IAAR KOUDER DROGER KLIMAAT
fsbergen voor
oorziening met
oet water in
roge streken
VERST VERWIJDERDE
ORJECT IN HEELAL
f lil
ill
i hi
lIT
ui*
i in
in li i ii l
in li i n 1
in li
ui
n i
Ill Mil
iiiflgpQDnnui
WfimmBM
luidige ramp in centraal Afrika een voorbode?
ERDAG 11 AUGUSTUS 1973
de wereld een periode van
algemeen kouder weer
lief grote droogte tege-
Vele klimatologen condu
ct aan de hand van ver-
elen van de laatste tien
Zij zien in de rampzalige
6, die nu in centraal Afrika
oenen slachtoffers onder
heeft geëist en miljoenen
met de hongerdood be-
een duidelijk teken aan de
poor bijzonder grote moei
en voor de mensheid, in
tonder wat de voedselvoor-
betreft.
ichzelf zou een ander kli-
wanneer de wijzigingen
bepaalde grenzen bleven,
ed op te vangen zijn. Maar
er gevoelig zijn landbouw
geit, de voornaamste bron-
ior de voedselvoorziening,
i thans al niet in staat om
ile wereldbevolking op een
niveau te voeden, en de
ie groeit minder snel dan
kingsaanwas.
«lobaal kouder en droger
kan, bij een steeds groei-
•volking en een dalende
iroduktie tot een wereld-
ip leiden. Verschillende
in hebben reeds wereld-
s als de Wereld Voedsel
itie van de VN over him
ingen, conclusies en
^verwachtingen ingelicht
1 gedrongen op intensief on-
1 Bovendien willen zij, dat
ilusies van dat onderzoek
e zullen worden genomen
,w lerlei wereldinstanties die
j t globale planning op lan-
rmijn bezig houden, op
n zoals voedsel voorzie-
eboorteregeling, klimaat-
jng, grootse ingrepen in
.nde milieu zoals land-
»x..gsprojecten etc. Zij zien
j!" )mst somber in en willen,
lkf s wordt nagelaten wat na-
PIf evolgen kan hebben voor
ledselproducerend gebied
i en dat alles bevorderd
vat de produktie kan sti-
Ijzonder boeiend overzicht
eei verontrustende verschijn-
a »rd gegeven door een van
ischappelijke redacteuren
Cowen van de Christian
Monitor, het in Boston
siirschijnende internationa-
n lad dat zich een grote
3ei eeft verworven door koel-
mve goed gedocumenteerde
he irde voorlichting. Aan zijn
•tt «ringen (28 april en 7 juli
pr
jl.) ontlenen wij een belangrijk
deel van de gegevens in dit arti
kel.
Een geleidelijk warmer worden
van de aarde in voorgaande eeu
wen veranderde ongeveer een
halve eeuw geleden in een zeer
langzame afkoeling. Dit proces
werd vooral waargenomen aan de
hand van bodemtemperaturen,
maar later bleken ook de tem
peraturen van de atmosfeer te
dalen. Tussen 1958 en 1963 daalde
deze temperatuur gemiddeld 0,6
graad celsius, terwijl ook een da
ling geconstateerd werd in het
waterdampgehalte van de atmos
feer. Deze onderzoekingen werden
verricht door Victor P. Star van
het Massachusetts Instute of
Technology en Abraham H. Oort
van Princeton University.
In het laatste decennium heeft
deze trend zich verontrustend
voortgezet, en men heeft in die
tijd ook soortgelijke verschijnse
len waargenomen in de hogere
lagen van de atmosfeer, niet al
leen in de voorheen slechts on
derzochte lagere.
In datzelfde laatste decennium
zijn andere tekenen waargeno
men van een verslechterend kli
maat. R. S. Bradley en G. H. Mil
ler van de Universiteit van Colo
rado dat op Baffin Eiland (tussen
Canada en Groenland) het ijs- en
sneeuwdek op land en het ijs in
de meren afnemen zoals vroeger
maar aangroeien.
In Engeland heeft H. H. Lamb
van de Meteorologische Dienst
een trend naar groter droogte en
een verkorting van het gunstige
groeiseizoen voor landbouwge
wassen op een groot deel van het
noordelijk halfrond vastgesteld.
