De klomp ratelt door onze dreven als nooit tevoren TT' Ik moest wachten tot er een stenograaf stierf voor ze gingen betalen II f At- ï-if fEi )AG 27 JANUARI 1973 pele jaren geleden dachten de sten in de klompenindustrie, dat eens helemaal zou zijn afgelo- Ten dode opgeschreven en wie blijdere kijk op de toekomst it, kon wel eens niet over de ïplete bovenkamer-uitrusting be- ikken. heeft vele nare gevolgen ge- vertelt geboren optimist Van lekom ons in zijn huiskamer, ee r het geraas van zijn machine als een continue lofzang op rden de gaten in het gesprek lit. :m de machines". Ook de fabri- ten van de benodigde boorma- A. H. v. Zuilekom geboren optimist CULEMBORG Het wa ter, dat tot aan hun lippen stond, is gekeerd. Met op luchting in de stem vertellen de vaderlandse klompen- fabrilkaoten hoe hol het ge klepper van een naderend fiasco nu, goden zij dank, is verstorven. Sterker nog, de klomp ratelt door onze dreven als nooit tevoren en met een totale op lage van drie miljoen paar kan de vraag per jaar niet worden voldaan. Over de stapels aanvragen uit het buitenland, opgebor gen op het secretariaat van de Nederlandse Vereniging- van Klompenfabrikanten te Delft, rept men amper. Het buitenland is zonnige toe komt. Eerst moet de Neder lander worden geholpen aan de voetbekleding, die hem aan gene zijde van de witte grenspalen beurtelings tot 'n bezienswaardigheid en voor werp van oprecht plezier maakte. Zoals Hans Brinker tot een stopwoord is geworden in de verhalen over de Hollander, zo geldt dat immers ook voor de wooden shoes, de Holz- schuhe. Als voorzitter A. M. van Zuilekom van genoemde ver eniging en evenals zijn vader klompenfabrikant van pro fessie, de achter ons liggende tijden overziet, praat hij over een derde fase in deze oer- Nederlandse tak van indu strie. „In de magere dertiger ja ren was de klomp het sym bool van armoede, een goed kope dracht voor mensen, die aan schoenen niet toekwa men. De klompenschool was de school voor arme kinde ren. Nog daarvoor was de klomp een gebruiksvoorwerp, onbelast, met vele voordelen en sedert een jaar of vijf, zes, lijken die tijden te zijn terug gekeerd. De man, die zijn auto wast, het tuintje wiedt en het lapje grond bij zijn tweede huisje in de provincie omspit, geneert zich er totaal niet voor zijn voeten in het peppelhout te steken. Straks komt er een machine die 50 paar klompen per uur kan vervaardigen. Nu maken twee mensen er 35 per uur. chines en dergelijke deelden in het negatieve denken. Waarom zouden zij met de tijd meegaan, nieuwe apparatuur ontwerpen voor een in dustrie die met de laatste krampen worstelde. Als je een nieuwe machi ne bestelde, was hij in feite vijfen twintig Jaar oud. Willen wij aan de stijgende vraag voldoen dan zullen er vol-automatische machines moe ten komen. We hebben dan ook een baasje in Duitsland gevonden waar anders? dat oor voor onze problemen had en die vertelde dat hij wel een passende uitrusting kon verzorgen. Over een maand komt hij met zijn tekeningen en over niet te lange tijd zullen de eerste vol-automaten voor zo'n zestigdui zend gulden per stuk worden gele verd. Wanneer u weet dat de loon kosten ongeveer vijftig tot zestig procent van onze totale lasten uit maken, dan begrijpt u van welk een belang modernisering is. Zo'n machine kan straks vijftig paar klompen per uur vervaardigen. Nu maken 2 mensen er bij mij 35 paar. De klompenindustrie, van oudsher gevestigd in die streken waar de verschillende populierensoorten wind vangen (vooral Brabant kent van die typische „peppelplantages" maar de Betuwe en ook de Gelderse Achter hoek bij voorbeeld), is dus ont waakt. „Net op tijd, want ook het vak van uit Culemborg, die voornamelijk in klompenmaker dreigde uit te ster ven. Nu zijn er nog mensen te vin den, die met de hand de klompen kunnen vormen, die als model in de machines moeten staan. Dat zijn de artiesten. Je kunt voldoen aan alle maten maar de echte klompenmaker doet daar iets bij. Hij is een crea tief menst met gevoel." Hoe de Nederlandse klompenfabri