ieii duivels
Ian lie
ampagne
EEN TRAGEDIE.
der
Nederlanden
PAG 4 MEI 1974
Eén van de meest dramati
sche episoden in het zojuist ver
schenen deel V (tweede boek) van
dr. L. de Jongs "Het Koninkrijk
der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog" is ongetwijfeld het
hoofdstuk, waarin wordt beschre
ven hoe de Duitse bezetters uiterst
behoedzaam, een aanvang maak
ten met de deportatie van de Jo
den. Uiterst behoedzaam want
zij wensten voor alles orde en
rust in het land te handhaven.
Het begin was dan ook heel een
voudig: het in Nederlandse werk
kampen concentreren van enke
le duizenden Joden. Na die
maatregel gingen de Duitsers
stap voor stap verder, met voort
durend het uiteindelijke doel "uit
roeiing" voor ogen.
De Duitsers bedienden zich daar
bij en hier ontvouwt zich de
hartverscheurende tragedie
van de Joodse Raad, een door
henzelf ingesteld Joods bestuurs
lichaam dat belast werd met de
uitvoering van de door Duitsers
afgekondigde maatregelen. De in
stelling was een midded in handen
van de Duitsers om htm program
ma voor de vernietiging van de
Joden gemakkelijker uit te voe
ren. De Joodse
kreeg in schijn zelfbestuur.
werd tot voltrekker van de eigen
ondergang.
De leden van de Joodse Raad
meenden, of hadden de vurige
hoop de maatregelen van de be
zetter te kunnen vertragen (In
1942 verwachtte men elk ogen
blik de invasie.
Voorzitters van de Joodse
Raad waren de diamantaii
Abraham Asscher (18801950)
en prof. David Cohen (18821967)
die in de Jaren twintig hoogle
raar in Leiden in de oude geschie
denis was geweest. Beiden wer
den in 1943 naar concentratie
kampen gezonden, maar over
leefden ze. Na de oorlog zijn zi.1
door een Joodse ereraad veroor
deeld. Asscher en Cohen hebben
zich ten tijde daarvan verdedigd
met het argument dat als zij
geen "medewerking" hadden ver
leend de Duitsers (Lages, A us
der Fünten, Böhmcker, Rodrego1
zonder twifel nog harder tegen
de Joden zouden zijn opgetreden
Hieronder fragmenten uit dr
L. de Jongs weergave van het
begin van de Endlösung (de phy-
sieke vernietiging van de Joden)
Daarvoor, zo bleek later, was
maar een verbluffend klein aan
tal Duitsers nodig. En een dui
vels plan de campagne.
Joodse werkkampen in Ommen en in West-Duitsland
"Iprake geweest in juli en augustus '41. De Joodse Raad
toen in beginsel tot medewerking bereidverklaard en
oor Meijer de Vries (lid van de Joodse Raad) contact
len om. met de rijksdienst voor de werkverruiming
Nederlandse Heidemaatschappij die zich beide graag
grilden geven om aan de uitzending van Joodse werk-
S< ar werkkampen een normaal karakter te geven. Enkele
i lang hoorde men niets meer van deze zaak maar zij
n Duitse kant opnieuw geëntameerd toen begin oktober
len vast te staan dat de deportaties binnen afzienbare
den beginnen. Aparte Joodse werkkampen bestonden
jen jaar of twee in Duitsland en er was, in de visie van
;ter, veel te zeggen voor de oprichting van dergelijke
ook in Nederland. Zij zouden het voordeel bieden dat
van de valide mannelijke Joden uit de steden zou ver-
hetgeen, zodra het deporteren begon, de kansen op
verzet verminderde. Bovendien zou men de Joden die
kampen bijeen had, rechtstreeks uit die kampen ter
ie kunnen wegvoeren.
luit. Joodse werkkampen
ten, werd op 10 oktober '41
Inquart genomen. Nader
en om te beginnen met
Ing van werklozen uit Am-
Dat lag voor de hand:
er de meesten.
