De Jong: Twee mannen uit het oude Amsterdam Jan Pol: "Ik ben de laatste boer in Amsterdam... "Ik heb ge vloekt, daarom ben ik bang om te sterven" ZATERDAG 11 JANUARI 1975 PAGINA 15 AMSTERDAM Boerderijen zijn uit het stadsbeeld van Amsterdam zo goed als verdwenen. Er staan er nog een paar, boven het IJ, in noord. Maar beneden het IJ zijn ze allemaal al lang verdwenen. De steeds uitdijende woonwijken en indu striecomplexen hebben de agrarische gronden binnen de ge meentegrenzen van de hoofdstad goeddeels geconsumeerd. Toch heeft een boer zich in Amster dam niet laten verjagen van zijn grond. Dat is George Alexander de Jong. Vroeger stond zijn boerderij en die van zijn vader en grootvader midden in het toen nog landelijke gebied van Sloterdijk. Allemaal wei degrond, zo ver het oog reikte, met in de verte de contouren van de grote stad. Maar Amsterdam eiste steeds meer grond op. Waar vroeger de trotse boerderij van boer De Jong stond en die van zijn buren, waar in de wei den de koeien graasden, daar heerst nu een enorme industriële bedrijvig heid. Er zijn havens gegraven. Er loopt een brede autoweg doorheen naar de Coentunnel. Er staat een gigantische elektrische centrale, de Hemweg-centrale, waar grote rook wolken uitkomen. Forse vrachtwa gens denderen af en aan. Temidden van al die industriële be drijvigheid heeft boer George Ale xander de Jong nog een klein stukje grond, waar hU zo goed en zo kwaad als dat gaat zijn boerenbe- drijfje voortzet. Maar het is slechts een armoedig restant van zijn vroe gere boerderij. Grasland kan Je het stuk grond nauwelijks noemen. Het lijkt meer op een stuk ondergelopen moeras. Er staan wat wrakkige bouwsels, resten van auto's, oude karren. Honderden witte kippen zoe ken achter kisten, takkenbossen en modderige heuveltjes beschutting te gen de striemende, ijskoude wind. Ingesloten stuiven ze allemaal als gekken op hem toe, op voedsel af. Totdat de kippen hem helemaal hebben inge sloten, zodat hij nauwelijks meer een stap voor- of achteruit kan. Boer George, klein van postuur, ver weerde kop, gekloofde handen, hij maalt niet om de striemende kou, die over de vlakte Jaagt. Dat vindt hij allemaal maar onzin. Gewoon een kwestie van wennen. Hoe oud hij precies is, weet hij niet. "Dat doet niets ter zake. Zeventig? Nee, zo iets nog niet. Wel over de vijf- en-zestig. Want ik weet wel dat ik apewee heb. Zo noem ik dat, die AOW". "Ik ben de laatste boer hier. Andere boeren zijn er niet meer. Die zijn helemaal weggejaagd. En als er geen boer meer is, dan gaat alles dood". "Net als een boer een schep mest neemt en die zo lekker over de grond slingert, zo heeft de gemeente al die boeren van hun grond geslin gerd". Maar hij is niet van plan een van zijn laatste stukjes grond ook nog af te laten nemen. "In de Noorder IJ-polder heb ik ook nog een stukje grond, zo groot als een voetbalveld ongeveer. De gemeente wil me dat ook afnemen. Maar ze hebben het helemaal niet nodig, hoor. Maar het wordt allemaal bijtijds voor een ap pel en ei opgekooht. Ze kopen het niet voor recratie of voor industrie. Nee, ze kopen het voor speculatie". Kinderen Over de toekomst van Amsterdam is boer George Alexander somber ge stemd. "Amsterdam bestaat nu ze venhonderd jaar, maar ik denk dat Amsterdam over honderd Jaar hele maal niet meer bestaat. Je ziet nu al bijna geen kinderen in Amster dam. Wel speelplaatsen, maar geen kinderen. En elk Jaar vluchten tien duizenden Amsterdammers de stad uit. Elk Jaar meer. Hoe kun Je nu van die ondergrondse tunnels ma ken, die miljarden kosten. Een hoop werk, dat allemaal overbodig is. Dus Amsterdam is over honderd Jaar niet eens een dode havenstad. Nee, er wonen dan helemaal geen men sen meer in1 Amsterdam". "Meneer", zegt boer George, 'Ik zal U vertellen. Amsterdam heeft een he leboel en doet een heleboel dingen die miljarden