Adieu kolenmijn a m. De kompel zegt niet langer „Glück auf..." De stoflong. Het sidderoog. De beurse kruipknieën. Onder delen van een heel apart soort jeugdsintiment. Een negatief sentiment. Maar in Limburg, waar het heerst, wordt ook heel veel positiefs gekoesterd als men terugblikt op de thans vrij wel verdwenen kolenmijnen. En daarom moet er een Mijn museum komen. In Heerlen zegt de 74-jarige ir. C. E. P. M. Raedts, die voor zitter is van de stichting Mijnmuseum„Het moet een „natio naal" museum worden, net als het Zuiderzeemuseum. Dat betekent dat het rijk gaat subsidiëren. Het gaat hier tenslotte om het behoud van een stuk nationaal verleden". Inderdaad: heel Nederland heeft ooit kolen gestookt. Gezel lige mensen. Ir. Raedts is tot zijn 66ste directeur van de grootste parti culiere mijn Oranje Nassau geweest. Hij was ook lid van de Eerste Kamer („nee, in de Tweede Kamer heb ik niet gezeten; die ouwehoerderij daar, is niks voor mij"), zat in het Euro pees Parlement en is al 40 jaar lid van de Heerlense gemeen te raad. Vanaf 1968 maakt hij zich druk voor het inrichten van het door hem en vele anderen in het Stadsgewest Oostelijke Mijn streek gewenste Mijnmuseum. Ir. Raedts zegt: „We moeten opschieten, want de klok staat al op vijf over twaalf, 't Is nu redden wat er nog te redden valt. Een écht compleet overzicht van de historie van de mijnindustrie kunnen we al niet meer geven; veel van het oude is niet meer te achterhalen cf" Raedts in het vertrek naast zijn werkkamer. Trots op de dm 150 mijnlampen, die hij verzameld heeft. Een in brons vereeuwigde kompel, schilderijen, er staat al heel veel klaar voor het op te richten nationaal mijnmuseum. jn in Limburg nog vier mij- n bedrijf: de "Julia" in Ey- oven (sluiting in 1974), de je Nassau I (sluiting juli dit i Oranje Nassau in (slui- in november dit jaar) en de smijn Emma in Heerlen ing 1974). nd jaar is het dus definitief in met de Limburgse mijnin- ie. De "kompel" zegt niet "Glück auf" voor hij de Jcht ingaat; hij laat zich op de voormalige Mijn- H 1 omvormen tot arbeider in if andere chemische fabriek h DSM of tot technicus bij de van DAF. kolenmijn dus. In 1960 was duidelijk geworden dat men geld in de bodem stopte dan er uit haalde. Er waren toen raalf mijnen open. die samen 13 miljoen ton steenkool per naar boven brachten. In 1965 de toenmalige minister van lische Zaken drs. J. den Uyl Amburg om zijn Mijnnota toe iten. nota maakte de regering be- lat de mijnbouw zou worden en dat er vervangende elegenheid zou worden gescha- roor de 36.000 mensen van de ndustrie. aten mijnwerkers hebben zich er raardig gelaten bij neergelegd met hun traditionele arbeid t stoppen", zegt mr. A. Rijk, I taris van het Stadsgewest Oos- e Mijnstreek. [brengt ons naar de gesloten ïlminamijn, waar in het „pun- aal" een bric-a-brac ligt opge- van voorwerpen, die men oerfs in het Mijnmuseum wil ten tellen. Mijnkarretjes, maquet- schilderijen, een helm, een een roestige koffiekruik, een eel en zo meer. jn dit „pungellokaal" is bedekt trt kolenstof. .pungel"? reeds gepensioneerde ..kompel," bij de verlaten Wilhelmi- de wacht houdt, legt het „De „pungel" was de zak waar een werkdag ondergronds eren deed: Je Jas, broek, vest, jl loek, sokken en je flanellen on- jl Md. Die pimgel gaf Je hier af de boel te laten wassen". Rijk, in het „pungellokaal": het is nog een beetje een rot- maar straks zal het er fraai N( tan. Het meeste materiaal, dat a het museum gaan zetten, is i in de mijnen. We hebben