r de 27ste november krc-
en Asscher van Böhmcker
Aus der Fünten te horen
odse werkkampen zouden
Verkloze Joden", noteer-
"dus ook zij die werkloos
namelijk door het ineen-
n van het Joodse bedrijfs-
Uen tewerk worden ge-
de bezirkliche Arbeits-
e gewestelijke arbeidsbu-
len dus de verplichting tot
leggen). "Deze zullen bij
igen en wij moeten de
hen opmaken" (d.w.z. lijs-
erklozen die voor uitzen-
mmerking kwamen)
onder toezicht van de
schappij en de rijksdienst
schaffing in Joodse kam-
,gf derland worden onderge-
xise artsen zullen de keu-
hten. Bijzonderheden zul-
nkele weken worden ver-
nieuwe opdracht gaven
Asscher op 27 november
de leden van de Joodse
discussie verliep kalm;
werklozen verplicht zou-
i, naar werkkampen te
beschouwde men kenne-
rmaal (in de werkverrui-
n op dat moment in ons
zestigduizend werklozen
onder wie zich ook Jood-
Rn bevonden die voor de
arbeid goedgekeurd wa-
>ij de segregatie: aparte
mpen. legde men zich
de keuring aan Joodse
edragen zou worden wek-
«uwen kreeg een schok
men eerst zes weken
liets gehood had, Cohen
Alle reeds
rschenen delen
voorraad bij
:handel
"oorinrichting
Tel.: 01720—73274
en Asscher op maandagavond 5 Ja
nuari opeens ontboden werden bij
de Arbeitseinsatz-specialist van
Böhmckers staf, H. Rodegro (een
felle Nazi en een rabiate antisemiet)
die hun meedeelde dat zaterdagoch
tend 10 Januari om tien uur precies
veertienhonderdtwee Joodse werklo
zen gereed moesten staan op het
Centraal Station om naar werkkam
pen in Drente ^e vertrekken; voor
hun verschijnen werd de Joodse
Raad verantwoordelijk gesteld. Co-
hen en Asscher antwoordden, "dat
zij er mee accoord gingen dat de
werklozen moesten werken, maar als
Joodse Raad om te beginnen nooit
zouden medewerken tot het vervoer
van die personen op Sabbath.
Rodegro hield aan de zaterdag als
vertrekdag vast en zei dat men de
volgende ochtend, dinsdag, dieper op
de zaak zou Ingaan. Die dinsdagoch
tend vond een lange bespreking
plaats waar Cohen en Asscher, door
Meijer de Vries vergezeld, aan hun
bezwaren vasthielden en waar be
paald werd dat. nog steeds voor ver
trek op zaterdag, de gemeentelijke
dienst voor sociale zaken de twee-en-
twintighonderd Joodse steuntrekkers
die Amsterdam telde, zou oproepen,
plus vierhonderd andere Joodse
werklozen die geen steun ontvin
gen. "Hieruit", zo deelden Cohen en
Asscher op woensdag aan de Jood
se Raad mee. "hoopt men nu de
veertienhonderd door keuring (die
door Joodse artsen in de Beurs voor
de Diamanthandel wordt verricht) bij
elkaar te krijgen. Pogingen tot uit
stel van de reis tot na zaterdag zijn
niet gelukt"
Ontsteltenis
De keuringsoproepen die van de ge
meentelijke dienst voor sociale za
ken uitgingen, wekten bij de 2600
werklozen en hun gezinnen grote ont
steltenis. Men was toch al in een zo
bedreigde positie, men ontleende
steun aan het gezlns- en familiever
band, men voelde er niets voor, de
vertrouwde omgeving te verlaten
en waarom die haast? Vertrek over
twee, drie dagen! Daar zaten duide
lijk "de Moffen" achter! De mede
deling dat Joodse artsen in de Beurs
voor de Diamanthandel de keurin
gen zouden verrichten, nam die ont
steltenis niet weg en toen die keu
ringen op woensdag 7 Januari begon
nen, kwam slechts een zeer gering
deel van de opgeroepenen opdagen.
Paniek bij de Joodse Raad! Hij was
er verantwoordelijk voor gesteld,
dat 1402 werklozen zouden verschij
nen! Meijer de Vries alarmeerde de
autoriteiten en op donderdag 8 Ja
nuari ging de Amsterdamse politie
er toe over, 'n groot aantal Joodse
venters eenvoudig van de straat op te
pakken en ter keuring mee te voe
ren naar de Beurs voor de Diamant
handel. Twee Joodse artsen. S. A.
