^oiiis Couperus was geen lagenaar CCCCÜ Geniale fatontvluchtte de Nederlandse kritiek I3CISKIENWISIEK IDERDAG 28 FEBRUARI 1974 EXTRA PAGINA 15 De Boekenweek 1974 is in de eerste plaats een Couperusweek. Het boekenweek-geschenk is een verzamelbundel uit het werk van Couperus, het Boekenbal wordt geopend met een speciale Couperus-revue en de befaamde decoraties in de zaal waar het bal wordt gehouden (Puchri-Studio in Den Haag) zijn in de stijl die in de tijd van Couperus in de mode was. Maar wie was Couperus nu eigenlijk? Was hij werkelijk de Haagse dandy waarvoor niet alleen zijn tijdgenoten, maar ook veel van zijn huidige lezers hem houden? Louis Couperus wordt door velen gezien als een typische Hagenaar, maar hij was bijna nooit in Den Haag. Met zijn vrouw zwierf hij een groot deel van zijn leven in het buiten land, vooral Italië. Hij maakte ook reizen naar Noord-Afrika, China, Indonesië en Japan, waar deze foto is gemaakt. niperus. dat was de schrijver van e Vere, een wat fatterige man in e kleertjes, zegt men dan. Coupe dat was een hooghartige figuur niet veel uitvoerde, wat door de flaneerde, er op los leefde met geld van zijn ouders. Couperus, de schrijver van langdradi- joeken over vervelende Haagse isen. En Couperus was vooral de sche Hagenaar. 0 ik iets ben, dan ben ik een Hagenaar, heeft Cou- •us eens gezegd, en hij was dat dan ook in die mate, dat 1 naam alleen al, nu nog, het beeld oproept van wat men is het klassieke Den Haag zou noemen". Zo begon Al t Vogel altijd zijn voordrachten over Louis Couperus en had natuurlijk gelijk: Couperus is nog steeds hét voor lid van een echte Hagenaar, van het soort mens dat mis- ien niet eens bestaat, nooit duidelijk gedefinieerd is en h zo fel wordt gehaat. van Wieringen is in Den Haag een Louis Cou- jplein, een Couperus-standbeeld, beeld van Eline Vere en zelfs een perus-bar (in het Promenade ho- Als er in verband met Couperus of ander evenement wordt ge- den - en dat gebeurt de laatste nog al eens - dan moet dat altijd E>en Haag gebeuren: Couperus is slotte een Haagse schrijver. Maal lat nu wel zo? Is Couperus echt grote voorbeeld van een Hage- De Hagenaars mochten het en. iteniand Duis Couperus is geen Hagenaar, d, hij is er geboren, hij is er ge- vd en hij is er gecremeeerd, maar houdt het dan wel mee op, want per us heeft bijna de helft van n in het buitenland gewoond jereisd, waar hij zijn uiterste oest j Den Haag te vergeten. En al die gse boeken dan? Hij schreef niet eel Haagse romans. Van de vijf- boeken die Couperus schreef spe- acht in Den Haag - en met ondering van Eline Vere („hum- uit mijn jonge jaren", zei Cou- us zelf) zijn die Haagse boeken nscherpe aanvallen op Den Haag de „Haagsche" aspecten van de enleving in die stad. De beste perus-biograaf. dr H. W. van iht, noemt bijvoorbeeld „De Boe der Kleine Zielen" „een meester- requisitoir, zoals zelden tegen door zijn tijd en stand gestem- e groep is gehouden." Duperus lag Den Haag niet, en Haag lag Couperus niet. Den in de tijd van Couperus, dat - voor mensen als zijn familie - stad van hogere bestuursambte- ?n. Een Couperus, die ging bij het het Binnenlandsch Bestuur, die naar de Oost en maakte fortuin Nederlands-Indië. De vader van perus was al op zijn vierender- raadsheer in het Hoogge- itshof in Indië en vanaf zijn tendertigste ook nog in het Hoog tair Gerechtshof. Zijn grootva- .s enige tijd waarnemend Gou- r-Generaal. Zijn andere groct- bracht het tot commandeur v.O. lcnies hoge koloniale magistratuur was r Louis Couperus echter een vol- kt ontoegankelijke