BRASEM
IN VELE
VORMEN
Lichtvoetige
eestigheid
s verdwenen"
Norte besgryving Leyden
I vis
I sport
Roel van Duyns „Zweet":
Boeken
„Decadente dromers
een vervelend boek
'anorama's
Uaderen
n oude
Er zijn maar weinig vis watertjes in ons land aan te wijzen,
waar ze niet te vinden zijn. Bijna altijd zwemmend in flin
ke scholen soms met tientallen exemplaren dicht bij el
kaar en met hun uitklapbare stofzuigerbek de bodem
„afgrazend". Dat is de „a-bramis brama", zoals hij met een
geleerd woord wbrdt genoemd, maar die de doorsnee hen
gelaar niets zal zeggen.
Heel anders wordt dat wanneer
we u zijn hollandse naam noe
men: de brasem. Een vissoort,
die nog altijd favoriet is bij een
grote groep sportvissers, ondanks
het feit dat een heel rijtje min
der vleiende namen voor hem in
omloop zijn zoals „luie dweil" en
„slijmjurk".
Of die namen al dan niet terech
zijn, willen we op dit ogenblik
even laten rusten, want ik wilde u
eerst iets vertellen over het grote
verschil in verschijningsvorm van
de brasem in verschillende wa
teren. 't Zou namelijk aardig zijn
om eens een aantal brasems
naast elkaar te leggen, die op ver
schillende plaatsen zijn gevangen.
U zou waarschijnlijk verbaasd
staan te kijken, want dan komen
er frappante verschillen aan het
licht, daar ben ik van overtuigd.
Het is zelfs niet uitgesloten, dat er
exemplaren naast elkaar zouden
liggen, die zo veel van elkaar af
wijken, dat een oppervlakkige on
derzoeker zou menen, dat het hier
gaat om twee verschillende vissoor
ten. Om nog één stapje verder
te gaan: zelfs op één plas kunnen
brasems wat uiterlijk betreft toch
duidelijke afwijkingen vertonen.
Tot de reeks factoren, die een
belangrijke rol spelen behoren on
der meer de bodemgesteldheid en
de plantenbegroeiing in het wa
ter. Daarnaast ongetwijfeld ook de
waterkwaliteit en de diepte van 't
viswater. En zeker niet in de laat
ste plaats de bezettingsgraad, dat
wil zeggen hoeveel brasem er in
een bepaald water voorkomt.
Laten we voor het gemak even
een van de scheldnamen voor de
brasem als uitgangspunt nemen:
„slijmjurk". Voor vele hengelaars
is de brasem een vis die ze het
liefst niet zouden vastpakken om
dat de schubben met een dikke
slijmlaag zijn bedekt. Die con
statering is in zijn algemeenheid
wel juist, maar dat elke brasem
per definitie een slijmerig beest
is, durf ik te bestrijden.
De dikte van de slijmlaag kan
namelijk van water tot water dui
delijk verschillen. Om maar eens
dicht bij huis te blijven: de bra
sem, die in de Langeraarse Plas
sen rondzwemt heeft over het al
gemeen een veel dikkere slijmlaag.
dan de brasem die gevangen
wordt op andere plaatsen in het
Zuidhollandse plassengebied zoals
de Boerenbuurt, het Braassemer-
meer, de Ringvaart en de West
einder. Bovendien is de brasem er
in de meeste gevallen ook kleiner
van stuk.
De oorzaak moet gezocht wor
den in de zeer zware bezetting van
blei en brasem in de Langeraar
se Poel en de sterke algenontwik-
keling, die zich daar een groot
deel van het jaar voordoet. Op de
grote plassen zoals de Braassem,
de Westeinder, de Kaag en de Wij
de Aa wordt 't uiterlijk voor een
belangrijk deel bepaald door de
bodemgesteldheid en de begroei
ing.
Op de harde bodem met weinig
begroeiing vinden we in de mees
te gevallen ook brasem, die een
dunnere slijmlaag heeft dan de
brasem in een gebied met veel
waterplanten en 'n zachte bodem.
