8 Belangstellin, voor emigratie neemt weer toe WERKLOOSHEID STIMULEERT 'Worst moet weer naar echte worst smaken' Bijna half miljoen al vertrokken ZATERDAG 7 DECEMBER 1974 EXTRA DEN HAAG Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er uit ons land ruim 490.000 mensen geëmigreerd. In 1946 kwam de volksverhuizing schoorvoetend op gang met een goede 500 man, die ons land verlieten. Daarna steeg het aantal emigranten jaar lijks fors. Het topjaar was 1952, toen 48.690 Nederlanders zich in een éuider land ves tigden. Daarna ging het lang zaam bergafwaarts, met lich te oplevingen van de emigra- tiecijfers in de jaren 1960 en 1967. Vorig jaar werd een diepterecord gevestigd van slechts 4.634 emigranten. Maar verwacht wordt, dat dat aantal dit jaar zal stijgen tot 5.000. De belangstelling voor emi gratie is overigens bijna altijd ongeveer tweemeel zo groot geweest, als het aantal men sen, dat werkelijk vertrok. Van 1946 tot en met oktober van dit jaar meldden zich bijna 826.000 mensen voor emigratie aan, van wie er ruim 490.000 werkelijk ons land verlieten. Daarvan gin gen er ongeveer 172.500 naar Canada, ruim 144.000 naar Australië, bijna 88.000 naar Zuid-Afrika, bijna 43.000 naar de Verenigde - Staten, bijna 29.000 naar Nieuw-Zeeland, bijna 7.000 naar Brazilië en 7.600 naar diverse andere landen. DEN HAAG Het gaat niet best met onze economie. Begin volgend jaar zullen we hier met meer dan 200.000 werklozep zitten, „tenzij er wonderen gebeuren", zo luidt de weinig op wekkende voorspelling van minister Boersma van Sociale Za ken. Met dergelijke sombere vooruitzichten beginnen weer een hoop mensen ernstig aan emigratie te denken. En dat zijn echt niet alleen die paar honderd Urker vissers, die volgens overi gens nogal voorbarige berichten massaal naar Canada zou den willen uitwijken. Het ziet er sterk naar uit dat in ons land voor het eerst sinds een lange reeks van jaren de belangstelling voor emigratie toeneemt. Naar verwachting zullen dit jaar vijf duizend Nederlandse landverhuizers die meest avontuurlijke stap in hun leven wagen. In het emigratie-topjaar 1952 was dat overigens een veelvoud van dat aantal; namelijk bijna 48.700 mensen. Doot Jan Kees Kokke Is die toenemende belangstelling voor verhuizing naar de Nieuwe Wereld verklaarbaar uit de stijgende werkloosheids-cijfers? We vragen het aan de „nestor" van de Nederlandse Emigratie' Dienst, de heer Henk van Luyk (58), die zich al meer dan 25 jaar met emigratie bezighoudt. Henk van Luyk: „Op dit moment is het ^eigenlijk nog te vroeg om die conclusie te trekken. De ernst van de situatie is eigenlijk pas vorige maand de mensen werkelijk gaan aanspreken. De regering is nu met 3,5 miljard gulden op tafel gekomen voor de werkloosheidbestrijding. En dan gaan een hoop mensen denken, het moet nu toch wel ernstig zijn. De toenemende werkloosheid'zal wel wat invloed hebben op de emigratie. Althans dat nemen we aan. Maar het is niet direct een motief om te gaan. Het zijn niet zozeer de mensen, die al werklops zijn, die emigreren. Maar, Je zou bijna zeggen, mensen, die de bui zien hangen. Die het meestal nog net niet zijn'maar'die toch al een tijdje met emigratieplannen rondlopen. En dan zwengelen de sombere eco nomische berichten die plannen wel „Je kunt eigenlijk een parallel trekken met de situatie van eind oktober vorig Jaar, toen de oliecrisis begon. Sindsdien is de emigratie gaan stijgen. Die stijging heeft zich daarna steeds voortgezet met gemiddeld zo'n 15 procent". „Die oliecrisis heeft een heleboel mensen duidelijk gemaakt