Streek en thriller Harry Mulisch t Foto Eddy Postuma de Boer Harry Mulisch. De Toekomst van Gisteren. De Bezige Bij. Am sterdam. Dit nieuwe werk van Harry Mu lisch is volgens des schrijvers eigen woorden het boek over een onmogelijkheid. Tien Jaar geleden, zo vertelt hij, was hij begonnen aan een roman die "De Toekomst van Gisteren" moest gaan heten. Hier in had hij niets meer of minder Literaire kroniek door Clara Eggink dan een beeld willen creëren van een wereld waarin Adolf Hitler ge wonnen zou hebben. Nu is Harry Mulisoh twee wezens tegelijk; een schrijver en een denker. Een eigen schap die hij, mutatis mutandis, gemeen heeft met een veel oudere auteur, Victor E. van Vriesland. Al lezend heb ik de indruk gekre gen dat Mulisch in plaats van die roman te gaan schrijven zich is gaan verdiepen in twee problemen het begrip kunstwerk regarderen de. Ten eerste: kan ik deze roman schrijven aangezien het Duizendja rig Rijk niet bestaat? Ten tweede: Indien ik die roman zou kunnen schrijven dan zou het een toekomst roman worden en wat is eigenlijk een toekomstroman? Op deze twee vragen geeft de schrijver eigenlijk dit hele boek door half speels, half ernstig antwoord. Bij wijze van aanloop begint het eerste hoofdstuk "De Grondbeginselen van het Bel lenblazen" met een amusant ver haal. Bij bezoek aan het huis van een vriend ziet Mulisch een jonge tje in het gras zitten bellenblazen. Hij pakt de knaap zijn blaasinstru ment en zeepsop af (hij omschrijft het resultaat van deze kaping eufemistisch als: enige verontrus ting teweegbrengend) en stort zich op het bellenblazen. Hiermee herleeft zijn Jeugdhartstocht voor de chemie en hij probeert te komen tot de volmaakte, de grootste zeep bel. Als lezer heb je dan wel even het gevoel van: Wat moet dat nou die geschiedenis van de oppervlak tespanning herinner ik me ook nog van de middelbare school. Maar zie, volhardend als Mulisch is, blaast hij op een dag een bel van vijfen zeventig cm middenlijn en ontdekt dat de bel vlak voor zijn einde zwart wordt. Van dat moment af gaat het om die niet voort te bren gen zwarte zeepbel. En zomin als deze volmaaktheid te bereiken is, die ronde bel, het toppunt van doel matigheid, zo dun dat het niet meer bestaan kan, zomin is het on mogelijke kunstwerk "De Toe komst van Gisteren" te bereiken Het tweede probleem is het begrip toekomstroman. "Wat in een toe komstroman moet doorgaan voor verandering is niets anders dan toenemende verstening van de be staande toestand". Blz. 134. Let ook op Mulisch' beschouwing over Or- vsells". Nineteen-Eighty-Four. Daar er voor de roman over het Dui zendjarig Rijk geen "bestaande toe stand" is, kan die net als de zwar te zeepbel, niet bestaan. Na deze zaken opgelost te heb ben, gaat Mulisch, bevrijd van zijn probleem, terug naar 1962, het jaar waarin hij aan zijn ongebo ren roman begonnen is. Het even wicht is hersteld en de auteur is weer het middelpunt van zijn schep ping. En dat is goed, want dat is Mulisch' bron van creativiteit: zijn tijd in al zijn facetten tot zich in te leiden en die a.h.w. persoonlijk verteerd in zijn boek te zetten. Dit laatste zal hen die de beeldspraak niet vatten, niet erg smakelijk in de oren klinken. Maar het is ver gefelijk want als ik zou zeggen "verwerkt" dan zou dat niet de intensiteit uitdrukken die ik nodig heb. Wat ik bedoel is dat er een geestelijk verteringsproces plaats vindt waardoor deze tijd in een soort zuiver Mulisoh-iaanse ge schiedschrijving tot ons komt. Ik heb op dit proces al eerder gewe zen o.a. toen ik het over "Het Ste nen Bruidsbed", over „Voer voor Psychologen" en over "De Zaak •tO 61" had. Dit het geval zijnde zal het nie mand verwonderen dat "De Toe komst van Gisteren" in wezen de geschiedenis is van 1945 af. Althans, de geschiedenis zoals Mulisch die uit de feiten ervaren heeft. Het Duitsland van Hitier laat hem niet