wereld. „Ik een droomerig kind, en de galon- n de ambtenaren zeiden nietsB.B. was bij ons en de verwante familie het ideaal. Wij den destijds ons familieland, Tji- een oom was er administra- maar de koffie en wat er mee verdienen was, lokte, geloof ik, vader en mijn broeders niet; lokte de zon en het gouden ga- herinnert Couperus zich ater zelf moest er al heel jong niets hebben. e tijd van de gouden galonnen zijn langste tijd trouwens al ge- In het Jaar dat Couperus werd jren (1863) werd de slavernij in Westindische bezittingen door ing Willem III officiël opgehe- evenals het dwangcultuurstelsel ndië. In 1873 begon de Atjeh-ocr- Multatuli was al losgebroken en socialisme kreeg steeds meer aan- Jgers. De vader van Couperus reef felle en zeer reactionaire pamfletten tegen de invoeringen van maatregelen, die ingingen tegen zijn belangen in Indië, maar het heeft niet veel geholpen. Families zoals die van Couperus gingen in Indië op in hun werk en materiële welvaart en zij kwamen buiten het Europese leven te staan. Indische ambtenaren raakten ge wend aan hoge traktementen en 'n weelderige levensstijl, maar zij beza ten in veel gevallen geen werkelijk vermogen en waren, terug in Neder land, niet in staat hun leven op de zelfde voet voort te zetten als in In dië 4 geen groot huis, geen grote bad kamers, geen baboes, geen grote tuin, geen rijtuigen). Schijnwereld De Haag werd zo de stad van de krampachtig opgehouden deftigheid, een schijnwereld zonder geld waar het maatschappelijk onderscheid dui delijk zichtbaar was (petten of hoge hoeden, een schort of een waaier). Ook het geestelijk klimaat stelde niet veel voor. Niet had wel geld, maar had bij al zijn intelligentie geen filosofie; zijn moe der had bij al haar goedheid geen ge loof. De kleine Louis werd naar cate- gesatie gestuurd zoals naar dansles: omdat dit zo hoorde. Couperus beschreef dit Den Haag in zijn jeugd nog zonder kritiek. Eli ne Vere was zijn eerste roman en hij begon er aan in 1887, toen hij 24 was. De jonge schrijver heeft dan na een vrij eenzame en ongelukki ge jeugd en een niet erg succesvolle schooltijd eindelijk toestemming ge kregen om Nederlands te gaan stu deren. Dat lukt wél: Couperus krijgt wat meer gevoel voor eigenwaarde en hij begint "uit te gaan", al schijnt hij daar niet werkelijk van te heb ben genoten. De roman Eline Vere begint met de beschrijving van een Haagse partij uit die dagen, maar Eline zelf zit kwijnend thuis en dat kwijnen wordt het hele boek door steeds erger tot zij er ziek van wordt, helemaal niet meer uit gaat en tenslotte "per ongeluk" te veel druppels van haar slaapmiddel in neemt en dood gaat. „Normaal" Alle andere mensen in het boek zijn echter "normale" mensen, die min of meer gelukkig en in ieder geval volkomen aangepast zijn. Al heel jong voelt Couperus zich dus al niet thuis in Den Haag, maar hij weet dan nog niet waar het aan ligt en denkt dat de schuld bij hemzelf ligt. Dr Van Tricht zegt hierover: "Als uitgaand jongmens maakte hij in deze Jaren opgang door zijn talent voor huise lijke feestelijkheid, toneelspel en conversatie, maar als innerlijke aan passing beduidde dit niets: deze omgang deed hem slechts duidelij ker beseffen, dat hij anders was dan een jongmens behoort te zijn". De tweede grote Haagse roman gaat ook over iemand die anders is dan zij behoort te zijn, maar dit keer is het geen kwijnende persoonlijk heid zoals Eline Vere, maar de energieke Constance Van der Welc- ke, de hoofdpersoon uit "De Boeken der Kleine Zielen". Constance is vol gens de Haagse normen van haar