Een vlucht uit verloederd Nederland
IN DE RIJ VOOR EEN FLES SPIJSOLIE
De na-
dagen
van
een
kolonie
ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1974
PAGINA 21
Door
Aad Wagenaar
„Ik had veel Hollandse vrienden en die probeerdien me te weerhouden. Ze zeiden: jon
gen, wat ga je daar nou doen, terug in de rimboe van Suriname? Maar ze konden praten
zoveel ze wilden; ik moest terug. Nederland was niet leefbaar meer. Ik had vaak echt tra
nen in mijn ogen als ik de verloedering zag het was zo vies geworden allemaal. Ik ben
toen naar Paramaribo gegaan met een enkele reis
Dennis, die dat vertelt is 24 jaar oudeen Creool met wat Javaanse sporen op zijn ron
de, licht gekleurde gezicht. Hij is een „remigrant" iemand, die na 12 jaar in Nederland
te hebben gewoond, terugkeerde naar geboortegrond Suriname.
Weer eens wat anders, een ontmoeting met zo iemand als je verder in Suriname uitslui
tend hoort praten over die 50-, 80-, 100.000 Surinamers (wie weet het juiste aantal?)
die nog voor de dag van de onafhankelijkheid de wijk zullen nemen naar Holland.
Naast Dennis zit Ronny, die 28 is en
drie maanden geleden anderhalve
maand nadat zijn vriend Dennis
gegaan was ook remigreerde naar
de warme zon, de palmbomen en de
Paja Lobbie van zijn mooie land.
Mooi land: samen hebben Dennis en
Ronny nu een reisonderneming
gesticht om aan vreemdelingen al
dat moois te laten zien ze
brengen hen het binnenland in,
naar Indianendorpen en de kost-
grondjes van de Bosland-creolen en
wijzen ze op die duizenden
prachtige tinten en grilligheden,
waarmee de natuur Suriname zijn
rijke schoonheid geeft. Remigranten
daar wil Suriname er meer van
hebben. Maar helaas is de
accommodatie van de luchthaven
Zanderij ingericht op uitgaande
reizigers: de inkomende gaan door
een achterdeur. Dennis en Ronnie,
die tien Jaar in Nederland waren,
wilden graag praten over het
waarom van hun terugkeer: „Mis
schien dat Surinaamse jongens in
Nederla.i i het lezen en hen aan het
denken zet. Zij moeten zich ook
voorbereiden om terug te komen. En
anders zullen zij het toch wel
merken, op een kwaaie dag, dat ze
daar in Holland niks te zoeken
hebben. Tenminste nu niet meer",
zegt Dennis, „toen ik naar Holland
ging, 12 Jaar geleden, was het
allemaal anders".
Mulo-diploma
Ronnie: „Ik had hier In Paramaribo
mijn Mulo-diploma gehaald en ik
werkte als programmeur op Para-
nam. Mijn moeder was al een Jaar
in Nederland, toen ik in '64 ook
besloot om te gaan. Ik wilde niet
per 6e naar Holland toe, ik wilde de
wereld zien en Holland was dan een
springplank. Ik zou proberen bij de
marine te komen en zo op reis te
gaan. Maar de marine wilde me
later niet hebben. Ze zeiden dat ze
me te nerveus vonden en ik heb dat
altijd als een flauwe smoes
beschouwd.
Ik ben met de boot naar Holland
gegaan. Ik kwam in Vlissingen aan
en toen ik aan land stapte, .nee, het
gaf me geen kick van: is dat nou
Holland, waarvan we op school ge
leerd hebben van Deventer, Zwolle,
Meppel, Assen en de veenkoloniën
en zo? Nee, dat dacht ik allemaal
niet. Ik dacht alleen maar: hoe kom
in in Budel. Want daar woonde
mijn moeder. Hoe kom ik snel m
Budel: ik stond namelijk te sterven
van de kou. Zo koud! Ik moest de
trein van 15.03 uur nemen naar
Eindhoven, hadden ze me gezegd.
