ION» KAAP HOORN
een Smit (foto boven) deed het in 1914
De westenwind giert er vrijwel
onafgebroken met stormkracht.
Regen, hagel en sneeuw slaan
er met geweld in de grauwe
woeste zee. Kaap Hoorn: het
150 meter hoge rotseiland dat
de Stille van de Atlantische
Oceaan scheidt, het zuidelijkste
stukje Zuid-Amerika. Een
plaats waar 't er heel hard
kan toe gaan. Zeeman en schip
krijgen 't in dat verlaten zee
gebied bijna altijd op te ne
men tegen de geweldige na
tuurkrachten.
De Hoorn: liggend op 55 gr. 58
min. Z.-br. en 67 gr. 10 min.
Westerlengte. Kaap die de Ne
derlandse zeevaarders Schouten
en Lemaire in 1616 naar
Schoutens geboortestad noem
den. Ruim 350 Jaar later gaan
de Nederlanders er weer "naam
maken". Nu rond Oud en
Nieuw "ronden" twee zeesle
pers Kaap Hoorn, trekkend
aan het Amerikaanse boorei
land Blue Water H. Met een
vaartje van slechts vier mijl
per uur van Valdivia in Chili
op weg naar de Golf van
Mexico. Een unieke reis, want
nog nooit ging er een sleepob-
Jeot via dat gevreesde traject.
Het wordt 'm geleverd door
Smit Internationale Zeesleep-
en Bergingsbedrijf, dat de reis
van vier maanden met twee
boten uitvoert: de 11.000 pk
sterke Poolzee (onder oomman-
do van kapitein A. Poot) en de
Witte Zee van 9000 pk (gezag
voerder J. Bruins). Eén sleper
zou het karwei hebben afge
kund. maar het is met het
oog op het langdurige wachten
op hulp als er in de afgelegen
wateren iets zou gebeuren
beter dat er twee sleepboten
aanwezig zijn.
„Milder"
Smit Internationale koos voor
de Kaap Hoorn-route (die ge
durende de zomer van het zui
delijk halfrond nu iets „mil
der" is dan in de rest van het
Jaar) omdat het trajeot via de
Grote, Indische en Atlantische
Oceaan tweemaal zo lang Is als
de 10.000 mijls-trek die nu
wordt gemaakt. Bovendien kan
werd geboren in het jaar van de barre winter. Acht-
egentig. En hij ging voor 't eerst naar zee in 1906.
n tijd dat de Nederlandse koopvaardij op de kentering
zeil en stoom verkeerde. In 1905 verkocht ons land
atste barken, fregatten en schoeners naar 't buiten-
dat langer met de zeilvaart is doorgegaan. Leen Smit
van Alblasserdam, plaats van waaruit in 1870 nog
rote zeilschepen werden berederd. Een plaats die lang
zeilvaart vergroeid is geweest: op de plaatselijke
en werden rond de eeuwwisseling nog talloze schepen
buitenlandse vlag gebouwd en gerepareerd. Was 't
wonder dat ook Leen Smit naar zee wilde?
teen smit ls nog hevig geïn-
rd in de scheepvaart, praat
ihnanschap over de Kaap
tis die de Smit-slepers aan t
zijn. Leen verzamelde in
havens en tijdens de korte
n dat hij thuis was meer
000 foto's van zeilschepen,
archieven na, bestudeerde
(Journalen publiceerde.
.ar terug verkocht hij
lieke verzameling aan Hol-
Amerika Lijn-dór ekteur Arie
steeds ben ik een vraag-
ls 't om de zeilvaart gaat",
Leen. „Of ik soms dit of dat
Dertien
Jaar was Leen toen hij als
latje z'n eerste centen ver-
op de Kinderdijkse werf van
at en Zonen. „Er werd 'n
r voor Argentinië ge-
heotonert hij zich. „Die
er met een sleper heen. Dat
en ik wilde mee. Ik naar
i. direkiteur van Smit. het
artbedrijf. Hij had Jongens
zei hij me. Maar als ik nou
®s op een logger naar zee
.-an zou hij 't later nog wel
[bekijken. Ik monsterde op de
ngen 102, een zeillogger. Vijf
van drie weken maakte ik.
