Soesterberg:
]\ew
Amsterdam
TACTICAL FIGHTER SQUADRON
STAAT DAG EN NACHT PARAAT
Schoenen
dozen van
Dr.Drewes:
nieuw
woorden
boek
ZATERDAG 7 DECEMBER 1974
PAGINA 21
SOESTERBERG Met hun Phantom-F4 supersonische straal
jager kunnen ze bijna 20 kilometer hoog komen en als het moet
een snelheid van 2600 kilometer per uur ontwikkelen. Dringt
er een ongeïdentificeerd vliegtuig het luchtruim van ons land of
van noord-Duitsland binnen dan zijn zij in ongeveer drie minu
ten van de grond om met deze indringer in hoger sferen kennis
te maken. Mocht de vreemde vogel kwaad in de zin hebben dan
zijn er het 20 mm-boordkanon en de verschillende typen ra
ketten om hem van gedachte te doen veranderen. In de twin
tigjarige geschiedenis van het 32 Tactical Fighter Squadron van
de Amerikaanse luchtmacht, gelegerd in het kamp New Am
sterdam dat een deel is van de luchtmacht Soesterberg, is het
nooit zover gekomen. Het istdweer vele jaren geleden dat het
laatste Russische verkenningsvliegtuig boven de Duitse eilan
den werd onderschept en onverrichter zake huiswaarts moest
keren.
Door
Alexander Münninghoff
Wie nu denkt dat de ruim duizend
officieren en manschappen in New
Amsterdam duimendraaiend op hun
vredeslauweren rusten komt bij een
bezoek aan het bosrijke kampement
bedrogen uit. De bedrijvigheid is
groot en het frisgeschoren, kortge
knipte personeel in gevechtstenue
vertoont over het algemeen niet de
onmiskenbare droef-berustende ge
laatstrekken van de Ouwe Stomp of
Nato Peuk die zijn resterende
aantal poeppie days middels een uit
de borstzak hangend, dagelijks
bijgeknipt centimeterlint etaleert.
Het Grote Balen lijkt in New
Amsterdam onbekend.
Met kapitein Jerome Lagemann, de
informatie-officier van de basis,
maken we een rondrit langs de
diverse afdelingen van het kamp.
Als we naar de parkeerplaats lopen
(want we nemen natuurlijk de auto,
de afstanden zijn te groot) komen
we een onderofficier tegen, die bij
het zien van zijn meerdere alsof het
de gewoonste zaak van de wereld is
een modelsaluut brengt, een gebaar
dat de kapitein eveneens volgens de
voorschriften uit het handboek voor
de soldaat beantwoordt.
Op onze opmerkingen over de
beduidend lossere reglementen in
onze armee, waar soldatenvakbon-
den het mes in de krijgstucht
hebben gezet, zegt Lagemann dat
dergelijke gedachten eenvoudig niet
in het hoofd van de Amerikaanse
militair opkomen. Niet zo verwon
derlijk, want de dienstplicht bestaat
niet meer in Amerika en dus zijn de
mannen die zich als vrijwilliger
melden bereid zich aan de geldende
voorschriften te houden.
En dat zijn er nogal wat, kapitein
Lagemann heeft er een hele kast
van vol. Over de haardracht, een
teer punt bij de Nederlandse maten
en een bron van frustratie voor het
conservatievere gedeelte van het
beroepskader in ons land, geeft de
Amerikaanse orde AFM 35-10 van
21 september 1973 duidelijk uitsluit
sel.
Het haar van het personeel moet in
de eerste plaats schoon zijn,
Creaties als de pagekop of de
Mchwak (kaal met een borstelige
strook in het midden) zijn uit den
boze omdat ze "niet overeenkomen
met een aanvaardbare militaire
verschijning". Het oor mag niet
bedekt worden en slechts de uiterste
nekharen is het toegestaan de kraag
te toucheren. De pet moet te allen
tijde op de schedel passen, zonder
dat er pieken onder uitsteken die de
militaire image ten kwade komen.
De snor, zo deze al gedragen wordt
mag niet over de bovenrand van de
lip komen en vindt zijn begrenzing
in de imaginaire verticale lijn die
van de mondhoeken omhoog gaat.
