7 Juist in deze
dagen voel ik
mij erg alleen^
TINBERGEN: VLEES OP DE BON
Ik ben een normale Jongen,
mijn natje en m'n droogje op
zjjn tijd, niks bijzonder. Toch
•I ^heb ik momenten, dat ik me
'erg alleen voel. Juist in deze
tijd van het familiegebeuren,
vam onderlinge verhoudingen, merk
Je toch dat Je een tikkeltje anders
bent.
Dat laat je niet snel aan de buiten
wereld. zien Ik ga niet aan de bel han
gen. contacten zoeken uit eigen be
weging. Dan zegt een broer: je komt
met de kerst of oudejaar toch zeker
bij ons? Als Je dan gaat, merk Je
toch even aan zijn vrouw, dat ze lie
ver onder elkaar waren geweest.
Door
Daan Overhoff
Als ik dat maar even voel steek ik
mijn stekels uit. Dan trek ik me he
lemaal terug. Je voelt Je. hoe goed
ook bedoeld, toch overbodig en dat
wil ik niet zijn. Ik heb ook mijn
trots. Bedelen doe je niet.
Dat maakt het natuurlijk niet ge
makkelijker. Oudejaar bijvoorbeeld
vind ik ook zo'n verschrikking. Ja,
zo half twee 's morgens, als Je colle
ga's een feest geven, dan kom je wel
weer op gang. Maar meestal haal ik
dat niet.
De laatste vijf jaar ben ik op oude
jaarsavond naar de bioscoop ge
weest. Eén voorstelling maar op zo'n
avond, met weet ik wat voor soort
mensen, die daar bij elkaar komen.
Een desolaat sfeertje. Daarna wan
del je naar huis, want de café's zijn
toch dicht. Maar alleen thuis smaakt
het bier ook niet, dus lig Je om elf
uur in je nest. Om twaalf uur word
je dan weer wakker van al dat ge
donder, d*t ze blijken-van-feestelijk
heden noemen.
Nare dagen. Ik heb trouwens hele
maal geen goeie herinneringen aan
die tijd, ook vroeger thuis niet. Ik
kom uit een groot, degelijk katho
liek gezin. Met Kerstmis ging ieder
een om twaalf uur naar de nacht
mis. Dat kostte Je drie uur slaap.
Eerste kerstdag waren ze dan alle
maal geïrriteerd, omdat ze niet uit
geslapen waren. Altijd ruzies thuis
met Kerstmis, om het minste gering
ste sloegen ze elkaar op de bek.
Op het seminarie daarentegen was
het prachtig met Kerstmis. Schitte
rende feesten, waar je maanden naar
toe leefde. Toneelstukken opvoeren,
missen instuderen met het zangkoor
en tweede kerstdag mocht Je naar
huis. Dat was een mooie tijd.
Misschien ben ik wel een beetje
getekend door mijn vooropleiding.
Bijna zeven jaar, van mijn dertien
de tot m'n twintigste, bij de paters
van de Heilige Geest op het klein se
minarie in Weert. Een gymnasium
opleiding met natuurlijk een zwaar
accent op de religie.
Na de lagere school, ook katholiek
natuurlijk, was Je misdienaar. Dan
kwamen paters van een of andere
orde, ik noem het ronselaars, de pa
rochies afstropen voor kandidaten,
voor het seminarie. Missonaris, dat
zag ik wel zitten. Die priesters met
het kazuivel aan, hun gezag over
mensen, dat imago trok me. En
mijn ouders vonden het prachtig, 'n
Gezin kreeg in die tijd nog aanzien
als een zoon priester werd. Mijn va
der was apetrots.
Achteraf ben ik geneigd te zeggen,
dat het de mooiste tijd van mijn le
ven was. Geen verantwoordelijkhe
den, geen zorgen, ik zal nooit, zoals
anderen, aantrappen tegen die tijd.
