Hildegard Knef ook poëtisch KEUKENPRINS HUGH JANS „KOKKERELT' Komrij: „Een moederhart, een gouden hart" Weer toekomst voor meerval als sportvis I vis T sport Boehen Ik zal spuwen op jullie graf TO Zonde va] het papieJ PAGINA 14 ÈXTfcA" ZATERDAG 4 AUGUSTUS Hildegard Knef, „Teksten", uitge verij J. H. Gottmer, prijs (inclusief grammofoonplaatje) f 17.90. We kennen Hildegard Knef als to neel- en fiimaobrice en aüs chanson- nière. Verder heeft ze al eens een boek geschreven („Een gegeven paard") dat ooit in de top vajn de internationale bestsellerlijsten ver zeilde. Het beleefde een oplage in al lerhande talen van ruim één mil joen. En nu is ze dan op de poëti sche toer gegaan. In de bundel teks ten (die in het Duits „Ich brauch Tapetenwechsel" heet) echte poëzie, chansons en ook wat proza. Nadeel van Hildegard's werkwijze ls, dat in haar gedichten erg veel herhaalde regels zitten. Kennelijk zit daarbij het schrijven van chan sons in de weg: bij het zingen zijn die herhalingen zeer normaal. Als je een gedicht leest werkt het echter nogal eens irriterend. Op het bijge voegde plaatje, waarop zij zelf een 6tuk of tien teksten „zegt", zijn die herhalingen weggelaten. Dat is een duidelijke verbetering. De tekst zelf moet Je eigenlijk ook door haar ho ren vertolken. De stem van Knef is zo eigen, haar manier van brengen zo brokkelig, dat het een voor mij on losmakelijk geheel vormt. Ernst van Altena tekende voor de rechterpagina's van 't boek. Op de linker staat namelijk steeds de oor spronkelijke tekst, op de ander dat wat Van Altena er van maakte. Met opzet gebruik ik niet het woord ver taling. Neerlands beste vertaler van chansons heeft zich er nogal wat ke ren vrij gemakkelijk vanaf gemaakt en de tekst is slechts zelden gelijk waardig aan de Duitse. Excuses als dat moet voor de muzikale begelei ding doen in een boek natuurijk wei nig opgeld. Vaak gaat de hele opbouw van een gedicht verloren, komen de „diepere bedoelingen" niet over. Jammer vooral voor de mensen die de Duitse taal niet voldoende beheersen. Zij missen namelijk een heel stuk van de sfeer, die bijna voelbaar in de teksten van Hildegard Knef ligt op gesloten. In een proza-stuk vertelt ze, dat ze worstelt met een tweede boek, dat het haar min of meer achtervolgt. Uit gever Gottmer deelt mee, dat we dat ook op de Nederlandse markt kunnen verwachten. Ik zie er in ieder geval met belangstelling naar uit. PIETER TAFFIJN - Boris Vian: „Ik zal spuwen op jullie graf". Uitgave Arbeiderspers Amsterdam. We leven in de Jaren, dat „te" er niet meer bij is. Vandaar waarschijnlijk, dat Je na lezing van „Ik zal spuwen op Jullie graf' met de vraag blijft zitten waar om de Franse Justitie in 1946 en ook in 1950 nog ingreep en het boek verbood, omdat het te sek sueel en te wreed was. De uitgever presenteerde het boek toen als vertaling van de z.g. Ame rikaan Venion Sullivan. Dat kwam goed uit, want Vian kende het harde werk van Spillane en Had- ley Chase als geen ander. Toch voegde hij aan deze Amerikaanse hardheid een stuk „eigen" toe, waardoor het boek in de Jaren vijftig zelfs werd toegeschreven aan Kafka. Wat frappeert nu na een kwart eeuw nog. nu de Arbeiderspers heeft gemeend het boek te moeten uitgeven in de serie „crime de la crime"? Niet de vorm, want het gebruik van schuttingwoorden op vrijwel elke bladzijde is niet op. vallend meer in deze tijd. Toch wel de inhoud, die getuigt van een denkwereld, waarmee velen moei» te zullen hebben. Met seksuele uitspattingen (zijn die er?) ge- paard gaande moorden uit wraak op de hele maatschappij zijn geen gebeurtenissen van alle dag. Dat het gebeurt door een neger geeft ook nu nog een extra dimensie HANS MELKER! Hugh Jans, „Bistro koken", uitge verij Van Dishoeck, prijs f 13,70. Zo langzamerhand wordt het idee doorbroken, dat 't alleen de vrouw 'S, die eten klaar mag maken. Nu de tijden over lijken te zijn, dat de stel ling „een vrouw hoort achter het for nuis" heilig was, durven de mannen die van koken houden dat te beken nen. Natuurlijk