Hertzberger en I. Spangenthal.
staakten daar uit protest onmiddel
lijk hun werk; Hertzberger kreeg
diezelfde avond telefonisch van Co-
hen te horen, "dat hij verder voor
mijn veiligheid niet kon instaan".
Maar Cohen kon op dat moment
voor zijn eigen veiligheid óók niet in
staan: de 1402 waren nog niet bij
een. Er gingen rechtstreeks en in Het
Joodse Weekblad dat op vrijdag uit
kwam, de meest klemmende aan
sporingen uit naar de opgeroepenen
om zich te laten keuren en, na
goedgekeurd te zijn, te vertrekken.
Er werd gesproken van een "onver
mijdelijk bevel", van "de allerern
stigste maatregelen" die tegen wei
geraars genomen zouden worden,
(wat kon dat anders betekenen dan
deportatie naar 't zeer beruchte con
centratiekamp Mauthausen?) "wij
herhalen: het gaat om de gewone
werkverrulmingsarbeid in de gewo
ne Nederlandse arbeidskampen on
der de gewone Nederlandse leiding".
De Joodse Raad na de invoering van de Jodenster. Uiterst links aan de tafel: voorzitter
Asscher. Zijn mede-voorzitter, prof. Cohen, zit aan zijn linkerhand. Achter Asscher staat
Meijer de Vries, een van de belangrijkste medewerkers van de Joodse Raad. Uiterst rechts:
prof. Palache, voorzitter van het Portugees-Israëlitisch kerkgenootschap.
Pressie
Enig effect hadden al die dreige
menten wèl. Velen gingen op don
derdag en vrijdag naar de Diamant
beurs. Onder pressie van de Jood
se Raad keurden de artsen die aan
het werk gebleven waren, een groot
aantal personen goed (onder hen toe
vallige bezoekers van de keuringslo
kalen die men eenvoudig vasthield)
die voor het werk in kampen niet ge
schikt waren. Duizend-vijf-en-zeven
tig werden in totaal goedgekeurd,
maar van hen kwamen er op zater
dag 10 Januari honderdzeventig niet
opdagen. De overige negenhonderd
vijf, onder hen "een groot aantal
oude. afgeleefde mannen, gebrekki-
gen enz. vertrokken per trein naar
kampen in Drente, "de vandaar ont
vangen berichten wijzen", zo werd
maandag aan de Joodse Raad mee
gedeeld, "op goede verwarming en
voeding'. Geen toeval was het dat de
verwarming voorop stond: een dag of
zes eerder was het gaan vriezen en
de vorst had zich als zo bestendig
laten aanzien dat de rijksdienst al
le arbeiders die in de normale kam
pen geplaatst waren, op donderdag
8 Januari naar huis gezonden had:
de grond was bevroren, grondarbeid
kon men toch niet meer verriohten
Tot midden maart hield die vorst
aan.
Desniettemin ging men voort met
het oproepen, keuren en uitzenden
van Joodse werklozen uit Amsterdam
en men hield die werklozen, al kon
den ze ook geen spade in de grond
steken, in de kampen vast. Trouwens
begin maart deelde Rodegro aan
Cohen en Asscher mee dat voortaan
niet alleen werkloze maar ook wer
kende Joden opgeroepen moesten
worden. Cohen en Asscher antwoord
den dat niet te kunnen aanvaarden
en de directeur van het gewestelijk
arbeidsbureau te Amsterdam, A.
van Delft, zei dat hij geen wettelijke
bevoegdheid had, werkenden te
verplichten naar arbeidskampen te
gaan hij kon hen hoogstens voor
medische keuring oproepen. Namen
en adressen van werkende Joden be
zat hij echter niet was de Joodse
Raad bereid, hem die gegevens te
verschaffen?
Dilemma
Weer was een moment bereikt,
waarop Cohen en Asscher aarzelden.
Was de bezetter er op uit, alle Jo
den als werklozen te behandelen en
elk familieverband te verbreken?