Maar ik besef nu ook, dat je toen
al eenzaam was. Je had wel altijd
jongetjes om je heen, maar op de
beslissende momenten moest Je toch
alles alleen doen. Je had geen ouders
om tegen uit te huilen. Je moest al
les alleen verwerken.
In de zesde klas ben ik eraf gegaan.
Ik weet nu nog niet precies waar
om. Misschien had het iets met se-
xualiteit te maken, een gevoel van
onbehagen in ieder geval. Dat uitte
zich fysiek in een gewéldige migrai
ne, ik lag in mijn bed te gillen van
de pijn. Op die momenten mocht ik
dan een weekje naar huis om te kij
ken hoe het ging. Ik ben ook wel
eens over de muur van het klooster
geklommen, praten met mensen in
Weert. De overste heeft toen gezegd,
dat ik in het seminarie niet meer
op mijn plaats was. Dat is mij nu
ook wel gebleken.
Thuis was er veel onbegrip. Mijn va
der en een broer waren erg boos. Ik
stond voor het dilemma: gymnasium
afmaken of werken. Mijn vader vond
dat ik maar moest gaan werken. Hij
had al zeven jaar krom voor me ge
legen, zei hij. Ik kwam op een pene-
cilinefabriek maar binnen een half
Jaar moest ik in militaire dienst.
Die overgang was veel te groot.
Van het beschermde, godsdienstige
milieu in een klooster naar het le
ger. Welke gemeenschap ds er rau
wer? Op alle manieren heb ik toen
kortsluiting veroorzaakt en ook zelf
gemaakt. Ik kon niet tegen die
rauwheid, die geilheid, die grote bek
ken. Ik probeerde afgekeurd te ra
ken, maar dat lukte niet.
Ik moest de resultaten van een me
dische keuring in Utrecht halen. Je
bent kerngezond, zei de dokter, ga
maar lekker terug naar Je onder
deel. Die klap kwam zo hard aan,
dat ik ineens de benen heb genomen
naar Lourdes. Zo maar in mijn mi
litaire pakkie, zonder één cent, zon
der paspoort. Liften. Bedelend en
slapend bij kloosters. In tijgersluip
gang over de grenzen met lichtbun
dels en krakende boerderijdeuren,
een woest verhaal. In Parijs kreeg
ik burgerkleren van een neger. Het
laatste stuk liftte ttc met een homo
fiel, die maar steeds vroeg of ik niet
ook een plasje moest doen. Ik in
mijn beste Frans maar zeggen, dat
ik vrouwen gewend was, maar ik
had er bij wijze van spreken nog
nooit één gezien.
Zo kwam ik in Lourdes. Toch weer
het geloof uit het verleden, denk ik.
Ik was natuurlijk wat in de war,
maar ik zocht er toch wat.
Ik ben er gaan bidden en vragen
om uit te vinden waar het nou ver
der naar toe moest met mijn leven.
Ik sliep er in een groot huis, waar
arme pelgrims voor niets mogen lo
geren. Mijn ouders wisten van niets
die hadden alleen elke dag de mili
taire politie over de vloer. Ik
schreef ze een brief, waarin ik om
mijn paspoort en geld vroeg. Ik
wilde door naar Spanje. Op een ge-
even moment zat ik te bidden in een
van die grotten en opeens zat mijn
moeder naast me. Ze kwam mij ha
len met twee broers van me.
Terug, aan de grens onder Breda,
hebben ze me gepakt. De grenspos
ten waren natuurlijk ingelicht over
een deserteur. Ze vonden me onder
een deken tussen de voor- en de ach
terbank. Ze waren erg vriendelijk.
Een licht gestoorde man, dachten ze
waarschijnlijk.
