Anton Pleck ZIJN LEVEN, ZIJN WERK KJ» jAG 24 NOVEMBER 1973 PAGINA 13 [VEEN ,,Ik houd ervan tussen oude dingen te zitten. Dat daar is Perzisch aarde- :n dat Romeins glas. Die kist is Spaans. Leuk dat dat boek nu uitkomt en niet als je ient. Want dat is usance. Ik heb er wel een enorme rompslomp mee, dat is niet ge- loe het hiertoe gekomen is? Ik kreeg ontzettend veel hè, wat een vervelend fanmail. [die goed wilt beantwoorden kan je met je werk wel ophouden. Mooi hè, die kan: zeventiende eeuws. Een vraag die zich doorlopend herhaaldewanneer komt er een u uit? En ook een heel naïeve vraag: komt er eens een boek met al uw werk? volslagen onmogelijk, dat zouden 25 delen worden, stierlijk vervelend een boek moest er dus "komen, dat stond vast. De Zuid-Hollandse Uitgevers- :happij brengt het dan ook eind november op de markt: Anton Pieck zijn leven, ferk". In 250 bladzijden met teksten van de onlangs overleden auteur Ben van steijn en de Amersfoortse HBS-directeur Hans Vogelesang. In luxueus stofom- let talloze reprodukties van de geliefde kerstkaarten. Maar ook van de olieverven, larellen, de reistekeningen, waarin de liefhebber Anton Pieck niet of niet zo goed 5 Prijs f 135,Wie er vlug bij is kan nog tot januari vóór-intekenen voor f 25,Klapi 500 en zoveel uitgevers, die een uitgave wilden. Een boek gulden of dertig, dat in blaAnta enorm zou gaan lopen. elde ik niets voor, omdat rk in populaire vorm al zo- Jerspreid in kalenders en die De Zuid-Hollandsche had tbeeld om er iets goeds van n. Ze hebben een eigen en hadden nog clichees :ger, maar dat overheerst komen erg veel dingen in die men nog niet kent. an kapitalen inzitten. Nee, geen risico mee. Er zouden 0 exemplaren komen, maar nfia 10.000 naar 15.000 ge let loopt storm, ik heb alle ing voor de hele was dus de fanmail, lo- rieven van een zeer geme- iliek. es door elkaar, 1 grote ontwikkeling tot Door Anton Pfeiffer het woonwagenvrouwtje toe. Ja, wel meer vrouwen dan mannen. Maar niet alleen van boven de zeventig. Daar verbaas ik mezelf wel eens over: die belangstelling van de Jon geren." De algemene lijn in de appreciatie van zijn werk ligt, zo denkt de nu 78-Jarige Meester, in de hang naar romantiek. „Dat voel ik ontzettend sterk: dat die mensen getroffen zijn door de romantiek, die ze in deze tijd niet eer vinden. Ik kreeg bijvoorbeeld een vreselijk aardige brief. Over een doodgewone kaart met een afbeel ding uit de Camera Obscura. Van een Jongen, een student of zo. die in een wolkenkrabber in New York woont. Logisch, daar hebben ze zoiets niet." Wat Anton Pieck ook aardig vindt als eenvoudige mensen er al op hebben ingetekend. Wat eenvoudige mensen toch niet aan andere din gen besteden in deze tijd. Iedere eenvoudige kerel heeft een auto en een bandrecorder en God-weet- wat." Voor het boek heeft hij de illustra ties zelf uitgezocht, een heidens werk. Het was allemaal bestaand werk, er zijn zelfs een paar teke ningentjes bij van toen hij tien of elf jaar was. Bij wijze van aardig heid. „De Christmas Caroll heb ik graag geïllustreerd. Ik houd erg veel van Dickens en van Engeland. De En gelse sfeer ligt mij bijzonder, maar dat kan ik ook zeggen van de Vlaamse. Ik teken graag onderwer pen uit de vorige eeuw, volkomen vrije onderwerpen. Deze dingen kent men van mij. Het is wel leuk dat eenvoudige mensen zo'n kaart of kalender kunnen kopen, die met bijzonder veel zorg getekend en met bijzonder veel zorg gereproduceerd is." Want als het erop aankomt neemt. Anton Pieck de afnemers van zijn meest courante werk even serieus als dat werk zelf. rozen is dat het boek een leuk document wordt voor zijn eigen kinderen en kleinkinderen „over een Jaar of twintig, als ik er niet meer ben." Maar de fijnste kant van „ANTON PIECK zijn leven, zijn werk" vindt hij de confrontatie van het publiek met het deel van zijn pro- dukties dat men nog niet algemeen kent: de reistekeningen, portretten, stillevens. De prijs Jammer dan. dat een groot deel van zijn fans in het duister zullen blijven tasten over deze facetten van het werk hunner favoriet. Dat woonwagenvrouwtje bijvoorbeeld en die student in zijn wolkenkrabber. Het is toch moeilijk aan te nemen dat die honderden vijfendertig harde guldens kunnen neertellen voor een boek, al is het dan het mooiste van het mooiste. Pieck dacht, dat daaraan niet zo zwaar behoeft te worden getild. „Die prijs? Het is wonderlijk zoveel „Het is een volkomen verkeerde ge dachte dat je