Dat weet ik nog: ik vond het zo'n
rare tijd. 15.03 uur. Bij ons in
Paramaribo gaat de bus om tien uur
weg of om half tien, maar nooit om
drie minuten na tien of half tien
eigenlijk was die vertrektijd mijn
eerste ervaring, dat ik echt in een
ander land was".
Een zwarte
Het was al avond toen ik eindelijk
in Budel was, stikkedonker toen de
bus me afzette en er was geen kip
op straat. Ik ben toen een tuin
binnengelopen en heb aan een raam
geklopt. Er kwam een vrouw en die
schrok van me. Ze riep naar binnen
„Pa, d'er steet een zwarte buuten
Nou Ja, ze hebben me geholpen om
thuis te komen".
Dennis: „Een „zwarte", als de
mensen dat in die tijd zeiden voelde
Je daar helemaal niks voor. Ik was
twaalf Jaar toen ik in Holland
kwam en ik moest gelijk naar de
technische schort in Amsterdam. Al
mijn vriendjes waren Hollanders,
blank. Als we dan wel eens ruzie
hadden en ze riepen: Rot op,
zwarte, dan was ik nooit gekwetst,
alleen maar verbaasd. Ik zei toch
ook niet: Ga weg, witte donder-
straal".
Dennis woonde in Amsterdam-West.
Zijn moeder was verpleegster en
bewoonde een mooi huurhuis; ze
kon zich dat permitteren, omdat ze
in Paramaribo twee woningen had
bezeten en die goed had verkocht".
„We hadden het goed, we waren
zoals je dat noemt helemaal
geintegreerd in de buurt", zegt
Dennis, „Je hoorde erbij. Ik had erg
veel vriendjes en ik ging bij
allemaal op visite. Ik was de Suri
naamse Jongen, nou leuk hoor:
hallo, kom binnen en blijf Je mee
eten?"
Ronnie: „Op mijn tweede dag in
Budel al, kwamen meisjes uit het
dorp vragen of ik meeging naar hun
dansfeest. Ze deden die avond de
chachacha en ze hadden me gehaald
omdat ik, een Zuid-Amerikaan, die
wel goed zou kunnen dansen. Nou,
dat hadden ze fout gezien; die
kinderen daar deden van 1, 2 3,
pasje zus, pasje zo, heel stijf en ik..
Nou ik had het gevoel dat ik mooi
voor aap stond. Ik deed het op de
manier waarop we in Paramaribo
dansten en zo hoort die dans ook,
maar toen, twee dagen in Holland-
ik dacht, ik ben zeker een wilde
want dit is een geciviliseerd land en
als men hier zo danst, dan hoort
dat ook zo. Maar ik had die avond
wel al gelijk mijn eerste vriendin".
Dennis: „Dat ging allemaal zo
makkelijk, in die tijd. Meisjes bij de
vleet, ze pronkten met Je: leuke
donkere Jongen, pik hem eens van
me af als Je durft. Ik was notabene
dertien, toen ik voor het eerst met
een meisje naar bed ging. Het was
er een van 21. Ik weet nog dat ik
daarna vier kilometer heb hardgelo-
pen naar mijn huis in Amsterdam-
West. Ik rende van blijheid".
Ronnie: „Ik was er op dat punt veel
later bij. Ik was al 18, maar ik
durfde het niet te proberen met die
vriendin in Budel. Ik had nog zo'n
schroom".
Allebei gingen ze na verloop van
tijd in Duitsland werken, als
pijpfitter in dienst van een
Nederlandse koppelbaas. Ze verdien
den goed, maar moesten steeds
terug naar Amsterdam in de
weekends.
Heimwee
„Het was mijn stad", zegt Dennis.
„Ik verrekte van de heimwee, daar
in Duitsland. In Amsterdam woon
den al mijn vrienden, Hollanders de
meesten, en dan was er ook nog een
enkele Surinamer, Ronnie bijvoor
beeld".