kosten, maar waar we helemaal geen pret en voordeel van hebben". Boer George Alexander is niet al leen zo maar een boer, hij ls ook een beetje stadsmens. En over die wisselwerking heeft hij allerlei theo- rien over zowel de stad, als het le ven op het platteland. "Boeren en stadsmensen, dat kan nooit hele maal samen gaan. Omdat al die stadsmensen een beetje kouwelijk zijn. Zè denken veel meer dingen, waar ze allemaal niets van af weten. Wat Je hier allemaal niet krijgt voor mensen, ze vergeten dat ze zelf altijd bij de warme kachel zitten, maar die beesten, die zijn heel an ders gebouwd, die kunnen er best tegen". Kumstei "De kippen krijgen een speciaal soort graan, wel zeven verschillende soor ten door elkaar, dat haal ik bij die graanschuren hier, da/t is afval .En van die loslopende kippen heeft een ei de waarde van drie gewone fa- briekseitjes, van die surrogaat-eitjes. Want bij zo'n fabrieksei wordt zo'n kip gedwongen eitjes te leggen. Dag en nacht hebben ze de volle plicht om te leggen. En ze worden daar gevoerd met vismeel. Die fabriekskip heeft eigenlijk niets anders te doen dan het vis-eiwit om te zetten in ei- eiwit. Dat is een kunstel. De mensen mopperen niet voor niets dat een ei soms naar vis smaakt". Behalve kippen, heeft boer George ook nog wat paarden en geiten. "Vroeger had ik veel meer paarden. Strassbourg, circuspaarden. Nu zijn er haast geen circussen meer in Ne derland. Die Boltini, die is waarde loos. Die man heb capsönes, die leen ik nog geen gulden". Diploma's Boer George Alexander heeft zich in zijn leven niet alleen bezig gehou den met koeien, kippen en paarden. Hij heeft grote belangstelling voor andere zaken. De grootste ramp ter wereld vindt hij de radio en de tele visie. "Daardoor raken de menspn steeds vermoeider, waardoor ze niet meer voldoende kunnen werken". Mensen met diploma's ("domploma's* noemt boer George ze), die hebben een goed geheugen, maar een slecht verstand, vindt hij. "Juist die mensen die geen diploma's hebben, die zijn echt niet zo dom, die hebben soms een heel goed verstand" Boer George weet bovendien alles over "golven en stromingen". Hij is ervan overtuigd dat Nederland lang zaam wegzakt onder de waterspiegel, omdat het niveau van de wereld- ze een steeds hoger wordt. Een paar Jaar geleden voerde boef George nog een actie tegen de wei gering van mensen in gemeenten als Staphorst om zich tegen polio te la ten inenten. "Ik wil er even attent op maken dat het vaccin, even als suiker uit de bietensuiker en ander natuurplanten door God zijn laten groeien ter bescherming van Uw kinderen", zo lezen we op een stencil dat hij op vergaderingen en bijeen komsten toendertijd ronddeelde. tijdje voortzetten. Van de zomer, als de motor goed is, wil ik het hele land nog eens doorvaren. De Rijn op, de IJssel af, Drenthe. En in al die steden, waar ik vroeger geweest ben, even aanleggen". Ik ga ook nog wat schilderen. En dichten. Vroeger, toen ik vaak uren alleen aan het roer stond, heb ik veel ge dichten gemaakt". „Het is wel goed om hier met m'n boot te liggen hoor. Alleen heb ik er een hekel aan dat ik door de rosse buurt naar de stad moet. Ook al omdat ik weieens zin had, hé. Dat heeft er ook wel mee te maken. Maar ik heb nu eenmaal een hekel aan prostitutie. Ik weet dat het no dig is, maar ik vindt het nu een maal niet normaal". M"n liefste wens is altijd geweest om predikant te worden, om evangelie te prediken. Ik ben drie keer van plan geweest om het te worden, maar steeds dacht ik dat ik er niet genoeg geloof voor had". Vloeken „Met het geloof moet Je erg voorn zichtig zijn. Anders raak Je in moei lijkheden. Ik ben wel bang om dood te gaan, soms Ja. Omdat ik nogal eend moeilijkheden heb met het ge loof. Ik heb een afkeer van vloeken. Maar we hadden vroeger nog wel eens ruzie thuis, met m'n vader, om dat die steeds praatte over