De inspraak in het kamp wordt
geregeld via een adviesraad met een
sergeant als president, die met de
commandant halszaken als de
plaatsing van fietsenrekken (er is 90
man en vrouw Nederlands burger
personeel werkzaam), kleine verbe
Kolonel Kenny Cobb en de onderscheiding: „Sinds Napoleon
niet meer voorgekomen
teringen in de barakken en
versnelling van administratieve han
delingen regelt. Voor de WDM 'n
lachertje, maar het Amerikaanse
manschap heeft geen hoger reikende
verlangens.
De rondrit over de basis begint bij
de school, die ten behoeve van de
meegekomen familie's (1300 vrou
wen en kinderen vergezellen hun
gezinshoofd, 't merendeel woont in
Bilthoven op 't terrein is ingericht,
rondom liggende plaatsen zoals
In totaal 450 kinderen van 4 tot 15
jaar krijren hier, op eeti steenworp
afstand van een ijzingwekkende
verzameling oorlogstuig, vredig les
in de dingen die de kleine
Amerikaan moet weten.
Een paar keer per week wordt er
iets vertelt over het gastland
waarin ze over het algemeen drie
tot vier Jaar verblijven (zolang
loopt 't gemiddelde dienstverband
voor het getrouwde Amerikaanse
luchtmachtpersoneei op de basis;
vrijgezellen gaan meestal na twee
jaar verkassen).
Belangrijke Nederlanders, iets
over de handel en vooral
de historische banden tussen Neder
land en Amerika, Poter Stuyvesant,
sant, de grondlegger van New York)
zijn onderwerpen waarover verteld
wordt. Daarnaast zijn er excursies
naar bijvoorbeeld het Arnhemse
openluchtmuseum en de molens bij
Kinderdijk, al is het aantal
leerzame uitstapjes met de helft
afgenomen door bezuinigingsmaatre
gelen.
"Vooral door sportmanifestaties pro
beren we de kinderen in contact te
brengen met Nederlandse leeftijdge
noten", zegt schoolhoofd Burns, "en
dat lukt vrij aardig. Maar
natuurlijk is het zo, dat een kind in
de eerste plaats de houding van zijn
ouders tegenover de Nederlandse
samenleving onderneemt".
Moegestreden
en dauw op moet om het appèl te
kunnen halen en 's avonds
moegestreden thuis komt, zijn bet
vooral de moeders die al winkelend
en koffiedrinkend het gewenste
contact met de burnt waarin ze
wonen moeten leggen. In de meeste
gezinnen zijn zij het die de speciale
cursus Nederlands het langst volgen
en met ons afwijkende taaleigen het
best uit de voeten kunnen.
"Daddy" volgt meestal een aanvullen
de militaire vorming om in de
dienst hogerop te komen (anders
dan bij ons is de eindrang in het
Amerikaanse leger niet van te voren
bepaald, wat de studiezin aanmerke
lijk ten goede komt) en haakt dus
al spoedig af als het Nederlands
lesniveau een intensievere inzet
begint te vragen. Waarbij komt dat
de Nederlandse buren en nering
doenden het Engels in ruim
voldoende mate blijken te beheersen,
zodat voor het streven naar
perfectie in het ABN nauwelijks een
prikkel overblijft.
De aldus in het Engels gelegde
contacten met de Nederlandse
bevolking verlopen in meerderheid
zeer bevredigend. "Soesterberg wordt
als een van de beste standplaatsen
in Europa beschouwd", is het oordeel
van een vlieger, "in Duitsland, waar
de meeste Amerikaanse militairen
zitten, is het leven Amerikaans,
maar hier is het Nederlands. De
mensen hier zijn vriendelijk, en
vooral rustiger. Ik heb met mijn
familie het van huis uit Jachtige
levenstempo dat we hadden, aange
past aan jullie tempo. In de
weekenden laat ik de auto vaak
thuis en ga ik met vrouw en
kinderen wandelen in het park. Ook
zijn we grote liefhebbers van kaas
en boter en wijn geworden, om
maar wat te noemen. We zijn beslist
Europees gaan leven".