deden ze dat al Ja ren, maar durfden het niet te zeggen uit angst te worden uitgescholden voor mietje of voor verwijfd wezen. Hugh Jans heeft aan dat wegne men van een fout idee duchtig mee gewerkt. Iedereen wist dat hij teke naar was, maar plotsklaps kwam men er ook nog achter, dat hij een kunstenaar is met pollepel en koe- kepan. In bet begin waren er wel le den van het zwakke geslacht, die dat „eng" vonden, maar dat is nu wel over. Jans is een man. die als kok is geaccepteerd. Gelukkig, mogen we wel zeggen. Want anders had uitge ver Van DiShoeck het misschien niet aangedurfd zij-n recepten natuur lijk op de Franse keuken geënt op de markt te brengen. Want er staan heerlijke dingen in, dat kan ik u verzekeren. Samen met mijn echt genote zijn er verschillende recepten uitgeprobeerd en het resultaat was zeer goed. Jans brengt zijn aanwijzingen simpel en duidelijk, maar ook prettig leesbaar. Dat is één goed ding, een ander is dat hij ruimte laat voor per soonlijk initiatief. Dat betekent niet, dat de aanwijzingen summier zouden zijn. Integendeel. Maar bijvoorbeeld in het hoofdstuk sauzen worden er steeds alternatieven gegeven, kri] steeds ruimte eigen voorkeuren verwerken. Een waarschuwing is hier niet i plaatst. Als u alleen maar van s zieboontjes houdt en een run lapje zonder flauwekul, hoeft u dit boekje niet te beginnen. Als u ter graag iets 'lekkers op tafel br< dat afwijkt van het alledaagse, ku bij Jans terecht. Maar houdt i dan ook wel rekening mee, da bebaarde kok bijna altijd mei knoflook klaar staat. PIETER TAF] Nieuwe bundel met „moeder" cds centrale punt Gerrit Komrij. Een moederhart, 'n gouden hart. De Arbeiderspers, Am sterdam. Door de eeuwen heen is moeder een dankbaar onderwerp geweest voor dichterlijke geesten. Zij vormde de verheven schoonheid en ondefinieer bare bron waar zich het leven begon te ontplooien. Zij was het geschiede nisboek met dierbare herinnering, het tastbare bewijs van een niet te doorbreken liefdesband. Een dichter als Victor de la Mon- tagne is er beroemd om geworden, maar ook in vocale sferen zijn tal rijke coryfeëen naar de sterrenhe mel geschoten. Dank zij moeder. In zijn boeiende ballade „Een moeder hart. een gouden hart", weet een man als Gert Timmerman haar zo treffend te bezingen dat niet alleen de hete tranen achter de ogen wellen maar bovendien de platenindustrie welk een ontnuchterend element in deez' tooh zo schone aangelegenheid er zeer wel bij vaart. Misschien maar wie zou dat dur ven beweren is er een vleugje van dit overweldigende kassucces als in spirerend vonkje naar de dichter Gerrit Komrij overgeslagen toen hij besloot een bundel samen te stellen waarin moeder een centrale plaats in neemt. Een bundel waarin verschil lende aan moeder gewijde dichtspin- sels zijn verzameld en waarin tal van dichters, onder wie Elsschot, Nij- hoff. Staring, Aafjes en Kloos. ge tuigen van de verwevenheid van moe der, schoonheid en weemoed. Aan de ene kant heeft deze bun del de onmiskenbare aantrekkelijk heid van een verzamelwerk. Maar aan de andere kant sluimert er iets commercieels in dat Je doet afvra gen of we ook in de dichtkunst niet toegaan naar de niet te stuiten ver zamelwoede die zich de laatste ja ren steeds veelvuldiger in de platen industrie manifesteert. Hopelijk is de vrees daarvoor onge grond. Misschien zullen er véle lief hebbers of -hebsters met grote vaart naar de boekhandels stappen om de bundel er vandaan te sleuren. Mis schien vanwege de dichters, mis schien ook vanwege moeder, de herin neringen aan het ouderlijk huis en de geurende wastobbe op maandag morgen als je van school thuiskwam, aan de momenten dat ze bemiddelde tussen jou en Je vader. Over wee moed gesproken WIM WIRTZ Het Italiaanse liefdeleven van Engelse vrouw, door Dinah Bri uitgeverij De Arbeiderspers, Am u dam. f 18.5Q. Verveelde dame is tien dagen V aer echtgenoot en benut die pel om aan één stuk door de liefd - bedrijven met een passant in| Italiaans vakantie-oord. Wat I in enkele regels wordt verteld! schrijft