voor eenvoudige men sen alleen maar klaprozen moet maken in een afschuwelijke kleur!" Toen Pieck in zijn oeuvre aan het spitten ging omwille van het boek ontmoette hij veel dingen, die hij wel wilde opruimen omdat hij ze oppervlakkig vond, maar ook zaken, waarvan hij nog steeds geen spijt heeft. „Als Je alles zo bijelkaar ziet heb Je wel de indruk, dat Je werk steeds beter wordt. Dat is een dwaze op merking als Je 78 bent. het kan ook een ouderdomsverschijnsel zijn. En toch: als ik tekeningen van twaalf Jaar geleden zie heb ik het gevoel dat het veel oppervlakkiger is ge daan dan nu, vooral omdat mijn werk een sterk vertellende invloed heeft en het nu de mensen steeds meer blijkt aan te spreken." Dat vertelsel ls het grondelement van Piecks werk nu al zestig Jaar, konsekwent. Hij heeft er zich in opgesloten, bijt zich erin vast. zon der dat de ontwikkelingen in de wereld hem hierin kunnen storen. Zijn broeders in de kunst mogen hun weg zoeken door het barre he den, Pieck heeft de zijne in het verleden gevonden. „Als Je tekent of schildert is het in het algemeen fout om een oordeel te geven over het werk van ande ren. Ik kan wel zeggen: „dat is mijn wereld niet!" en als ze me vragen „Voel Je voor die wereld?" dan zeg ik „Nee", maar dat zullen mijn collega's van hun kant ook over mijn werk denken." „De zeventiende eeuwers. Dat waren nog eens fantastische vaklui. Je had een meubelmaker, een smidse en schilder: die lui hadden de woorden kunst of artisticiteit nog nooit gehoord. Maar ze hadden iets heel belangrijks: de basis van een goeie techniek. Daar schiet het in deze tijd aan tekort ook enorm in de opleidingen." Breitner, Ja, die had het in de ogen van Anton Pieck wel. „Ik houd enorm veel van een Breit ner, wat een hele brede schilder was. Dat ontroert me wel degelijk en als het Je ontroert is het Je we reld wel. Van Gogh? Ik heb veel in z'n werk gewaardeerd. Van Gogh, daar zit een enorm eerlijke vent achter maar het is niet zo dat ik alles van hem prachtig vind. Wel die Engelse illustratoren. Schoorsteen Anton Pieck een man die zich af sluit van de kunstwereld en de daarin levende stromingen? En wat dan nog? „Ik teken al een kleine zestig Jaar. Ik moet Je eerlijk zeggen dat het aantal ^-ismen" dat ik in die tijd „Ik bekijk het als een ouderwets métier. Je techniek beheersen, wat de oudere schilders óók hadden. Niet dat ik me met de oude schilders wil vergelijken. Maar Je moet Je métier tot en met beheersen en als Je dan nog wat artistieke elementen in Je hebt komt het er toch wel uit." De sporadische uren dat Anton Pieck niet aan het tekenbord zit slaapt of eet hij. Of hij is op reis. „Die reistekeningen komen wel in het boek, maar ik maak ze voor mezelf. Het is ontzettend aardig om dingen te maken die nu eens niet voor de reproductie zijn." Zorgenkind In de voorkamer van zijn werkétage in Overveen staat een gigantische etspers als een grimmige spin te wachten op nieu we prooi. langs me heen heb zien gaan zo ontstellend groot is dat je er bijna moe van wordt. Je kreeg ineens een periode: dan stonden er mensen bo venaan die een fabriekschoorsteen tekenden. Je moest een stuk conté in je poten nemen en een fabrieks schoorsteen tekenen. Als Je dat deed was Je helemaal in. Dat duur de een paar Jaar en dan waren die schoorstenen weg en kwam er weer een ander -isme." Nee. dan Van Ostade, Van Goyen. En Heda met z'n stillevens. Die zijn altijd zichzelf gebleven, hun hele leven lang werkend op een thema. Omdat ze nu eenmaal zo waren. En daarom hebben ze van die prachti ge dingen gemaakt en daar voelt Anton Pieck veel voor. „Als mijn werk geen aanspraak zou kunnen maken op de naam van kunst zou me dat niets kunnen schelen. Ik wil werken zoals ik dat wil en niet zoals een ander dat wil of de geest van de tijd dat wil." Oorlog, honger, rampspoed. De af schuwelijke verschrikkingen van deze wereld. Of Anton Pieck die dan niet ziet? Natuurlijk ziet hij ze, hij is niet gek. En hij vindt het allemaal ontzettend erg. „Maar ik wordt toch altijd sterker getroffen door de meer fijnere din gen van het leven: dat Je Je die ondanks deze tijd realiseert. Als ie dere kunstenaar zich in zijn werk maar zo liet deprimeren dat er voor het andere geen plaats meer was dan zou Je nog veel verder van huis zijn. Je maakt wel eens gekke din gen mee, de behoefte is er wel eens om die ellende in Je kunst uit te drukken. Of nee, eigenlijk niet: Je kunt die dingen ook in Jezelf