los. Integendeel, hoe meer hij er van achterhaalt, hoe feller het hem aangrijpt. De wonderlijkste feiten achterhaalt hij en die brengen hem ertoe het visioen van het Duizend jarige Rijk te zien als een hyper trofie van de dertiger Jaren, die volgens hem voortgeduurd hebben tot 1950. Een dergelijke stelling is best te aanvaarden en het is dan jammer, dat de schrijver zijn be wijzen bepaalt tot een paar hetero gene opmerkingen. Uitvoeriger legt hij zijn verbanden tussen die dui- zendjaren-waanzin en de roman tiek vergezeld van de Wagneraan- bidding. Het Duizendjarige Rijk is er niet van gekomen omdat Duitsland de oorlog verloren heeft. Het ant woord op de vraag waarom Duits land die oorlog verloren heeft, is Mulisch aan de bron gaan zoeken n.l. in de geschriften over en van Hitler, die zich deze vraag zelf voortdurend gesteld heeft in net be gin van 1945. Het antwoord dat Mu lisch, die zegt dat de realiteit al tijd aan de oppervlakte en m klei nigheden ligt, gevonden heeft ls zulk een zottigheid dat ik niemand de pret wil bederven door deze hier te gaan vertellen. Lees liever blz. 134-135. Als een donderslag bij heldere he mel dringt het dan tot de schrijver door" dat niemand ooit precies ge weten zou hebben ho* Duitsland de oorlog zou hebben gewonnen, had het de oorlog gewonnen. En met deze onthutsende ontdekking zitten we middenin de om deze reden niet geschreven roman. De hoofdstuk ken „Wat men ongeveer zou we ten" tot en met „De Hoofdlijnen van het verhaal" geven een uitge breide synopsis van dat ongeschre ven boek. Op zichzelf een pracht van een stuk verbeeldingswerk. Hoe op een merkwaardige mander de realiteit van heden dat verhaal weer aanvult is een entrefilet over een historisch journalistiek akke fietje van ongeveer een Jaar gele den met iemand die Mulisch voor dien al als voorbeeld voor een van zijn figuren gekozen had. Verhelderend voor het toch nog altijd niet helemaal verklaarbare katastrofale optreden van de figuur van Hitier, het verslag van Mu lisch' bezoek aan Albert Speer, de man die eenmaal Hitiers architect geweest is. Speer had zijn Führer de gigantische stad Germania be loofd in een formaat waarbij de St. Pieter 'n speelgoedje zou zijn en met een zegeboog die dertig me ier hoger zou worden als de Are de Triomphe. De tekeningen heeft Mulisch gezien. De megalomanie is niet van de lucht. Samenvattend moet ik zeggen dat ik van dit nieuwe werk van Ham Mulisch hier een paar puntjes ge geven heb daar wat op deze 253 blz staat gemakkelijk ook vijf maal zoveel zou kunnen vullen. Dit laatste zou natuurlijk aan de dy namiek van het boek veel afdoet hoewel Je soms weieens de wem- voelt opkomen naar verder dooT zetten van een onderwerp of eer- gezichtspunt (dat laatst» vooral Na de wat trage aanloop wordt h* meeslepend om niet te t.eggen op windend voor wie zHih barokker voelt bij zijn tijd, wam 'iet volg' deze tijd op de voet (De Toe komst van Gisteren is heden) bin nen de originaliteit van de persoon lijke waarneming. CLARA iuGGINK Nederlandse detectiveromans zijn schaars en daarom moeten we blij zijn in de auteur Pim Hofdorp een produktieve schrijver van politie romans te bezitten. Ze zijn alle maal topografisch, ook zijn laatste die „Gegooi in de glazen" heet en zich afspeelt in Gouda met zijn Goudse Glazen). Wie Gouda kent, kan Hofdorp nergens betrap- oen op een fout in zijn (topogra fische) beschrijving. Hij moet een secure man zijn. Na het lezen van deze ro man vraag je Je^wel af of die securiteit de fantasie niet te veel overheerst. Het verhaal is n.l. niet zo boeiend. De story is opgehan gen aan de in werkelijkheid bestaan de theorie van een inmiddels overle den Goudse industrieel, dat Shake speare in Gouda ligt begraven. Dat is aardig gecombineerd met een fusie tussen een Engelse en een Goudse onderneming. Ook nu is de Haagse politiecommissiars Arem- berg