Dinah Brooke 221 pagl lang. Een damesbladverhaal oral slecht pornografisch geschrijf op te hangen. Volkomen emotie! zonder enkel herkenningspunt. alleen het boek is zonde van hei! pier, het is zelfs verspilling om e rieus op in te gaan. RONNY V - Dezer dagen is het bewijs weer eens geleverd. Er zit in ons viswater nog steeds meerval. Ondanks het feit dat lange tijd werd aangenomen, dat deze vissoort was uitgestorven blijken er op de grote Zuidhollandse plassen, zoals Kaag, Braassem en Westeinde nog exemplaren te huizen. Ook de Ringvaart rondom de Haarlemmermeer moet nog een aan tal forse exemplaren rondzwemmen. Niet ontkend kan worden, dat de vis zeldzaam is geworden in onze con treien, maar zo nu en dan worden er toch vangsten gemeld. Zoals dezer dagen uit Aalsmeer waar de Hoofddorpse garagehouder Leen de Jong een exemplaar van ruim tien pond en een lengte van 87 centi meter aan de haak sloeg. Drie kwartier vocht hij alvorens 't oersterke beest zich gewonnen gaf en capituleerde voor de slip van de werpmolen en de behendigheid van sportvisser De Jong. De vangst staat niet op zichzelf. Ook de beroepsvis sers op de plassen en in de Ringvaart komen zo nu en dan in hun net ten een meerval tegen. Maar zoals gezegd: dikgezaaid rijn ze beslist niet en wie eens tot zijn vismaat wil zeggen: „We gaan vandaag eens lekker op de meerval vissen", zal een heel stukje de landsgrenzen over moeten gaan. Zoals bijvoorbeeld de Wassenaar- se leraar, de heer Jurdzin, over wie ik enkele Jaren geleden in deze vis- rubriek al eens heb geschreven. Van gen van een meerval, betekent op het ogenblik dus dat Vrouwe Fortuna u gunstig gezind is. Maar er is een kans, zij het nog vrij kleiine, dat we in de toekomst toch meer zullen ho ren over deze enorm sterke vis. Kweekvissen In de kweekvijvers van de Organi satie ter Verbetering van de Binnen visserij in Oostelijk Flevoland wordt namelijk op het ogenblik onderzocht of de kweek van deze vissoort moge lijk is en of de meerval de henge laar de „nodige sport" kan bieden. Wat die kweek betreft stond in het laatst verschenen jaarverslag van de OVB een verslag van de eerste erva ringen met 25 exemplaren afkomstig uit Hongarije en een exemplaar die door beroepsvissers was gevangen op de Westeinder Plassen. Langs verschillende wegen werd geprobeerd de meervallen tot voort planting te brengen. Zo werd een deel in paaivijvers ondergebracht en een ander deel werd langs kunst matige weg bevrucht in een broed huis. De resultaten van de paaivij vers waren povertjes. Ondanks het feit. dat er talrijke voorzieningen wa ren aangebracht in de vijvers paaide slechts één paar af. De 5000 tot 10.000 eieren, die wer den afgezet kwamen door onduide lijke oorzaak niet uit. Bovendien tra den er bij de eieren sterke schimmel- infecties op, die niet te bestrijden waren. Broedhuis Meer succes hadden de viskwekers in het broedhuis. Vooral het vrouwe lijke exemplaar afkomstig uit de Westeinder Plassen was daarvoor verantwoordelijk. Er konden 8000 a 9000 eieren worden gewonnen waar uit na de bevruchting 7000 kleine meervalletjes tevoorschijn kwamen. Om het risico bij het opkweken te spreiden werden de meervalletjes over de verschillende kweek en proefbedrijven van de OVB verdeeld. Opvallend tijdens de groei was, dat het gewicht van meerval letjes sterk uiteen begon te lopen. De ene meerval groeide sneller dan de ander en het gevolg was dat er door kannibalisme nogal een aantal verloren ging. De bezoekers van de laatste Visma in de Rotterdamse Ahoyhallen heb ben enkele maanden geleden in de stand van de OVB kunnen zien, dat de groei voorspoedig is verlopen. In een bak zwommen al exemplaren van een paar decimeter rond. Overigens zal het nog wel enkele Jaren duren alvorens de eerste exemplaren kun nen worden uitgezet in het Neder landse viswater. Er moeten nog heel wat proeven worden genomen. Bo vendien moet nog meer ervaring wor den opgedaan met de kweek van deze vissen. Pas dan zal de OVB beslis sen of men op grote schaal meerval