[istorische achtergrond en
wegbereiden van facisme
Sparen is goed.
Maar kan béter.
Bij de ABN.
9Waarhedenkrant
mogelijk gevaarlijk
LEZERS SCHRIJVEN
Het is vechten tegen
leeghoofdige bierkaai
Door C. J. Rotteveel
Algemene Bank Nederland
5RDAG 22 NOVEMBER 1973
i dit land meningen verkon-
i niet in overeenstemming
i de stereotiepe opvattingen
lalde weekbladen, radio en
kan er op rekenen, dat
tijd tot tijd de mantel wordt
{d. De aanval van prof. dr.
pel, Leids hoogleraar in de
■ntele plantkunde (in het
van maandag j.l.) heeft mij
allerminst verbaasd. Ik ben
loor „pion van het Vaticaan"
ilct, voor „fassist" (jawel,
bel „s") en nu ben ik, vol-
)f. Quispel zoveel als „een
der van het fascisme". Als
nietswaardige dienaar van
en generaals geoorloofd is
te antwoorden,
me het volgende.
■en paar kleinigheden. Lezen
aar moeilijk. Dat bleek vo
le donderdag, toen collega
tegenwoordig in Almelo, een
t een Haags blad op mijn
tte. Ik ben daar maar aan
sgaan, want Je kunt wel aan
blijven. Nu verwijt prof.
nij minister Van der Stoel
lebben bestreden met „het
niykste van alle onfatsoen-
malistieke middelen": hate-
op iemands voorkomen,
t kennelijk op de door mij
ilde uitlating van een Haar-
•eumdocent, die deze minis-
cende" als „het prototype
leraar die geen orde kan
Dat is, dacht ik, toch wel
ders dan een zinspeling op
neus, ogen, oren of welk an-
lamsdeel ook. Hier ging het
ile indruk van een persoon,
e het daarom, inplaats van
fatsoenlijke journalistiek,
i hebben over „het onfat-
van alle onfatsoenlijke
rale middelen": iemand weg-
(proto-) fascist en specule-
!e anti-nazi-gevoelens van de
Want daaraan maakt prof.
rich toch schuldig en hij zou
ln mijn achting stijgen als
strijdmiddel van dit allooi
e zou willen laten. Ik ver-
0 mei 1940 mijn jongste
die toen in 's-Gravenzande
liitrailleur-compagnie van de
|n best deed Nederland en
iners onder wie waar-
ook prof. Quispel tegen
1 parachutisten te verdedi-
weet dus terdege wat „fascis-
de praktijk kan betekenen,
julspels kwalijke suggestie is
een slag in de lucht.
ns een slag in de lucht is
tepels opmerking, dat toch
llemand meer één goed woord
vit voor wat er in Rusland
I op het gebied van onder
la der mensenrechten. Maar
pet er bij te vertellen sinds
Jrdat het geval is en dat die
an zeer recente datum
te bij herhaling mijn afkeer
Sowjetrussische systeem tot
b gebracht, dan is dat niet
landacht af te leiden, maar
ie agressiviteit van het
l-bewind, dat niet alleen
lerd miljoen mensen in Oost-
ichter een grens van mynen-
muren en machinegeweren
houdt, maar er nog altijd
eft zijn zegeningen aan de
de wereld deelachtig te
rden.
de .kleine" puntjes. Er-
at prof. Quispel zijn be-
.n mijn adres baseert
obuuste denkfout. Om dit
te maken, dienen niet-hoog-
en zeergeleerde lezers te weten, dat
het tot de meest elementaire fouten
in de logica behoort „uit de waarheid
van de conclusie te besluiten tot de
waarheid van de veronderstelling".
Dit klinkt veel moeilijker dan het is.
Een eenvoudig voorbeeld kan dit dui
delijk maken.
Twee mannen lopen langs het ge
bouw van deze krant en zien, dat
daar de onderdelen van een nieuwe
rotatiepers naar binnen worden ge
dragen. „Zo, dat gaat daar best",
zeggen zij tegen elkaar. Nu géét het
inderdaad goed met deze krant, het
aantal abonnees stijgt nog steeds,
maar de redenering van die twee is
fout. Zy komt namelyk neer op het
volgende
als deze krant meer abonnees
krygt, gaat de directie een nieuwe
pers kopen;
deze krant krijgt inderdaad een
nieuwe pers;
derhalve is het aantal abonnees
aanzieniyk gestegen.