Vanzelfsprekend gaat het niet bij
alle 2311 Amerikanen die in
vliegerverband in ons land verblij
ven even soepel. Met name de
kleurlingen, zo'n 10 van het
personeel, ondervindt af en toe
problemen bij het betreden van
openbare gelegenheden. De discrimi
natie is hier niet veel minder dan in
Amerika", zegt een van de donkere
militairen.
De commandant van de basis,
kolonel Kenny Cobb, een vriendelij
ke, Joviale, sigarenrokende reus uit
Alabama, vertelt ons dat drie
procent van zijn personeel moeilijk
heden heeft of veroorzaakt: "Sommi
gen sluiten zich nu eenmaal van
nature niet gemakkelijk aan. Het
komt wel eens voor dat een
Amerikaanse familie een Jaar lang
ergens woont zonder een woord met
de buren te hebben gewisseld.
Gevallen van wangedrag, zoals het
niet betalen van rekeningen of het
"uitwonen" van gehuurde woningen,
zijn gelukkig heel zeldzaam. Ook
criminaliteit komt niet of nauwelijks
voor bij mijn personeel. Dat ligt
voor een groot deel aan de discipline
waar in dit kamp de hand aan
wordt gehouden. Dat moet ook wel,
want anders ben Je nergens als er
een oorlogssituatie ontstaat."
Napoleon
De kolonel, die in Vietnam
oorlogservaring heeft opgedaan (hij
werd in 1967 neergeschoten tijdens
een missie boven vijandelijk gebied
en moest zich daarbij met de
schietstoel redden) is pas sinds juli
van dit Jaar commandant van New
Amsterdam. Hij viel al spoedig met
de neus in de boter, want op 16
november mocht hij, ter gelegenheid
van het 20-Jarig operationeel
bestaan van het squadron, een
speciale onderscheiding, een zoge
naamde "fanion" (een soort vaandel)
uit handen van prins Bernhard in
ontvangst nemen.
Het voorname doek pronkt op een
standaard in zijn werkkamer, en hij
wijst er met trots op: "Sinds
Napoleon is dat niet meer in dit
land voorgekomen." Memoreert ten
slotte met kennelijk genoegen de
waarderende woorden van lucht-
machtgeneraal Knoop, die repte
over samenwerking en vfl.lrma.n-
schap-: "Ik werk hier met een
voortreffelijke ploeg, iedereen is in
topconditie en direct inzetbaar voor
de oorlogstaak."
De paraatheid van het 32 Tactical
Fighter Squadron laat inderdaad
niet te wensen over. Met kapitein
Lagemann, die voorzien is van het
vereiste speciale paspoort, passeren
we enkele zwaar bewapende wacht
posten en komen dan in het "Alert
Centre", een gebouw dat twee
startklare Phantom-straaljagers plus
een 24 uur lang terstond inzetbare
bemanning herbergt.
"Volgens voorschrift moeten wij bij
r De vliegers Murphy, Spratt
m Nelson: oorlogservaring.
alarm binnen vijf minuten los van
de grond zijn", zegt vliegeroverste
Ole Nelson, "in de praktijk doen we
er gemiddeld drie en een halve
minuut over". Hij heeft, evenals de
kapiteins Mike Spratt en John
Murphy, ruime gevechtservaring in
Vietnam opgedaan. De 25-Jarige
luitenant Danny Tieszen is de enige
van het gezelschap die de vuurdoop
vooralsnog bespaard is gebleven. In
totaal heeft ruim de helft van de
vliegers op de basis oog in oog met
werkelijke vijanden gestaan.
Eikeloof
Over hun ervaringen in Zuid-Oost
Azië zijn de drie veteranen tamelijk
zwijgzaam. Pas na enig aandringen
vertelt Murphy dat hij twee keer is
neergeschoten, wat hij "nogal veel"
noemt. Zijn ogen krijgen bij het
spreken hierover een vreemde,
afwezige blik. Pas later lees ik in de
"Soesterberg Interceptor", de krant
van de basis, dat hij is onderschei
den met de bronzen ster met
eikeloof voor zijn "buitengewoon
verdienstelijk optreden" tijdens zijn
krijgsgevangenschap in Noord-Viet-
We praten wat over de opleiding en
de dienst die in het vredige
Nederland vervuld moet worden. Is
dat geen vakantie voor ze, na
Vietnam? "Nee hoor", ls het
eenstemmige antwoord, "Wij trainen
hier op tactisch vliegen, met
nabootsingen van een mogelijke
werkelijkheid."