Ronnie: „Ik had toen Amsterdam
ook ontdekt en was van die stad
gaan houden. Maar de eerste keer
dat ik er was, had ik een
hotelkamertje gekregen in de buurt
van de Zeedijk en toen ben ik wel
geschrokken van wat ik zag.
Ik ontmoette Surinaamse landgeno
ten die trots vertelden, dat ze pooier
waren. Wat? zei ik. Pooier, zeiden
ze, gewoon. Surinaamse hoeren had
Je toen nog niet in Amsterdam. Nu
wel".
Dennis: „Uitschot is het drie Jaar
geleden brak de tijd van de
verloedering aan. De klasse van
Amsterdam verbleekte, het werd er
vies".
Ronnie: „En er vertrekt nog steeds
meer uitschot.." Ronnie en Dennis
sloten een verbond en gingen door
Nederland trekken om aan de deur
prentbriefkaarten te verkopen. On
verstandig, vinden ze dat nu. Maar
toen: „Het was eerlijke handel. We
hadden een vergunning en een
goede legitimatie. En we werkten
ons te pletter".
Ronnie: „Het zal wel door de aard
van dat werk gekomen zijn, in elk
geval begonnen we toen te merken,
dat de mensen ons zwart vonden".
Dennis: „Daarvoor had ik nooit
zoiets gemerkt, dat ik als Surinamer
in Nederland anders was. nooit. Ik
had het gevoel dat iedereen van ma
hield. En omgekeerd".
Ronnie: „In Rotterdam hadden we
het minste lkst. maar in Den Haag
deden ze rot en stug als Je aanbelde.
In Voorburg ging er geen dag
voorbij of de politie werd op ons
afgestuurd; dan hadden mensen
opgebeld over zwarte zwendelaars
enzo. En een keer in Castricum.. ik
had aangebeld, een man doet open,
laat me niet eens praten, slaat de
deur dicht en net als ik door wil
lopen, komt hij weer naar buiten en
geeft me een vuistslag in ra'n
gezicht. „Hier vuile zwarte!" Toen
heb ik teruggeslagen en erg hard. Ja
toch? En in Wijk bij Duurstede
overkwam me ook zoiets. Daar
stuurde een vent een afgerichte
herdershond op me af. Je kunt de
littekens op m'n benen zien. De
politie heeft die man meegenomen
naar het bureau"
Dennis: „Toen zijn we toch maar
Uiet die business gestopt".
Afknapper
Ronnie ging bi) de KLM werken, als
vrachtadministrateur en Dennis
werd barkeeper. „In een zaak waar
de Amsterdamse jet-set kwam,
allemaal Hollanders. Het was opeens
weer over met die discriminatie. Het
was een fijne tijd daar". Ronnie
echter: „Ik begon andere dingen te
merken, bijvoorbeeld als ik een
kamer zocht. Geen Surinamers,
begon Je toen te horen. Nou Ja, het
uitschot was gekomen. Vooral die
jonge Jongens van 15. 16 Jaar. En Je
werd op straat aangehouden met de
vraag of Je heroine bij Je had. De
klotetijd was begonnen".
Dennis: „Ik was in '72 naar de
Olympische Spelen in München
geweest om daar te gaan kijken en
toen ik terugkwam op Schiphol, had
ik het voor het eerst. Wat kom ik
hier nou toch doen, dacht ik.
Amsterdam is mijn stad niet meer.
Ik schrok van de verandering,
terwijl ik er toch met m'n neus
bovenop had gestaan, die laatste
jaren van de verloedering".