Zoals gezegd: deze redenering is
fout, omdat men niet uit de waar
heid van de conclusie (de directie zal
een nieuwe pers kopen) mag beslui
ten tot de waarheid van de veron
derstelling (de krant krygt meer
abonnees). Er kunnen namelyk heel
andere redenen zyn om een
nieuwe pers te kopen. Misschien is de
oude versleten, misschien kan die op
aantrekkeiyke voorwaarden voor een
nieuwe worden ingeruild, misschien
is (zonder toeneming van het aantal
abonnees) het aantal neven-uitgaven
aanzieniyk vergroot waardoor een
grotere machine nodig is enz. enz.
En nu prof. Quispel. Waar komt
zyn betoog op neer? Samengevat re
deneert hy als volgt:
als iemand een wegbereider van
het fascisme is, zal hy ondemocrati
sche regimes in bescherming nemen;
hem wel op een hard koekje van
eigen deeg tracteren.
Ik mag er in dit verband aan her
inneren, dat deze rubriek ruim twee
jaar geleden is ontstaan naar aanlei
ding van een artikel, dat ik schreef
ter weerlegging van een in dit blad
overgenomen stuk van Laurens ten
Cate, hoofdredacteur van de „Leeu
warder Courant". Ten Cate keerde
zich fel tegen het voorgenomen be
zoek van Prins Bernhard aan het
feest in Persepolis, in Perzlë. Dat was
een typisch voorbeeld van wat ik
confectie-denken pleeg te noemen.
Want stel Je voor: een Oosters po
tentaat ging me daar honderd mil
joen (achteraf bleek het zestig te
zyn, maar dat doet weinig ter zake)
verslingeren aan een feest voor „hoge
omes" terwyl „het volk" in bit
tere armoede leeft. Een kolfje naar
de hand van Ten Cate om eens flink
uit te halen tegen de uitwassen van
het schaamteloze kapitalisme. Alleen
vergat hy een paar kleinigheden,
waarop ik de lezers attent maakte.
Zeer verkort geeft ik ze nog eens
1. Ofschoon Perzië (Iran) aan-
zienlyke inkomsten geniet uit de op
brengst van de olie kan zyn econo
mie nog best een flinke duw voor
waarts gebruiken. En wat is daarvoor
beter geschikt dan contact met al
lerlei kopstukken, die, ieder op hun
wyze, daartoe een steentje kunnen
bijdragen? Prins Bernhard heeft des-
tyds een lange reis door Zuid-Ame
rika gemaakt waarvan het Neder
landse bedryfsleven en dus de Neder
landse werknemers tot op de dag van
vandaag profiteren. Die reis zal ook
wel het een en ander hebben ge
kost, maar de cost gaet voor de baet
uyt.
Rotteveel neemt inderdaad onde
mocratische regimes in bescherming;
derhalve is hy een (proto-) fascist.
Het betoog van prof. Quispel
komt er dus op neer, dat hy, ter ver
klaring van een hem niet-welgeval-
lig feit (de artikelen van ondergete
kende) slechts één uit vele motieven
kiest en my als „wegbereider van het
fascisme" disqualificeert. Hy vergeet
gemakshalve dat er andere re
denen kunnen zyn om iets ten gun
ste van bepaalde regimes ter tafel te
brengen. Ik noem er een paar: ver
zet tegen de stelselmatige zwart-wit-
tekening van zekere weekbladen, ra
dio- en t.v.-commentaren; de erger
nis over het gebrek aan kennis van
deze „gelykstrykers" ten aanzien van
de geschiedenis van bepaalde landen,
waardoor het oordeel anders dient te
luiden dan wanneer dezelfde feiten
zich in West-Europa zouden hebben
voorgedaan; de veronachtzaming van
de strategische positie en bodemryk-
dommen van zekere staten, waar
Moskou en Peking de gretige hand
naar uitstrekken, enz.
Inplaats van rekening te houden
met de mogeiykheid van andere
overwegingen mynerzyds, beticht
prof. Quispel my zonder nadenken
zoals hierboven aangetoond via
een kromme redenering van leiyke
beweegredenen. Ik zou dit niet zo
scherp hebben gezegd als prof. Quis
pel redely ke tegenwerpingen had ge
maakt. Nu hy my, ongemotiveerd, in
de fascistische hoek zet, moet ik
moedigen en Persepolis is de grote
trekpleister voor de toeristen, die
Griekenland, Marokko, Tunesië, Tur-
kye, Egypte en Israël al hebben be
zocht en nieuwe objecten voor hun
reislust zoeken. In Perzië is men zo
verstandig hierop in te haken, zoals
ook reeds bleek uit het boekje over
Iran in de serie „Landendocumen
tatie" van het Koninkiyk Instituut
voor de Tropen.