Ik heb nog een half Jaar op de af
deling psychiatrie van het militair
ziekenhuis in Utrecht gezeten voor
ze me met S-viJf uit de dienst ont
sloegen. Niet eervol, maar het was
niet anders. Er werd daar veel op Je
ingepraat door psychologen, die het
vak op Jou moesten leren. En thera
pie: poppetjes maken uit boomstron
ken. Dan was ik bijna klaar en dan
baalde ik er zo van, dat ik alles
met eeh bijl in elkaar hakte. Toen
hebben ze me maar op de biblio
theek gezet. Dat was beter, want ik
was ook niet gek.
Ik was één-, tweeëntwintig toen ik
bij een uitgeverij ging werken. Daar
werd ik voor de eerste keer in mijn
leven verliefd op een meisje. Ik wist
niets van sex. Normaal leert een
Jongen zijn lichaam ontdekken, als
hij twaalf, dertien Jaar is. Ik was
acht Jaar ouder en ik wist nog niet
wat onaneren was. Dat is erg lullig
natuurlijk.
Het was liefde door praten. Semi-fi-
losofische debatingclubs bij kaars
licht en maar praten over het leven.
Ik vond het prachtig zolang zij er
maar bij was. Later bleek, dat ze
lesbisch was. Die klap wierp me
weer een eind terug. Ik woonde toen
al op kamers, omdat ik door alle toe
standen het ouderlijk huis ontgroeid
was. Daar was ik erg eenzaam.
Mijn tweede meisje was de eerste
vrouw met wie ik naar bed ging. De
eerste de beste keer, dat het gebeur
de. maakte ik een kind bij haar.
Dat was een vreselijke tijd. Ik wist
bij God niet of ik nu wel of niet
met haar moest trouwen. Ik hield
eigenlijk al niet meer zo van haar.
maar aan de andere kant sprak mijn
Roomse verleden sterk. Gewetens
wroeging.
Het heeft zes maanden geduurd,
voordat ik met haar trouwde. In Do
ver in Engeland, want in Nederland
kon niet, omdat ze nog geen negen
maanden gescheiden was van haar
vorige man. Zo was dat nog in die
tijd. Zij vooruit naar Dover, want
daar moest Je veertien dagen zitten
om te kunnen trouwen. Toen ik van
de boot afstapte zei ze: ik had nooit
gedacht dat je zou komen. Dat heet
dan een vertrouwensbasis voor een
huwelijk.
Toch stiekum, mijn ouders wisten
van niets, getrouwd. Een kamermeis
je en een juffrouw uit een snackbar
als getuigen. Mijn vader was pisnij
dig toen ik het hem vertelde. Het hu
welijk is ook nooit echt goed ge
weest. Vaak uit elkaar en dan weer
een verzoeningsperiode. In zo'n pe
riode hebben we ook een tweede
kind gemaakt.
Het huwelijk was er niet mee te
redden. Ik had inmiddels mijn huidi
ge werk. Veel contacten met andere
mensen, die eigenlijk allemaal veel
interessanter waren. Bij haar zat ik
in burgerlijk milieutje aan de rand
van een asociale wijk. Mensen op *n
stoel voor de deur van 't huis. Dron
kemansruzies van huis tot huis.
Enorm benauwend.
Ik bleef graag weg. In een café leer
de ik een meisje kennen, dat net uit
een psychiatrische inrichting was
ontslagen. Zij was de aanleiding om
bij mijn vrouw weg te gaan. Met
dat meisje heb ik een prachtige tijd
gehad. Ondertussen drama's op het
werk. Brieven naar de baas over hoe
slecht ik wel was. De kinderen ach
ter laten op kantoor, zo van: daar
zorg jij maar voor.
Gelukkig had ik dat meisje toen,
maar ook zij raakte in verwachting.
We besloten samen tot abortus, een
lijdensweg nog in die tijd. We wa
ren het eens, maar twee maanden
later is het toch misgegaan. Ik was
nog niet weg of zij deed een zelf
moordpoging. Drie buisjes zware
medicijnen. Ze is een tijd bewus
teloos geweest. Daarna ging ze terug
naar de inrichting. Nu is ze geluk
kig goed getrouwd. Ik bleef achter.
