Monnik droeg veel bij tot culinair genot In de kloosters werd geschranst Geheimzinnigheij rond recepten Dr. M. A. Erens die in 1919 het boek „De Monnik" schreef waar schijnlijk wel, want hij begint in het hoofdstuk „De monnik aan ta fel" de kloosterbroeders te verdedi gen tegen de schilders van de ro mantische Duitse en Engelse school, „die" zo zegt dr. Erens „een dank baar onderwerp vonden in voorstel lingen van kloosterrefters, met aan tafel een reeks smullende monniken wien allerhande fijne gerechten op gediend worden, vergezeld van de nodige dranken. Het tegendeel is en was waar" zegt hij. Maar twee bladzijden verder schrijft hij: „op getekende aankoopjes voor de keu ken in de 15de en 16de eeuw, in de rekenboeken voorhanden, geven een beeld van wat in primitieve tijden het gerecht in de eetzaal geweest is: zout wordt met het vat gekocht, erwten met de maat. raapolie met de aam; het gaat over aankoop van kaas, Vlaamsche, Hollandsche „gre- venzankaas", „permesankaas" en Door Hein Wielick „cloetkaas".Er is kwestie van spece rijen de zogenaamde „cockencruy- den", gedroogde vruchten, kaneel, peper, gember, rozijnen, vijgen, ga- ligaan, foelie, kruidnagels, saffraan, amandelen, rijst, meel, suiker en bruine suiker, succade, mosterdzaad, gedroogde pruimen enz. Ook vertel len de rekeningen dat" nog steeds dr. Erens „geregeld, uit de veestapel of aangebracht uit de hoeven, dieren geslacht worden, os sen, runderen, kalveren, schapen, hamels, varkens, haantjes, kapuinen en de Jager van de abdij zal in het seizoen zijn wild aanbrengen: ko nijnen, patrijzen, fazanten". HARINGEN Dr. Erens vertelt nog verder „dat de rekeningen ook vertellen van de aankoop van prieken (lamprei), van karpers, van gedroogde haring, en van zalm, waarbij hij als aardig feitje vermeldt dat de prior van Prémonté eens 400 haringen bestel de. nadat hij een tocht had ge maakt langs de Nederlandse abdijen waar hij deze lekkernij had leren kennen. Tenslotte geeft pater Erens nog een opsomming van het menu in een Vlaamse abdij uit de eerste helft van de 16de eeuw Van Pasen tot Sint Jan Baptist: kalfsvlees voor de eerste schotel en nu en dan gezou ten ossen en varkensvlees. Voor de tweede schotel gebraden kalfs vlees of iets anders volgens de ver eisten. Van Sint Jan Baptist tot Sint Remiglus: schapenvlees voor de eerste schotel en nu en dan os senvlees, voor het tweede gerecht Jonge duiven of iets dergelijks en soms ook gebraden schapenvlees. Van Sint Remigius tot de vasten: rund- of ossenvlees voor de eerste Wie heeft er niet eens in een meestal Duits, Zwitsers of Oostenrijks restaurant gegeten, waar de menu'kaart versierd was met gezellige dikbuikige monniken in een bruin habijt? Wie herinnert zich niet in diezelfde landen op de menukaart gezien te hebben „Schlachtplatte nach Klösterart"? Waar schijnlijk is het u wel ook eens opgevallen dat veel Franse wijnen naar patroonheiligen van parochies of abdijen zijn vernoemd? Misschien nipt u gelijktijdig met het lezen van dit artikel, wel aan een Benedictine of Chartreuse. Likeuren dit .uitgevonden' wer den in kloosters, of drinkt u nu een glas Trappistenbier, een glas Chateau-neuf-du- Pape, Cru St. Patrice, of gewoon een kopje mokka, een Turkse delicatesse die met de Kruistochten naar West-Europa kwam. Toevallig, deze verwijzingen naar geeste lijke orden, kloosters of patroonsheiligen? Allerminst. De monniken hebben zeer veel bijgedragen tot de culinaire genoegens waarvan wij nu nog dagelijks genieten. Alleen: zij hebben het nooit willen weten. Wat,zou er niet een geweldig kookboek samen te stellen zijn, toanneer oude kloosters of mis schien wel het Vaticaan de archieven op dit gebied zouden ope nen. Want dat monniken veel op het gebied van eten en drinken hebben gepresteerd staat als een paal boven water. En dat zij zelf van goed eten en drinken hielden, wie zal het hen kwalijk nemen schotel voor de tweede konijntjes of kapuinen of iets dergelijks gelijk het aankomt. En bij de stichting van de jaargetijden was doorgaans een som vastgelegd, waarvan de op brengst zou dienen voor de zoge naamde „pisstantie" d.wz, een bui tengewone tafelportie op te dienen op de dag van het jaargetijde. Dat men de vermeerdering van de jaargetijden ook de pitanties ver menigvuldigd en zulks aanleiding gaf tot misbruiken ligt voor de hand" aldus letterlijk dr. Erens, die hiermee een beeld gaf van de eet gewoonten van monikken in voor bije tijden. NIET VREEMD Het is overigens niet zo vreemd dat er in de kloosters zo werd ge schranst. In de vroege middeleeu wen kende men nog geen hotels en restaurants. Reizigers logeerden in de gastenvertrekken van de kloos ters die elkaar beconcurreerden om vooral vorsten en hoogwaardigheids bekleders binnen him muren te krijgen en alles deden om exclusie ve gerechten op tafel te brengen. En dat was voor de kloosterbroer- ders niet zo moeilijk. Zij beheersten de wetenschap en pasten die toe op de landbouw en veeteelt. Zij hadden alle tijd om uitgebreide gerechten klaar te maken, waarin allerlei kruiden ook vreemde kruiden, die met de Kruistochten naar West-Eu ropa waren gekomen