HEREN IN
KAROSSEN
Gesprek met mr. W. J. Geertsema,
oud-voorzitter 3 Oct. Vereeniging
3 OKTOBER BIJLAGE 1974
LEIDSCH DAGBLAD
W. Geertsema, thans
van de Koningin in
Gelderland, eens voorzitter van de
3 October Vereeniging in Leiden.
(Foto Hans Zweers)
"Het is misschien een wonderlijke vergelijking, maar toch
maak ik hem: 3 oktober en de 4 meiherdenking. Je moet ze
allebei afmeten de belangstelling die ervoor bestaat of 't alle
maal nog zinvol is. Ik ben tien jaar burgemeester van Wasse
naar geweest. Op 4 mei was daar de wandeling naar het kerk
hof. Alle jaren heb ik tegen mijn ambtenaren gezegd: tellen.
Kijk hoeveel er komen. Blijkt het aantal mensen erg terug te
lopen, dan is er kennelijk langzamerhand geen behoefte meer.
Dan moet je stoppen."
Het bronzen, ronde stemgeluid van
mr. W. J. ("Molly") Geertsema (55)
vult de ruime werkkamer van het
Gelderse provinciehuis in Arnhem ge
makkelijk tot de verste hoeken. Hij
draagt het streepjespak met vest op
deze subtropische junidag zonder
zichtbaar ongemak. In de beginnen
de jaren 50, toen nog repetitor van
Leidse rechtenstudenten met leer
moeilijkheden, was mr. Geertsema
enige tijd voorzitter van de eerbied
waardige 3 Octobervereeniiging. Zij
benoeming had voor die Jaren iets
revolutionairs. Geertsema was even
in de dertig en de andere leden van
het illustere bestuur beleefden reeds
een gevorderd uur van hun levens
avond. "Ze konden stuk voor stuk
mijn vader zijn", aldus de grijze, be
dachtzaam aan een lange, slanke si
gaar trekkende commissaris van de
koningin in Gelderland.
Menigeen zou zelfs zijn grootvader
hebben kunnen zijn.
"De oude heer Van der Laan, mijn
voorganger als voorzitter was toen al
minstens diep in de 70, maar waar
schijnlijk al in de 80".
Mr. Geertsema acht het voor de
creatieve dadendrang van een ver
eniging als de Leidse 3 Oc totoerver-
eeniging een goede zaak wanneer het,
bestuur zich geregeld vernieuwd.
Doorstroming heet dat ook wel.
Stromen tegenover stilstaand water.
Hoe komt het toch dat een aantal
heren, elk voor zich ongetwijfeld in 't
bezit van alle faculteiten, zich op de
derde oktober in de wat anachronis
tische uitmonstering van Jacket en
hoge hoed in 'n open koetsje worstelt
om daar enige uren achter een groep
majorettes of een landbouwtrekker
in de optocht door de menigte langs
de kant te worden aangegaapt?
Kortom, hoe krijg Je die mensen zo
ver?
Mr. Geertsema moet bij zo'n vraag
wat vergoeilijkend lachen. Immers, 't
duidt op een beklagenswaardige
leemte in traditioneel denken en voe
len van de doorsnee-import Leide-
naar.
Het gaat niet om oudere mannen,
voorthobbelend achter de bips van
een gemoedelijk hoefdier, het gaat
om en nu wordt mr. Geertsema
rechtstreeks geciteerd "de heren
in de karossen".
Hij zegt: "ik zou het veel wonder
lijker vinden als het bestuur de men
sen liet wandelen en zelf niet zou
deelnemen".
Maar ook voor mr. Geertsema zijn
er witte plekken over de motieven,
waarom men deelneemt: „Welk beha
gen," zo stelt hij zich de
vraag, „schep Je bijvoorbeeld erin om
verkleed in een historisch pak rond
te lopen. Hier heb Je tevens een
toetssteen voor waar je mee bezig
bent. Zo gauw Je mensen voor de op
tocht moet gaan ronselen en betalen,
dan kun je er beter mee ophouden.