Ik was opnieuw kapot.
Die abortus, die zelfmoordpoging,
kort daarna de scheiding van mijn
vrouw, ik zag het niet meer zitten.
Ik heb toen twee hele slechte Ja
ren gehad. Geen aansluiting met
andere mensen kunnen en willen
vinden. Vechten tegen de drank en
de eenzaamheid. En dan denk Je
Juist aan Je vrouw en je kinderen.
Dan stoei Je met de kleine van Je
broer en dat steekt enorm.
Later heb ik nog één grote liefde
gehad. ZIJ was de initiatiefneem
ster. Ze legde me in de watten en
dat was net wat ik nodig had. Maar
daaraan is het ook weer kapot ge
gaan. Ik werd te nonchalant, zo
van: ze komt toch wel. Ik heb het
verkeerd aangepakt. Bovendien zijn
er tussen mij en haar toen dingen
gebeurd, die het einde van de rela
tie hebben versneld, en tenslotte is
ze er met één van mijn vrienden
vandoor gegaan.
Dat maakte het nog veel pijnlij
ker. Onder de valium en de drank
ben ik toen een keer in mijn auto
gestapt. Ik ramde een paar stil
staande auto's en ik ben doorgere
den. Ze hadden mijn nummer en
later ben ik thuis opgepikt. Toen
ben ik compleet ingestort. Ik werk
te niet meer, ik deed niets meer.
Nu gaat het wel weer. Ik heb con
tacten, maar ik ben bang voor één
persoon te kiezen. Zodra ik me bind
benauwt het mij verschrikkelijk
snel, maar alleen zijn wil ik ook niet.
Je zoekt de ideale vrouw, geestelijk
en lichamelijk, en dat is belachelijk,
zeker als Je zelf vol onvolmaakthe
den zit.
Gelukkig kan ik mij nu weer veel
scherper toeleggen op mijn werk.
De drank kan ik laten staan. Ik heb
bewezen de moed te hebben oer. in
die stomme, volle bus naar huis te
gaan. Met drank zit Je Jezelf alleen
maar te belazeren. Je creëert er los-
vaste relaties mee, waar Je de vol
gende morgen al spijit van hebt. Een
vieze smaak in Je mond, een gees
telijke kater, waarvoor Je weer 24
uur nodig hebt om die te verwer
ken.
Toch ben ik niet blij met mezelf.
De mensen zeggen dat ik veel cy
nischer ben geworden en ik geloof,
dat ik inderdaad een steeds groter
egoïst word. Of ik nu altijd zo was
of dat ik zo ben geworden door de
gebeurtenissen, weet ik niet. Hoe 't
leven ook op Je inhakt, ik geloof
niet dat er iemand ooit zonder
schuld eenzaam is.
Aan de andere kant leg ik die
contactstoornissen toch uit aan de
hand van mijn volslagen geïsoleer
de opleiding. Dat puur op Jezelf ge
richt zijn in alles, die God, die zo
ver weg is, dat Je alleen in tranen
aan hem kan denken.
Ik ben met eenzaamheid opge
groeid en dan kan Je Je niet makke
lijk meer open gooien voor een .an
der, Tenslotte heeft het me allemaal
meer ellende dan vreugde ge- a a
bracht en dan gooi ik toch de y y
deur maar weer dicht, dan trek
ik de telefoon eruit en dan
komt er niemand meer in. Dat
is d<an mijn Kerstmis.
Niet iedereen is even blij met Kerstmis. Daarvoor hoef je het niet eens op kerst-in's te zoeken, waar
sloebers onder veel te opbeurende blikken van beter bedeelden met slaatjes, plastic bestek en zichzelf
worstelen. Eenzaamheid gaat verder dan burgerhotels en logementen.
Neem Wim, zevenendertig jaar, keurige baan, goedin het pak en een twee-kamer flatje, tien hoog aan
de rand van de grote stad. Een man, zoals er dertien in een dozijn gaan. Toch heeft hij het moeilijk,
juist in deze dagen. Een overpeinzing met Kerstmis.
