De bossen blijven eeuwig zingen zolang de binezen geen wc-papier gebruiken HOUT: het Zweedse kapitaal de helft van Zwe- landoppervlakte is bos. edse wouden zijn in de bekend om hun goede gelijkmatige houtkwali- Vijftig procent van de „dse bossen in Zuid- Jlen zelfs 4/5 deel is in üébezit. Onder de iooudbe- jters is een hechte samen ging, technisch en econo- jscft. Men helpt elkaar bij bösiirinning nieuwe aan dien en financiert ook sa- ui de verwerkingsindustrie. fan die samenwerkende ytfbezitters hebben 44.000 ft verenigd in de grootste fteratie, het verbond van iizweedse woudbezitters SSF). Dit verbond exploiteert elf 0jiolens, drie pulpinolens, töhillende kleine bedrij- j, zoals fabrieken die pa pen zakken maken en een riek waar men geprefabri- z kouten huizen maakt. uitnodiging van de ise ambassade in ons trok onze verslaggever iele dagen door de Zweed- men rond om de groot- exportindustrie van dat j te zien. In hij dacht op die reis fans: "Eeuwig zingen de $en". Maar is dat nu wel llen stelde hem gerust, zo- sin de reportage blijkt. De Varö-pulpmolen300.000 ton per jaar. Vaxjö, een middelgrote stad in het zuiden van Zweden, we in de bar van het Esso Motor-hotel te wachten totdat Teen uit de sauna terug was en we ons naar de smörgas- itafel zouden begeven. Het was rond half acht 's avonds tc konden een zeer volwassen geeuw niet onderdrukken, ïtwe waren echt moe, hadden nu voor het eerst van ons ervaren wat het is om letterlijk door de bomen het bos meer te kunnen zien. Hoeveel bomen? Een miljoen, tien oen? Gaap. De Zweed, die naast ons zat, veerde door ons euw op. Hij was een goede gastheer, zoals alle Zweden rmee we in die vier dagen te maken hadden. Een Hollandse die geeuwt? Daar moet wat aan gedaan worden, konden Stig Siegers zo heette hij zien denken. Een goed ge- sk,snel! En hij zei: "Het is maar goed dat de Chinezen geen [papier gebruiken. Dan zou het met de houtvoorraad in ïereld gauw gedaan zijn. Maar papier is luxe; gelukkig zich dat zeer bewust is. Stel je voorChinezen, die papier gebruiken. Een ramp We waren opeens niet meer, hard geconfronteerd als we waren met zo'n aspect de wereldhuishouding, V/aarvan we het bestaan nooit be- d hadden. se die morgen in Gothenburg™ ïhthaven verlieten, zei onze gastheer, dat hij „Skogcell" arwoordigde. We hadden iiijnlijk .ïooit van „Skogcell" H veronderstelde hij. laad, nee. erd ons uitgelegd. We zaten :?ls in een kloeke Volvo met frustreerde motor, die vanwe- strenge Zweedse snelheidsbe- meer tractie dan voor I/u mocht verschaffen. zo vernamen we, is de ïfoudigde en voor een lekker bekkende naam k der dochters van de gigan- houthakkersassociatie. South sh Forest Owners' Association, aet. maar met zo'n naam kan markt niet op. een coöperatie van 44.000 a, die een stuk bos bezitten houtrijke zuidelijk deel van aden die voor him bomen de waarde wensen, togcell blijft alles in de fami- fe 44.000 leden hebben zich ht hun gekapte bomen uit- id aan de associatie te leve- worden ze in de eigen alens tot timmerhout gemaakt pulp verwerkt en ook heeft aciatie een fabriek, waar men kaken uit de bomen tot wlf-huizen (prefabriced) en schaaft. e onderneming, Skog- se gids. Sussen reden wij op een uit een asfaltweg door de Zuid wouden. steeds niet harder km/u. Af en toe passeerden u bord. dat waarschuwde voor etende elanden. Beesten, die kodrijden waard zijn, zo hoor- e later van de Zweedse bos- o. want ze vreten de knoppen L longe aanplant. Eén hap be- vaak, dat er vijf denappels zullen vallen. En daar gaat e nieuwe bos. s, bomen rechts, hard- fn zachthout; we zijn op weg Varö. een gehucht aan de «t-kust. We moeten Skogcell's pan bezichtigen: de Varö 'swerelds modernste pulpmo- niet eens wat pulp was. r« werkten nog wel bij een 'een bedrijf waar In feite met [fe hele handel begint. *e geven het maar even door. 1 veredelde massa houtvezels. i basis vormt van papier. Pa- 5 al zijn verschijningsvormen: ServetJe in de snackbar, de 'aarin de bloemkool wordt C' de parkeerbon, de huwe- Door Aad Wage naar WOolens kunnen het momen- ^welijks aanmalen. i hebben de laatste maanden een geweldige wip omhoog gemaakt", vertelde onze vriend in de hotelbar in Vaxjö, „de vraag naar papier loopt gelijk met de stijging van de welvaart. Papierver - bruik is een goeie conjunotuur- graadmeter". Vroeger, toen iedereen nog arm was, kocht men bij de schaarse feestelijkheden een half pond snoepjes in een puntzak. Nu, zo at tendeerde ons de Zweedse voorlich ter, is ieder snoepje apart verpakt, in een doosje gegooid, in een feest- Dapiertje gewikkeld met vaak ook nog een papieren strik er omheen. Pulp, steeds meer pulp nodig der halve. Trots De mannen van Skogcell staan trots op ons te wachten bij de in gang van het gigantische terrein, waarop de Varö-pulpmolen staat. Alle staffunctionarissen zijn present voor de Hollandse bezoekers; wij onderbreken de routine van de da gelijkse stroom van gasten twee tot drie autobussen vol de le- den-boseigenaren, die „hun" bezit komen bekijken. De trots uit zich in superlatieven alles hier in Varö en trouwens ook in de andere plaatsen, die we nog zullen bezoeken, is het grootst, het modernst, het best. We worden de instructiezaaJl bin nengeleid, de rolgordijnen zakken en de diaprojectie begint. Cijfers, grafieken van trots. De Va/rö-molen werd in oktober 1972 in gebruik genomen. Vijftienhonderd man heb ben er drie Jaar aan gebouwd. Hij kan per jaar 300.000 ton pulp pro duceren. Als we dit en nog veel meer, alle maal in ons opgenomen hebben, gaan we naar buiten om te zien hoe een boom tot pulp wordt. We zien de boomstammen, die in goten naar een kolossale loods ge schud worden en daar door afgrij selijke machines worden opgeslurpt om geschild te worden. De nu lijk bleke stammen gaan naar de „ohip- per"; hier worden ze tot schilfers („chips") vermalen, 'n Hels kabaal iedereen, behalve wij, draagt oorkleppen. We verplaatsen ons naar een ande re loods. We zien hoe de ohips ge wassen worden in centrifuges. „Acht keer", zeggen de Zweden met een blik van nou-jij-weer. Verder naar de bleekmachines, door naar de drogerij en de persing. Met regelmaat krijgen we een klef fe klodder pulp in de handen ge drukt. Voor thuis. Wit, witter, witst. We zijn nu al een kwartier of vijf een paard. Hij, die met de verschij ning in aanraking komt, staat voor de rest van zijn leven onder de ban ervan...'. Skogcell heeft ons dat zo verteld. We kijken dus goed uit als we ons tussen de berken begeven. Maar er is alleen geruis. Eeuwig zingen de bossen. Dan schrikken we opeens op van een duivels gekrijs, dat uit het wes ten komt. Het houdt abrupt weer op en we zien dan in de verte hoe een woudreus met veel geraas sneu velt. „Aha, daar zijn de houthakkers", roept de woudopzichter, die onze gids is. We komen bij vijf, wan trouwig kijkende mannen, die bij een keetwagentje staan. Ze hebben grote mofcorzagen in de hand. een helm op. een bloknootje op de bo venarm geklemd en aan de riem bungelt een pikhaak. De opzichter noemt hun namen. Trots alweer, alsof het hier zeer bijzondere exemplaren van een ex clusief Zweeds ras betreft. De man nen knikken en draaden ons dan de rug toe. Hun zagen beginnen weer te janken, we nemen afstand en zien opnieuw zo'n prachtige