Anderzijds: als men medewerking
weigerde, zou de bezetter dan niet
tot nieuwe razzias overgaan? Die
vragen werden op 5 maart aan de
Joodse Raad voorgelegd: Wij cite
ren de notulen:
Het dilemma of men Juist doet de
ze weg te volgen, dan wel het noe
men van namen van werkenden ach
terwege moet laten (doch daarbij de
risico's van zeer ernstige gevolgen
Raad; men sprak, toen reeds, van
"het Joodse Verraad" of "het
Joodse Onraad". En nu werkte die
Joodse Raad er aan mee dat de een
na de ander uit zijn werk gehaald
werd om, terwijl het nog steeds vroor
naar een kamp in het noorden des
lands gestuurd te worden! Normaal
verlof was bovendien begin maart
nog niet gegeven- de mannen en Jon
gens waren weg en bleven weg. No-
tabene was gebleken dat hun uitke
ringen twintig procent lager waren,
dan die van niet-Joodse werkver-
schaffingsarbeidersGezinnen van
kostwinners kregen slechts veertien
gulden per week uitbetaald! En nu
zouden werkenden zich met mede
werking van de Joodse Raad moe
ten wegzenden! Sommigen dron
gen verontwaardigd in de bureaus
van de Joodse Raad door, functiona
rissen kregen daar asbakken naar
hun hoofd geslingerd, Meijer de
Vries trachtte de protesterenden,
met vloeken en tieren de deur uit te
krijgen, en toen dat niet hielp, alar
meerde hij de politie.
Bij een park, zomer 1942
voor de Amsterdamse Joden moet
aanvaarden), wordt -thans door de
voorzitters aan de Joodse Raad voor
gelegd. Na uitvoerige discussie wordt
besloten dat de heer van Delft wel
namen, ook van werkenden, voor de
oproeping ter keuring zullen wor
den verstrekt. Om zoveel mogelijk
ontwrichtingen te voorkomen, zullen
worden opgegeven de namen van
ongehuwden van achttien tot ca.
veertig Jaar, uitgezonderd geestelij
ken, leraren, artsen (en) geschoold
technisch personeel".
De Joodse Raad liet de kartotheek
van de Zentralstelle raadplegen en
enkele dagen later kregen de eerste
Amsterdamse Joden die nog norma
le arbeid verrichten, plotseling een
oproep, zich te laten keuren voor uit
zending naar een werkkamp. Er was
toen onder het Joodse proletariaat
van de hoofdstad al een sterke ani
mositeit gegroeid tegen de Joodse
Geen cent
,Het verzet baatte niet: werkende Jo
den werden opgeroepen, gekeurd en
weggezonden, maar doordat dezen te
voren geen steun ontvangen hadden
van Sociale Zaken, duurde het enige
tijd voor de uitbetalingen aan hun
gezinnen op gang kwamen. Nóg was
het winter, en de vrouwen kregen
geen cent! Een groep van dertig trok
naar het hoofdbureau van de Jood
se Raad. 'Wij meldden ons", aldus
een harer, "bij de portier en werden
naar de wachtkamer verwezen. Wij
hebben aldaar ongeveer anderhalf
uur moeten wachten voor we te
woord werden gestaan en wij zagen
in die tijd dat de heren van de Jood
se Raad maar dikke sigaren zaten
te roken en dat er slaatjes werden
binnengebracht. Dit was voor ons
erg aanstekelijk, daar wij bijna van
honger omkwamen en geen huur
meer konden betalen. (Wij) gingen
toen schreeuwen om geld, doch hier
over begonnen de heren van de
Joodse Raad te lachen en zij sloten
de deur....".
Uit Amsterdam waren per 1 april
'42 ruim 2100 Joden naar de Jood
se werkkampen gezonden. Rodegro,
gaf in de loop van die maand op
dracht, er duizend aan toe te voegen,
en begin mei (de Jodenster was in
middels ingevoerd, de deportaties
naderden) kondigde hij Cohen, As
scher en Meijer de Vries aan, dat
zij "moesten rekenen met grote
hardheid en dat geen arbeitsfahige
Jood beneden zestig of vijf-en-zes-
tig Jaar in Amsterdam zou blijven".
Joodse werkkampen waren er nu niet
alleen in Drente, maar ook in Gro
ningen, Friesland, Overijssel, Gelder
land en Noord-Brabant (plus, voor
recalcitrante elementen, een straf
kamp in Friesland). Bovendien wa
ren uit Amsterdam enkele honderden
Joden tewerkgesteld aan objecten in
de buurt van de hoofdstad: deze ar
beiders konden elke avond huis
waarts keren.