Een zeer duidelijke afwijking
tussen verschillende brasems is die
in kleur. De glans van de schub
ben kan variëren van een bleek
en vaalgrijze tint, via donkerbruin
tot pikzwart. Bepalend is hier de
diepte en de soort water.
De lichtere tinten vinden we in
minder goede waterkwaliteit een
rol speelt bij de groei van de vis.
Trouwens ook in het stadswater
van Leiden wordt deze mini-
brasem aangetroffen.
Het is mij langs de waterkant
ook nogal eens opgevallen dat tus
sen hengelaars hele polemie
ken werden gevoerd of een gevan
gen vis nu een brasem of een blei
was. De een hield bij hoog en bij
laag vol dat het een blei was en
de ander hield het op een brasem.
Voordat ik u enkele uiterlijke ver-
uitgestrekt water, dat niet dieper
is dan een a twee meter. De don
kerste varianten vinden we in de
poldersloten. In het Zuidholland
se poldergebied zijn brasems te
vangen die pikzwart van kleur
zijn. Ook in wat bredere sloten,
zoals bijvoorbeeld de sterk be
groeide Rijpweteringse Vaart kunt
u deze specifieke „polderbrasem"
vangen.
Over het algemeen is de vecht
lust van de brasem met een dun
ne slijmlaag en de donkere tint
van de schubben het best. Maar
daarover later eens meer. Eerst
iets over een brasemsoort, die de
meeste sportvissers niet als zoda
nig zullen herkennen. Het gaat
hier om gedegenereerde brasem,
die in dat viswater voorkomt waar
de visbezetting eigenlijk te groot
is en waar het water van een
twijfelachtige kwaliteit is. We vin
den ze bijvoorbeeld terug in de
Vliet tussen Leiden en Leidschen-
dam.
Bekend is dat er in dit water
veel vis zit, maar dat de afme
tingen over het geheel genomen
aan de besoheiden kant zijn. Er
worden door hengelaars ter plaat
se veel visjes tussen de tien en
twintig centimeter gevangen en
men hoort ze dan zeggen dat ze
een bleitje aan de haak hebben
geslagen. In de meeste gevallen
blijkt dat echter op een misvat
ting te berusten.
Deskundigen hebben nameiljk
door het „lezen" van de schubben
(dat is het vaststellen van de
leeftijd van de vis aan de hand
van de Jaarringen op de schub
ben) vastgesteld dat het hier gaat
om kleine gedegenereerde brasem,
die al zes a zeven Jaar oud is en
soms zelfs nog ouder. Ze hebben
niet de kans gekregen uit te groei
en tot exemplaren van normaal
formaat, omdat de voorraad voed
sel in het water te beperkt is. Het
uitdunnen van de visstand met
behulp van de zegen zou in de
toekomst tot verbetering kunnen
leiden, ware het niet dat ook de
schillen ga noemen, wil ik één ding
even duidelijk vaststellen.
Brasem en blei komen vaak in
eikaars gezelschap voor en in scho
len brasem zwemmen ook vaak
wat bleien mee. Het is dus niet zo
vreemd te constateren dat bij de
paai wel eens mengvormen van
brasem en blei ontstaan. En
dan is het ontzettend moeilijk om
te bepalen met welke vissoort we te
doen hebben.
Los daarvan zijn er voor de bra
sem en blei die zuiver op de graat
is wel enkele verschillen te noe
men. Zo zijn de borst- en buikvin
nen van de blei roodachtig, ter
wijl die bij de brasem blank zijn
Wat verder opvalt wanneer we *r
brasem naast een blei leggen is dat
het oog van de blei groter is dar
van de brasem. Is de vis groter
dan veertig centimeter dan kunt
u er vrijwel voor honderd procent
van overtuigd zijn met een bra
sem te doen te hebben, want de
blei wordt over het algemeen nie<
groter dan 35 k 40 centimeter.
En mocht u helemaal het neus
je van de vis willen weten dan
volgen hier nog een paar weten
schappelijke verschillen: de blei
heeft een anaalvin van 22 tot 26
stralen, de brasem 27 of 28
Bovendien heeft de blei twee rij
en keel tanden en de brasem maar
één rij. Maar zoals gezegd, krui
singen van brasem en blei kunnen
veelvuldig voorkomen.