Ronnie: „Omdat ik bij de KLM was,
kon ik voor prikje heen en weer
naar Paramaribo. Ik ben wel een
keer of zes geweest en ook bij mij
was terugkomen in Amsterdam
steeds weer een afknapper. En dan
las Je ook nog in de kranten dat de
zwarten weer dit hadden geflikt en
daar een rel hadden getrapt. En als
ik dan op de tram stond, keken de
mensen me aan met zo'n blik van:
die is zeker weer op weg naar
sociale zaken.. Terwijl ik en Dennis
ook, altild hebben gewerkt in Neder
land —ik wist niet eens waar de
WW gevestigd was".
Het ging niet langer. Ronnie en
Dennis. kort na elkaar, gingen terug
naar Paramaribo. „Weg uit een
verloederd Amsterdam", zoals Dennis
zegt.
Ronnie: „Er is uitschot naar
Nederland gekomen, maar ze
moeten echt niet alleen die
Surinamers daar er op aankijken,
dat de politie het zo druk heeft. Er
klopt veel meer niet i* dat land.
Alles mag en dat is niet goed".
Dennis: „En die duizenden goede,
hardwerkende Surinamers, wat hoor
je daarover? Ik vind dat ze maar
moeten terugkomen. Ze hebben ze
hier nodig".
Ronnie: „Het gajes mag blijven.
Wat imr-t Je er mee aan in
Paramaribo?"
PARAMARIBO Je hoeft niet altijd naar Nederland te
vluchten als je er in Suriname genoeg van hebt gekregen.
Je kunt er ook definitief vandoor gaan: De veertigjarige
Kheda Rambal maakte gisteren dioor ophanging een eind
aan zijn leven. De man die te Bomapolder woonde, had bij
herhaling tegnover zijn vrouw geklaagd dat het loon dat hij
bij Surland verdiende, niet toereikend was voor het onder
houden van zijn gezin van twaalf kinderen.
Zo stond dat dezer dagen in een
Paramaribo se krant- voor zelfmoor
den geldt hier geen publikatietaboe.
En dus werd het zielige geval
Rambal op straat besproken. Ze
wisten te vertellen, dat hij een
HindosMan een middag lang op
zijn erf had gezeten, zwijgend en
onbeweeglijk en toen het avond
werd, was opgestaan en met een
eind touw het dorpje was uitgelo
pen. De andere ochtend hadden ze
Rambal gevonden: met het touw om
de nek hangend aan een boom.
JUndostanen doen soms zulke
dingen,' legde ons in Paramaribo een
creoolse man uit.
,Hij had naar Holland kunnen
gaan...'
Vluchten. Nu eens niet vluchten uit
angst voor de onafhankelijkheid,
maar door het onvermogen om nog
langer met t loon, dat de eenvoudige
man hier verdient, vrouw en
kinderen dagelijks voldoende voed
sel te verschaffen.
En wat daar nog bij komt: als Je
dan al een beetje ,Wad' hebt - zo
duidt men in Suriname geld aan -,
dan moet Je nog maar zien dat Je
dat voedsel kunt kopen. Want in
Suriname met zijn toch zo machtig
grote natuurlijke rijkdommen is
schaarste aan alles-
CIS-winkels
Aan de ontstellende drukte in de
straten, die in Paramaribo's centrum
in het Spanhoek bijeenkomen,
waren we na een paar dagen
gewend geraakt. In deze warmste
periode van het Jaar, waarin de feUe
zon van de ene minuut op de
andere door een donkere wolk kan
worden weggeschoven en er een
bliksemschicht naar de aarde duikt,
gevolgd door een loodrecht vallende
plensregen, die ook abrupt weer
ophoudt, heeft Suriname zijn
vakantietijd.
En dat bepaalt het straatbeeld: een
veelkleurig gekrioel op de trottoirs
die langs de veelal houten
winkelpanden en koek-en-zopies van
Domineestraat en Maagdenstraat
liggen.
Toen liepen we op een ochtend door
de Zwartenhovenbrugstraat en we
zagen bij een winkelpand een
oploop. Wat is daar aan de hand,
vroegen we.