een mo torschip, omdat hij dat graag wou hebben. Daar hadden we ruzie over. Ben ik op m'n ouders gaan vloeken. Uit ergernis. Nu vloek ik ook wel eens. Een beetje in mezelf. Een en kele keer hardop omdat toch nie mand het hoort. Daarom ben ik wel eens een beetje bang om te sterven"* AMSTERDAM De meeste bejaarden in ons land wonen in i een bejaardentehuis. Een enkeling wil of kan daarbuiten blij- Iven. Zo iemand is Jan Pol, zeventig jaar. Als binnenschipper bracht hij een leven lang op het water door. Nu woont hij op een miniscuul, wankel scheepje, dat in een Amsterdamse gracht ligt. Sinds het omstreden metro-project in Amsterdam zich langzaam maar zeker een enorme kaal-strook vreet door wat eens dichtbevolkte buurten waren, zoeken steeds meer mensen i hun heil op het water van de hoofdstedelijke grachten. Drie, ;vier, vijf rijen dik liggen de woonschepen langs de kaden. 'Enorme aken, oude vrachtboten, kleine plezierboot]es, soms nauwelijks groter dan een forse roeiboot, zijn tot woningen om- I gebouwd. Soms met drijfhout uit de grachten tot bizarre bouw sels herschapen. Vaak vol met plantenbakken. In scherpe kleu- ren geschilderd. Een enkeling zelfs met een zelf ontworpen 1 boegbeeld. Inmiddels uitgegroeid tot de laatste toertisten-trek- pleister van 'hippie'-stad Amsterdam. daartussen ligt het bootje van Jan Pol. Aan de Oude Schans, tegen de Amsterdamse Nieuwmarkt buurt pan. Als we daar toevallig langs- kvandelen, vraagt Jan Pol ons even |te helpen met het aan boord slepen pan een enorme, tweedehands glas- blaat. Zijn 'bootje - krap tien bij Iwee meter - is zijn slaapplaats, [werkplaats; zijn hele hebben en Het is volgestouwd met alle mogelij ke ondefinieerbare spullen. Op de podem ligt water. „Ja. het is alle maal nog steeds niet klaar", veront schuldigt Jan Pol zich aan boord. Zeilschip Lik heb altijd gevaren, kris, kras floor Nederland. Eerst bij m'n va- boord, op een zeilschip. Toen lijn moeder in '41 stierf en m'n va- i wal ging, met m'n eigen schip". l,We woonden toen met z'n vieren boord. Moeder, vader, m'n zuster ik. De woning op het schip was n schrijve twee meter vijf- ntwintig bij een meter vijfenvijf- twee meter hoog. Daar woon- len we met zijn vieren in. En er za- en drie bedsteden in, een tweeper- oons en twee eenpersoons kooien. Fa, dat was wel heel erg klein". Armoede? Ach, dat viel wel mee. poor Han Kees Kokke Foto's George Verberne lijk eens, de uitgaven waren niet hoog. Vooral als Je maar niet te- eel reparaties aan Je schip kreeg. e, de mensen konden er vroeger i bestaan". |,We moesten veel zeilen. Tegen de ook. Laveren. Dat ging met zo'n kilometer of vijf, zes, a, acht Ligt aan de wind, hé. averend had Je zo van Arnhem ^aar Rotterdam twee dagen nodig de winter Omdat de dagen zo zijn dan. Wel zijn we eens met en leeg schip in achttien uur van °rdam naar Arnhem gevaren en keer zelfs in dertien uur. Dat Pas heel erg snel". Het was plezierig varen met zo'n eilschip. Je kon de vogels horen ingen. Als je dan zo tegen de vond Langs de Wageningse berg voer, dan kon Je de nachtegaal ho ren en 's morgens zag Je de leeuwe riken. En als Je in Friesland voer, dan zag je de kemphanen een spie gelgevecht voeren in de wel, zo langs de vaart. Dat was mooi, hoor. En als ik dan helemaal alleen voer door al die smalle kanalen, waar je niet erg opschoot, dan ging Je de koeien goedendag zeggen, impulsief, niet opzettelijk, hé". Ik heb altijd wel belangstelling voor politiek gehad. Vroeger in de tijd van het nationaal socialisme in Duitsland en het fascisme in Italië dan ging ik in de openbare leeszalen de Neue Zuricher Nachrichten en de Prager Presse lezen. Tenslotte had ik het zelfs zover gebracht dat ik zelfs in Italiaanse kranten zo'n bee tje kon volgen wat zij over de oor log in Abessinië schreven. Dat deed ik om te kijken hoe ze daar over de oorlog dachten". Ik