Brasem komt in het viswater
in onze omgeving vrij veel voor
en aangezien het niet bepaald een
consumpitevis is, wordt vrijwel
elke brasem teruggezet. Soms ge
beurt dat pas nadat ze een hele
dag in egn leefnet hebben r®"-
ten. Geen wonder dat deze vissen
schubben verliezen en daarmee
direct blootstaan aan allerlei
schimmels en infectieziekten.
Zet brasem daarom direct te
rug in het water, en mocht u een
exemplaar vangen, dat verwon
dingen of bulten vertoont, pak dan
uw vismes en snijd de kieuwbo-
gen van de vis door. Het betekent
voor de vis een snelle dood en is
verre te verkiezen boven de lan
ge lijdensweg die de zieke vis zou
hebben te gaan.
Tot slot nog even aandacht voor
een nieuw hengelsportboek. Het
is hoe kan het ook eigenlilk
anders geschreven door hengel
sportveteraan Hans van Onck. De
titel van het boek. dat bij de Zuid
hollandse Uitgeversmaatschappij
verscheen is ..Vissen hoeft niet zo
duur te zijn". Aan de hand van
tientallen tips en adviezen maakt
de schrijver duidelijk dat de sport
visser beslist wat kan uitsparen
als hij eoonomisch en prijsbewust
te werk gaat. Een groot deel van
die bezuinigingen" vindt Van
Onck door het activeren van de
zelfwerkzaamheid.
Doe- het- zeivers kunnen inder
daad geld uitsparen, maar daar
dient dan wel aan toegevoegd te
worden, dat zo iemand toch wel
over enige vaardigheid dient te
beschikken, want anders komt hij
nog duur uit. Van Onck raadt
handige knutselaars aan zelf hen
gels te bouwen.
Blanks, dat zijn ruwe hengeldc-
len, zijn in steeds meer hengel
sportwinkels verkrijgbaar en ook
zijn er setjes in de handel, waar
mee men zelfs spinners in diver
se formaten kan vervaardigen.
Verder geeft Van Onck advies
hoe een beginner het beat zijn
hengeluitrusting kan opbouwen en
wijst er op hoe bepaalde materia
len een langere levensduur kun
nen krijgen. Ter aanvulling geven
twee andere bekende hengelspor-
ters t.w. Hans Albers en John
Preger hun zienswijze en de slo
gan .niet te duur en toch goed"
Het minst interessante deel vond
ik het overzicht van de verschil
lende fabrikanten in ons land. Het
biedt nauwelijks meer informatie
dan we ook in de folders kunnen
terugvinden. Een opmerking on
derschrijf ik ten volle: een goede
hengelsportwinkelier kan u goede
diensten bewijzen. Daarnaast is de
aanschaf van het boekje van Van
Onck «prijs f9,90) zeker een nut
tige investering.
r' S'mon van Leewen. Korte Be- formatie die toendertijd aan de „Heeren Burgemeesteren en
t ryving Leyden. Uitgave van Re Leidens hronnen werd onttrokken. Regeerders der stad Leyden" was
v o-Hollana te Alphen aan den Rijn Als Je even vergeet dat het boek vervaardigd. De schrijver had even-
samenwerking met de vereniging een zg. reprint is van de oorspronke- wel "de stoutheid derven nemen tot
flj lud Leiden", f 32,50. lijke uitgave - en dat dus een moder- een wijder uytbreyding ende om-
'usi in de rijk gekleurde familie van ne foef een ouderwets werkje op- standiger verhaal van haar (Ley-
~'k jehiedkundig werd dat zo in de loop nieuw gestalte heeft gegeven - dan den) grond-stad, oudheid, opkomst,
lrg r jaren over de stad Leiden is uit- zou je vrij gemakkelijk in de waan voortgang ende stads-bestier".