kanten in de toekomst nog over die gouden mannen kunnen beschikken is een vraag, die klompeman Van Zuilekom zorg baart. „Ik weet het niet, misschien via een leerlingstelsel, misschien via geza menlijk initiatief, gezamenlijke op leiding. Een vakschool zie ik niet zitten." Er zijn in ons lage land ongeveer 100 bedrijfjes met zo'n 250 werkne mers. Twintig tot vijfentwintig be drijven maken in feite de jaarpro- duktie van 3 miljoen paar uit waar bij de kleine sierklompjes de souve- niers niet zijn bijgeteld. Vijfenne gentig procent daarvan blijft in ons land en die vraag zou nog wel eens kunnen stijgen. Canada, Frankrijk, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en ai die an dere liefhebbers zullen moeten wachten. „Een toekomstotaal van 6 miljoen is geen waandenkbeeld." zegt de man zijn hobby, de klompen, denkt. Mocht het ooit zo ver komen, dan zullen de vaderlandse populieren, toch snel groeiende boomsoort, het tempo niet meer kunnen bijhouden. Nu gaan er jaarlijks zo'n 60.000 ku bieke meters hout of wel 50.000 bo men voor de bijl. Wordt dat aantal verdubbeld, dan zal België met zijn voorraad moeten bijspringen. De luttele wilgen, die nu nog hun weg naar de klompen makers vinden, tellen niet mee op het totaal. „Het belangrijste is dat de klompen weer worden gezien als een normale voetbekleding. Die wordt gebruikt als het te pas kom. Wanneer ik naar de kerk ga of zelfs naar de klompenbeurs trek ik geen klompen aan. Als ik in mijn tuin werk of in de fabriek, dan wel. De klomp, zoals die tegenwoordig wordt gemaakt, kan zich meten met het beter schoeisel. Dat is wel eens anders geweest en de wat ouderen zullen zich met enige gruwel de houten gevallen herinneren, die bij voorbeeld in de oorlog werden ver vaardigd. Het heeft lang geduurd eer de klomp van dat dat zere wreef image af was. Ik heb altijd geloofd in de klompenindustrie. En terecht, naar nu blijkt. Er is weer geld in te verdienen. .«JSI! "Nee, het is zeker niet irreëel als u vraagt of de techniek binnen een aantal jaren de stenograaf zal gaan verdringen. In 1970 is er een internationaal congres in Brussel geweest waar dit onderwerp ook aan de orde werd gesteld. Bij die gelegenheid heb ik gezegd dat wij bijzonder blij moeten zijn met de komst van de bandrecorder, maar dat de steno grafie onontbeerlijk blijft. Er is in al die jaren dat ik de stenografie beoefen, veel veranderd. De mensen zijn, en niet alleen in parlementen of vergaderingen, sneller gaan spreken. Nee, wij loven de dag waarop de recorder zijn in trede deed omdat daardoor de inspannende arbeid van de stenograaf werd verlicht." men dan nog blijft er een „den kend" mens nodig, een breed ont wikkelde stylist die de aaneenscha keling van letters en woorden moet uitwerken. De stenograaf van vandaag zal dan ook de par lementaire verslaggever van de toekomst worden. Door Henk Ruigrok Tijs Boon (59), onder-directeur van de stenografische dienst der Staten Generaal aan wie de A. W. Grooteprijs voor de stenografie is toegekend zegt: „Ik kan me heel goed voorstellen dat men een ap paraat uitvindt dat het gesproken woord la minute omzet in druk werk. Maar wat krijg Je dan denkt u? Inderdaad, een letterbrei, een rommeltje. En dan moet er een stenograaf zijn die die brei moet omwerken in een verstandig stuk werk. Kijk, zelfs al zal dat „ding" ko- Die brede ontwikkeling is er nu ook al. Een stenograaf in de Ka mer is niet de man die alleen het gesproken woord opneemt. Hij moet wel degelijk op de hoogte zijn van de onderwerpen die in de Kamer ter sprake komen. En dat omvat eigenlijk alles. Wij stellen aan een kandidaatstenograaf dan ook tenminste gymnasium of H. B.S.