boom naar beneden komen. Als slagers springen de houthakkers op de boom af en mutileren hem: rats, rats, rats, alle takken er af. Daarna jassen ze de boom in stukken van drie meter. De mannen zetten een streepje op de bloknoot op hun arm. Volgende boom. Ze zijn zestig Jaar oud die bomen, zegt de gids. We vinden het een rotgezicht als ze omvallen. Op deze manier zullen de bossen zeker nieit eeuwig zingen. Roofbouw? „Ja, Ja, zeer interessante vraag. Daar kan dr. Lennart Schotte zeer zeker een even interessant antwoord op geven". De voorlichter keek ons bewonderend aan; dat was Zweedse beleefdheid. De vraag kwam er op neer in hoe verre men maar raak mag kappen in de prachtige «Zweedse bossen. Energiecrisis, roofbouw op grond stofbronnen, milieu evenwicht, het jaar 2000 en zo meer. We zaten aan de lunch in het di rectiekantoor van Sodra Sveriges Skogsagares Förbunds <SSSF>,' die associatie van de 44.000 bosbezitters. Het kantoor staat in Axjö. Lennart Schotte was de directeur- generaal, een zware man van 38 jaar, houthakkerstype in een maat kostuum. Hij begon eerst te vertellen hoe het er in Noord-Amerika aan toegaat. Daar rauzen ze door de bossen heen als eertijds in de buffelvelden. Maar in Zweden... nee. „Onze bossen hebben een jaarlijkse groei van zeven miljoen kubieke meter. Die groei hebben we de laat ste jaren niet eens hoeven te ge bruiken. Uw zorg, waar we waarde ring voor hebben, is dus niet te recht". „Kijk", zei een andere man aan de tafel, „onze bossen zijn ons kapi taal. Van dat kapitaal gebruiken we slechts de vruchten en dan nog zeer beheerst, zuinigjes. Het kapitaal tasten we onder geen voorwaarde aan". Het was prettig te eten met mensen voor wie 2000 gewoon een Jaartal is, zonder enige onheilspellende toevoe ging- Rode boekje Maar 's avonds begon er toch op eens iemand over die Chinezen en hun sanitaire gewoonten te praten. We maakten er een notitie van om thuis verder uit te werken; eeuwig zingen de bossen mits de Chinezen geen toiletpapier gebruiken. In die zin zit zoveel ondichterlijks, dat we het er maar bij laten. Toch zou hij niet misstaan in Mao's Rode Boek je. Dat overigens óók een bundel papier is. En zo kun Je doorgaan. aan de wandel. Als we ook maar even ergens de pas inhouden, staan er gelijk Zweden naast Je om een boom op te zetten over chlorine- dioxide, hypochlorite of een vacuüm unit for. multilayer. We krijgen er een houten kop van. Maar we zijn dan eindelijk bij het gereed produkt gekomen. De hagel witte pulp, samengeperst in blokken van 200 kilo. Nu nog een papiertje er omheen en dan naar de voor- raadloods. „De papierfabrikanten ontvangen die blokken pulp, lossen het spul op in water en chemicaliën en persen het tot papier. Zo gaat dat", is de laatste toelichting, die we krijgen. Er werken 350 man in de VèLrö-mo- len. Het enige wat ze moeten doen is op knopjes drukken en naar mo nitor!, jes kijken. En dan heeft Varö natuurlijk nog 1400 man in de bossen aan het werk dat is heel wat minder ste riel volk, het zijn de houthakkers. Met het woud vergroeide knoestige kerels. We zullen er een setl van gaan bezoeken. W oudnevel „De Zweedse sagen vertellen van een geheimzinnig wezen, een woud nevel, iemand, iets, dat houthakkers en boswandelaars het hoofd op hol brengt. Het wordt in het algemeen als mooi en gevaarlijk beschreven. Het moet in ieder geval alleen van voren mooi zijn, van achteren ech ter lelijk. De rug was menigmaal als een holle boom. Een staart heeft het ook, menen sommigen, vaak groot en ruig als van een vos, soms ook groter als van een koe of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 13