zal gaan kweken om ze tenslotte te gaan leveren aan de hengelsportver enigingen voor uitzetting. Bijtlust Een van die dingen, die nog uit gebreid onderzocht zullen moeten worden is hoe het staat met de bijt- maar dat de echte strijd pas begint wanneer de hengelaar poogt het beest naar de oppervlakte te bren gen. Bodemvis De meerval is een bodemvis en ver toeft daar dan ook het liefst. Verliest hij het contact met die bodem dan begint de vis enorme ramen te ma ken. Zo'n dril kan dan vele minuten duren alvorens de meerval uiteinde lijk toch capituleert, 'n Opvallend punt van de proefvdsserü was dat de meervallen vrijwel allemaal keu rig gehaakt waren en gemakkelijk konden worden vrijgemaakt. John Preger viste die dag alleen met vis, zodat vergelijking met an dere aassorten ontbrak maar uit de buitenlandse hengelsportliteratuur is te leren dat ook een bundeltje wor men of zelfs een handje kippedar- men de meerval tot bijten kan ver lokken. Meestal wordt de meerval af geschilderd als een vis, die 's nachts aast, maar evenals de karper is hij ook overdag te vangen. Wel blijkt dat met bewokt weer beter wordt ge vangen dan met zonnig weer. Voor de visstand in ons viswater is het te hopen dat de kweekproe- ven van de OVB met de meerval goéd lukken. De meerval kan dan mis schien voor een welkome aanvulling zorgen in de roofvispopulatie van ons viswater. Vooral nu het aantal snoe ken steeds geringer wordt hebben we behoefte aan een rover, die zo nu en dan wat opruiming houdt onder de zieke en zwakke vis. En als we de beschrijving in verschillende visen- cyclopedieën mogen geloven is de meerval daar best toe in staat. Hoe groot Een vraag die elke sportvisser nu lust, met andere woorden of het een vis is, die in ons water een geschikte sportvis is. Tot dusver zijn er slechts enkele visproeven gehouden in de kweekvijvers van de OVB .Dat ge beurde met uit Hongarije geïmpor teerde exemplaren. Zo'n proef visse rij werd onder meer uitge voerd door mijn collega-sportvisser John Preger, hoofdredacteur van het blad Piscator. In de zomer vain 1970 viste hij in Oostelijk Flevoland op wat hij noemde de "gemarmerde rover uit de Balkan". John Preger keerde na die dag vis sen zeer enthousiast terug; Samen met zijn hengelmaat Hans Zijslings ving hij die dag elf exemplaren. Ze werden gevangen aan levende of dode visjes en stukjes vis. Een van de con clusies na die visdag was, dat de meer val zich over het algemeen vrij ge makkelijk naar de kant laat halen, waarschijnlijk nog op de lippen brandt is hoe groot zo'n meerval kan worden en hoe zwaar hij maxi maal kan wegen. Volgens het boek van de Duitser Stanislav Frank wordt de meerval maximaal vijf meter lang en ligt het hoogste gewicht dat hij kan bereiken rond de driehonderd kilo. De Zoetwater vissengids van Elsevier weet te melden dat "t groot ste exemplaar, dat in Nederland werd gevangen een meter tachtig lang was. Gewoonlijk zijn de volwassen meer vallen zo'n meter lang en wegen om streeks twintig pond. Al met al een sportvis die er best wezen mag. En nu we toch met getallen bezig zijn nog 'n paar cijfers over 't vis water in ons land. Op 1 januari 1971 konden de hengelaars in ons land beschikken over bijna 130.000 hecta re viswater. In de provincie Zuid-Hol land ligt daarvan 31.800, hectare, serc waartoe ook het Hollandsch Diqb het Haringvliet gerekend kens een enquete die op gezett suli den wordt gehouden is de hoeve* jesl polderwater de laatste decérter sterk teruggelopen. Op 1 Januari h was er nameljk nog 47.600 h« op 1 januari 1965 bleek het t< laar gedaald tot 40.5000 hectare en Januari 1971 restte er nog sl 37.900 hectare. Als oorzaken W 'HE worden genoemd stadsuitbrd ruilverkaveling en wegenaanle g Geluiden Tenslotte nog een opmerkelljl richt uit Polen: in de hoofdstad schau is een grammofoonplaat schenen waarop de „stemmen' vissen uit de Rode Zee, de Kaap u Zee en de Zee van Azov zijn vi legd. Tevens is bij de plaat eet ef ?rd uee] foor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 14