Karei Appel conomie op zijn kop n de kwast erover' [RDAG 8 DECEMBER 1973 EXTRA PAGINA 13 ben floating; ik zweef. En ik keer op aarde terug om iets ïlds te doen: schilderen. Dat is aards. Iets doen met mate- Magisch-ruimtelijk schilder ik nu; om iets te vertellen |de universele ruimte. Mijn rood, dat was vroeger bloed. Nu et Ruimte geworden. Een flink stuk ruimte heeft Karei el in de atelierwoning, die hij heeft laten bouwen in een e zijstraat, niet ver van St. Germain der Prés. Het huis was üvelijks klaar, of hij vertrok naar New York. Sinds een nd is hij nu weer in Parijs, barstend van werkdrift eeft achter een witte, blinde Ik bel bij een smalle, ijzeren Even later gaat verderop in brede, dubbele deur Dat is de ingang van het ate- iperbreed voor het werk dat tstaat. Appel zelf kan makke- de smalle huisdeur. k heb bijna honderd kilo ge- Hu zijn het er zeventig of m zeventig". Jkt zeker tien Jaar Jonger dan (52, misschien wel doordat hij alcohol gebruikt. thee. Koffie ook noodt. Ik de hele dag thee. Wat wil je ituurlijk. Hij gaat af door Ijdeur. De grijze poedel, die sn kussentje op een stoel lag, ortage van J Welling 3 van i; el Vereecken opeens onrustig, maar laat iet wat aaien troosten, steller is een grote en vooral loods met veel daglicht van 1&f- De muren zijn wit, de be- vloer is glanzend zwart. Een geverfde stalen trap voert een entresol waar een rek toet schilderijen en een kleu- toten speelgoed. *WlderiJen zijn duidelijk Ap- Het speelgoed is een verzame- Aan de andere lange zijde is rdc fcacht op de bovenverdieping |oten door een houten wand, de romp van een boot in de ligt. schter is het woongedeelte. We twee stoelen vrij en een 'h meisje, dat even mijn doet stokken, brengt een pot in dip56 thee en twee kopjes. Appel haar voor. maar ik onthoud lange, sluike haar en het ft figuurtje. Ze verdwijnt Druk Tijdens het gesprek zegt Appel her haaldelijk, dat hij het druk heeft. Het leven is kort als Je veel wilt doen. „Pas heb ik vijf maanden helemaal niet gewerkt, voor het eerst in mijn leven". Hij steekt een sigaret op en ziet mijn verbazing. „De laatste twee weken rook ik. Voor het eerst. Daar ben ik opeens mee begonnen. Maar ik schei er al weer mee uit ook. Ik heb nou al een ruwe keel". Hij is inderdaad wat schor. „De laatste twee maanden in New York heb ik tekeningen gemaakt. Kleine potloodtekeningen met heel weinig kleur. Anders teken ik alleen met verf. En dan ga ik er meteen overheen, dan wordt het toch een schilderij". Hij schenkt thee in en steekt weer een sigaret op. Dan laat hij wat nieuwe gouaches zien. Als ze op een zwarte vloer liggen is het, alsof ze lichtgevend zijn. Tegen de muur staan reliëfschilderijen. Op het vlak zijn uitgezaagde vormen gemon teerd. De kleuren zijn zonder pen- seelsporen, vlak als die van zijn werk uit 1951, maar niet luid. „Ik heb gemengde kleuren gemaakt, om het ruimtelijk te houden. Deze maand heb ik hard gewerkt. Ik werk meer dan vroeger. Ik heb me vernieuwd. Kijk, als ik Jaren lang schilder word ik zo verfijnd, met veel kleurtjes, zo ingewikkeld. Dan draai ik het doek om en ga er met grote kwasten overheen. Grote ve gen en eenvoudige kleuren". Zijn handen spreken mee, als hij het over schilderen heeft. Je ziet het hem doen. Mjk weer „Dat ingewikkelde, overgecultiveer- de, daar ben ik mee gestopt, boem, kwak. Als met een bijl. Het gaat om de grote, eenvoudige vorm. Drie jaar