Oh, dat is gewoon, zei onze gids:
dat is nou een CIS-winkel. ,Ze
staan hier soms om vijf uur
's-morgens al in de rij voor een
beetje suiker of een fles spijsolie...'
Wisten ze dat wel, die mensen in
Nederland die maar zitten te
gr iepen over al die vliegtuigen met
Surinamers, die hun land verlaten?
We zeiden het te betwijfelen.
CIS staat voor Centraal Inkoopbu
reau Suriname. Het staat onder de
hoede van de minister van
Economische Zaken Eddy Bruma,
die het erfde van zijn voorganger in
het kabinet Sedney, de charmante
boemelaar Just Rens (een paar
weken geleden door de Justitie
aangehouden op verdenking van
malversaties gedurende zijn ambts
periode- maar dat is weer een heel
ander Surinaams verhaal).
De prijzen voor primaire levensbe
hoeften vlogen in Suriname de pan
uit, zo'n drie jaar geleden. Dat was
weliswaar op de gehele wereldmarkt
het geval, maar in Suriname, dat
voor het voldoen van zijn behoeften
voor het overgrote deel op import is
aangewezen, stegen de prijzen
extreem.
Ook al omdat de tussenhandel met
zijn winstmarges de sfeer van grote
vraag en weinig aanbod lekkertjes
volgde.
Noodtoestand
De regering machtigde minister
Rens toen om een soort economische
noodtoestand af te kondigen. Het
CIS werd opgericht, een apparaat
dat de Surinaamse handelaren een
eindweegs terzijde schoof en zelf
ging inkopen en importeren.
Men wees winkeliers aan, die door
het CIS met regelmaat - nou Ja,
regelmaat - bevoorraad werden met
een kwantum voedselprodukten, die
distributiegewijs verkocht mochten
worden tegen een vastgestelde prijs.
Spijsolie bijvoorbeeld, de margarine
of bakboter van de Surinaamse
huisvrouw, mag op dit moment in
de CIS-winkels niet duurder ver
kocht worden dan a Sf. 1,44 per
liter.
De Surinaamse gulden schommelt
rond de 1,40, langzaam gedeva
lueerd als hij is na vele Jaren lang
de harde koers van 12 te hebben
gehad.
Wie niet in de CIS-winkels kan of
wil kopen, moet op de zwarte markt
terecht; hij betaalt dan voor zo'n
liter spijsolie tweeeneenhalf tot drie
Surinaamse guldens.
Vandaar die oploop in de Zwarten
hovenbrugstraat - we begrepen het
toen het ons was uitgelegd. En of
we dat maar even door wilden
geven aan dat paradijselijk moeder
land aan de Noordzee met zijn
cash-and-carry's, zijn ene uitverkoop
na de andere en zijn boter- en
vleesbergen, waar het geen raad
mee weet.
We waren de tel kwijt; ten tiende
of ten honderdste male tijdens ons
verblijf in Suriname kregen we toen
weer de vraag: 'Begrijp Je nou een
beetje, waarom al die mensen naar
dat beloofde land overzee gaan?"
Niiet te spreken
Minister Bruma (we kregen hem,
hoe vaak we ook bij de Regerings
Publiciteits Dienst om een interview Men houdt in Suriname van
met hem gingen vragen, niet te ambtelijk formuleren.
spreken) leidt dat CIS met strakke Zo'n mededeling houdt in dat ze bij
hand. Zijn beleidsvisie is dat,
het ministerie
in Suriname de conjunctuur zich Veeteelt en Visserij (LW) druk zijn
momenteel niet leent tot loonsver- met de voorbereiding om agrarische
hogingen, er ook geen prijsstijgingen kernbedrijven in te richten, die
mogen zijn. groente er. fruit, die nu tegen duur
geld uit het buitenland gehaald
moet zijn rijst, moeten worden, zelf verbouwen.
*We nemen nu proeven in het land
om zelf uien te gaan verbouwen,'
vertelde regeringsvoorlichter Georg
opgetogen.
wat te noemen.