Kerstfeest is een eetfeest geworden.
Wie niet meeëet hoort er eigenlek
niet bü. Natuurlijk zit Hollandse
zuinigheid nog altijd mee aan tafeL
Want het is zuinigheid en geen zon
debesef als moeders hun kieskauwen
de kleuters manen door te eten: "In
India zijn er kindertjes, die helemaal
niets krijgen".
Door
Jan Ottens
We gaan aan de in-zuinige (Nobel
prijswinnaar, maar vergeet dat maar
want hij is tevens in-bescheideu)
prof. dr. Jan Tinbergen vragen of
het zin heeft. Dat we men de kerst,
terwijl we op beschaafde wijze een
boertje laten, want de maag mag
wel even op adem komen nietwaar,
een moment over de hoog opgetaste
dis heen kijken naar „de honger in
de wereld".
„Nu", zegt Tinbergen met die typisch
zachte oplees-toon, „nu, ik geloof
van wel. Ik vdnd het een leuke
vraag om mee te beginnen: kunnen
we in het Westen door minder vlees
te eten de kindertjes in India hel
pen? Niet onmiddellijk natuurlijk,
maar met goederen die via de we
reldmarkt gaan, op den duur wel.
Het geldt niet voor groente, die
wordt doorgedraaid ais er teveel is
omdat het vervoer te kostbaar
wordt. Voor graan gaat het echter
wel op. Minder vraag naar graan
betekent dat de wereldprijzen zak
ken en dat zou voor de arme landen
erg mooi zijn. U weet dat de prijzen
in een paar Jaar verdrievoudigd zijn
en u weet ook dat ons slachtvee ze
ven keer zoveel aan calorieën uit
granen opeet dan wij aan vlees con
sumeren. Minder graan voor vlees is
dus veel en veel meer graan voor
mensen".
Prof. Tinbergen bespreekt vervolgens
zijn plan om hiervan met vooraan
staande mensen, die van dezelfde
opvatting willen getuigen, een poli
tiek punt te maken.
,,Het mooiste zou zijn als dat kon in
internationale samenwerking, maar
desnoods moet onze regering er dan
maar als enige toe overgaan om een
extra bedrag voor voedselhulp be
schikbaar te stellen door van de Ne
derlandse boer produkten te kopen
en die aan de arme landen beschik
baar te stellen. Melk is er niet ge
schikt voor, melkpoeder dat wij ook
aan kalveren voeren, echter wel".
„Op wat voor problemen stuit Je
dan?" vraagt Tinbergen zich af. „Nu,
hoe krijg Je de massa vrijwillig ach
ter Je aan, want het is altijd ge
wenst dat het vrijwillig gebeurt.
Dwingen kan natuurlijk ook, maar
ik ben van mening dat de mensen
er op basis van overtuiging vrijwillig
toe moeten komen. Als Je in het
overvoede Westen de vleesconsumptie
wilt beperken, gaat de keus tech
nisch gesproken tussen een extra
belasting of rantsoenering. Ik ben
daar wel voor, een bonkaart voor
vlees".
„Vroeger, dat weten de mensen van
tegenwoordig niet, had je een ac
cijns op rundvlees. Het werd be
schouwd als een luxe-produkt. Te
genwoordig gaat het innen van zo'n
heffing zelfs nog makkelijker dan
vroeger, vanwege de gecentraliseerde
wijze van slachten die we sindsdien
hebben gekregen. U kunt vragen,
legt u door die prijsverhoging niet
de zwaarste lasten op de zwakste
schouders? Nu, dan hebt u gelijk.
Maar dat is nog geen reden om het
niet te doen. Het is wél een reden
om te pleiten voor een betere inko
mensverdeling, en zoals u misschien
weet, doe ik dat geregeld."