hoe afhankelijk wij zijn van olie en van andere grondstoffen. Ze werden plotseling met het feit geconfron teerd, dat het plotseling afgelopen kan zijn. We hebben toen wel gemerkt dat er een heleboel mensen zijn gaan kijken naar landen, die niet zo afhankelijk zijn van bepaalde grondstoffen, zoals Canada en Australië, die ze zelf in overvloed hebben". „De toenemende werkloosheid en de oliecrisis zijn natuurlijk niet de enige motieven om te gaan emigreren. Want de Nederlander doet er vrij lang over voor hij besluit om te gaan. Ze lopen vaak vrij lang al met de gedachte rond. En dan kan de economische ontwikkeling op een gegeven mo ment net de doorslag geven. Andere motieven om te emigreren zijn bijvoorbeeld de-^betere toekomstmo gelijkheden in een jong land, meer ruimte, het milieu begint een rol te spelen, de toekomst van de kinderen. Je hebt ook wel mensen, die het hier allemaal een beetje te vol vinden. Die zich ook een beetje bevoogd .voelen. Want bij alle sociale voorzieningen, die we hier hebben is het toch wel zo, dat alles voor Je wordt gedaan. Sommigen vinden dat Je hier te veql wordt ingepakt". „De echte materiele behoefte, die Je in de beginjaren van de emigratie vlak na de oorlog had, die zijn tegenwoordig niet meer bepalend. Ijskasten, auto's, televisies. Die waren toen voor bijna niemand in Nederland weggelegd. Maar dat is nu wel allemaal gelijkgetrokken", vertelt Henk van Luyk, hoofd van de afdeling Uitvoering, op het kantoor van de Nederlandse Emi gratie Dienst aan de Groot Hertoginnealan in Den Haag. Verwacht Van Luyk dat de toenemende belangstelling voor emi gratie zich ook volgend Jaar zal voortzetten? Hij zegt: „Dat is moeilijk te voorspellen, omdat je ook rekening hebt te houden met de opname-ca paciteit van de ontvangende landen.. Vooral Australië en Canada doen op het ogenblik wat kalmer aan met de toelating van emigranten. Ze'hebben als het ware een adempauze ingelast. Daar hebben ze tenslotte ook te maken v met inflatie en werkloosheid. Na al die jaren, waarbij zo'n 150.000 emigranten per jaar binnenkwamen, moet Je wat orde ojj zaken stellen. Ik heb wel de overtuiging dat dit een zeer tijdelijke maatregel is, waar Vol gend voorjaar weer wat meer ruim te in komt". Wat vindt de heer Van Luyk van het plan van Rabo-Bank-directeur dr. A. J. Verhage, die onlangs voorstelde om financiële steun te geven aan jonge Nederlandse boerenzoons, die in Amerika, Aus tralië of Nieuw-Zeeland een land bouwbedrijf zouden willen beginnen? Van Luyk: „Op zichzelf is dat helemaal geen gek idee, hoewel het voor ons bepaald niet nieuw is. Het plan past ook helemaal in de huidige wereld-voedselproblematiek. En je hoeft daarbij niet alleen te denken aan de grote emigratielan- den. Als je nu eens kijkt naar de Nederlandse landbouw-nederzettin- gen in Brazilië. Dje hebben een enorm positief uitstralingseffect op de omgeving. Nogmaals het is geen zaak, die we morgen even kunnen gaan regelen, te meer daar het finaniceel nu eenmaal niet eenvou dig is. Maar het is wel een goed plan. Als Je nog mensen hebt, die bereid zijn om grond nuttig te maken aan de voedselproduktie, dan is dat een goede zaak. Twee punten spelen nog een rol. Ze moeten een beginkapitaal hebben. En het is wel zo dat Je in een nieuw land nooit direct met een eigen bedrijf moet beginnen. Het is beter eerst een tijdje bij een boer te gaan werken om de omstandigheden ter plaatse te leren kennen". Sprong Er is wel wat veranderd rond het begrip emigratie in de loop der jaren? Van Luyk: „Ja. Het is niet meer de sprong in