stort, is met de uitgave van „Kor- kunnen komen dat je bezig bent met Het boekje vermeldt van alles en
Besgryving Leyden" een waarde- een exemplaar dat ergens uit stoffi- nog wat over Lelden als Romeinse
telg toegevoegd. Het boekje is ge kelders is opgedoken. En dat is vesting, de tijd van beleg en ontzet
rdevol so-wie-so om z'n oor- erg prettig lezen. en de universiteit. En dat is reden
okelijke uiterlijk (van 1672), Oorspronkelijk was het boekje be- genoeg om de 6toutheid van de
ïer nog om de combinatie doeld als "ondergrift op de nieuw schrijver dankbaar te bejubelen,
met een brok uitvoerige in- Grond-kaart" die in opdracht van WIM WIRTZ
nl ATERPAG 28 JULI 1978
K
dat waarschijnlijk wel
kblad van nu en niet voor de
rgangen van voor de oorlog en
Ier terug. Bijvoorbeeld niet
lender dan "De Lach" of "Het Le-
Deze twee bladen zijn al eer-
onderwerp geweest voor een his-
sche documentaire van Leonard
Vries en het resultaat was veel
iiger. Dat komt waarschijnlijk
lat Het Leven en De Lach in hun
t herkenbaarder, uitgesprokener
en dan Panorama. Maar het zou
uurlijk ook zo kunnen zijn dat we
een paar van die boeken aan het
cedé gewend zijn. Echte fanaten
zoek naar de verloren tijd moe
natuurlijk ook dit deel weer ko-
al was het alleen maar om te
wat er alzo voor altijd onveran-
i schijnt. Weliswaar heette in
I één kandidaat voor het voetbal-
ipioenschap Stormvogels, maar
ndere bleek sterker en won: AJax.
ir het meest aangrijpende "Aha-
ibnis" is wel dat de scheidsrech-
bij de worstelwedstrijden in
terdam uit 1920 er precies nog zo
iet als nu, wit overhemd, gretig
de royale boekriem gulpend en
rte vrijgezellenvlinder. Nog eer-
verschijnt Haitink voor zijn orkes
ilote voeten dan Ben Bril in spij-
i iak in de boksring.
Philippe Jullian: „Decadente Dro
mers". uitgave De Haan, Bussum
f 39,50.
„Decadente dromers" is geen goed
boek. Of liever, het is een vervelend
boek. Dat is jammer omdat er zeer
veel en zeer fraaie illustraties zijn op
genomen en het is zo mogelijk nog
betreurenswaardiger, omdat het on
derwerp in principe zo boeiend is: de
symbolisten, die stroming in de schil
derkunst, die wegvluchtte voor de ge
sel van industrialisatie en massa rond
de eeuwwende en rust vond in die
andere wereld van demonen, hersen
spinsels, travers de l'impossible"
om maar eens te rade te gaan bij
hun tijdgenoot in de film Georges
Mélès. Het is de wereld van Moreau.
van Redon, van Puvis de Chavannes.
Helaas maakt de schrijver van het
boek. Philippe Jullian, er een pot vol
namen van. Het lijkt erop dat hij
niet genoeg kan krijgen van zijn
eigen alwetendheid. Geen pagina bij
na. geen afbeelding, of er volgt de
mededeling dat meneer A toch ook
weer zo sterk doet denken aan me
neer B. En zo zijn er nogal wat me
neren. Daar komt dan bij dat het
boek moeizaam vertaald lijkt, nota
bene via de Engelse versie. Zo zie Je
maar: het Frans is nog niet facul
tatief op de middelbare school, of we
moeten al bij de Angelsaksische po
lyglotten te rade gaan De irritatie
om de namenbrei krijgt nog een
extra impuls, omdat de verwijzingen
naar de literaire citaten achterin het
boek niet blijken te kloppen. Kort
om Redon zou het niet moeten ne
men. Er is niets tegen, wanneer Jul
lian het symbolisme tracht tot op het
bizarre bot te analyseren, maar om
dat hij de beste Jongen van de klas is.
komt hij er niet toe. Hij is de eta
leur van eigen kennis. De man die
insecten wil ontleden, maar nergens
zijn werk voltooid; even een pootje
van die vlinder af en dan gauw naar
die kever hier, of die tor daar.
