geledingen over te praten. Maar de geleding van de hoogleraren was tegen dat model. En intussen was de WUB ingevoerd." Al snel formeerde zich een groep van 200 hoogleraren die tegen de WUB protest aantekende in een adres aan de Tweede Kamer. Couprie: „Dat protest gold met name het medebe slissingsrecht. Het was een groep die misschien wel beducht was voor het openbreken van de leerstoel en vreesde voor de autonomie van de hoogleraren. Ze waren bang dat de studenten te veel te zeggen zouden krijgen over het onderzoek en dat ze niet meer zelf zouden kunnen uit maken wat ze aan onderwijs zouden geven". Er was evenwel ook een groep van 50 hoogleraren die op het adres van de 200 reagerende en pleitte voor invoering van de WUB. Het is inmiddels 1975. De WUB is nu vier Jaar van kracht. Wat is er nu in positieve zin bereikt? Couprie: „Het positieve is dacht ik daarin, ge legen, dat het althans mogelijk is Je vinger te krijgen achter dingen die op stapel staan om te gaan gebeu ren. Dat het mogelijk is al kost het nog wel wat moeite Je te la ten horen. Dat is dus een kwestie van openbaarheid, maar het bete kent ook dat de bestuursorganen be reikbaarder zijn dan vroeger. De se naat, dat was iets waar iedereen heel erg hoog tegenop keek. En curatoren, daar durfde niemand iets over te zeg gen. Terwijl de bestuursorganen van het ogenblik, daar zitten hoe moet ik 't zeggen meer gewone mensen in". Ik wilde even ingaan op een paar negatieve punten. En ik denk dan aan overspannen perso neelsleden, onderbezetting en zo. Dat wordt allemaal aan de WUB toegeschreven. Zoals ook het ar gument dat veelal gehanteerd wordt van vertraging in de be sluitvorming. Bovendien is et het argument dat hoogleraren nau welijks meer tijd hebben om we tenschappelijk onderzoek te ver richten omdat ze allerlei verga deringen moeten aflopen. Couprie: „Ik vind dat altijd ver keerd gesteld, eerlijk gezegd. Kijk, er zijn tegelijkertijd met de invoe ring van de WUB verschillende din gen gekomen. Zo is de vermindering van het geld voor de universiteiten, eigenlijk iets waarmee de nieuwe be sturen direct geconfronteerd werden. Men kon niet meer zo royaal met geld gooien zoals curatoren dat be trekkelijk konden doen. De buikriem moest worden aangehaald. Je kreeg verder de herstructurering. Je kreeg de collegegeldwet en een aantal din gen meer. Dat wil zeggende bestuur lijke problemen namen met de tot standkoming van de WUB tegelijker tijd toe". „Er zit misschien wel een ver ver wijderd verband in. Het is misschien wel zo dat niet alleen de bestuurs structuur van de universiteit verou derd was. Maar dat er ook een aantal bestuurlijke problemen op de uni versiteit afkwamen die Je niet meer met de oude bestuursstructuur aan kon: de problemen van schaalver groting, de enorme groei in studen tenaantallen, in personeelsaantallen e.d." „Het hoofdprobleem is dat er een immense bestuurlijke problematiek is die je met welk bestuurlijk orgaan dan ook moet opvangen. Daarom is nou juist die nieuwe bestuurlijke structuur er gekomen, omdat Je die problemen met de oude bestuurlijke structuur niet meer aankon. En ik denk dat een heleboel van die moei lijkheden, zoals jij ze uiteen Zet, ge rationaliseerd worden. Bijvoorbeeld door hoogleraren die het vroeger in hun eentje voor het zeggen hadden en nu vanuit een vakgroep moeten werken, en dus van een hiërarchische in een democratische situatie terecht zijn gekomen". „Voor de ambtenaren geldt dat er nu een heel stuk beleidsvoorberei ding gepleegd moet worden. De be sluitvorming in de universiteitsraad, in de faculteitsraad en in het college van bestuur, dat geschiedt niet zo maar. maar dat geschiedt op basis van voorbereiding door ambtenaren. En dat ambtenarencorps, dat vroeger