-b als eis en liefst nog een paar Jaar universiteit". Tijs Boon bezocht in zijn ge boorteplaats Den Helder de Hoge re Handelsschool waar de steno grafie een facultatief vak was. Maar de Jonge Boon voelde zich dermate aangetrokken tot het ver korte schrift dat hij graag de niet- verplichte lessen volgde. Direct na dat hij zijn examen had gedaan (200 lettertekens per minuut) kwam Tijs Boon als volontair in de'Kamer (1934) onder het toen- nalige bewind van minister-presi dent Colijn. Als voltontair, dat wil zeggen dat Boon geen cent kreeg uitbe taald. Hij zegt: „Ik moest eerst De heer Tijs Boononderdirecteur van de stenografische dienst der Staten-Generaal en voorzitter van de Federatie voor Stenografie Grooteheeft de A. W. Groote-prijs 1972 gekregen voor zijn grote verdiensten voor de verbreiding en juiste toe passing van het alfabetische kortschrift, het zogenaamde ste nografiesysteem Groote. Het A. W. Groote-fonds is genoemd naar de luitenant-kolonel die in 1899 zijn "Stenografie voor iedereenintroduceerde, een systeem dat thans door 95% van de Nederlandse stenografiebeoefenaars wordt gébruikt. Zijn kortschrift verdrong, na felle tegenstand, de buiten landse systemen die tot het begin van de nieuwe eeuw in zwang waren. Willem Drees sr. was de eerste die als stenograaf het "Groote-systeem" binnen de Staten-Generaal bracht. wachten tot er 'n stenograaf dood ging voor ze gingen betalen". Die onbetaalde periode duurde negen maanden maar toen kon de 22- iarige Tijs zijn moeder dan ook het (voor die tijd „vette") salaris van f 110,- laten zien. De heer Boon is nooit meer weggegaan uit de Kamer. Hij zag vele, vele kabinetten vallen en op staan. Hij zit bijna veertig Jaar in de Kamer, een record waar zelfs de heer Luns nooit aan toe is ge komen. Wat is zijn oordeel over de Kamer? Na bijna veertig jaar moet hij daar een aardige kijk op hebben. Boon: „Ach, wat zal ik zeggen. Het is allemaal veel losser gewor den, veel vrijer. Kamerleden, ook de politieke tegenstanders, noe men elkaar bij de voornaam. Ten aanzien van het personeel is er ook veel veranderd. Vroeger was er zo ontzettend veel decorum dat de afstand kamerlid-werknemer erg groot was. Die tijd hebben we nu wel achter de rug. Als we nu ergens mee zitten stap Je naar de mensen toe, klamp Je kamervoor zitter Vandeling aan. Ik heb al gezegd dat de spreek- snelheid van de kamerleden veel groter is geworden. Vroeger namen ze ook de tijd om een speech be hoorlijk voor te bereiden. Dat is nu allemaal haastwerk geworden, het hele leven is veel Jachtiger. Als Je de verhandelingen van voor de oorlog bekijkt dan kan Je pa gina's lang rustig doorlezen. En kijk nu eens, ze kunnen bij wijze van spreken geen twee woorden zeggen zonder dat ze geïnterrum peerd worden". Wie de politiek zo lang van zo dichtbij heeft gadegeslagen, blijft die rotsvast bij zijn eigen partij of „wisselt hij wel eens van po litieke richting?" „Nou Je leert wel onderscheiden hoor. Je oordeel over de politiek, over een partij, is ook veel ge nuanceerder dan bij de doorsnee mensen. Maar ondanks dat onder scheid moet ik zeggen dat ik in mijn politieke voorkeur altijd bij dezelfde partij ben gebleven. Nooit heb ik echt de behoefte gehad om het eens elders te proberen. Ik moet echter wel zeggen dat ik een voorstander ben van een beperkt partij en-stelsel. Ik voel wel voor die kiesdrempel. De meerderheid van de Kamer denkt er ook zo over, alleen, u weet het, er zijn partijen die onder geen voorwaar de aan dit stelsel willen toroen. Heeft een stenograaf nooit eens de neiging om naar de microfoon te rennen? „Natuurlijk overkomt het Je wel eens dat je op wil springen om de spreker te interrumperen, om te zeggen wat jij er van vindt. Een stenograaf heeft immers ook zijn eigen overtuiging, hij moet vaak dingen noteren waar hij in de verste verte niet mee eens is. Maar ik heb er weinig moeite mee hoor". Zijn werk speelt zich vaak tot laat in de avonduren af. Het is nogal ongeregeld. Zegt hij nooit eens tegen zijn vrouw dat er weer heel wat is afgezwetst? Tijs Boon: „In die termen laat ik me wel eens uit. Ik ben er van overtuigd dat er veel en veel te veel gepraat wordt, dat het ook al lemaal veel korter kan. Ja, er wordt tn de politiek heel wat af- Maar Cicero zei al dat een over vloed van zaken een overvloed aan woorden meebrengt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1973 | | pagina 21