tijd (de roman is geschreven van 19G1, tot 1902) een slechte vrouw: zij is door haar man betrapt op overspel, gescheiden en met haar minnaar ge trouwd en bestaat het om na een uitwij'kperiode in Brussel terug te komen naar Den Haag. De broers, de zwagers en schoon-, zusters zijn ontsteld over naar komst: al is het schandaal al vijftien jaar oud en Constance sedert veer tien Jaar een onberispelijke baro nes Van der Welcke, de meeste fa milieleden kennen maar één reac tie: bezorgdheid voor hun fatsoen, vrees voor de coterie. Couperus heeft de geestelijke leegheid, de be Louis Couperus (1863 - 1923) schreef niet minder dan 35 romans en 22 bundels met verhalen en journalistiek werk. Niet alles daarvan is even interessant en sommi ge boeken zijn zelfs hopeloos verouderd. Romans als .We reldvrede", Hoge Troe ven" en „De Ongelukkige" waren trouwens in zijn eigen tijd al onleesbaar. Het boek dat iedereen kent is Eline Vere. Het is zijn eer ste roman het verscheen in 1888) en niet alleen als tijds document, maar ook als lite raire prestatie nog steeds in drukwekkend. Het is echter niet 't beste werk om mee te beginnen voor iemand die nog nooit iets van Couperus heeft gelezen. Afgezien van de bundel die ter gelegenheid van de Boeken week is uitg°komen (voor beelden van het gave jour nalistieke werk van Coupe rus) is een van de beste boeken om mee te beginnen de dingen die voorbijgaan" 1906. Een schitterend detec tiveachtig boek, dat door verschillende critici het bes- letterkunde is genoemd. Heel leesbaar. 'De Komedianten' uit 1917 gaat over een rondtrekkende to neelgroep ten tijde van kei zer Domitianus. Couperus wist alles over deze periode van de Romeinse keizertijd en kon er nog leuk over schrijven ook. Wie meer klas sieke romans wil lezen koopt den 'De Berg van Licht', ook nog steeds te krijgen, over de kind-keizer HeUogabalus uit Syrië, die in Rome op de troon komt dank zij zijn am bitieuze grootmoeder, maar er zichzelf ten gronde richt. Velen geven de voorkeur aan de Haagsch-lndische ro mans, en boven aan de >an- ge lijst staan dan „De Boe ken der Kleine Zielen" „De stille kracht" en „Langs lij nen van geleidelijkheid"De novelle-achtige werkjes „Noodlot" en „Extaze" zijn wat korter, maar ouder (1891/1892) en iets minder toegankelijk. Van de bundels novellen is niet veel herdrukt. Erg goed zijn ,De zwaluwen neergestre ken...", en „Korte Arabes ken", maar de knappe ver halen uit de bundels „Pro za", „Het snoer der ontfer ming" en de bundels „Van en over alles en iedereen" zijn alleen maar in bloemle zingen te vinden. Over Louis Couperus is ook veel geschreven, maar het meeste er van is niet gebun deld of moeilijk te krijgen. De beste Couperus-biografie is die van dr H. W. van Tricht: „Louis Couperus, een verkenning"De biografie van Henri van Booven uit 1933 is lang niet zo interes sant en trouwens alleen an- tikwarisch te krijgen. Het laatste boek over Couperus is dat van Albert Vogel: De man met de orchidee. krompenheid, het egoïsme, 't ma terialisme. de kwaadsprekendheid en de ergdenkendheid van deze Haagse mensen in alle schakeringen tegen elkaar gezet en het resultaat is een grandioze afrekeningsroman. In de laatste twee delen van het boek, houdt Couperus gericht: de hele fa milie stort letterlijk in elkaar, en Constance ruimt de brokken op. De broers, de tantes en de rest van de roddelkliek wordt gek, pleegt zelf moord, raakt in schandalen verwik keld of sterft. Afrekening Dit boek is niet in Den Haag ge schreven, evenmin als zijn twee an dere grote afrekeningsboeken: Langs lijnen