het duister. Het is niet meer naar een ander land gaan en maar zien dat Je je redt. We hebben in de loop der jaren zoveel overeenkomsten ge maakt met de ontvangende landen, dat de emigrant nu sociaal volkomen gelijkgerechtigd is met de inwoners. Kijk, Je kunt de emigranten laten vertrekken. Maar je moet ze ook laten opvangen. En dat gebeurt. We hebben in de emigratielanden eigen diensten,die helpen bij de opvang, bij huisves ting, bij werk en bij andere problemen, die zich voor kunnen doen. Als je dus de vergelijking maakt met de emigranten, die in 1950 het spits afbeten en met de -emigrant van vandaag, dan is dat wel een groot verschil". „Natuurlijk is het zo dat de eerste paar jaar, altijd moeilijke jaren zijn voor de emigrant. Voor je een beetje stabiel in het zadel zit, moet Je er eerst een paar Jaar flink aan trekken. Je moet als emigrant natuurlijk niet de fout maken om te willen beginnen op 7het niveau, waarop vroegere emigranten nu zitten. Het is wel zo dat hij hêt zelf moet doen. Het propaganderen van emigratie, waardoor je misschien mensen over de brug helpt, die niet zo geschikt zijn, dat is niet de bedoeling. We praten ze het niet aan en we praten het. ze niet af. Onze basis is goede informatie verstrekken". „Maar de mensen willen vaak toch ook wel eens praten, voor ze aan de hand van voornamelijk geschreven materiaal een1" beslissing nemen. Daarom hebben we verspreid over het land een tiental consulenten zitten, die naast informatie op materieel terrein, de mensen ook op levensbeschouwelijk terrein voorlich ting kunnen geven. Deze raadgevers beschikken over een schat van ervaring, die zij zelf hebben opgedaan in jarenlange betrokken heid bij enyfratie-aangelegenheden". Tevredenheid Hoe staat het met bet aantal teleurgestelde emigranten? Van Luyk: „Van alle emigranten komt zo'n tien procent terug, omdat ze het om een of andere reden niet kunnen bolwerken. Maar van die tien procent probeert de helft het na een paar jaar nog een keer en van die groep komt er vrijwel niet een meer terug. Als ik een verdeling zou moeten maken naar de tevredenheid van de emigranten, dan heeft 5 procent het minder dan in Nederland, 40 procent heeft het minstens even goed, en de rest heeft het beter. Het begrip „beter" is natuurlijk een moeilijk begrip. Want wat is „beter". Het is niet alleen materieel bepalend. Het houdt ook verband met het vertrekmotief. En met welke eisen Je stelt aan de kwaliteit van het leven". L De emigranten, die de spits afbeten hadden het moeilijk. Links een foto uit 1958: de 100.000- ste naar Australië. ham. Nu maken ze uit een kilo vlees nóg meer dan een kilo ham. Vijftien jaar geleden verkocht ik in mijn slagerij een vacuum-verpakte rookworst van een half pond voor f 1.29," herinnert Coppoolse zich. „Nu kost een worst van een half pond nog minder dan een gul den, terwijl de lonen verdubbeld zijn en lasten nog meer gestegen. Nou, vraag ik u. Dat kan toch niet." Vroeger op de siagersvakschoól dan leerde Je ook dat Je niet teveel vet kon gebruiken. Wartt dat vet scheidde zich af, éodat je een hele rand van vet kreeg. Maar tegen woordig hebben ze allerlei stoffen en hulpmiddelen om het vet te bin den",vertelt Anton Coppoolse. Worst blijkt tegenwoordig vaak ge woon een soort emulsie, met een kleurtje te zijn. In de worstfabrie- ken worden daarvoor maar al te graag allerlei afvalprodukten ge bruikt, zoals strotjes, slokdarm, hart, vet, vellen en dergelijke. Die smaakvervlakking is al enige Jaren gaande. En onder invloed van de prijsconcurrentie zakken we steeds