Wat de gunstige groeiseizoen be
treft, dat is gemiddeld twee we
ken korter geworden door de
koele lentes.
Niemand weet precies, waar
door deze veranderingen veroor
zaakt worden. Het gaat om een
zo complexe zaak, waarin oor
zaak en gevolg veelal niet van
elkaar zijn te onderscheiden.
Starr en Oort suggereren in een
artikel in Nature, dat verande
ringen in de zonnestraling een
belangrijke oorzaak kunnen zijn,
maar zij wezen ook op wijzigin
gen in het sneeuwdek in de po
laire streken (of zijn die een ge
volg van de fundamentele oor
zaken?), een wijzigend patroon
van de begroeiing van de aarde
en veranderingen in de opper-
vlaktetemperaturen van de zeeën.
Die laatste kunnen uiteraard ook
weer gevolg in plaats van oorzaak
zijn, maar zij zouden ook kunnen
veranderen door wijzigingen in
de zeebodem-activiteit. Wat de
veranderende begroeiing betreft
is de mens uiteraard een belang
rijke factor. Datzelfde geldt voor
de vervuiling van de atmosfeer,
die een grote invloed kan hebben.
Juist daarom lijkt een intensieve
wereldwijde, aan geen finaniciële
beperkingen onderworpen studie
van deze materie van de grootste
importantie. De technische mid
delen zijn er, zoals satellieten,
instrumenten voor oceanogra-
fisch onderzoek en computers.
Het gaat in deze zaak niet om
de nadering van een nieuwe ijs
tijd op "korte" termijn, maar om
een "subglaciale" koude-periode,
zoals die tussen ijstijden door in
het verleden dikwijls schijnt te
zijn voorgekomen, het laatst ver
moedelijk omstreeks 1600.
Toen was het verschijnsel niet
ernstig in een "onderbevolkte"
wereld. Thans en in de nabije
toekomst kan iets dergelijks tot
een catastrofe leiden, nu de we
reld zoals gezegd geeneens in
staat is onder "goede" omstan
digheden de voedselvoorziening
van de mensheid op een redelijk
niveau te brengen.
Het subtiele klimatologische
evenwicht, afhankelijk van on
telbare factoren in een nog niet
voldoende begrepen samenhang,
kan ook door geringe verstorin
gen de mensheid bedreigen.
Het zou een misdaad tegen de
mensheid zijn, wanneer de grote
technische mogelijkheden van de
huidige tijd door kortzichtigheid
niet zouden worden gebruikt om
een ramp te voorkomen.
foorziening met schoon zoet drinkwater is niet alleen in het
uilde Europa en Noord-Amerika een zorgwekkend vraagstuk,
in schonere streken. Daar is de oorzaak echter niet de vervui-
met het gebrek aan zoet water op zichzelf, zoals in vele woes-
treken, in Australië, in Chili.
e Amerikaanse geleerden, dr. William J. Campbell en dr. Wilford
ks, zijn van plan daar wat aan te doen en zij willen daarvoor
eD uik maken van de voor dit doel nog geheel niet aangesproken
reserve aan zoet-water, die er op de wereld bestaat: de
's van het Zuidpoolgebied, in het bijzonder afgekalfde tfs-
f' pbell, een geofysicus van de Amerikaanse Geologische Studle-
vdj it in Tacoma en Weeks, die als burger werkt voor het gletcher-
rzoek van het Amerikaanse leger, spraken in 1969 voor het
over dit denkbeeld maar kwamen toen aanvankelijk tot de
ev lusie dat het onuitvoerbaar was. Niettemin zetten zij een studie
ïai )uw en zij kwamen, na kennismaking met de nieuwste beno-
technieken, tot de conclusie dat het project wel degelijk
tiaAsvatbaar was en niet eens zo heel veel problemen zou op
en.
ayt mderzoeken thans de mogelijkheden, om enorme ijsbergen naar
pisten van die dorstende streken te slepen en daar te ontdooien,
een rendabele onderneming zijn ijsbergen of als men wil
Ihollen nodig van minimaal 240 meter dikte, 2400 meter
H Ite en 10 kilometer lengte. Dergelijke ijsmassa's zijn er rond
rctica in overvloed aanwezig. Zij bestaan uit het zuiverste zoete
men zich denken kan, zuiverder dan het water van de
}lf Sste bergbeekjes waar ook ter wereld.