3. Ik citeerde echte Perzië-ken-
ners, als Harold Volcke uit de
„Frankfurter Allgemeine Zeitung",
die kort tevoren had geschreven dat
Perzië, onder de staten in het Mid
den-Oosten, de voorbye tien Jaren
de scherpste sty ging in economische
ontwikkeling had weten bereiken
waardoor het niet eens meer onder
de „onderontwikkelde landen" gere
kend kan worden. Het opschrift van
zijn artikel luidde dan ook: „Perzië's
opbouw is een voorbeeld voor Azië".
En prof. D. R. Denman (Cambridge),
deskundige op het gebied van de
agrarische economie, schreef in een
speciale bylage van de „Times" op
14 december 1970: „De landhervor
ming in Perzië is een van de grootste
feiten van ordelyke herdistributie in
de wereldgeschiedenis van na de
Tweede Wereldoorlog".
Tot zover, zeer in het kort, de toen
aangevoerde argumenten ten gunste
van Perzië. „Maar", schreef ik, „weet
de heer Ten Cate veel! Schrijf maar
raak tegen de Sjah, dat gaat er al-
tyd wel in. Het enige wat hy met
zyn stuk bereikt is, dat Perzië in zyn
toeristische groei wordt gehinderd.
Het Perzische volk laat hem vrien-
deiyk danken!"
Kyk, prof. Quispel, wat u als (pro
to-) fascisme wenst te duiden, is my
nerzyds niet anders dan verzet tegen
„maar raak schrijven". Niemand be
hoeft my te vertellen, dat er heel
wat misstanden in de wereld zyn.
Maar wat my mateloos ergert, is het
klakkeloze cliché-denken en -schry-
ven, dat zich richt tegen bepaalde
landen, die nog niet zo ver ontwik
keld zyn als West-Europa. Met een
snik in de stem (Ja, die snik mag
vooral niet ontbreken!) geven be
paalde media doorlopend een eenzy-
dige voorstelling van zaken. De an
dere kant van de zaak zie hierbo
ven over Perzië werd en wordt
stelselmatig verzwegen.
In datzelfde artikel over Perzië van
10 augustus 1971 schreef ik nog:
„Wie enig geschiedkundig benul
heeft, weet dat er maar enkele lan
den zyn, die al eeuwenlang een re-
delyk-democratisch bestuur hebben
en dat de rest pas langzaam daar
naar toe groeit. De grote moeiiyk-
heid van het onderling verkeer tus
sen de staten van die uiteenlopende
categorieën is „de geiyktydigheid
van het ongelyktydige", zoals een ge-
schiedfilosoof het eens treffend heeft
gezegd. Op hetzelfde ogenblik, dus
in 1971, bestaan er over de gehele
wereld verspreid landen die een
zeer verschillend ontwikkelingsniveau
hebben bereikt. Men kan weliswaar
proberen daarin zo snel mogeiyk ver
andering te brengen, maar het is nu
eenmaal een keihard feit, dat dit niet
in een handomdraai kan geschieden.
Voor de heer Ten Cate is dat blyk-
baar nog steeds geen gesneden koek.
Hy behoort kennelyk tot wat ik de
„gelykstrykers" pleeg te noemen,
d.w.z. die lieden, die geschiedkundige
ontwikkeling, inheemse gewoonten
en denkwyzen en in tientallen
eeuwen gegroeide tradities by voor
baat van de tafel vegen. Eelke va
riatie is ontoelaatbaar en iedereen
moet maar denken zoals hy en de
zynen. Wie wat niet doet, staat in
het verdomhoekje".
Het spyt me, maar ik vrees, dat
prof. Quispel een soortgeiyk stand
punt als de heer Ten Cate Inneemt:
een gemakkelyke veroordeling uit
spreken over wat zich elders naar
eigen patroon voltrekt en dat
afmeten naar zuiver Westeuropese
maatstaven, zonder rekening te hou
den met de vaak dramatische voor
geschiedenis, met andere gewoonten,
tradities en denkwyzen. Wie dat doet
komt gemakkelyk tot een veroorde
ling van al die landen, die het „ge
daan" hebben. Ik wens daar niet aan
mee te doen en zoek zoveel mogelyk
naar de geschiedkundige achter
grond. Wie dat te veel moeite vind
en zich baseert op oppervlakkige
stukjes in zekere weekbladen, moet
zich dan maar scharen onder wat ik
de „weekblad-intellectuelen" noem.