ver werken." Zus en zo En uit die filosofie puurt Anton Pieck de wetenschap, dat de ene mens nu eenmaal zus en de andere mens nu eenmaal zo is. Immers: „Als je in de zeventiende eeuw alleen maar schilders had ge had die de Tachtigjarige Oorlog in beeld brachten, wat was er dan veel verloren gegaan. Maar ik heb na tuurlijk wel respect voor de mensen, die het wel doen: een sociale bood schap in him werk leggen." Dat ook Pieck zijn boodschap brengt blijkt uit de vele brieven van mensen die het als een wel daad voelen dat ze in deze tijd ook eens de andere kant van de medail le belicht zien. „Daarom vind ik het geen bezwaar de Anton Pieck-van-de-kerstkaarten te zijn, al ben ik dat niet alleen. Nostalgie uitdrukken, dat doe ik graag en dan kan het me niet schelen in welke vorm het ver schijnt. Ik maak niet oppervlakkig even zo'n kaart en dan serieus een olieverfje. Ik maak deze dingen met honderd procent overgave, met de zelfde pieteit als een schilderij. Als ik in een Jaar zes van die tekenin gen maak weet ik waarvoor ze wor den gebruikt: voor kerstkaarten of voor een kalender. Ik moet ze aan passen aan het formaat, anders blijft de uitgever nergens. Maar bin nen die vastgestelde rechthoek doe ik wat ik wil, kan niemand me de wet voorschrijven, zijn het volko men mijn eigen beelden." Pieck vindt dit in zijn leven het belangrijkste: gewoon achter zijn werktafel zitten en proberen een enigszins behoorlijke tekening te maken. Voor zijn ontspanning - ral noemt hij het „mijn zorgenkind van 22 jaar") - heeft hij dan nog zijn Ef- teling, het door hem opgezette sprookjespark. waar hij elke woens dag gaat kijken hoe de schilders en de modelleurs er de altijd door gaande uitbreidingen van af bren gen. Op vergelijkbaar vlak vadert hij over het automuseum in Dru- nen, waarvoor hij het gebouwen complex in de sfeer van een boe rendeel heeft ontworpen. Hij vindt er de tijd voor, al is het met moeite. Want zijn veelzijdig heid schept voor Pleck verplichtin gen. „Het is een heel drukke tijd nu met mijn olieverfjes. Heerlijk om eens na alle fantasieën een stilleven te schilderen. Gewoon een bosje radijs. Er zijn veel mensen die zo'n doekje willen hebben. Ze zijn al voor drie Jaar gereserveerd. Alles wat ik maak is eigenlijk al gereserveerd: dat is wel een beetje ongezellig." Boeken Maar belangrijker dan kerstkaart en kalender, Efteling en olieverfjes, zijn voor Anton Pleck z'n vele boek illustratie met als hoogtepunt de verluchting van Duizend-en-Een- Nacht. In zestien kloeke banden ge tuigt die in zijn boekenkast van dertien Jaar nijver ijveren. De Gys- breght van Vondel, Gulbranssens Bossen, die hij Eeuwig Zingend in beeld bracht, en Margaret Mitchells bominslag „Gejaagd door de Wind" zijn andere grote werken, waarvoor Anton Pieck tekende. „Toch kan ik niet zeggen dat ik een boek van Selma Lagerlöf met minder enthousiasme heb gedaan dan die Duizend-en-Een-Nacht. Boekillustratie kan voor een teke naar heel gevaarlijk zijn. Je moet alleen die boeken illustreren, die Je liggen, anders wordt het plaatjes maken. Ik heb alleen dingen aange nomen, waarvan ik wist dat ik ze kon doen." Anton Pieck kon zich dat permitte ren, omdat hij naast zijn vrije werk ook nog het leraarschap beoefende. Veertig Jaar lang gaf hij tekenles op het Kennemer-lyceum in Haar lem. „Ik heb dat echt gedaan om als di lettant te kunnen werken, zodat ik financieel niet afhankelijk was en ik zaken kon afwimpelen, waar ik wel beter van zou worden, maar die me niet interesseerden." Het licht van Anton Piecks interes se schijnt in deze duistere tijden bepaald niet over wat hij noemt „die ontzettende sexinslag van nu." Barsten ..Daar kan ik me niet bij aanslui ten. Iemand de heel weinig kan en op een oppervlakkige manier een paar vrouwenborsten op een doek smeert: dat dat meteen kunst is. Ik bedoel het niet hatelijk, het is al leen maar een mening." ANTON PIECK - zijn leven, zijn werk. Ook na zestig Jaar nog het vertrouwde stiel van etsen en houtsneden, die Je na het ontwer pen ook eigenhandig moet drukken. Vandaar dat in de voorkamer van zijn werketage in Overveen een gi gantische etspers staat: een hon derdjarige grimmige spin. steeds wachtend op nieuwe prooi. „Het leuke van de houtsnee- en de etstechniek is dit: dit is goddame een techniek, die niet vooruitge gaan ls. Het gaat nog net zo als het In 1600 ging. Je ziet, lk ben erg conservatief."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 13