over- ontactmensen. die in de gaten len dat er niks waardevols op oop wordt gegooid". waar mr. Rijk de taris van is, heeft het initiatief tot het inrichten van een öiuseum: omdat het van «1 was, dat de mijnindustrie in Ike opzichten een zodanig sterk ai 11)61 op de ontwikkelinB van de b heeft gedrukt, dat de herin- ig hieraan zowel voor de huidi- de toekomstige generatie be- moest blijven". _U taedts was natuurlijk de aange- n voorzitter van de stichting j imusuem. I d]n werkkamer in de dubbele I die hij in Heerlen bewoont, f1 hij, omringd door enkele dui- kn boeken: „Natuurlijk moet een nationaal museum worden. ieb een brief om rijkssubsidie II toeven naar de minister van en ik dacht: dat zal zeker wel Want de minister, Engels, is ,Hi de zoon van een mijnwer- uit Kerkrade, dus die hoort voor onze zaak te hebben, de brief, die hij ons terug- fel was teleurstellend ambte- Een gepensioneerde mijn werker in het "pungello kaal", waar men een deel van de museuminventaris voorlopig heeft opgeslagen. Reportage van Aad Wagenaar Foto's: Karei Vereecken terstofbom zouden kunnen maken, kun Je met de energievoor aad in de bodem wel een eindje komen. Maar aan die kernfusie zijn de geleerden nog lang niet toe". —Domme leken vraag: „Als de kern fusie bij de waterstofbom wél lukt, waarom dan niet gelijk toegepast voor vreedzame energievoorziening? Ir. Raedts: „Het antwoord is heel eenvoudig: als Je met dynamiet iets kunt laten ontploffen, dan betekent dat niet dat Je er ook een bromfiets mee kan laten rijden Nu echter terug naar het Mijnmu- seum-in-oprichting. De stichting waarvan ir. Raedts voorzitter is, wil dat het musuem conserverend, edu catief en recreatief zal zijn. Behou dend, leerzaam en ontspannend dus. „Als de mijnen er volgend Jaar niet meer zijn, moeten we de komende generaties toch kunnen laten zien hoe de voorvaderen de kool uit de bodem haalden", zegt ir. Raedts. „We moeten een overzicht geven van de ontwikkeling van de mijnin dustrie tot aan de afbraak toe. Je begint met de kolenhak, de kolen schop, de bijl en de hamer, waar- rr.ee de mijnwerker vroeger naar beneden ging". „Heit mijnpaard", gooit mr. Rijk er tussen. „Ja, dat paard In Engeland hebben ze ze nog: de pit-poneys in de mij nen. En het is flauwekul, dat t dierenmishandeling is, maar dat terzijde, die dieren worden uitste kend behandeld", zegt ir. Raedts. Hij gaat verder: „We moeten in het museum laten zien hoe de kolenpik- hamer kwam, de schutgoot, de transportband, hoe we naar de sta len ondersteuning gingen, daarna de hydraulische en vervolgens de wandelende ondersteuning. Wat de kolenschaaf was en de kolenploeg. En hoe de mijnwerker op het laatst alleen nog maar hoefde te zorgen dat zijn machines goed werkten". Waarna de mijnen gesloten werden. „Ach, het was goed werken hoor tn de mijn", zegt later in het „pungel- lckaal" van de uitgestorven Wilhel- minamljn de gepensioneerde kom pel. „Ondergronds werd er goed verdiend, maar er was toch ook veel kwaads". Stoflong Sentiment Niettemin blijft de gepensioneerde mijningenieur er van overtuigd, dat het Rijk over de brug zal komen. We spreken met ir. Raedts af, dat we het niet over sentiment zullen hebben. Toch moeten we hem, die vanaf 1921 met de mijnen bezig is geweest, de vraag stellen of hij het Jammer en/of onjuist vindt dat de mijnen dichtgaan. Hij zegt: „Daar kan ik geen Ja en geen nee op zeggen. De beslissing om de mijnen te sluiten vond ik destijds economisch gezien wel Juist, maar de wijze waaropnee! Ik was in ieder geval