Als men van die zyde myn arti
kelen als „fascistisch" wenst te beti
telen, moet men dat maar doen. Ik
houd my liever aan de spreuk, die
enkele Nederlandse raadhuizen siert:
„Audite et alteram partem", hoor
ook de wederpartij. Myn artikelen
zyn de stem van die wederparty. Dat
daardoor eenzydigheid ontstaat, zal
ik niet ontkennen, maar is niet myn
schuld. Dat ligt aan de eenzydigheid
van allerlei mzdia, waarvoor ik een
tegenwicht poog te verschaffen. Wat
dat met „wegbereiden van het fascis
me" te maken heeft, ontgaat my
volkomen.
ADVERTENTIE
Er zijn drie redenen:
Ten eerste: er zijn bij de ABN veel verschillende
spaarvormen, met oplopende rentepercentages,
zodat u precies dat kunt kiezen, wat u past.
Bijvoorbeeld: spaarboekje of spaarrekening,
rente 4'/!%. Maar ook: spaardeposito's, met een
opzegtermijn van 3 tot 24 maanden, waarbij
de rente varieert van 5% tot 7%.
Ten tweede: als u toch spaart bij de ABN,
kunt u meteen gebruik maken van al die
andere ABN-diensten: van een lening-op-maat
tot een zonnige vakantiereis.
Ten derde: als u nü een spaarrekening opent,
met een eerste inleg van tenminste f 10,-, doet
de ABN er f 5,- bij! En - dat is
eigenlijk nog een
Een echte bank, óók om te sparen.
Er blijkt misverstand te bestaan
over de hoofdredactionele noot
onder de ingezonden brief van
professor Quispel, zoals die
maandag in de krant verscheen.
"Domheid in het duister, woekert
voort; domheid in het licht valt
wellicht te cureren". Uit reac
ties van diverse zijden is geble
ken dat menigeen deze zinsnede
als een regelrechte desavoue
ring van columnist C. J. Rotte
veel heeft uitgelegd. Deze in
terpretatie is onjuist en de
hoofdredactie betreurt dat hier
mee de belangen van de heer
Rotteveel geschaad kunnen zijn.
De hoofdredactie erkent daar
bij ook volmondig dat een wat
onzorgvuldige wijze van formu
leren harerzijds tot dit misver
stand heeft aanleiding gegeven.
Daarvoor biedt zij op deze
plaats haar verontschuldigingen
aan.
Met handhaving van de constate
ring dat de mening van de heer
Rotteveel zijn louter persoon
lijke is (en daarbij vaak zeer
afwijkend van die van de
hoofdredactie), is bedoeld te
zeggen dat met het niet willen
kennisnemen van opinies, ook
als die extreem zijn, niemand
geholpen is. De onwetendheid
blijft en niet weten is dom
zijn; niet lezen is dom blijven.
Wie zijn tegenstander wil over
tuigen, moet minstens van
diens argument kennis nemen,
hoe bizar hij het mogelijk ook
vindt. En daarom nogmaals, nu
met een kleine variant, over
domheid en niet weten heerst
de duisternis. Dat kennisnemen
van eikaars mening kan daar
iets aan doen. Misschien blijft
die domheid, misschien ver
dwijnt zij. Maar dan pas "in het
licht" heeft men recht van
spreken.
Hoofdredactie
Hiermee wil ik reageren op de in
gezonden brief van prof. dr. A. Quis
pel in het L.D. van 19 november, on
der het hoofd "Verontrusting". Prof.
Quispel neemt in die brief stelling
tegen de teneur van de artike
len van dhr. Rotteveel. Ik lees deze
artikelen altyd met veel belangstel
ling en instemming, en wel omdat
daarin een byna uitgestorven geluid
doorklinkt van een man die de lucht
boven Nederland nog een beetje
blauw probeert te houden, dwars te
gen de zich alsmaar dikker samen
pakkende wolken van de geestelyke
en politieke milieuvervuiling. In een
steeds luidruchtiger opklinkende
baaierd van emotioneel geschreeuw
van "bepaalde zyde", laten we maar
ronduit zeggen dat hiermede altyd
Links en rood bedoeld wordt, tracht
dhr. R. onder aanvoering van argu
menten en logica de waarheid nog
een klein kansje op overleving te ge
ven. Het is vechten tegen een luid
ruchtige en Leeghoofdige bierkaai,
maar daarom niet minder lezens
waard.