De gewone
suiker, olie en zo meer kunnen
betalen en - zij het mondjesmaat
ook kunnen verkrijgen.
Maar hij moet zioh steeds wel Hering
haasten en in de rij gaan staan, als Uien,
hij 's-avonds in de krant heeft Minister Bruma is ook
gelezen; 'De Publiciteits- en Voor- praten met een oliepalmbedrijf om
liohtingsdienst van het ministerie dat te bewegen zelf geraffineerde-
Economische Zaken maakt palmolie te maken, die de ingevoer
de spijsolie voor een belangrijk deel
kan ver /angen.
bekend dat door het Centraal
Inkoopbureau Suriname CIS spijs
olie is verkocht aan de volgende
winkeliers: 1. H. Boedjarat -
Bomapolder Serie 10 Perc. 14; 2. D.
Mattauw - Saramaccapolder Serie A Bruma heeft ook de suikerfabriek
Suiker
No. 31; 3. S. Basdew
singhweg No. 17..
En zo volgen
winkeliersnamen
opstaan morgen-
Randjang-
dan
de plantage Marienburg,
overkant van de Surinamerivier,
overgenomen en tot staatsonderne-
adressen: vroeg ming gemaakti Als die machine
rieenbouwval werd opgeknapt is
met is nu aan een grondige
trachten
i de
Voedselschaarste; dat kan natuur- rev^e zal
lijk niet in de nadagen van
de suikerbehoefte
rijksdeel. Onafhankelijk zijn straks Surinaamse CIS-klant te voldoen en
en niet te eten hebben, is niet fier. zal „iet. zoals toen wij in
Vandaar, dat we kregen meegedeeld Paramaribo waren, een schip met
dat: 'De regering van oordeel is dat 280.000 kg buitenlandse suiker de
een blijvende, adekwate oplossing rivier noeven komen op te varen
van de levensmiddelenvoorziening Suiker, bovendien, die ons door die
slechts mogelijk is indien men ln CIS om de monden van de
ons land in toenemende naate tot de een soort mengsel van grint en
vestiging van importvervangende aluin. 'Maar Ja, als Je anders niet
industrieën en cultures overgaat, kopen kunt en je geen geld genoeg
waardoor wij ln dit opzicht minder hebt om naar
afhankelijk worden van de aanvoer gaan, die met
uit het buitenland.' zit
Schaarste aan levensmiddelen in
Suriname; op de manier waarop
minister Bruma schippert met zijn
CIS om de monden van de
minvermogenden - en dat zijn er
nogal wat in het rijksdeel - toch te
vullen, hoorden we lof en, natuur
lijk, ook kritiek.
Ontevreden
Op politiek niveau kregen we van
die kritiek ook een staaltje te zien,
toen verleden week de Staten van
Suriname geopend werden. Drie
parlementariërs van de NPS,
grootste partij in de regerende
coalitie, aie Nationale Partij Kombi-
natie heet, bleven demonstratief
weg: ze protesteerden daarmee
tegen Bruma's beleid.
In de koffiekamer achter de
Statenzaal, hebben ze toen een half
uur tegen de drie dwarsliggers
heftig moeten praten om ze over te
halen toch hun zetels in te nemen;
anders zou het immers lijken dat er
een scheur door het NPK-verbond
liep.
De drie demonstranten zijn toen
toch maar binnengekomen, met
ontevreden gezichten.
Net zo ontevreden keken ze, als die
mensen in de rij in de Zwartenho
venbrugstraat, wachtend op hun
litertje spijsolie van Sf 1,44.
Maar er waren er toch ook een
paar, die een liedje stonden te
fluiten. Misschien dat ze wisten, dat
het voor hen de laatste keer
winkelen bij de CIS was? Nietwaar:
paspoort en ticket, alles geregeld,
morgen of overmorgen naar Hol
land, waar Je supermarkten en
dumpprijzen hebt, een land dat vet
ziet van de spijsolie.