'eren. om hard te worden,
tini tot december 1906.
naar Leis en op 1 Januari
*apte ik aan boord van de
(te sleper die de zuiger naar
Blanca moest brengen. Ik
verschoppeling op m'n eer-
reis. de kurkezak. Ik
koken en allerlei karweitjes
bemanning doen. Drie
ten heeft dat geduurd. Van
tot haven om kolen te laden,
te weer terug was. kon ik als
•atroos mee op de Punta Gor-
was een zandlichter, die bij
Alblasserdam tijdelijk tot
^rt schoener was verbouwd,
te reis naar Buenos Aires. Op-
Argentinlë dus".
voor Leen de verschrikke-
re{s die hij ooit heeft meege-
.er dan Kaap Hoorn,
•teopboot bracht ons door Het
01 daarna ging het op ei-
0 teilkracht. De Atlantic op, in
door
Bram Oosterwijk
Die Kerstweek van
1908 vergeet ik nooit. De storm
beukte vele weken op ons los. Alles
aan boord was gebroken. Niemand
ook de ouwe, geroutineerde zeelui
niet wist wat er gaande was. Pas
bij de piek van Tenerife werd t be
ter. We hebben er 121 dagen over
gedaan. Toen we in Buenos Aires
aankwamen, hadden de meesten
van ons scheurbuik van het sleohte
en vaak bedorven eten".
Leen kwam huiswaarts met de Sao
Paolo, een Duits stoomschip van de
Hamburg-Siid. Ails kolentremmer
moest hij de vuren schoonmaken
(„assie wippen"), maar ook wacht
lopen en koffie zetten van een soort
briketten. Hij kreeg dysenterie van
't verpeste drinkwater, maar deed
toch dienst.
De volgende reis: weer naar Buenos
Aires, met de in Alblasserdam ge
bouwde stoombaggermolen M.O.P. 19
C. Bij Sint Vincent (Kaap Verdi-
sche Eilanden) waar kolen waren
geladen sloeg de deining een
tandwiel kapot. Negen weken wach
ten om te repareren.
Door naar Buenos Aires, monsteren
op een Duits stoomschip naar Ro-
sario. Daar van boord gevlucht om
een Jaar te kunnen werken op een
met Alblasserdammers bemande
zuiger, die ingeschakeld was bij de
bouw van een haven. Met een En
gels schip naar Holland en de mili
taire dienst in.
Na z'n afzwaaien werden t twee
uitbrengreizen met zuigers naar
Soerabaja; beide thuisreizen was hij
passagier, op de Koningin der Ne
derlanden van de Mij. Zeeland en
op de Tambora van de Lloyd.
l in een haven vol ijs in een tijd dat de stoomvaart
Kaap Hoorn
Negentdendertden betekent voor
Leen Smit de aanloop naar de reis
rond Kaap Hoorn: "Er moest een
klein zuigertje dat bij J. en K.
Smit in Kinderdijk was gebouwd,
naar Port Pirle in Zuid-Australië.
Het moest daar in een baai gaan
werken. We voeren met de Pose do-
nia zo heette dat ding door
het Suezkamaal. Overal kolen laden
om te kunnen stoken. In Aden, Co
lombo, Sabang en Tjilatjap. Daar
lagen we aan een steigertje en 't
stierf er van de muskieten. Iedereen
kreeg koorts, behalve ik. Nadat de
bemanning opgeknapt was, vertrok
ken we naar Australië. In de Tas
man Zee heben we twee weken lig
gen drijven omdat er een aandrijf-
stang was gebroken. We hadden
geen radio en al die tijd zagen we
niemand. Op een goede dag pas
seerde ons een schapenbootje. Onze
stuurman stapte over, om ln Ge-
raldton een nieuwe stang op te ha
len. Na drie weken was hij terug.
Toen we met de Posedonia ln Fre-
mantle lagen, werden we aan de
kade door een boot waarvan de be
manning dronken was, half in el
kaar geramd. Ons schip stond voor
een deel onder water. D'r lag ook
een Noorse bark, de Clara, en daar
op mochten we onze spullen drogen.
En wat ik nou vertel, is waar. In
Tjilatjap had ik van onze dominee
uit Alblasserdam een prentbrief
kaart gekregen, met de hervormde
kerk van ons dorp erop. Toen ik
die aan het drogen was, kwam net
de kapitein van de Clara langs. Hij
bekeek 'm en hij vroeg hoe het met
die dominee ging. De man had met
zijn schip in Alblasserdam liggen
repareren en toen de dominee leren
kennen. Is dat niet sterk? De man
wilde mij hebben voor de thuisreis,
want ik had gezeild.