lang is wit overheersend ge weest in mijn werk. Alsof ik geen kleur meer wist. Nu komt er weer wat meer kleur". WillemUn Stokvis schrijft in haar „Cobra"-boek dat Constant de theo rieën leverde voor de groep. Appel en Corneille toonden daar „een en kele keer" belangstelling voor, de anderen interesseerden zich er hele maal niet voor. „Dat is wat me niet bevalt in haar Een kwarteeuw geleden von den in Parijs zes jonge kunste naars elkaar in hun afkeer van verstarde maatschappelijke en culturele tradities. En in hun drang naar vrijheid van ont plooiing voor alle mensen. De „Cobra"-groep die zaj vorm den, had een roemrucht maar kort bestaan. Maar de mentali teit die zij propageerden bleef zich ook nadien verbreiden. Intussen zijn de werken van „Cobra"-schilders hoog geno teerd op de kunstmarkt. De beweging is het onderwerp van een lijvig proefschrift, waar dr. Willemijn L. Stokvis in maart op promoveerde. De Galerie Krikhaar in Am sterdam heeft tot 16 december een Karei Appel-tentoonstel ling. De Galerie de France in Parijs houdt tot 31 december een grote expositie van de Deen Carl-Henning Pedersen, die al voor 1940 schilderde in een trant die later typisch voor de „Cobra"-groep werd. Volgens de uitgebreide „Co- bra"-literatuur waren de Belg Dotremont, de Deen Asger Jorn en de Nederlander Constant de „denkers" van de beweging. Karei Appel wordt in de re gel voorgesteld als het impul sieve „schilder-dier" zonder theorieën. Dolf Welling had een uitvoerig gesprek met hem in zijn nieuwe Parijse atelier. Het atelier in een grote en vooral hoge loods met veel dag licht van bovenaf. boek. Een van ons moest schrijven en Constant kon dat het beste doen. Maar wat hij schreef namen we door met zijn allen. Er werd in veranderd ook. We wisten precies waar het om ging en we stonden er achter". Hij schenkt nog eens thee in, pakt een nieuwe sigaret en ik merk: nu komt het, wat hij vooral op het hart heeft. Hij gaat betogen. „Vernieuwen; dat is het moeilijkste wat een schilder doen kan. Opnieuw beginnen, als een imblcieL Het schilderij op zijn kop zetten als het te ingewikkeld is. Bij de economie doen ze dat niet. Er is geen eco noom capabel om zijn vak uit te oefenen. Ze zijn niet genoeg artiest in hun vak. Alleen, hoe heet hij ook weer, hij had iets met de mar- ché commun te maken die mest die Friese naam. Ja, Mansholt. Die zegt soms wel goeie dingen. Dat heb ik gelezen. Het is allemaal te ingewik keld geworden". „De lonen, de prijzen en de belas tingen moeten naar beneden. Als Je dat zegt, dan denken ze dat Je gek bent: de lonen omlaag. Maar het geld is niks meer waard. Dat moe ten we terugdraaien naar voor de oorlog. Laatst, in Amsterdam, gaf ik een kwartje fooi. Nou, dat was niet genoeg. Een gulden was ook te wei nig. Wist ik veel". Hij komt af en toe weieens in Am sterdam en is verbaasd te horen, dat Constant nog op hetzelfde adres woont, Eugene Brands ook. Rustig „Wat leven die mensen toch rustig. Ik ben zo vaak verhuisd, dat schijnt bij me te horen. Vier ate liers heb ik in Amsterdam gehad, zes in New York, drie in Parijs en dan heb ik nog dat kasteel in Mo- lesmes. Maar dat ga ik verkopen". Molesmes herinnert hem ongetwij feld te veel aan de gelukkige jaren met zijn vrouw Machteld, die in 1970 op 35 Jarige leeftijd overleed. Hij brengt het gesprek weer op de economie. „Niks heeft waarde meer. Het ge voel van waarde is verdwenen. De