voornamelijk beleidsuitvoerend werk te, was daar eigenlijk niet op inge steld, die hebben een hele omvorming moeten verwerken. En dat is een op voedingskwestie, dacht ik. Bij de WUB moet Je proberen met de men sen die Je hebt die bestuurlijke struc tuur ook ambtelijk op te bouwen". Geen hoge pet op Ik wilde even naar die werk situatie toe. Je sprak net over het meebeslissen over de eigen situa tie, één van de kenmerken van de democratisering. Nou hoor je wel eens de vraag: hoever zou de invloed van studenten op, laat ik zeggen, de leerstof moeten rei-* ken? Couprie: „Tja, weet ik niet. Ik heb dan altijd de situatie even voor ogen van de middeleeuwen waar de hoog leraren betaald werden door de stu denten en die dus ook maar het on derwijs moesten geven wat de stu denten wilden hebben, anders konden ze opkrassen. Dat is blijkbaar ook mogelijk geweest". Het gaat natuurlijk om de vraag die ongetwijfeld velen zich stellen, namelijk of de invloed van studenten niet ten koste gaat van het onderzoek of onderwijs. Couprie: „Ja ach. Kijk en dat is persoonlijk hoor. Ik heb nooit zo'n hoge pet van wetenschap op gehad. Ik heb eigenlijk het idee dat het beter zou zijn om met z'n allen eens een poosje na te denken over wat er nou eigenlijk allemaal gebeurt met wtenschap dan maar voort te gaan met het bedrijven van wetenschap. Ik wil eigenlijk zeggen dat het wel eens goed kon zijn als we weten schap 25 Jaar konden stil leggen en ons erover bezinnen wat het nou be tekend heeft, betekent en betekenen gaat. Tegen die achtergrond kan ik niet zoveel begrip opbrengen voor de kreten die Je wel van het weten schappelijk personeel en hoogleraren hoort, dat ze bang zijn voor de uit oefening en de vrijheid van weten schap en dat het ombekommerd zoe ken naar waarheid in gedrang komt en dat soort dingen meer. Dat zijn helemaal niet de vragen die aan de orde zijn geloof ik". „Voor het onderwijs geldt eigenlijk precies hetzelfde. Het zal mij min of meer een zorg zijn of het niveau van het onderwijs zakt. Dat wordt dan wel gezegd hè? Maar waaraan wordt dat niveau genieten? Dat zou ik wel eens willen weten. En waar aan wordt gemeten dat dat niveau minder wordt? Ik denk dat Je kunt zeggen dat het niveau anders wordt of zo. Maar ik vind dat niet zo rele vant. Ik vind wel dat er over gepraat moet worden". „Je hoort ook wel dat als studen ten het voor het zeggen zouden heb ben, dat er dan alleen maar marxis tisch onderwijs gegeven zou worden en dat er alleen marxistische mede werkers zouden worden aangesteld. Dat is natuurlijk allemaal geklets. Wat Je wel zou kunnen zeggen is dat er best wel wat meer marxistisch onderwijs gegeven zou mogen worden en dat er best wat meer marxistische medewerkers aangesteld zouden mo len worden. Want je kunt zeggen: door een historische situatie is het naar een andere kant scheef ge groeid. Ik ben overigens geen mar xist, ik ben lid van de Partij van de Arbeid". Het zou niet erg zijn als dat wel het geval was. Couprie: „Nee, helemaal niet. Maar dat is even voor de goede orde. Bo vendien: je ziet dan de confessionele universiteiten waar het ineens wel mag dat je onderzoek bedrijft op basis van de bijbel of weet ik hoe ze dat interpreteren. Het zijn wat mij betreft allemaal argumenten die de prullenbak in kunnen." Democratisering schept het precedent dat vergaderingen van de universiteitsraad of een an dere raad, omdat ze openbaar 'zijn, kunnen worden verstoord. Meneer Cath (voorzitter college van bestuurzegt dan: zo'n actie schaadt de goodwill van de uni versiteit. Wat moet je nou met zo'n uit spraak doen? Couprie: „Ik geloof dat deze be stuursstructuur toch wel voor een belangrijk deel berust op het onder ling vertrouwen, het behoorlijk met elkaar omgaan van