van geleidelijkheid en De Stil le Kracht. Deze twee schreef hij in Indië, waar hij in 1899 met zijn vrouw voor een Jaar naar toe ging; De Kleine Zdelen schreef hij in Nice, want na Indië hield 't echtpaar Cou perus het niet langer dan zes maan den uit in Den Haag. Louis en Eli sabeth Couperus waren trouwens haast nooit in Den Haag. Zij trouw den in 1891 en betrokken een land huis in Hilversum, maar na een half jaar begonnen zij al met de zwerf tochten die hun hele verdere huwe lijk zouden voortduren. Het begon met 'n eenvoudig tochtje naar Brus sel wat toch nog 'n hele reis was, in die tijd en eindige in Japan en China, waar Couperis in 1921 voor de Haagse Post een serie reisverhalen maakte. Waarom reisde Couperus? Hij stelt zichzelf die vraag talloze malen in zijn feuilletons (voor het Vader land, later voor de Haagse Post,) en komt telkens met een ander ant woord. Vaak zegt hij dat hij te onge durig is om lang op een plaats te blijven. "Ik verlang naar thee. En dan wil ik uit, met de automobiel, en over een week wil ik naar Siena. Dan wil ik naar -Rome. en dan naar Egypte. Ik dacht, dat Je naar Nice ging, en in September in Parijs wou zijn. Dat is zo. Alleen...ik heb geen geld. Orlando (een Italiaans vriend), kijkt mij ernstig aan, met zijn an ders glimlachende, maar altijd vlam mende oogen: Gigi..het spijt mij enorm. Maar wij kunnen dit jaar heusch niet naar Egypte". Enkele bladzijden verder in dit ver_ haal (De Lof der luiheid) is Coupe rus dan vertrokken en vraagt zich in de trein af waarom hij nu eigenlijk weer op reis moest. Waarom heb ik hen verlaten? Al leen omdat ik veranderen moest. Om geen andere, geen andere re den. Ik voel mij ellendig, afschuwe lijk eenzaam, eigenlijk diep ongeluk kig. Ik had alles bij hen, wat een mensch kan verlangen, en ik heb dat alles verlaten, alleen omdat ik verlangde naar verandering, hoewel ik van te voren wist, dat die verandering veel minder zal zijn. En toch, weggaan, omdat ik weggaan moest. Verande ren, om te verande'ren". Vagebond Er is een feuilleton uit 1911, waar in Couperus half schertsend klaagt: "Wij weten het nooit, wij tragische zoekers, wij vagebonden met koffers. Neen, wij weten het niet meer. On ze verwende lichamen zochten een maal de zon op van het Zuiden, maar..de zuiderzon omsluiert zich de laatste jaren in floers van kille wolken en het azuur werd een legen de. Onze verwende zielen zochten de emoties der kunst en zij misschien, alléén, bleven dat wat nooit de teleur stelling baart.Maar verder, of ge woont, of niét woont, wat hebt gij gevonden, o gij arme zoekers, o gij arme vagebonden, rijk aan koffers?" De Couperus-biograaf dr Van Tricht noemt het reizen Couperus' „natuurlijke levenspatroon" dat hem "verlost van Den Haag". Couperus was iemand die anderen niet graag kwetste en al rekent hij in zijn Haagse romans op een vernietigen de wijze af met Den Haag, in brie ven of persoonlijke artikelen heeft hij nooit met zoveel woorden gezegd dat hij zich in 't buitenland bevrijd voelde. Hij zei het wel, maar .egde het anderen in de mond. Er bestaat bijvoorbeeld deze dialoog in "Van oude menschen, de dingen die voor bijgaan. Ja, zei Otillie, je voelde het ook. Lot: je ging naar Italië om te her ademen. Om te leven, om te leven. in onze familie had men geleefd. Mama leefde nóg, maar haar eigen verleden klampte zich aan haar vast... Ik weet niet, Elly: ik geloof niet dat ik heel sensitief ben, en toch.toch heb ik het zó gevoeld: een druk over mij van dingen van vroeger.Ik kon niet meer. Ik ver langde naar mijn eigen leven. —Dat