De man verdient tenslotte met zijn
eigen ondeugden te worden getuch
tigd, want ondanks zijn stortvloed
namen en titels, bladzij den lang, zoek
ik tevergeefs naar Gaston Bussière
(„Hélène", „Les filles du Rhin"!),
Maurice Chabas, Marceilin Desbou-
tin, Georges d'Espagnat, Georges La-
combe, Antoine de la Gandara, Aris-
tide Maillol (een onvergeeflijke
omissie!), Pinky Marcius- Simons
(ook „Filles du Rhin"), Charles Ma
rin („l'Aurore du reé"), Ker-Xavier
Roussel („La vièrge au sentier").
Chgrles Sellier, Elisabeth Sourel. Ik
bedoel maar, als er toch namen ge
noemd moeten worden, dan maar al
fabetisch voor het gemak van Jul-
lian's volgende druk.
HAN MULDER.
weet, door Roel van Duyn; uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, f 13,50.
:n paar jaar geleden heeft Roel van Duyn het plan opgevat om alle ideeën die hij al in
idere publicaties en via zijn kabouterschap had gespuid, in romanvorm publiek te ma
il. Hij wilde dat in een trilogie gaan doen, die hij de namen bloed", „zweet" en ,,tra-
n" meegaf.
nooit in dienst gezeten, heeft zelfs
een verzoek ingediend bij de vorige
minister van defensie om een tijdje
in het leger te mogen en zo gegevens
te verzamelen. Een verzoek dat ove
rigens werd geweigerd, zodat hij
moest afgaan op de ervaringen van
soldaten en ex-soldaten.
Hij heeft, in zijn observaties, zon
der meer gelijk. De stugheid en
de stijfheid van het leger (en
dan niet alleen het Nederlandse) zijn
zo langzamerhand spreekwoordelijk
geworden. Maar de vorm, waarin hij
dat aan het Nederlandse volk wil uit
leggen, is gewoon vervelend.
Hij brengt de overleden Egypte
naar Ani in een soort dodenrijk dat
het Nederlandse leger blijkt te zijn.
Ani bekijkt al die flauwekul en ge
vaarlijke grappen met grote ernst en
angst, weet er weinig ludieke actie te
genin te brengen. Het patroon van
het verhaal is hetzelfde als in Bloed.
Eén figuur komt met een schok tot
de ontdekking dat de eenheid waarin
hij is opgenomen i kernwetenschap,
leger) niet deugt. Er zijn wat onbe
trouwbare figuren die dat half en
half ook inzien.
De ene figuur ontketend 'n gewelda-
dige actie, iedereen is eventjes over
weldigd, van zijn stuk gebracht. Het
einde is open: het kan goed aflopen
dus iedereen ziet in dat het fout gaat,
er verandert iets. Het kan ook slecht
aflopen: het leven gaat gewoon door.
In „Bloed" liet de ludieke bloedaktie
van de bekeerde kerngeleerde nog wel
zo'n eerste mogelijkheid open, maar
het loodzware, moordende einde van
„Zweet" geeft weinig hoop op een be
tere toekomst.
RONNY VINK
de Vries: „Panorama;
cinerende selectie uit de jaar-
;Jg:en 1913—1973", uitgave Skara-
f 19.90.
Sr zijn inmiddels twee delen ver»
waarvan het eerste deel ze-
n de verwachtingen beant-
ordde. Op een geestige manier
hij een bekeerde wetenschaps
in de hele Nederlandse kernge-
pdheid voor schut zetten. Kern
ver rgie is gevaarlijk en de geleerden
het niet in. Om die gedachte
iide hij een verhaal van het kali
detective zoals Rinus Ferdinan-
;e die schrijft. Simpel en doeltref-
ld. Ideëen omzetten in een vorm
lectuur die gemakkelijk weg-
[et tweede deel van de trilogie valt,
„Bloed" nog vers in het geheu-
knap tegen. Van Duyn probeert
lieuw een gezaghebbende instan-
tie in zijn ware hemd te zetten. Maar
op de een of andere manier is hij de
lichtvoetige geestigheid van zijn eers
te boek kwijt geraakt. Hij spuit op
nieuw zijn ideëen, alleen nu niet
verstopt in een kleurrijke, fantasti
sche geschiedenis, maar in een wat
schoolboekachtige observatie van een
verdwaald Egyptenaar. „Zweet" is een
soldatenroman. Van Duyn heeft zelf
Roel van Duyn