mensen. En ik kan me alleszins voorstellen dat op een bepaald moment voor sommige mensen het punt bereikt is waarop ze dat goed vertrouwen niet hebben. En dat ze zeggen: hier houdt het ge woon op en wij gaan actievoeren". „Daarbij komt dat dit verstoren van een vergadering wel èrg lijkt Maar dat eigenlijk veel erger is de structurele macht die sommige men sen kunnen hebben. is nog steeds de situatie dat mensen in organen kunnen zitten, zoels het rectorencol lege (gezamenlijke rectores magnifi- ci)waarin ze structureel meer macht kunnen uitoefenen en waardoor ze dingen gedaan kunnen krijgen die men niet in de gaten heeft. De moei lijkheid is alleen bij dit soort dingen dat Je het niet kunt bewijzen". „Je hebt bijvoorbeeld de presiden tenvergadering. Dat is een lande lijke vergadering van alle voorzit ters van de colleges van bestuur. Die presidentenvergadering heeft een nogal vrijblijvende status en die krijgt zo langzamerhand een machts positie die nergens op gebaseerd is. Nou heb je ook de Academische Raad, die je zou kunnen zien als een vertegenwoordiging van alle uni versiteiten en hogescholen in het land die advies uitbrengt aan de minister. Ik heb zelf het idee dat de functie van de academische raad een beetje is uitgehold en dat er een soort va cuum is ontstaan tussen deze raad en de minister. En dat vacuum wordt nu langzamerhand opgevuld door die presidentenvergadering. Die mensen die daar inzitten hebben goede con- taoten met het ministerie omdat ze er nogal eens komen. En die kunnen dan dingen er door krijgen waar je helemaal geen vat op krijgt. Dat vind ik gevaarlijk." En die goodwill die geschaad wordt? Couprie: „Dat vind ik helemaal niet belangrijk." Mevrouw Hoorn: "Ik denk dat ik niet meer kan stoppen." Mevrouw M. M. Hoorn, Maaike. Van der Steenhoven. Vroeger riepen ze door het huis: maaaa. En die meisjes namen dat toen over. Nou ben ik nog steeds: ma. Ja, ik ben in m'n tachtigste Jaar. In au gustus, dan word ik tachtig. Nee, dat zegt me niets. Door Wim Wirtz In 1929 hebben m'n man en ik dit huis gekocht. Later hebben we num- met 96, hiernaast, er bij gekocht. En nu heb ik hier 25 meisjes op ka mers. Maar toen we dus dat huis kochten, was er aan het Rapenburg een meisjesstudentenhuis van de we duwe van Vosmaer Roëll, de hoogle raar. Ze bemoeide zich er zelf niet mee. Ze hadden daar een huis knecht, een huishoudster en een meisje. Ik was er dus wezen kijken en ik dacht: dat kan ik ook. De ben toen naar de WSL gegaan, de vereniging van vrouwelijke studenten aan het Rapenburg. En ik vroeg daar aan Juffrouw Hasselman of zij ervoor kon zorgen dat er meisjes bij mij op ka mer kwamen. Ja, dat kan wel, zei ze. 's Avonds waren alle kamers ver huurd, aan tien meisjes. Wat voor meisjes? Nou. 't Waren allemaal baronessen hè. Beelaerts van Blokland, Stenfert Kroese, Voss van Steenwijk en meer van dat soort namen. Je moest ze ook freule noe men. En zo noemden ze ook elkaar: freule. Ja, ik heb daar een hele dag over nagedacht. Of ze in him levenswijze nou zo zijn veranderd. Nee. Ze zijn precies hetzelfde. Alleen moeten ze tegenwoordig harder werken. Ze gaan hier 's morgens al om half acht de deur uit. Vroeger was dat veel min der. Toen luierden ze meer, ze konden toen ook hun examens zelf regelen, hè. Er werden vroeger ook veel fees ten gehouden. En dat waren dure feesten hoor. Maar dan vond ik ze waren dan wonderlijk mooi hè, die meisjes soms. En die jongens, in vol ornaat. En dan kwam er een witte zwaan hiervoor, zo'n rijtuigje hele maal omkleed hè, als witte zwaan. En dan hadden die meisjes van die kapjes op, want ze gingen vaak in ouderwetse klederdacht. Prachtig was dat. Maar het waren wel rijke fees ten. Nu zou ik 't verspilling vinden. De vrouwelijke