De kapitein van de Posedonia wilde
me eerst niet kwijt, maar toen ik
Zweedse plaatsvervangers had ge
vonden, mocht ik toch. We gingen
met de Clara naar Albany, waar de
Noren een walvisfabriek hadden
We hebben daar traan in zinken
bakken en baleinen liggen laden. De
Clara was een oude driemastbark,
net zestig meter lang. In 1880 als
Janet McNeal in Glasgow gebouwd.
Storm
Met dat schip ben ik nou om de
Hoorn geweest. Vanuit de goeie
richting, met de wind achter. We
moesten naar Falmouth in Enge
land. Vier - en - een - h al ve maand heb
ben we er over gedaan. De Clara
voer niet hard, want ze had geen
bovenbramzeilen, 't Was zogenaamd
zomer, maar we heben 't toch wel
geweten. Ver vóór Kaap Hoorn kre
gen we de eerste veeg uit de pan.
Storm. Dagenlang moesten we het
schip bijleggen. De golven spoelden
over het dek. Hagel kregen we
maar vooral veel kou. M'n nagels
gingen kapot als we het ijs van de
zeilen moesten bikken. En als Je
dan na uren vechten een mokkie
koffie kreeg, man, dan was Je de
koning te rijk.
De accommodatie op dde Clara was
niet best. Achter de fokkemast had
den we 'n teakhouten dekhuis met
tien kooien, één tafel, geen banken
en een olielamp. In het kombuis er
naast kookten we ons maal. Ook
dat was slecht. Zout vlees, stokvis
en zeekaak. Soms hadden we een
vliegend vdseie.
De kaap zelf hebben we niet gezien.
We gingen tot 58 graden Zuid om
dat Je natuurlijk hardstikke benauwd
bent om maar in de buurt van dat
ding te komen.
Eenmaal in de Atlantische Oceaan
ging 't lekker. Passaatwindje in de
rug en op naar Falmouth. Laat ik
daar nou in de haven een bekende
langs zien varen. De kapitein van
de sleper Holland. Toen ik 'm
praaide, vertelde hij me dat de Po
sedonia nooit in Port Pirie was
aangekomen. Met man en muis ver
gaan. Dat kaartje van de dominee
en het overstappen op de Clara was
m'n redding geweest".
Leen Smit was thuis. Trouwde en
moest de dag erop de mobilisatie in.
In de Jaren twintig dertig en veer
tig voer hij op allerlei schepen,
naar bestemmingen over de hele
wereld. Teveel om op te noemen. In
'55 ging hij officieel met pensioen,
maar toen men hem bij L. Smit en
Co. vroeg om af en toe nog eens
een sleepreis te maken, dééd hij dat
ook. Zoals ln '59. toen Leen chef
runner op een oud vllegdekschir
was. Het moest naar Japan, aan de
tros van de Clyde. Tijdens een stop
In Honoloeloe kreeg hij het radio
bericht dat zijn vrouw was overle
den. Van Tokio reisde hij per vlieg
tuig naar Galveston en maakt van
daaruit met de Hudson nog een
sleepreis naar de Perzische Golf.
Met diezelfde Hudson keerde hij
huiswaarts. Voor de allerlaatste
maal.
Thuis
Leen Smit zit thuis nu (hij is her
trouwd). "Als de mensen van de
werf of de sleepvaart t me komen
vragen, ga ik nog wel eens een dag
mee proefvaren op zee", bekent hij.
..Dat doe ik nóg graag".
Éénmaal per Jaar leeft voor Leen
Smit de zeilvaart van weleer weer
helemaal op. En dat gebeurt dan
als hij temiden is van de pure
Kaap Hoorn vaarders, de "ijzeren
kerels" van de barken en fregatten
Want elk Jaar komen de leden van
de vereniging van Kaap Hoorn-
vaarders ergens in een Europese
haven bijeen.
Leen: "We worden dan als vorsten
ontvangen, we halen herinneringen
op en we zingen zeemansliederen
D'r ls elke keer ook een kerkdienst
Per land staan we dan als ouwe
zeelui onder de preekstoel, om te
luisteren naar de namen van dege
nen, die 't afgelopen Jaar zijn over
leden. Dit Jaar was 't in Kopenha
gen en wij Nederlanders waren drie
man kwijt geraakt".
de reis in de gunstiger west-
oost richting worden gemaakt
Er is ook nog even aan ge
dacht de enkele honderden ki
lometers noordelijk van Kaap
Hoorn ligende Straat Magel-
haen (die Vuurland van het
Zuidamerikaanse vasteland af
houdt) te nemen, maar het
aanlopen van dit vaarwater
vanuit het westen is een ris
kante zaak. Het zicht is er al
tijd slechts, er staat veel
stroom, er zijn onderzeese klip
pen, mist en sneeuw maken
het zicht in het nauwe vaar
water miniem. Kaap Hoorn
de gevaarlijke geeft meer
"ruimte", de sleep blijft wel
om zéker te zijn honderd
mijl uit de kust. Kaap Hoorn
zal dan ook niet in zicht ko
men.