hoofdpersoon, al ligt Gouda buiten zijn gebied. ZJjn karakter komt er weer goed uit. maar de an dere figuren vallen bij Hof dorp vaak vlak uit en soms zelfs ridicuul, zoals de Gouse politiecom- „Gegooi in de glazen" is ver schenen bij NV Uitgeverij W. van Hoeve in Den Haag (prijs f 9,80). Claes Drie steekromans zijn versche nen bij Uitgeversmaatschappij West Friesland in Hoorn. Er zijn er twee van Catalijn Claes. waarbij wij de voorkeur geven aan „Het schreiende riet", een milieuroman, die zich afspeelt in het rietdekkers- bedrijf, dat overigens lang niet zo uniek is als de schrijfster het doet voorkomen. Het is het bekende gegeven van een oude man met een jongere vrouw en in de buurt een jongeman. Zelfmoord is één van de gevolgen. Sfeervolle plaatsbeschrijving ook in „Witte zwanen, zwarte sluizen", van dezelfde schrijfster, die deze milieuroman laat spelen in het stille land bij de Waddenzee. Bij de sluis wonen twee echtparen en één vrijgezel. Eén van de echtparen heeft altijd ruzie en de vrijgezel maakt de vrouw het hof. Op de achtergrond speelt angst in verband met grootvader, die op een storm achtige dag is verdronken. Een nieuw verdrinkingsgeval is in een toch wel boeiend verhaal als dit no dig om alles in t reine te brengen Speelman Ook Ewout Speelman bedient zich van een „verdrinkingsscène" in „De dochter van Jan Panneman". Dat ls een mooie dochter, met wie Panne man in zijn dorp terugkomt nadat zijn vrouw is gestorven. Een boeren knecht heeft hulp gegeven b'1 de bevalling en achttien Jaar later trouwt de dochter uit dankbaarheid de eens zo oude man, die erg gie rig blijkt. Het gaat mis als ze een boerderijtje hebben gekocht met de voorwaarde een oude vrouw te ver zorgen. Een Brabantse streekroman vol zuidelijk sentiment. HANS MELKERT Historie In de Fibula-Juniorreeks van uit geverij Van Dishoeck, Bussum zijn de deeltjes 14 en 15 gewijd aan "De Azteken" en "Babylon en Jeruza lem". Leuke boekjes, niet duur (5.90) met een hoop wetenswaardigs voor aan de historie verslaafden. De Ne derlandse Jeugdbond ter bestude ring van de geschiedenis kan er met een gerust gemoed achterstaan. Jammer is dat schrijfster Jane Dor- ner wat minder accuraat en volledig is. wanneer ze de rode draad van de geschiedenis van de Azteken door trekt naar het heden, want dat ln het huidige Mexico "de kloof tussen arm en rijk groot is" lijkt wat zwak uitgedrukt. De eigenaren van de grote "haciendas" hanteren nog al tijd uitbuiting van angst, zoals de Spaanse oonquistadores dat deden. HAN MULDER Egypte Kurt Lang»: „Egypte." prof. dr. van der Meer: „Oudchristelijke Kunst. Citg. Unieboek N.V.. Busstim beide f 14.50 Unieboek N V, brengt dit najaar herdrukken van Kurt Lame's ..Egyp te" en het standaardwerk van de Nijmeegse hoogleraar F, van der S Meer: „Oudchristelijke Kunst" Lange's boek Is »en wijdverbre-üe bestseller die alleen al in het Neder lands zijn achtste druk beleeft Het is een zeer onderhoudende geschiede nis van het Farao-rijk hier en daar wat verouderd wellicht Er ls bij voorbeeld nogal wat nieuwe research naar de Ingewikkelde famlU'flatjes fan Erhnaton en zijn oovoleers. on- :ler wie Toet-ank-Amoen Het nee- .!epend enthousiasme van Lange Is hter genoeg ''oor weer een nieuwe 'ener at ie lezers. Van der Meer's studie over een rgeten" terrein van de christelij ke kunst dateert aJ weer *'an 14 Jaar terug. Sindflien heeU *r duide lijke opleving i. d. interesse voor de byzantijns* kn «.t r>|*it«;geh d aar wetenschappelijke en dan ook nog oorspronkelijk Nederlandse mono- graflën over die ttjd en haar voort brengselen ?i1n schaars Het boek ls helaas wat spaarzaam geyim(r®erd (d-'t geldt trouwens ook voor Kurt Lange). Bij de mozaïeken van Ra- vena hoort kleur, het stralend gam ma van een Jong geloof dat noa niet echt aan het twijfelen 'loeg. HAN MULDER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 27