Maar tot nu toe is dat bij mijn we
ten nooit een punt geweest".
Hij wist erop dat bij de herden
kingen van de inneming van Den
Priel m 1972 het voltallige college
van B. en W. van die stad zich als
kloeke zestiende eeuwers had uitge
dost. Ook meent hij zich te herinne
ren dat de toenmalige
van de koningin in Zuid-Holland, mr.
Klaasesz. bij een vreugdevol herden
ken de kanten kraag om de hals kreeg
aangemeten. Zelf zou mr. Geertsema
geen enkele moeite hebben, om zo
het hem gevraagd zou worden, als
raadpensionaris of iets dergelijks, z'n
indrukwekkende gestalte in een his
torische pofbroek te steken.
Dat wil niet zeggen dat mr. Geert
sema gelooft in de verkleedpartij
om derzelver willen.
Beducht zegt hij: „Je moet zeer
voorzichtig zijn met het kunstmatig
tot leven brengen van oude tradities.
Mijn zoon is in Den Haag lid van
een schuttersvereniging met de
handboog. Dat vind ik niet zo zinvol.
Na 200 jaar zo'n gebruik tot leven
wekken, daar geloof ik niet zo in".
De heer Geertsema heeft gedu
rende twee periodes in het bestuur
van de 3 Oetobervereeniging gezeten.
De eerste keer als gewoon lid en qua-
litate qua omdat de praeses collegii
van de universiteit altijd een zetel be
zet, de laatste keer al spoedig als voor
zitter.
'n Vreemde botsing van levenssfeer
en geografie om mr. Geertsema de
oude Leidse namen te horen noemen,
terwijl buiten de drukke verkeersbrug
over de Rijn zich schurkt in de zo
merzon. „Trapman, de advokaat, Ber
nard de Koning, die een manifac-
turenzaak had. Commandeur, de vee
arts, de pas overleden Han de Wilde,
ook een manifacturenhandelaar uit
de Breestraat. Op zich was het een
bijzonder rustige periode, die jaren
1949-1953. Maar wat je dan wel op
valt is dat er toen zoveel meer schil
derachtige figuren waren. Die ko
men in de tegenwoordige tijd niet
meer voor. Een man als Bernard de
Koning met zijn prachtige zilveren
baard, zie Je tegenwoordig niet meer".
De 3 oktobervereeniging kent wel
iswaar per definitie leden, die als ze
dat zouden willen, kandidaten kunnen
stellen voor het bestuur, maar in de
praktijk vult het bestuur zichzelf aan.
Op zich is dat al niet een gebeuren
dat zich met redelijke frequentie her
haalt, maar bovendien betrekt men
de aanwas voor het doorluchte colle
gium nimmer uit de heffe des volks.
De pijlers zijn de gegoede midden
stand en vertegenwoordigers uit de
vrije beroepen, gezeten procureurs
bijvoorbeeld. Mr. Geertsema wijst er
ook nog op dat, als het even kan,
ook een veearts tot de kussens wordt
genood, omdat zo'n man gemakke
lijker entree heeft bij boeren en
landelijke rijverenigingen die de ca
valerie voor de optocht moeten leve-
Al met al een tamelijk elitair club-
Door
Han Mulder
Mr. Geertsema ontkent dat niet,
maar wil wel graag de nuance aan
gebracht zien 't kieskeurigheid onder
de dwang van de omstandigheden is.
Hij zegt: "ik kan me niet herinneren
dat er uit de vergadering tegenkan
didaten zijn gesteld. Het is ook moei
lijk om mensen te strikken voor niet
gehonoreerde, vaak arbeidsintensieve
banen. Je tracht daarom niet be
paald een soort elite te vinden: zo'n
elite dient zichzelf aan."