Nu duurt de betrokkenheid van een
weldoorvoede westerling met de
honger van zijn verre medemens
vaak niet veel langer dan de tijd
dat een gironummer op het televi
siescherm staat. Op welke gevoelens
moet Je hem nou aanspreken?
Tinbergen: „Dat is inderdaad geen
gemakkelijke opgave, dat besef ik.
Maar behalve trachten de solidari
teit te mobiliseren, kun Je de men
sen er ook op wijzen dat het tevens
in hun direct eigen belang is. Want
dat komt er nog bijgrote aantallen
mensen eten meer vlees dan gezond
is voor ze".
De professor is het met ons eens dat
er onlangs op de wereldvoedselcon-
ferentie van de Verenigde Naties in
Rome niet zoveel van internationale
solidariteit is gebleken, maar Tin
bergen is op zijn leeftijd (hij is 71
jaar) waarachtig toch minder pessi
mistisch geworden.
,.Een Jaar geleden was men in ont
wikkelingskringen erg pessimistisch.
Ik heb echter de laatste tijd om me
heen gezien hoe het denken aan het
veranderen is. Ja, ik ben zelf over
de mogelijkheden iets positiever
gaan denken. Ik geloof dat we nu
meer doelbewust ook op de gewone
man kunnen afstevenen. Ik bedoel
dat we hem duidelijk kunnen maken
ken welk belang bijvoorbeeld de me
taalindustrie heeft bij het verhogen
van de ontwikkelingshulp: want een
deel komt in de vorm van orders te
rug".
Hetgeen goed is voor de werkgele
genheid, heilige hoeksteen van elk
economisch beleid; wat denkt Tin
bergen van het stimuleren door de
regering van de consumptie (niet
slechts eten, maar alles wat gekocht
wordt), terwijl diezelfde regering in
het voetspoor vaji de Club van Ro
me tevens gelooft in de noodzaak
van afremming?
„Nu dat is duidelijk een probleem
waar we onze weg nog niet helemaal
gevonden hebben. We moeten inder
daad naar een verminderde con
sumptie van uitputbare goederen. Ik
noem de energie. En de kunststof
fen. Hier kom ik op een Interessant
punt: de natuurprodukten uit de
ontwikkelingslanden ondervinden
veel last van onze synthetische pro
dukten. Doordat de energieprijs om
hoog gaat, ligt een verschuiving
voor de hand. Ik acht dat een goede
zaak".
„Intussen kan bij ons wel de werk
gelegenheid in de bouw en in de
zg. vernieuwbouw worden opge
voerd en ook in het wetenschappe
lijk onderzoek, een stokpaardje dat
ik meer héb bereden. Het is zeer on
logisch dat zoveel academici
werkloos zijn, want van vele essen
tiële dingen wéten we nog zo weinig.
Ze moeten natuurlijk wel minder
verdienen".
Tinbergen vindt in dit verband be
langrijk wat de „hogere inkomens"
doen, hij meent dat ze voor de lage
re een voorbeeldgroep vormen en
prijst het gedrag van zijn leerling,
de minister van Ontwikkelingssa
menwerking, Pronk:
„Pronk mijdt systematisch alle re
presentatieve diners. Ik trouwens
ook. Mijn vrouw en ik eten altijd
heel gewoon. Ik geloof niet zo in
preken zonder daden te stellen.
Waarom wordt er zo ontzaglijk veel
geld verspild aan de inval van het
moment, dingen die men na een
half Jaar weer weg doet omdat men
tegen iets mooiers oploopt?"
In zijn Haagse woning zit Tinbergen
in zo'n vooroorlogse leunstoel. Hl)
wijst op zijn bureau, die duidelijk
van dezelfde jaargang is.
„Daar zit allemaal papier in dat
maar aan een kant bedrukt is. Ik
gebruik nu de andere kant Ik het
het voordeel dat ik als jongen nog
geleefd heb in de Eerste Wereldoor
log. Toen moest Je zuinig zijn".