marché commun is op hol. Alle staten drukken maar geld. En ze zijn aan het touwtrekken. Ik zeg het kort. Maar er zijn hier lui ge weest van de Club van Rome en toen hebben we daar uren over ge sproken. Er is een verschrikkelijke verkwisting gaande. Dat is onvol wassen. Het rijke Westen is in wer kelijkheid arm en onvrij. We zijn slaven van deze economie. Het le ven is meer waard". Het communisme is voor mij net zo ouderwets als het kapitalisme. Die systemen, dat klinkt voor mij de monisch. De Ecologie staat boven alle systemen. Dat hebben ze nooit in de krant durven zetten, die op vatting van mij. De ecologie is erg belangrijk. Dat is de eerste stap naar een normale levensvorm, waarin de boer, de schilder en de architect allemaal hun bijdrage doen, allemaal gelijk zijn. Dan ver valt het standsverschil". Thee en een sigaret. „Ik doe hier alles tussen vier mu ren, in afzondering. Ik zou wei met de Jeugd de straat op willen en kleur in de stad brengen. Maar dan komt de politie met overvalwagens, ons wegknallen. Dan zijn ze bang dat het systeem wordt verstoord. Ik moet wel als individualist werken, maar mijn werk is niet individua listisch. We zijn allemaal een". Hij vertelt hoe de Jeugd in New York spontaan metro-rijtuigen heeft beschilderd. In Parijs zou dat niet mogen. Rijkdom „Het particulier initiatief verdwijnt en dat is toch de rijkdom van elk land. Op andere planeten, dat weet ik zeker, daar doen ze het beter. Ik ben in Mexico geweest. Daar zijn die ruimtesteden, van mensen die drie-, vierduizend Jaar geleden daar geweest zijn". Hij bedoelt volgens dat boek van Daniken, „Waren de goden astro nauten?" Heb ik van gehoord. Ik heb dat boek niet gelezen. De zijdeur gaat open. Het is niet dat mooie meisje, maar een huis schilder die iets moet weten. Nu hec stil is, hoor ik een voortdurend ge zoem in het atelier. Ik zie dikke, aluminiumkleurige buizen, zeker airconditioning. Een statief met twee enorme schijnwerpers en een metalen trap op wieltjes doen me aan een filmstudio denken. Een kantelbare, ovale spiegel lijkt uit een ouderwets modehuis afkomstig. Er staan twee grote tafels vol verf- tubes, flessen en ander gerei. Er zijn moderne grafiekkasten en op een lage, houten kast staan plastie ken uit Oceanië en Bali, geen bij zondere stukken. Er ligt ook een oude blaasbalg. Tegenwoordig hechten veel schilders weer waarde aan een zorgvuldige werkwijze, volgens oude technieken. Als Appel terugkomt herinner Ik hem aan de vermaarde uitspraak: „Ik rotzooi maar wat an". Dat wilden de mensen toch ho ren? Ze zeiden: dat kan mijn zoon tje ook. Het was niet penselen, wat ik destijds deed. Ik sloeg. Het was een gevecht, een oorlog. Dat is nu over in de schilderkunst. Later is de jeugd de straat op gegaan. Toen werd de actie daar gevoerd. Tech nisch kan ik precies schilderen zoals Rembrandt. Ik heb oude tech nieken geleerd en zelf pigmenten gemaakt. Wist je dat loodwit pas goed is, als het op je tong blijft plakken. Dat probeerden die schil ders vroeger. Ze wisten niet dat dat gevaarlijk is, loodvergiftiging". Een wonder dat sommigen toch nog lang leefden. Hij lacht Jongensach tig. Waar voelt hij zich nu het meest thuis? „In New York leef ik rustiger. Dat is een stad om te werken en te sla pen". Ruimte Ik kijk verwonderd. „Dat komt, er is meer ruime. Hier is alles zo opeengehoopt als in To kio. Parijs is een grote openlucht garage. Mijn