Hij schildert in grote lijnen de car
rière die valt op te maken, de hogere
treden van het bestuursapparaat op:
"voor de lagere echelons kan men
zich praktisch genomen opgeven, or-
decommarissen. het uitdelen van de
haring en het wittebrood." Vooral
uit de keurbende die deze laatste
categorie vormt, ail nog wel eens een
bestuurslid tot het officie worden
geroepen.
Hoe reageert mr. Geertsema op het
verwijt dat het programma voor 3
oktober een zeker starheid vertoont,
die door sommige Leidse kringen
met artistieke adspiraties wel eens
wordt uitgelegd als het gevolg van
een tamelijk groot gebrek aan crea
tiviteit?
Mr. Geertsema: "er bestaat een
grote behoefte aan traditie bij de
Leidse bevolking. De taak van het
3 oktober-bestuur is om daar vorm
en inhoud aan te geven."
Maar gebeurt dat ook?
Mr. Geertsema"de filosofie
waarvan je moet uit gaan is dat er
een betrekkelijk groot aantal vaste
onderdelen is, waar Je niet aan moet
tornen: taptoe, bijeenkomst in de
kerk, haring en wittebrood, kermis
met vuurwerk. Wij stopten daarnaast
altijd wisselende evenementen in het
programma, een wielerronde of zo.
Je moet als bestuur wel voortdurend
de vinger aan de pols houden. Doe ik
het nog wel goed. Je moet geen din
gen voor Je eigen lol in stand hou
den."
Vroeger was voor een goed deel
van de burgerij de 3de oktober de
dag waar men naar toe leefde; een
tijd zonder reizen naar Spanje, kleu
rentelevisie en wereldkampioenschap
voetballen. Is in onze Jaren van voort
snellende consumptie de belangstel
ling niet wat aan het tanen?
Mr. Geertsema: "het zou mij ver
bazen als het zo was, al kan ik me
best indenken dat men wat minder
geneigd is om ongemakken te slik
ken die men met de feestviering
denkt te ondervinden. Het is dan ook
goed dat de kermis wat meer uit het
centrum is verdwenen. Sommige ge
bruiken veranderen van betekenis.
Pas na de oorlog, toen er nog
niet veel was, vond men het fijn
om voor niets haring en wittebrood
te krijgen. Maar wat later, kreeg
Je mensen die zeiden, zou ik het
wel doen, de mensen denken mis
schien dat ik het nodig heb. We heb
ben het in de folders geschreven, de
kranten bewerkt om toch maar
vooral te benadrukken dat het om
het in stand houden van een tra
ditie ging. Sindsdien is het weer op
geleefd".
Zelf heeft mr. Geertsema in zijn
3-oktoberJaren de meeste vreugde
beleefd aan het organiseren: „ik ben
een organisator in hart en nieren.
Ik wil graag de touwtjes in han
den hebben, zo dat alles in de pun
tjes verloopt".
En welk evenement was hem het
dierbaarst?
Mr. Geertsema hoeft niet niet
lang over na te denken: „het zin
gen smorgens bij het standbeeld
van Van der Werf. En ik kan he
lemaal niet zingen".
Het evenwichtig gedragen metrum
van Geertsema's antwoorden wordt
enigszins ontregeld bij de vraag of
hij zelf suggesties zou hebben voor
de feestviering nu.
Even starend naar de schoenen
met gaatjes in de neus, ook nu nog
de stappers van de doorsnee Leidse
korpsstudent zegt mr. Geertsema:
„dat is niet de makkelijkste vraag
die u mij stelt". Pauzeert. „Goede
muziekkorpsen met majoretten is
een zeer gewild onderdeel. Niet al
leen in de optocht, maar ook in de
wijken. Een sterke kijk op het ei
gentijdse is wel nodig". Pauzeert nog
eens: „bijvoorbeeld een goede voet
balwedstrijd. Namen van clubs
noem ik niet, in elk geval goede".