In Nederland, waarin de belang
rijkste publiciteitsmedia, waar het de
opimlievormende programma's betreft,
gemonopoliseerd schynen te zyn door
links tot extreem links, is een meer
genuanceerde opstelling broodnodig.
Wanneer dhr. Quispel bezwaar maakt
tegen opmerkingen over het uiterlyk
voorkomen van dhr. Van der Stoel,
heeft hy gelijk: dit soort strijdmid
delen is niet geëigend voor iemand
van het kaliber \-an dhr. Rotteveel,
maar past meer in de styl van bij
voorbeeld de VPRO, dat open riool
van ons omroep bestel, waar een an
ti-Wiegel-cyclus tot de praktische
mogelijkheden bleek te horen. Overi
gens citeerde R. een kennis van hem.
Ik dacht dat dhr. R. gezien moet
worden als de woordvoerder van de
zwygende meerderheid, welke ik wat
ruimer omschreven zou willen zien
als de "zwygende, normaal voor de
kost werkende, alles betalende en
overal voor opdraaiende meerder
heid". Zulks in tegenstelling tot de
"schreeuwende, alle verantwoording
aan andere overlatende, talloze min
derheden" in Nederland. Dhr R. ziet
door alles heen het algemeen lands
belang, dat steeds meer verstikt
dreigt te worden door de belangetjes
van steeds meer en steeds kleinere
minderheidsgroepjes, welke, door hun
militante claim op inspraak, iedere
beleidsvoering en elke besluitvorming
geleidelyk onmogeiyk dreigen te ma
ken. De gang van zaken in de ge
meenteraadsvergaderingen van ons
eigen Leiden zyn daarvan een spre
kend voorbeeld.
Opnemen van brieven ln
deze rubriek behoeft niet te
betekenen dat de redactie
het met de inhoud eens is
De redactie behoudt zich
daarenboven net recht voor
om bijdragen te «velgeren dan
wel ln te korten
Wanneer boven het artikel van dhr.
Quispel het woord "Verontrusting"
staat: akkoord, maar dan wel graag
op de Juiste plaats en op de echte
gevaren gericht. Zoals het hardnek
kig trachten van bepaalde lieden om
ons aan te praten, dat we moeten le
ren leven met een snel groeiende
criminaliteit. Dat het feit dat het
aantal bankovervallen, dat in enkele
Jaren van twee per Jaar tot twee
per week groeide, nog geen weten-
schappeiyk bewys voor sty ging in
houdt. (sic!!) Dat vermogensdelicten
eigenlyk alleen in de vermogenssfeer
mogen worden bestraft (prof. Hlils-
mann). Dat militairen een by de
wet geregeld recht op staking moe
ten hebben (VVDM). Dat leerlingen
het recht moeten hebben, hun leraar
uit de klas te zetten (de uiteraard
communistische wethouder van
onderwys van Amsterdam). Dat de
achterstand in kennis by arbeiders
kinderen moet worden Ingehaald niet
door kennis maar door andere eigen
schappen, welke niet gericht zyn op
aangepast gedrag in onze maatschap
pij (actie PVDABC te Amsterdam).
Dat oorlog alleen verwerpeiyk is.
wanneer de communistische party
dreigt de verliezende party te wor
den. Zie Vietnam: elk protest tegen
de oorlog aldaar verstomde zodra de
Amerikanen zich terugtrokken. De
agressie van Noord-Vietnam gaat on
verminderd voort: Nu is de oorlog
niet langer mensonwaardig, want het
imperialistische communisme kan
doorgaan met haar agressieve poli
tiek.
Het is de grote verdienste van dhr.
Roteveel, dat hy haar agressiev
Rotteveel, dat hy ons steeds weer at
tendeert op verschiinselen als "selec
tieve verontwaardiging" ter linker-
zyde. Dat hy daarbil soms in herha
ling dreigt te vervallen, en dat zün
betoog daardoor soms eentonig dreigt
te worden, brengt hem in het goede
gezelschap van byv. Douwes Dekker,
die zich tegenover zyn lezers in zUn
Max Havelaar voor hetzelfde euvel
verontschuldigde. Zyn betoog werd er
slechts sterker door.