auto staat hier onder, in de garage. Maar in de stad ge bruik ik hem nooit". „De Fransen hier lijken allemaal op elkaar. In nette pakken, allemaal zo glad. New York is stimulerend, al die koppen. De mentaliteit is hardei hier. De Fransman leeft alleen voor zijn petite voiture, zijn petite amie. zijn petit diner. Het zijn materialis ten. De Amerikaan is een romanti cus. Ook arbeiders hebben daar be langstelling voor alles. Als ze mijn naam horen zeggen ze: Ik heb schilderijen van Je gezien. De Ame rikanen zijn over het materialisme heen. Ze bezitten alleen dingen om ze te gebruiken, niet om het heb ben. Heel Amerika is een grote su permarkt. Alles, ook de nieuwste apparaten, alles is er ook voor de massa. Er is geen standsbesef. Daar is het marxistische ideaal al werke lijkheid. Niet in Rusland. In de Oosteuropese landen, daar heb je ook nog dat standenverschil. Zullen we een hapje gaan eten? Het is zo langzaamaan tijd. „Nee, niet veel, wel lekker. Tegenwoordig ik eet 's middags nooit. Ik werk heel de dag. 's Avonds eet ik wel, vaak Vietnamees. Vroeger heb ik een tijd macrobiotisch gegeten. Vlees gebruik ik niet en geen melkpro- dukten, behalve kaas". Net als Sandberg. „Nee, want vis eet ik wel". Over Sandberg spreekt hij met be wondering. Een groot man, ook in de States. Er gaat iets van hem uit. Je kunt niet zeggen wat het is, maar het werkt. Hij geeft me cata logussen van drie gelijktijdige expo sities van zijn werk, twee in New York en een in Canada, gesponsord door een sigarettenfabriek. In die laatste staan kleurenfoto's van zijn nieuwe grote beelden, aluminium met bewegende delen, gelakt „zoals auto's, voor buiten". Speels „Ik maak speelgoed voor volwasse nen. Het is geen speelgoed, maar veel speels. Zoals Hutozinga dat be doelde. En McLuhan, die ken ik- goed. Ik zei eens Je bent echt een titelman. Je moet een toneelstuk schrijven, dan maak ik de decors en de costuums. Maar we hebben het allebei druk. Hij is professor. Hij schrijft me vaak. We doen het nog wel eens". „Tien jaar geleden heb ik eens een musical geschreven. De tekst be staat uit titels van mijn werken". Iets voor het Holland Festival? „Dan heb ik een regisseur nodig. Maar ik ben nu te hard aan het schilderen. In Amerika noemen ze me „crazy naif". Schilderen is mijn derde oog: de overwinning van het tweeslachtige denken. Van dat den ken in begrippen als goed tegenover kwaad en zo. Je moet ideeloos wer ken, want ideeën koppelen je weer aan een achterhaalde cultuur. Hugo Claus schreef verhalen over de voorstelling in mijn schilderijen. Dat is een jnanier van kijken, niet mijn manier. Voor mij gebeurt hec in de kleuren, in de beweging. Ik ben nu in het stadium dat ik overal exposeer, over de hele wereld. En de mensen zijn kwaad of enthou siast, een tussenwg is er niet. Maar dat is nog niet de bewustwor ding. Toen Van Gogh dood was kwamen er exposities van zijn werk. Ze zagen wel dat hij goed was, maar de bewustwording waarom, die is pas later gekbmen. Is hij een gelukkig man? „De meeste mensen ztfn bang voor verdriet. En ook voor geluk, ze wil len een egaal leven. Als je het ge luk kent, dan keu Je ook het ver driet. Maar. mensen die bekend zijn, die zijn altijd minder wijs dan mensen die Je niet kent. Ik mis misschien de wijsheid om te stop pen". exotisch meisje dat even de adem doet stokken...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 13