is waar, je hebt je vrij ge maakt, zei Lot. Vrijer zelfs dan ik". Maar waarom was Couperus geen Hagenaar? Waarom voelde hij zich niet thuis in die stad? Toen hij er tijdens de eerste wereldoorlog nood gedwongen moest wonen werd hij er zo ziek, dat zijn dokter hem in 1915 op reis stuurde naar Noord-Afrika. Waarom is iemand zo rusteloos dat hij zijn hele leven rond trekt en het nergens langer uithoudt dan een paar maanden? Voor het antwoord komen we weer terecht bij dr. Van Tricht, die beter dan die andere Couperus-biograaf, Henri van Boo ven, het werk heeft nagezocht op ver klaringen voor het merkwaardige le ven van de schrijver. Dr. Van Tricht begint met een ana lyse van de jeugd van Couperus. "Het was geen gunstige omstandig heid, geboren te worden in een In dische familie, die aan de zelfkant van de aristocratie leefde. Een kind erft dan wel de aanspraak op luxe en maatschappelijk aanzien, maar niet de middelen. De vader bewoog zich in een voor dit kind volstrekt vreemde wereld, de koloniale magi stratuur "en bleef steeds wat ver" van zijn zoon, zoals Couperus het zelf eufemistisch uitdrukte. Mr. Coupe rus boezemde zijn zoon schuwe be wondering en ontzag in en hij kon de natuurlijke vadersfunctie tegenover het na zijn pensionering geboren kind. dat zijn kleinzoon kon zijn, niet vervullen". Volgens dr. Van Tricht bevorderde deze omstandigheid dat zich in Cou perus' kinderziel te weinig een posi tieve, duidelijke houding tegenover de werkelijkheid ontwikkelde, te wei nig gepaste agressiviteit om zich •tegenover anderen te handhaven, te weinig belangstelling voor en geen verantwoordelijkheid tegenover de samenleving, waarin een jongen im mers later, "als hij groot is", als zijn vader zal zijn. Couperus over zichzelf: "Een moe- lerskindje was hij wel, een bedorven kindje, geboren om te bederven". i schooi kon Couperus zich ook moeilijk handhaven. Hij had wei- ,iig vrienden en veel slechte cijfers en zijn vader zegt dan: "Wat moet er van je worden? Waarom werk je niet? Waarom ben je zoo lui? Waar om heb je zooveel "onvoldoenden?" Je schijnt nogal goede opstellen te maken en je talen zijn niet slecht, hoewel Je Duitsch ook al weer niet voldoende is. Je moet maar van school af. Je voert daar niets uit en ambtenaar word je zo nooit. Het is jammer, we zijn altijd ambtenaar geweest in de familie. Er gaat niets boven het Binnenlandsch Bestuur op Java. Dr. Van Tricht vermoedt dat Cou perus zijn houding tegenover de wer kelijkheid zich misschien gunstiger ontwikkeld zou hebben als hij zijn vader Jong verloren had. Couperus was de jongste van het grote gezin Couperus en "de plaats van nako mertje legt nog een bijzondere na druk op het gevoel van onmacht dat zich in het kind ontwikkelde, want kritiek wordt een benjamin niet ge spaard, zeker niet als hij wat ver wend en meisjesachtig is. Deze onaan gepastheid gaat Couperus als schuld voelen, naarmate hij ouder wordt en de omgang met mensen meer leert waarderen". Dr. Van Tricht benadrukt verder, dat men de hieruit voortvloeien de conflicten van Couperus alleen kan begrijpen als ze in samenhang wor den gebracht met zijn seksuele ge voelsleven. Couperus verborg zijn ho- moërotische aanleg niet en sprak er in intieme kring openhartig over. Maar dat is in veel later tijd. Toen hij volwassen werd, moet het feit, dat zijn erotische gevoelsleven onge woon was, hem meer dan iets an ders verontrust hebben. Ook deze uiterst belangrijke vorm van onaan gepastheid wekt schuldgevoel, en Couperus heeft ook dit (in meer dan een boek) voor ons getekend als