"We zijn hier niet omdat het zo goed
betaalt", vat overste Nelson samen,
"maar omdat we geloven in wat we
doen. Het is beslist nuttig dat we
hier zijn, als afschrikking en
tegenwicht tegenover hen". Bij dat
laatste woord wijst hij op een paar
afbeeldingen van Russische MIG-
straaljagers.
"En ik geloof dat de Nederlanders
dat ook begrijpen. De geluidshinder
nemen ze op de koop toe, vooral nu
we die overlast bij het testen op de
grond door allerlei apparatuur sterk
hebben verminderd. Ik persoonlijk
heb nooit gemerkt dat ik hier niet
welkom zou zijn omdat ik Ameri
kaan ben of zoiets", besluit hij. Zijn
laatste woorden gaan in het gebrul
van een optrekkende Phantom
grotendeels verloren.
Door
Aad Wagenaar
„De taal ontwikkelt zich nu sneller
dan in de eerste helft van deze
eeuw. Dat is onvermijdelijk door de
verkleining van de wereld. Al het
nieuwe van het buitenland is door
de moderne communicatie de andere
dag hier; vroeger kwamen bepaalde
begrippen en structuren pas tiental
len Jaren later in Nederland. En
nu...iedere dag brengt iets nieuws op
het gebied van de Nederlandse taal".
Dr. J. B. Drewes (66) te Rijswijk is
de autoriteit om zo'n uitspraak te
kunnen doen. Het volgen van hoe de
Nederlandse taal alsmaar groeit en
verandert, is namelijk zijn vak. Hij
is de bewerker van Koenens 'Verkla
rend handwoordenboek der Neder
landse taal'. Onlangs kwam daar de
27ste, ingrijpend gewijzigde, editie
van uit: een boekwerk van 1696
dichtbedrukte pagina's.
In de werkkamer van dr. Drewes
staan achttien schoenendozen opge
stapeld. Daarin zit het materiaal
waarmee hij dit woordenboek wij
zigde en aanvulde: kranteknipsels
voornamelijk, ook blaadjes met losse
notities.
Hoe komt een Nederlands woorden
boek tot stand?
Te beginnen in bed, 's morgens om
half zes. Dan zit de Rijswijkse taal
wetenschapper hoog in de kussens
en leest nauwgezet het ochtendblad,
bleef de 'taal' toch zijn grote liefde;
hij publiceerde regelmatig.
Voor het verzorgen van de 26ste
druk van het woordenboek kwam
Wolters (die 'Koenen' uitgaf) dan
ook naar de Haagse ambtenaar toe.
„Ik heb toen maar weinig tijd ge
had. De 26ste kwam in 1966 uit,
maar ik was toen eigenlijk al bezig
met de 27ste druk, die pas echt mijn
signatuur kon krijgen." zegt hij.
„Ook de typografie moest veranderd
worden, leesbaarder zijn. Alles moest
dus opnieuw gezet worden. Toen het
tenslotte allemaal opnieuw was uit
getikt, lagen hier in de kamer zes
duizend vellen, die ik opnieuw weer
doorgenomen heb, want in de ont
wikkeling van de taal was natuur
lijk weer het nodige gebeurd. Toen
ik daarna afdrukken van het zetsel
kreeg heb ik ook daarin weer wijzi
gingen aangebracht en tenslotte ook
nog een keer in de pagina's met het
opgemaakte zetsel. Zodoende zijn er
vier bewerkingen geweest voor het
woordenboek eindelijk in de winkel
lag."
Koenens 27ste is ook "ontkuist".
Woorden als 'kutsmoesje' en lulkoek'
kwamen in de vorige druk niet voor.