Popsterren?
Geertsema: „zeker, maar dan ook
buitenlandse groepen.
Alle goede wenken of suggesties,
die mr. Geertsema verder nog moge
lijk in petto hebben, worden over
heerst door een hartgrondige wens:
„mooi weer. Dat is het allerbelang
rijkste. Ik herinner me nog, hoe we
naar de barometer staarden. Vooral
als het tevoren veel regende. Regen
betekende dat de entrée's daalden.
Dat merkte Je het volgende jaar di
rect in de pachtprijzen."
De Commissaris van de Koningin
in Gelderland, al maanden een ho
tel bewonend omdat zijn huis nog
maar steeds niet beschikbaar is geldt
alom als een man die het goede der
aarde bemint. Man van een goede
dis en een goed glas en evenmin
wars van feestelijke genoegens, zo
als het carnaval.
Ziet hij zo'n 3 oktoberfeest als
een noord-nederlandse variant van
carnaval?
Mr. Geertsema schudt hier reso
luut het gegroefde en wat vermoei
de hoofd (het luttele aantal huren
slaap, waarmee hij ook als minis
ter van Binnenlandse Zaken heette
toe te kunnen, is in Den Haag nog
altijd spreekwoordelijk)
„3 oktober heeft niets met
een carnaval te maken. Helemaal
niets. Het is in Leiden in de eerste
plaats herdenking. Vraag het maar
iedere Leidenaar en hij weet waar
om het gaat".
Het carnaval is toch ook van een
historische en cultureel-godsdiens-
tige oorsprong? Mr. Geertsema: „Ja
maar wie weet dat nog. Ziet u eens.
wie er in Leiden niet allemaal naar
de samenzang komen en alle tijd
die de mensen besteden aan de re
petities die daaraan voorafgaan. Ook
het gebruik van de alcoholica is op
3 oktober een heel wat minder in
geïntegreerd onderdeel van het ge
heel dan bij carnaval".
Ofschoon de Leidenaars en ook
de heren in de landauers zich toch
evenmin onbetuigd laten?
Mr. Geertsema, olijk de oogjes
toegeknepen en de toch al zo Leids-
Miniverva klinkende stem nog een
extra toets bijkleurend: "dat ons
vriendelijk glaasjes worden uitge
reikt op een aantal adresjes, dat stel
len wij natuurlijk op hoge prijs.
Vroeger bij de Turk in de Bree
straat, bij Minerva. Het glaasje is
ook traditie".
Dat neemt allemaal niet weg dat
optochten, corso's en vergelijkbare
fenomenen, vooral door het optre
den van de reclame-Jongens 'n steeds
eenvourmiger karakter gaan verto
nen. Vaak is het verschil van de
carnavalsstoet en de 3 oktoberop-
tocht niet zo bijster groot.
Dat spreekt mr. Geertsema niet
tegen. Hij zegt: „elke zoveel Jaar
heb je gewoon een bedrijfsoptocht
ertussen door nodig om de finan
ciën weer op peil te brengen. His
torische optochten zijn derma
te duur. Dat is niet elke keer weer
op te brengen. Maar ik kan u wei
zeggen, als wij een bedrijfsoptocht
hadden gehad, dan was dat voor
mij een naar jaar".
Bij het scheiden van de markt
merkt hij op: „en het allerbelang
rijkste: een spoedig herstel en res
tauratie van de Pieterskerk". Zou 'n
minister in het kabinet met zo'n
verknochtheid aan Leiden in die ge
val een handje helpen? Is Leiden
misschien net een paar jaar te laat?
„Misschien wel", glimlacht mr.
Geertsema. breed, mahoniehout be
timmerd, de lach van een heer van
stand.
De traditionele sherry van
Minerva tijdens de traditionele
optocht op het traditionele Leidse
feest voor "de heren in de ka
rossen".
(Foto Jan Holvast)