schuld tegenover de vader, de va derwereld". De vaderwereld, dat was voor Cou perus in de eerste plaats Den Haag, waar hij zich niet waar kon maken, waar hij zich niet aan kan passen en waar hij zich dus niet thuis voelde. Zelfs toen zijn eerste roman Eline Vere een doorslaand succes werd, dat goed verkocht en lovende kriti- ken kreeg in de literaire bladen van zijn tijd, veranderde dat niets aan dat gevoel van onaangepastheid. Ver moedelijk op aandrang van de fami lie trouwt Couperus met zijn nicht Elisabeth ("een bewuste keus", noemt Van Tricht dit huwelijk, een waarschijnlijk bewust offer van bei de zijden"). Couperus doet het enige wat hem nog overblijft: hij vertrekt. Dr. Van Tricht beschrijft hoe hij dan buiten Nederland begint aan een reeks boe ken waarin hij eerst zichzelf ontdekt en analyseert (vooral Metamorfoze, 1897) en daarna begint aan de se rie bevrijdingsromans, waarin hij overigens niet alleen afrekent met zijn familietradities, maar ook de waarden waar men in zijn deel van Den Haag voor stond. Hij voorspel de bijvoorbeeld de ondergang van het koloniale regime in Indië en dat is hem erg kwalijk genomen: de kri tieken waren niet mals. Met name "De stille kracht" en "De Berg van Licht" gaven Couperus de naam dat hij een verderfelijk, de cadent en immoreel schrijver was. Anthonie Donker verdedigde hem zo: "Er zijn over dezen grootsten Hollandschen auteur der laatste, vijftig jaren, den enigen wiens werk men tot de wereldliteratuur kan re kenen, tal van kleinzielige praatjes in omloop. Altijd zal men horen van zijn energieloosheid, zijn indolentie, zijn geënerveerd fin-de-siècle, zijn overdreven esthetiek, en men hjoudt hem het liefst voor een geniale fat, een curieus talent en een luxe para siet temidden der zwoegende mens* heid. Men bedenke dat deze energie- looze een oeuvre op zijn naam heeft staan als geen ander Hollandsch auteur". En Marsman schreef: "Couperus, de kwast, de zijden ver fijnde dandy, is een der weinige ke rels geweest, die in het Hollandsch geschreven hebben. Dit werd echter niet geschreven of gezegd toen Couperus nog leefde. De kritiek barstte in alle hevigheid los toen hij tijdens de eerste wereldoor log in Den Haag terug kwam. Het ging daarbij niet eens meer zozeer om zijn werk, maar om zijn persoon en zijn verschijning. Zijn familie en zijn collega's ontvingen hem harte lijk, maar hij was toen toch niet zo maar "een Hagenaar terug in Den Haag". Couperus was iemand die in elk gezelschap en ook op straat de aandacht trok door houding, ge baar en spraak. Zoiets is natuurlijk geen onbewuste rol. Couperus had zijn houding ge vonden tegenover zijn Haagsche om geving en was daardoor zichzelf ge worden; de hem vijandige buitenwe reld kreeg niet meer te zien dan een zorgvuldig bijgewerkt masker. De feitelijke overwinning op zichzelf was niet: in het buitenland zwerven en je als vreemdeling nergens iets van aantrekken, maar: in Den Haag wo nen en temidden van de oude mach ten zichzelf blijven en aanvaard wor den zoals hij was. Hij probeerde dit en de hele oorlog lang lukte dit zo goed, dat hij zes van zijn meest evenwichtige boeken schreef, zoals de grandioze roman "De Komedian ten". In 1919 blijkt Couperus echter een prikkelbaar, overspannen man te zijn geworden, die onder het leven lijdt en op medisch advies weer uit Den Haag vertrekt. Couperus heeft het zijn hele leven lang geprobeerd, maar hij was geen Hagenaar. Louis Couperus vermomd als Hagenaar op het Lange Voorhout in Den Haag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1974 | | pagina 15