Weerzien
De weerzin tegen die uitzendin
gen, speciaal van normaal werken
den, was dermate gegroeid dat het
de Joodse Raad telkens de grootste
moeite kostte, de door Rodegro ge
ëiste aantallen bijeen te brengen
Dat die vaak niet gehaald werder
(zoals al bij de eerste uitzending op
10 Januari het geval geweest was)
zagen de Duitsers door de vingers
Kennelijk waren zij in het algemeer
over de bereikte resultaten niet on
tevreden. Maar dat veranderde in
mei toen, door de invoering van de
Jodenster (2 mei), het gevoel, be
dreigd te worden, in Joodse kring
toegenomen was. Er wer.d nu, ster
ker dan tevoren, gesaboteerd door
de Joodse artsen die de keuringen
verrichtten. Personen wie niets man
keerde, werden door hen afgekeurd
soms eigener beweging, soms op
grond van attesten van specialisten
die graag bereid waren op schrift te
stellen dat een gezonde arbeider aar
ernstige kwalen leed. Dat ging zich
zo veelvuldig voordoen dat de bezet
ter eind mei Joodse artsen bij de
keuringen uitschakelde. Niet alleen
in Amsterdam maar in het gehele
land (begin Juni werden de eerste Jo
den uit Den Haag naar de werkkam
pen overgebracht) droeg hij die keu
ring hoofdzakelijk aan artsen op die
NSB'er waren. In Amsterdam nam
nu bovendien het gewestelijk ar
beidsbureau al het voorbereidend
werk van de Joodse Raad over. De
adjunct-directeur van het GAB kreeg
hiervoor een aparte staf. Een onder
hem geplaatste "goede" ambtenaar
zocht toen contact met Meijer d?
Vries, verklaarde zich bereid, "de
zaak volledig te saboteren", maar
kreeg ten antwoord: "Wij waarde
ren uw goede bedoelingen, maar doet
u alstublieft uw ambtelijke plicht".
In Juni werden in de provincies
3roningen, Friesland en Drente al
le mannelijke Joden tussen de acht
tien en vijf-en-vijftig Jaar voor de
kampen opgeroepen. In Groningen
werden van de achthonderdtachtig
die ter keuring verschenen, 16 af
gekeurd, "ook mensen met kunstle
dematen, hartafwijkingen enz. wer
den", aldus een Joodse medicus
"goedgekeurd". In Leeuwarden ge
beurde hetzèlfde met "lijders aan
suikerziekte" en mensen "met dub
bele breuk en hartkwalen". Pogin
gen van vertegenwoordigers van de
Joodse Raad om opgeroepenen vrij
gesteld te krijgen, werden als regel
afgewezen.
Scherpe kritiek
Dat de Joodse Raad in Januari me
dewerking was gaan verlenen aan
het sturen van Joden naar Joodse
werkkampen, had tot scherpe kri
tiek geleid in enkele illegale blader
een kritiek die aansloot bij reac
ties en berichten die al eerder ve:-
schenen waren.
Het illegale blad Het Parool za
toen al scherp waar het heen ging
"De Duitser gebruikt Joden om het
Joodse vraagstuk "op te lossen"
Daarom moet het parool aan de Jo
den zijn: werkt niet vrijwillig met
aan de bewerkstelliging van uw eigen
isolement. Bouwt niet uw eiger
materieel en geestelijk ghetto
Tracht vorming van Joodse centr:
onder bescherming van de Duitse
vaar mogelijk tegen te werken.
De Jodenraad te Amsterdam is 'n
instrument geworden in Duitsi
hand. Onze deernis gaat uit naai
hen die voor het verschrikkelijkste
dilemma geplaatst worden dat zich
denken laat. Doch ook hier geldt
het: Nederlanders, het is oorlog! El
ders vecht men met de wapens. Gij
moet vechten met het wapen dat u
ten dienste staat: sabotage en lijde
lijk verzet.
De ergste en meest begane fout is:
mee te doen, in de naieve veron
derstelling, iets tegen te kunnen hou
den. Dat is precies wat de Duitser
wil.J>e Jodenraad ürekke zch te
rug. Vroeger mag er wellicht een
excuus voor bestaan hebben, zich
voor deze Raad beschikbaar te stel
len. Thans bestaat dit niet meer".