[Verslepen van zo'n ijskolos naar Australië, Chili, Afrikaanse
o, de Bermuda's, Florida of Californië zal, al naar gelang de
vele maanden tot enkele jaren duren.
Ie sleepperiode zal wel veel ijs verloren gaan door smelting,
het grootste deel blijft intact. Dat kan, bij aankomst bü het
langs verschillende methoden ontdooid worden en in pijp-
gen naar de wal worden gepompt. Zelfs bestaat de moge lij k-
reeds tijdens de langdurige tocht het smeltwater op te van-
'b.v. in kommen in de ijsberg) zodat dit direct bij aankomst
vorden overgeheveld in de leiding naar land.
zaken vragen nog om nadere studie: de invloed van zo'n ijs-
tijdens de vaart en op de plaats van aankomst op het natuur-
tee-milieu en de bevestiging van de sleepkabels. Het eerste
[stuk lijkt het belangrijkste, maar ook daarvoor is al een op-
ig aan de hand gedaan: bouw op de plaats van bestemming een
d sntrale op zee, die het smeltwater van de ijsberg ten dele ge
il t als koelwater, zodat de waterkoeling door de ijsberg geneu-
feerd wordt door de verwarming als gevolg van het koelwater
de centrale.
initiatief nemers denken over drie jaar zover te zijn, dat het pro-
W experimenteel kan starten.
Wetenschap en
technologie
door P. Bok
Het verst verwijderde object in het heelal dat visueel door
mensen is waargenomen is thans de quasar OH-471. Deze qua
sar (quasi-stellar object) is zover van de aarde verwijderd,
dat het licht met een snelheid van 300.000 km per seconde
er elf miljard jaar over heeft gedaan om ons te bereiken. Dit
record is gesignaleerd door de astronomen R. F. Carswell en
P. A. Srittmatter van het Steward Observatorium van de Uni
versiteit van Arizona in de VS, die daarover onlangs publi
ceerden in het wetenschappelijk tijdschrift Nature.
Het hemelobject was 't eerst
waargenomen als bron van radio
straling door sterrekundige John D.
Kraus en collega's van het Ohio
State University Radio Observatory
(V.S.) en gecatalogiseerd onder het
nummer OH-471. Zij identificeerden
deze radiobron later met een zwakke
zichtbare ster van de 18e grootte,
welke identificatie nadien bevestigd
werd door waarnemingen in Enge
land.
Juist deze samenhang tussen ster
ke radiostraling en visueel beeld van
een stetretje bracht de genoemde
astronomen Carswell en Strittmat-
ter er toe na te gaan, of het hier
ging om een quasar, dat zijn krachti
ge radiobronnen die uiterlijk op ster
ren lijken maar zich met enorme
snelheden van ons verwijderen op
zeer grote afstand. Zo wil de gang
bare theorie het althans, hoewel
niet alle deskundigen het over die
enorme afstand eens zijn.
Die afstand wordt afgeleid van de
„roodverschuiving" in het uitgezon
den licht. Het is het „doppler-effect"
dat een groot hulpmiddel is in de as
tronomie voor de bepaling van snel
heden en afstanden.
Wie wel eens een fluitende trein
langs heeft horen komen, weet dat
het geluid bij het naderen van de
trein hoger lijkt en bij het verwij
deren lager. De oorzaak daarvan is
dat bij het naderen van de trein de
stand tussen ogenblikken (dus
plaatsen) waarop 2 geluidsgolftoppen
kleiner is dan bij het verwijderen.
In het eerste geval loopt de trein
met de geluidsgolven mee naar de
toeschouwer, waardoor hij een be
paalde golftop ten dele inhaalt alvo
rens de andere wordt uitgezonden,
de golflengte wordt daardoor kleiner,
dwz. met een constante snelheid van
de voortplanting van het geluid door
de lucht de frequentie hoger, dus het
geluid „hoger". Het omgekeerde ge
beurt bij het verwijderen van de
trein. Dan worden de golven langer,
de frequentie lager, dus het geluid
lager, dieper.
Hetzelfde is het geval met licht.
Nu zenden sterren licht van velerlei
golflengte uit, waardoor de sterkte
van de verschuiving bv. naar lan
gere golflengte bij verwijdering van
een hemelobject van de aarde af
moeilijk vast te stellen is. Ware het
althans niet dat zich in het sterre-
licht typerende emissielij nen bevin
den. 't Spectrum van een ster is
niet van doorlopende gelijke sterkte.