Bij tientallen
Kaap Hoorn en de wateren
rondom zijn het grimmigst als
de reis oost-west ls. Als d<
westerstorm de vaart uit de
schepen haalt, ze aanvalt en
beproeft, 't Is in deze tijd van
moderne en snelle schepen niet
zó'n groot probleem meer
maar eens was dat toch an
ders. In het begin van deze
eeuw zelfs nog, toen de barker
en fregatten bij tientallen te
gelijk him gevechten met Kaap
Hoorn uitvochten. Menigmaal
verloor het schip. Het ging ten
onder of het keerde met aan
flarden gerukte zeilen en ge
knakte masten terug naar de
Falkland Eilanden, Montevideo
of zelfs Rio de Janeiro. Om te
repareren en om daarna op
nieuw het gevecht aan te gaan.
Bij Kaap Hoorn werd het laat
ste hoofdstuk van de zeilvaart
geschreven. De Engelse Kaap
Hoorn- en zeilvaartkenner
Alain Villiers schrijft in zijn
(onlangs bij Holiandla in
Baarn verschenen boek „Kaap
Hoorn": "Ofschoon er tot aan
het begin van de Eerste We
reldoorlog duizenden zeilsche
pen waren, werd het leven aan
boord een anachronisme, a
gezien al die schepen ten dode
waren gedoemd. In 1905 al
het zo dat er met zeilschepen
van de grote vaart geen econo
misch bestaan meer mogelijk
was. In de winter van 1905
moesten tussen de veertig en
vijftig schepen van Kaap
Hoorn terugkeren en ln nood
verkerend weglopen Tenminste
twaalf schepen keerden hele
maal terug en verkozen om de
wereld te varen, gebruik ma
kende (dat hoopten ze) van
stormen achter in, om tenslotte
hun bestemming van de andere
kant uit te bereiken".
Villiers (die Jaren geleden het
boek „Glorie en ondergang van
het Kaap Hoornschip" schreef:
deze maand heruitgegeven bi.1
Unieboek in Bussum) beschrijft
in „Kaap Hoorn" de prestatie
en de rampzalige mislukkingen
van de enorme vierkantgetuig-
de stalen schepen, komend van
Europa, op weg naar Chili of
Peru (voor het laden van sal
peter of guano) naar de Ame
rikaanse westkust (voor het la
den van hout en graan). Hl'
vertelt ook over de zeelleden
van wie er honderden omkwa
men daar.
De echte Kaap Hoorn-vaar-
ders: dat zijn de mensen die
eens op een zeilschip de Kaap
hebben gerond. Een snel ln
aantal teruglopende groep Ze
ventig, tachtig negentig Jaar
oud. De meesten zijn lid van
de internationale vereniging
van Kaap Hoorn-vaarders en
ze komen jaarlijks bijeen.
Ze zijn er dus nog. in Neder
land nog zo'd twintig. Geen
"Albatrossen" (zeilschip-kapi
teins) meer, maar nog we)
"Mallemokken" (matrozen e.d)
Weinig
Eén van hen is Leen Smit
82 Jaar uit Kinderdijk Géén
familie van de Smitten die ln
Kinderdijk het sleepvaartbe-
drijf begonnen dat nu de sleep
reis rond Kaap Hoorn uit
voert. Een toevalligheidLeen
Smit woont in de Fop Smit
straat. genoemd naar de man
die in 1843 dat befaamde
sleepvaartbedrijf stichtte.
Leen Smit: een zeeman zoals
er nog maar heel weinig ln ons
land zijn. Groot en hard ge
worden op zeilschepen Geva
ren tot z'n zeventigste laar
Bijna een halve eeuw ook
hij socialistisch raadslid m
blasserdam. waarvan een aan
tal Jaren wethouder Ereburge»
van Alblasserdam Ridder ln d<
Orde van Oranje Nassau Één
maal in zijn leven rondde hl
Kaap Hoorn, zpilend In 1914