Gestapo
"We hebben het argument ge
hoord: als de Joodse Raad het niet
doet, doet de Gestapo het zelf, en dat
is veel erger. Dat mag waar zijn,
maar de Gestapo kan het wel erger,
maar nooit beter doen dan de Jood
je Raad, die langzamerhand is uitge
groeid tot een voortreffelijk geoutil
leerd hulporgaan voor de Duitsers-
waardoor hun de uitvoering van hun
anti-Joodse maatregelen nog aan
zienlijk is vergemakkelijkt..."
Cohen wist dat een beschouwing
als deze bij menigeen onder de Joden
ook onder de ontwikkelden, weer
klank vond. Wat een Joodse dia
mantslijper, voddenkoopman of
kleermaker van zijn beleid dacht,
liet hem koud, maar aan het Instem
mend oordeel van intellectuelen was
hem veel gelegen: eind Januari no
digde hij een tiental hunner voor
ee nbespreking uit, onder wie de rec
tor van het Joods Lyceum dat in de
herfst van '41 opgericht was, drs.
W. S. H. El'te, een van diens lera
ren geschiedenis, dr. J. Presser en de
jurist mr. M. G. Levenbach. Tijdens
die bespreking had Cohen Het Pa
rool met het bovengeciteerde arti
kel voor zich liggen. Hij sprak lan
ger dan een uur en legde van situatie
tot situatie uit hoe de Joodse Raad
tot zijn beslissingen gekomen was.
"Hij wees er op", aldus Levenbach,
"dat naar buiten wel veel schijn van
volgzaamheid Jegens de Duitsers ge
toond werd, maar dat de werkelijke
strevingen waren om zoveel moge
lijk te saboteren en daardoor de
werkelijke doorvoering der maatrege
len uit te stellen. Hij meende dat
Juist door de uitvoering van de Jood
se Raad te accepteren, men veel
langer kon rekken, terwijl weigering
snel en bruut optreden van de Duit
sers zou uitlokken".
Oordeel
Toen Cohen uitgesproken was,
moest ieder zijn oordeel geven. De
meeste aanwezigen hadden zich door
Cohen laten overtuigen, alleen (voor
zover wij weten) Levenbach en Pres
ser niet. Levenbach zei. "dat hij in
elk concreet geval net zo zou heb
ben kunnen handelen, maar in ab-
stracto" (bedoeld zal wel zijn: in
principe) „het niet met professor Co-
hen eens was. Wellicht was het toen
dat Cohen, aldus Elte, zich verdedig
de met op te merken: "Ik ken veel
meer feiten dan u, maar kan daar
niet over spreken. Bovendien over
zie ik als historicus die toestand - eel
beter dan u", waarop de andere
historicus die aan de bespreking
deelnam, Presser, er Cohen "in ieer
heftige bewoordingen" op wees dat
hij "na Mauthausen het contact met
deze moordenaars en fielten had die
nen te verbreken!" "Moeten wij dan
allemaal naar Polen?!" schreeuw
de toen een der andere aanwezi
gen. Cohen diende Presser "op de
rustigste wijze van repliek. "Vanuit
dezelfde rust was het dat hij kort
voor of kort na deze bewogen discus
sie aan de rector van het Nederlands
Lyceum in Den Haag (waaraan hij
een kwart eeuw eerder verbonden ge-
eest was) schrijven kon:
"Ik zelf heb een zeer verantwoor
delijke, moeilijke en ondankbare taak
die mijn dagen en avonden en mijn
gedachten geheel vult, doch zij noet
volbracht en ik aanvaard haar us
elke dag opnieuw met berusting en
met blijdschap, dat ik in staat ben,
haar te volvoeren".
Geen seconde twijfelde hij blijk
baar aan de zin van zijn leiderschap.
ADVERTENTIE
Dr. L. DE JONG
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
IN DE TWEEDE WERELDOORLOG
Deel 5 (eerste helft) maart '41juli '42
Deel 5 (tweede helft).
Prijs 2 banden (niet los) f 45,
Verkrijgbaar bij:
Boekhandel De Kier
Nieuwe Rijn 45 - Leiden
Telefoon 20885