studenten vroeger voelden zich meestal boven de hospi ta staan. Maar dat werd minder als ze afgestudeerd waren en ouder wer den. Maar het waren meestal goeie meisjes hoor, dat wel. Herenbezoek Als hier heren op bezoek kwamen. Dan merkte Je er niets van. Het wa ren heren hè. Dus die hielden zich rustig. Het herenbezoek moest vroe ger vóór elf uur weg. En op zater dag en zondag: geen herenbezoek. Ja u zult het misschien wel streng vin den. Maar regels moeten er een beet je zijn. En niet alleen voor het huis. Maar ook in hun leven. Onbewust probeer je ze toch een beetje op te vangen. En waar ik dan vooral ple zier in heb, dat zijn hun studiere sultaten. Als ze slagen, dan vind ik dat echt fijn. Prinses Beatrix is hier verschillen de keren geweest. Ze had hier een vriendin in huis. Maar toen ze de eerste'keer kwam, dat zal ik nooit vergeten. Ze stond toen zo voor de deur, grijze rok, manteltje aan. En ze zei niks. En wij, wij vonden er niks aan, wij zeiden ook niks. Pas later hoorden we dat wij eerst hadden moeten spreken. Nou, dat wisten we niet. Maar ik moet zeggen: ik heb toen ook gemerkt dat we een fijne kroonprinses hebben. Ze kwam hier een keer om wat spullen op te halen van een Jaargenoot Cremers heet te ze, dochter van de burgemeester van Haarlem want ze hadden een feest in Drente en daar zou ze naar toe gaan. En maandagmorgen zou ze weer terugkomen om die spul len weer te brengen. Nou, ik had m'n mooiste Jurk aangetrokken. Want ik dacht: straks komt de troep weer hier hè. Enfin, Beatrix komt, met die spullen. En ik zeg: legt u ze hier maar neer, koninklijke hoogheid, dan breng ik ze straks wel naar boven. Maar zij zegt: welnee, dat doe ik zelf wel. En ze rent naar boven en ruimt alles keurig in. Kijk, dat hè. Ooorlog Toen de oorlog kwam werd de uni versiteit hier gesloten. Dat was een ramp voor ons. Want de meisjes gin gen natuurlijk weg. Op een goeie dag, het was toen 1940, kwam ik thuis. En de huishoudster zei: er zijn twee heren geweest en die hebben de ka mers gezien. En er was er één bij van de politie. Ik werd toen opge beld door commissaris Meijer en die zei: u krijgt zeven Duitse officieren ln huls. U hebt 25 bedden en dat is niet onopgemerkt gebleven. Nou, dat waren dan officieren die verlettat wa ren van de eerste wereldoorlog. We hebben hier toen de deur dichtge spijkerd, van ons woonvertrek naar die kamers. Maar ik moet zeggen: we hebben geen slag last gehad van die mensen. Alleen hebben ze wel de dekens meegenomen. Toen die Duitsers hier waren, heb ik wel eens met m'n hoofd zo te gen de muur gestaan. En dan hoorde ik dat alle grote firma's hier in de stad in de vestibule stonden te ver kopen aan die Duitse officieren. Maar als ik in zo'n zaak kwam. dan kon ik niet eens een paar pantoffels krijgen. En dat is nou kwalijk, zie Verschil Financieel is er wel een verschil tus sen vroeger en nu. In 1938 had ik kamers van 35. 25 en 15 gulden. Nu heb ik kamers van 175 en 100 gulden. Maar de kosten zijn nu veel hoger dan vroeger. Je had vroeger voor twee gulden een naaister, die alles bijhield. Twee gulden, moet Je nagaan. Leiden is van oudsher een univer siteitsstad. En ik vind dat ze zich daar aan moeten houden. Ik vind de universiteit een kostbaar bezit. Maar weet Je wat het nou is? Van de or ganisatie hier in de gemeente, daar klopt niet veel van. Ze breken maar dingen af in de stad. En vroeger had den we hier fabrieken van Zaalberg, van Beuth. Die zijn er niet meer. En we moeten d°n niet vergeten dat de universiteit een macht aan perso neel heeft. a a 't Is eigenlijk geen beroep hè, hospita. Maar ik héb t wel altijd leuk gevonden. Wan neer? Weet ik niet. Ik denk dat ik niet meer kan stoppen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 17