Morgenavond treedt in het LAK-theater het cabaretgezelschap "In den beginne" op. Louis Cor-
nelisse, Ellen Zonde en Marc van der Geer, alledrie leerlingen van het Rembrandtlyceum, streven
naar een serieus, demonisch, theatraal, droevig, meeslepend en tegelijk ook humoristisch pro
gramma. Hun programma "K" begint om acht uur.
Aan het artikel van prof, dr. A.
Quispel, in uw blad van 9-ll-'73, zou
den wy gaarne nog een en ander
willen toevoegen, mede in verband
met het "naschrift" van uw "hoofd
redactie".
Vooruit zy vastgesteld, dat wy het
ten volle eens zyn met de zienswyze
van de heer Quispel, ja, zelfs nog een
stap verder willen gaan. De tendens
die by uw blad de laatste jaren hoog-
ty viert is, zonder meer verderfelyk
te noemen.
Voorheen was de voorpagina van
uw blad voor de meeste lezers het
voornaamste deel van het nieuws.
Daar werden de toonaangevende
nieuwtjes verteld op eeriyke, reëele
wyze, zonder opsmuk, gewoon zoals
het was.
Heden ten dage is de voorpagina
gedegradeerd tot een armoedig sensa
tiegedeelte, met voor het grootste deel
een berichtgeving, die geheel is afge
stemd op de zienswyze van een of an
dere reporter, die verkondigd, dat zyn
zienswyze de juiste is
Over het blad verdeeld stralen de
"waarheden???", die alleen door de
betreffende scribent zo worden ge
zien of aangevoeld. "Overtuigin
gen???", die vooral in deze dagen van
internationale spanningen, mogelyk
nog vreselyk gevaarlyk kunnen zyn
ook.
Hier wordt heus niet alleen de
sphryver C. J. R. bedoelt, maar het
overgrote deel van uw werknemers,
die de naam van journalist niet eens
waardig zyn. De één bepaalt "zyn"
standpunt in milieu-vervuiling, sug
gereert die als de enig juiste, een
tweede weet op het gebied van de
sport veel en veel meer dan iedere
bondscoach, trainer, scheidsrechter,
aanvals- en verdedigingstaktiek of
wat dan of wie dan ook. Weer een
ander weet voor stads-, ver keer s-, wo
ning-, en nog andere voorzieningen,
de beste oplossingen te creëren, moes
ten ons lands- en stadsbestuur by in
de leer gaan. Op politiek gebied zyn
in verschillende van hen, ware groot
meesters verloren gegaan, in econo
misch en staatsrechtiyk inzicht, ge
lukkig dat hun "grootheid" aan ons
lands- en stadsbestuur bespaard is
gebleven tot nu, want mogelyk kwa
men er dan naast de olie-boycot, ook
nog andere sancties van geïnsinu
eerde grootheden.
Uw hoofdredacteur durft te vertel
len het "menigmaal" niet eens te zyn
met zUn reporters, schynt daar zelfs
nog een weinig trots op te zyn ook.
Bekent zelfs overtuigd te zyn, dat
de gegevens van C. J. R. "eenzydig"
dus "VALS" zyn, wil uw lezers dus
bewust voorlichten met "valse gege
vens". Is dat uw mening van juiste
voorlichting op democratische basis?
Heeft u de democratie zo hoog s aan,
dat u die gaat voeden met onjuiste
of minstens "eenzydige" voorlichting,
zonder behoefte die nonsens te her
roepen.? Op welke school wordt die
democratische wysheld in leer ge
bracht? Moet er niet ergens een beet
je schoolgeld worden teruggehaald?
Natuuriyk kunnen mensen onder
ling van mening verschillen, maar
dat verleent een eenling niet het
recht en de mogeiykheid. zyn "val6e"
en (of) "eenzydige" soms zelfs "ge-
vaariyke" injecties te geven aan de
goegemeente, met het gevaar, zo daar
door niemand wordt gereageerd, door
velen als waarheid te worden aan
vaard, want het staat toch ln de
krant.
Het minste of geringste dat kan
biyven hangen van dergeiyke insi
nuaties, is (by wie dan ook) verder
felyk, voor een juist democratisch in
zicht en overleg.
Om met uw eigen laatste zinsnede
te eindigen, laten wy allen hartgron
dig hopen en wensen, dat de duistere
domheid eenmaal de juiste genezing
vind.
J. J. Bekker
Utrechtse Veer 34
Leiden.