„Mijn probleem was bepaald niet
een inventarisatie van platte woor
den in de seksuele en fecalische
sfeer te maken, al zijn er verbijste
rend veel," zegt dr. Drewes, „moeilijk
is het wel om steeds een sobere en
beschaafde beschrijving van de be
tekenis te geven."
De taal leeft; zo zijn er ook reeds
bestaande woorden, die in de loop
der tijd een nieuwe betekenis krij
gen: 'ongelukje' bij voorbeeld. Dr.
Drewes schrijft er nu als betekenis 2
achter: 'het niet bedoeld verwekken
v.e. kind'. Zo geeft hij ook het woord
'Jongeheer' een nieuwe betekenis.
Hoe verzamelde hij die woorden?
„U zult niet geloven wat Je tegen
woordig in de kranten tegenkomt,"
zegt hij lachtend.
Voor de 28ste druk heeft hij inmid-
dels al weer een paar schoenendozen
met knipsels vol. Tot uw dienst.
Dr. Drewes, wetenschapsman niet
waar, wilde het artikel wel graag
even lezen voor het in de krant
kwam. Hier en daar veranderde hij
wat. En schreef hij nog: „In een
voetbalbespreking las ik vanmorgen
van een 'voetballer, die grossierde in
blunders'. Weer zo iets: een nieuw
overdrachtelijk gebruik van grossie-
Dat over de 'nucleaire geneeskunde',
als nieuwigheid, zou eigenlijk uit
het artikel geschrapt moeten wor
den. Want, aldus de doctor: net
staat toch in de nieuwe Koenen ko
lom rechts, blz. 893. „U ziet: het
boek is nog beter op de hoogte dan
ik dacht 1"
een rood potlood in de hand.
Af en toe onderbreekt hij het lezen
om ergens een rode streep te zetten:
let op! Dan is er weer eens een
taal-nieuwigheidje gevonden.
Dr. Drewes pakt een nieuwe schoe
nendoos. "De oogst van vanmorgen,"
zegt hij, en grijpt een handjevol
knipsels.
„Hier," zegt hij. „in een advertentie
vanmorgen, wordt een verpleeg
kracht gevraagd voor de afdeling
•Nucleaire geneeskunde'. Nooit eerder
gelezen, wel weet ik dat een zieken
huis een bestralingsafdeling heeft.
Maar dat 'Nucleaire geneeskunde' is
kennelijk een begrip, nu, in de zie
kenhuiswereld. Dan moet het ook in
het woordenboek."
Hij bladert verder in de knipsels,
toont dat hij ergens de afkorting
VAD heeft aangestreept. "Vermo-
gensaanwasdeling, betekent het. Dat
woord komt wel in mijn 27ste druk
voor, die afkorting niet. Tref ik hem
nou nog een paar keer ergens aan,
dan blijkt dat VAD tot het moderne
taalgebruik hoort."
Wat las dr. Drewes die morgen nog
-meer in zijn krant? Hij vernam dat
er ergens 'gerede twijfel' over be
stond, en stelde vast dat 'gerede ver
bazing wèl, maar die twijfel niet in
Koenen stond.
De „vrije baan" voor het openbaar
vervoer bleek eveneens nog geen
toegang te hebben gekregen tot het
woordenboek.
En op het voetbalveld waren weer
de nodige 'gele kaarten' uitgedeeld.
„Maar die staan al in de 27ste druk,
net als de 'rode kaart', onder de be
tekenis 5: „straftoekenning, waarbij
de voetballer het veld moet verlaten."
Op het voetbalveld krijgt iemand
ook wel eens een trap tegen zijn 'za-
kie'. „Een synoniem voor geslachts
deel dus," zegt de doctor, „en die
Dr. Drewes
term hoort, taboe of niet, als onder
deel van de levende Nederlandse
taal, in het woordenboek."
Dr. Drewes was tot vorig Jaar:
"raadadviseur" in algemene dienst,
bij het ministerie van Onderwijs en
Wetenschappen.
HU was in die functie in
het bijzonder belast met het her- en
bijscholen van leraren. Maar naast
zijn ambtelijke werkzaamheden