verder op het glijdende vlak. "Gelukkig", zegt Anton Coppoolse, "zijn er ook nog veel slagers, die zelf hun worst maken". Eij verdeelt ze in vijf soorten. De leverworst," zoals saksische, berliner, haumacher. De gekookte worst, zoals Jachtworst. palingworst. De bloedworst, zoals tongeworst, turinger worst. De rau we vleeswaren, zoals cervelaat, snij- worst. En de specialiteiten, zoals pekelvlees, gebraden kalfsborst. „We hebben alleen al in Nederland meer dan tachtig verschillende soorten worst", zegt Coppoolse. „En als we de buitenlandse er bij tellen, dan komen we wel aan het dubbe le." Inmiddels hebben zich al tachtig sympathisanten gemeld voor „Het Worstmakersgilde", dat Anton Cop poolse deze week samen met zijn collega Wim van Bruggen in het le ven riep. Er zijn een aantal regels verbonden aan het toetreden tot het gilde. De produkten van het as pirant-lid moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Als de sla ger eenmaal lid U van het gilde zullen zijn produkten nog regelma tig door het Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek worden gekeurd. "Het Worstmakersgilde" eaat bo vendien bezoeken organiseren aan buitenlandse worstmakerijen, om daar ideeën op te doen en er zullen befaamde vleesspecialisten, naar Ne derland worden uitgenodigd. Als het loffelijke streven van „Het Worstmakersgilde" van de. grond komt, an wordt worst weer worst in Nederland en ham smaakt weer naar echte ham. Want nu we bij de warme bakker weer echt brood kunnen krijgen, willen we er ook weer echte vleeswaren op. AMERSFOORT De Nederlandse worst is ook al niet meer wat hij geweest is. Die echte, lekkere, ouderwetse smaak is er allang af. Dat komt omdat ze tegenwoordig in de fabriek worst maken, die voor het grootste deel bestaat uit kleur- en smaak stoffen, fosfaten, bindmiddel en vet. Liefst vooral veel vet. Worst bevat steeds meer moderne hulpmiddelen. Die zijn alle maal weliswaar nog net legaald. Maar zeker is dat de worst van vandaag minder puur vlees bevat. „Schone" rotzooi, is het als het ware. Dat vindt Anton Coppoolse, die de smaakvervlakking te lijf wil gaan. „We willen terug naar de ou derwetse worst", zegt hij. Coppoolse liet het niet bij woorden. Vorige week richtte de Amersfoorter met groot ceremonieel in de Utrechtse Jaarbeurs „Het Worst- maakersgilde" op. Dit gilde wil de smaakverslapping bestrijden door het bevorderen van het zelf-worst- maken door slagers, zal streven naar kwaliteitsverbetering en wil het publiek daarvan bewust maken. „Een hoop mensen hebben namelijk nog nooit echt goede, ouderwetse wo^s» geproeft", zegt Anton Cop poolse. Coppoolse is geen leek in de vlees- warenbranche. Jarenlang was de oud-slager directeur van de vereni ging van Keurslagers en daarna vaq de vereniging van Topslagers. Nu noemt Anton Coppoolse (39) zich „onafhankelijk slagersdeskundi- ge." Hij zegt: „Het gaat trouwens niet alleen om worst, maar om alle vleeswaren. Ham bijvoorbeeld. Die smaakt tegenwoordig toch niet meer naar ham. En knakworst. Die waar in Je bijt en dan „knak" hoort, die vindt Je echt niet meer. Zelfs niet in de duurste blikken. Of cervelaat- worst. Als Je daarvan een plakje te gen het licht houdt, dan zie Je alle maal doorzichtige puntjes. Dat is dus puur zwoerd. Ja, vroeger moest cervelaat worst dan ook vier tot zes weken liggen voor hij rijp was. Te genwoordig, met al die stoffen erin, wordt hij na één week al gesneden en verkocht." „Vroeger maakten ze van een kilo vlees zo'n één a anderhalf pond

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 15