heb er nog even over gedacht om NSB'er te worden. Omdat het hier zo'n geharrewar in de politiek was. Dat heeft een groot aantal mensen in die extremistische partijen gedre ven. Nee, ik ben natuurlijk blij, dat ik dat toen niet gedaan heb". "Als ik nu dictator zou zijn, hé dan haalde ik met een list alle personen, die verantwoordelijk waren voor de politionele acties in Indië, die haal de ik dan allemaal bij elkaar en liet ze arresteren en berechten. Luns ook. Omdat het een misdaad was. Het Nederlandse volk heeft tachtig Jaar voor z'n vrijheid gestreden te gen Spanje. En ze hebben vijf Jaar tegen Hitier, tegen het nationaal-so- cialisme gevochten. Maar na de oor log zagen ze toch niet in, dat ze In dië vrij moesten laten. De mensen daar hadden toch evenveel recht op vrijheid als wij hier". „Ik heb het moeilijk gehad, hoor, in mijn leven. Dat komt vooral door een gebrek aan sexuele opvoeding. Daar heb ik van m'n veertiende tot m'n negenentwintigste last mee gehad. Kijk eens, Je kreeg overal nul op het request als Je daarover iets vroeg. Daar durfden de mensen toen niets op te zeggen. Daar heb ik erg onder geleden. Dat is tenslotte zo erg geworden, dat ik in een psy chiatrische inrichting terecht ben gekomen". .Daarom ben ik eigenlijk ook nooit getrouwd. Eenzaam? Ja. Daar had ik soms wel last van. De laatste drie Jaar kostte het mij soms wel moeite om niet naar een prostituee te gaan Daar had ik vroeger niets geen last mee. Nee, ik ben er nooit geweest". Te laat „Toen ik nog bij mijn vader voer, wilde ik van boord af. Ik hoopte dat ik erin zou loten in 1924, in militai re dienst. Wel, dan kreeg ik natuur lijk geld voor mezelf hé, dat ze thuis niet controleerden. Dan kon ik naar een dokter gaan om te vragen, hoe het zat met die sexualiteit. Nu duurde het tot m'n negen-en-twin- tigste voor ik erachter kwam. Toen was het eigenlijk te laat". „Ik had wel geld op zak. Maar dat was niet m'n eigen geld. Ik durfde daar niet mee naar de dokter te gaan. Dan zouden ze misschien thuis vragen, hé, waar zijn die gul dens gebleven". „Er was geen WC aan boord, van dat zeilschip. Je ging zo op de rand van de roeiboot zitten achter het schip. Of Je haalde het zijzwaard op en dan ging Je daarachter zitten, zodat ze Je niet vanaf de kant kon den zien. Maar ik zei tegen m'n va der ik kan dat niet, ik schaam me voor die mensen. Ik doe net als an dere mensen, ik neem een emmer met water in het ruim. Maar m'n vader zei, ik wil dat gestink niet hebben in het ruim, ie schiet'n ze maar overboord, net als alle andere schippers". „Ik mocht wel onderwijzer worden. Maar dat wou ik niet. Dat zinde me niet. Ik voelde dat ik niet in staat zou zijn om voor de klas m'n kalmte te bewaren. En bovendien, het kost te nogal een beetje geld. Dan moest ik ergens in de kost blijven en dan moesten m'n ouders voor mij ploete- Tevreden „Ik wou schipper worden. Dat leek me een mooi vak. En dat vind ik nog. Ik zou het nog wel willen zijn. Jawel, wat dat betreft ben ik wel tevreden. Vier Jaar geleden heb ik m'n schip verkocht. Ik heb nu AOW en ik krijg 170 gulden per maand van die sanering, omdat ik met va ren ben opgehouden. Voor dat schip van 80 ton heb ik, nou dat weet ik ook niet precies meer hoor, ik geloof zeventig gulden per ton gekregen". "Ik bracht ale reizen weg, wat maar vaarbaar was. Wat anderen niet wilden doen, dat deed ik wel. Daarom stond ik goed aangeschre ven. Ja, er is veel veranderd in de binnenvaart. Natuurlijk ook verbe terd. Die scheepsbevrachters, dê goede niet te na gesproken, die za ten vroeger altijd in de kroeg. Altijd dronken. Dat is nu met die evenre dige vrachtenverdeling in 1933 wel verbeterd". "Ik vind het wel prettig, nu Ik weer een eigen bootje heb. Het moet nog wel helemaal opgeknapt worden. En zo wil ik het leven nog wel een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 15