De uitgezonden golflengten zijn af
hankelijk van zowel de tempera
tuur van de ster als de samenstel
ling van de materie van de ster.
Typerende emissielijnen verschui
ven bij snelle verwijdering van een
hemelobject naar een langere golf-
lengt, meer naar het rode deel van
het spectrum.
Door de meting van de „roodver
schuiving" kan men derhalve de
snelheid bepalen, waarmee hemel-
objecten zich van ons af bewegen.
Doordat men via andere technieken
de afstand tot bepaalde ver verwij
derde objecten heeft kunnen vast
stellen. heeft men ontdekt dat bij
hemelobjecten in het algemeen een
grotere roodverschuiving bestaat
naarmate zij verder verwijderd zijn.
Dat wil zeggen dat het heelal als
geheel expandeert, razend snel gro
ter wordt, dat de grote objecten zoals
sterrenstelsels (onze zon is een van
de miljarden sterren van het Melk
wegstelsel) zich van elkaar verwij
deren. De verst verwijderde objecten
hebben de grootste snelheid van ons
vandaan.
Terugkerend naar het eigenlijke
object van ons verhaal: van de qua
sar OH-471. werd vastgesteld dat die
een roodverschuiving heeft welke
duidt op een snelheid van ongeveer
90 procent van die van het licht.
Overeenkomend daarmee was de
afstand tussen aarde en quasar op
't moment dat het thans ontvangen
licht werd uitgezonden 11 miljard
lichtjaar, dat is de afstand die het
licht met een snelheid van 300.000 km
per seconde aflegt in elf miljard
jaar. In kilometers uitgedrukt is dat
bij benadering 110.000.000.000.000.000.
000.000 km, maar dat getal zegt
natuurlijk niets, zelfs als men het
vergelijkt met de afstand aarde
maan. die circa 400.000 km bedraagt.
Het merkwaardige is. dat we met
het waarnemen van zeer ver verwij
derde objecten in het heelal ook te
rugkijken in de tijd. Het licht van
OH-471 heeft er elfmiljard jaar
over gedaan om ons te bereiken: we
zien dus de situatie van elf miljard
jaar geleden. Stond de quasar toen
elfmiljard lichtjaar weg, dan is deze
thans alweer veel verder, wanneer
zij zich toen al met een snelheid van
90 procent van die van het licht van
ons af bewoog en de snelheid groter
wordt naarmate de afstand groeit.
Er is een merkwaardige zaak aan
de hand met dergelijke theorieën.
Men kan aan de hand van afme
tingen en expansiesnelheid van het
heelal berekenen, wanneer dit pro
ces begonnen moet zijn met een gi
gantische explosie van een in be
trekkelijk kleine sfeer samengebalde
oermaterie. Dergelijke berekeningen
duiden op een „big-bang" van onge
veer twaalfmiljard Jaar geleden.
Maar hoe kan dan een hemelobject
al een miljard jaar na de oer-explo-
sie (immers nu 11 miljard jaar
geleden) op elfmiljard lichtjaar af
stand van ons verwijderd zijn. ter
wijl volgens de geldende theorieën de
maximaal bereikbare snelheid de
lichtsnelheid is?
Het zijn kosmologische vragen
waarover men zich het hoofd nog
breekt. Die hoofdbrekens zullen ern
stiger worden naarmate men nog
verder verwijderde objecten identi
ficeert met nog grotere snelhedenn
ten opzichte van de aarde, waarvan
wij bovendien dan lichtsignalen ont
vangen die zijn uitgezonden vrijwel
aan het .begin, van het heelal zo
als dat thans bestaat en zich ontwik
kelt.
Wellicht komen wij op die vraag
stukken binnenkort nader terug.
Enige voorbeelden van spectra met een roodverschuiving,
die aanduidt met welke snelheid het betrokken sterrenstelsel
zich van ons verwijdert. De pijltjes wijzen telkens de zelfde
spectraallijn aan, die steeds meer naar rechts verschuift,
naar het rood, naarmate de snelheid groter is. Die snelheden
zijn resp. van boven naar beneden 1210, 15.000, 21.60039.200
en 61.000 km per seconde.