op tijd weg; in 1964 ging ik met pensioen en het jaar daarop kwam die nota Den Uyl, die ik natuurlijk allang had zien aankomen". „De wijze waaropHoe had ir. Raedts het zich dan voorge steld? „Ik had liever een gericht roof- bouwsysteem gezien: uit de grond halen wat er nog met zo min mo gelijk kosten uit te halen valt. Het tempo van de sluitingen is me niet bevallen. Er was nog met enige rendabiliteit steenkool uit de grond te halen. Dat het af zou lopen was al heel lang duidelijk. De Limburg se mijnen zouden tegen het eind van deze eeuw een natuurlijke dood gestorven zijn door uitputting. Men had de zaak natuurlijk zwaarder kunnen gaan subsidiëren. Maar in Nederland is de subsidie aan de steenkolenindustrie altijd al lager geweest dan de helft van wat ande re landen opbrengen. En nu zegt u staatssubsidie op een industrietak, maar die subsidie zou teruggekomen zijn. Hoeveel geld denkt u dat er niet verloren is doordat de Neder landse Spoorwegen geen kolenver- voer meer hebben? Hoeveel kolen- vervoer heeft de schipperij niet moeten opgeven?". Ir. Raedts maakt zich kwaad. Maar hij legt zich neer bij het vol dongen feit: mijnen dicht. Hij ontkent het „ingehouden ple zier", waarmee hij spreekt over het gerammel in de ontwikkeling van de kernenergie, die als alternatief voor het mud anthraciet moet gaan dienen. „Ik heb daar Jaren geleden al voor gewaarschuwd. Midden 1950 kwam het tekort aan energie te voorschijn en toen zijn we met man en majesteit aan Euratom be gonnen. Kijk eens hoe dat nou gaat ^Waterstofbom En als we met het gebruik van „Kijk", doceert hij, „Als de kernfu- delfstoffen voor kernenergie door- sie slaagt, wordt het anders. Als de gaan zoals we het nu doen, is die mensen dus een soort getemde wa zaak ook binnen de kortst mogelijke kt ren uitgeput". De bejaarde ingenieur legt dan uit dat uit het Uranium 238 het splitsbare Uranium 235 wordt ge haald. Dat 235 bevind zich maar voor 0,7% in (het 2381 zodat Je dus een heleboel 238 nodig hebt om 235 te verkrijgen. En Uranium is een zeldzame delf stof. Zodoende. En hij somt de mijnziektes op: de stoflong („sillicose") met zijn aan asthma verwante aanvallen van ademnood, de beurse knieën die een man overhield van het geknield manipuleren van de kolenhak, het sldderoog, dat een gevolg was van slechte verlichting „Natuurlijk komen ook de negatieve aspekten van de Nederlandse mij nindustrie in het museum aan de orde", zegt ir. Raedts, „documenta tie over de sociale geschiedenis krij gen hun plaats. Ik ben toevallig ook nog voorzitter van het Sociaal His torisch Centrum in Maastricht". Jammer dat het gedaan ls met de mijnen. Ir. Raedts komt er opeens recht voor uit: „Anders zou ik geen mijnbouwer in hart en nieren zijn „Rusland", zegt hij nogal fel, „Heeft zijn kolenproduktie verdub beld! De Verenigde Staten ook en China is ook hard bezig met het opvoeren van zijn produktie Enge ls nd heeft negen miljard subsidie gegeven om de mijnen te laten doordraaien. Maar bij ons is het nu te laat; het proces is niet omkeer baar. Je kunt de gesloten mijnen niet weer in bedrijf stellen Tech nisch misschien wel, maar econo misch beslist niet. Zo reëel ben ik wel". Dus blijft alleen een museum over. Nog deze maand wil men beslissen waar het gevestigd wordt. De geza- melijke steenkolenmijnen hebben een subsidie van ca. anderhalve ton toegezegd. Te weinig om te begin nen, maar ir. Raedts en de zijnen rekenen op het Rijk. Glück auf dan maar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 17