die zij zelf kweekten in enorme tuinen. OOK DRANKEN Waren de monniken uitvinders van heerlijke gerechten, ook bij de ont wikkeling van dranken speelden zij een grote rol. wie het distilleren (nodig om alcohol te maken) uit vond is niet meer na te gaan. Waarschijnlijk was het Maria, een Joodse vrouw, de zuster van Mozes. Haar naam leeft nog voort in het naar haar genoemde waterbad au- bain-Marie, waarmee spijzen kun nen worden verwarmd. Griekse natuurkundigen beschrijven als eersten distilleerapparaten, waarschijnlijk kenden zij ook de al cohol. De Arabieren leerden het westen de kunst van distilleren, de naam alcohol is van Arabische oor sprong evenals zoveel woorden die met "al" beginnen (zoals algebra, alchemie). De oude alchemisten be waarden het distilleer-geheim angstvallig bij het zoeken naar de steen der wijzen om onedele meta len in goud te veranderen en het elixer om het leven te verlengen. LEVENSWATER Waarschijnlijk vond de Italiaanse arts Salernus rond 1150 de alcohol uit zoals wij die nog kennen, toen hij een wijn distilleerde. In de 13de eeuw was alcohol reeds algemeen bekend want paus Johannes XXI (1215-1276), die verschillende soor ten vloeistoffen onderzocht, noemt in zijn beschrijving ook het levens water „aqua vitae" zoals men toen alcohol noemde. In het begin werd het nieuw ont dekte levenswater alleen voor medi cinale doeleinden gebruikt. Vooral toen de pest woedde. De gewoonte om alcohol te drinken als medi- ft cijn volgde de Zwarte Dood op zijn miljoenen mensen verslindende tocht door Europa. WAAS De geleerde monikken. de bewaar ders van de wetenschap in de mid deleeuwen, omhulden de vinding met een mysterieus waas. Zij ge bruikten als grondstof voor de alco holbereiding wijn. Maar omdat het distillatieproces nog vrij primitief was bevatte het eindproduct veel onzuiverheden. Om de smaak te verbeteren voegde men honing toe en kruiden, waarvan de genees krachtige werking reeds lang be kend was. Het eindprodukt noemde men „liquer" en de hartversterken de werking vindt men nog terug in het Engelse „cordial" (cor is hart in het Latijn). De weg lag nu open naar de bereiding van genees krachtige dranken, die ook wanneer men niet ziek was, lekker smaakten. Zo ontstonden drankjes, die wij nu nog en met smaak drinken; Vieille Cure, Benedictine, (in oor sprong ter bescherming- van ver koudheid en hoesten), Chartreuse tegen bronchitits en astma), Izarra of Strega. Vele eeuwen waren er gemoeid met het tot in de finesses samenstellen van een kostbare likeur TIENTALLEN KRUIDEN Benedictine wordt uit tientallen verschillnde kruiden en planten ge trokken, Vieille Cure uit 52, terwijl Chartreuse de kroon spant met liefst 130 verschillende soorten krui den. Het geheim van deze likeur wordt zo angstvallig door het klooster be waard, dat toen de Franse staat zich in de jaren van na de Revolu tie ermee ging bemoeien, het gehele kloosterfabriekje naar Spanje uit week, en pas met zijn grote recep tenboeken en geheimzinnige plan tjes terugkeerde in het oude Kar tuizerklooster toen men het mono polie garandeerde. In dit klooster in Voiron bij Grenoble wordt nog al tijd het geheim van dit groene drankje bewaard, waarvan slechts twee monniken de bereiding en de ingrediënten kennen en dit op hun sterfbed doorgeven aan een door de abt aangewezen opvolger. Ook de champagne zoals wij die kennen is een vinding van een monnik: Dom Pérignon van het Benedictijnen-klooster St. Pierre te Hautvilliers. Als keldermeester van het klooster paste pater Pérignon (1639-1715) voor het eerst het sys teem toe, waarbij het koolzuur be houden blijft door het niet bij de tweede gisting te laten ontsnappen. Misschien was hij alleen maar nieuwsgierig naar wat er dan zou gebeuren? Tevens bedacht hij het systeem van de „cuvée de tirage" iets wat neerkomt op menging, zoals bij sherry en port, om een wijn van een constante samenstelling te kun nen produceren. de en zelfs hun eigen koks en meesters mee op reis namen kend. Dat zulke kerkelijke waardigheidsbekleders door hui priolen ook wijnen een nai zorgden, blijkt uit de gesel verbonden aan de naam Est nu een plezierig, vrij onbett wijntje, dat vroeger anders - ger moet zijn geweest. EST EST EST In Latium, een streek ten i van Rome, ligt het stadje l fiascone waar op de vulkt bodem vurige en zoete druive dijen, die de bewoners omtov in een heerlijke wijn. Op i y - dag reisde een bisschop, lid va j roemde Duitse bankiersfamilie ger uit Augsburg, met zijn bei door deze streek. Zij waren 1 liefhebbers van goed eten i ken en opdat het de dompï nooit aan iets zou ontbreken, i de hy steeds zijn dienaar voonf °1 kwartier te maken. Daarbij i voornaamste opdracht dat dezie u^' <Üe tier zake kundig lQjsl>U vooral huizen waar goede wijnffn geschonken zou uitzoeken zien van de aanduiding Est het). Zo kwam de bisschop tefiascone aan en vond overal dorpstraat, links en rechts luiken geschilderd Est Est Bisschop en dienaar kregen 1 ïr druk met het keuren wijn, waarvan de één nog betefa k dan de andere, dat zij Montei en bu ne niet meer verlieten i van hun leven doorbrachten. de dom van Montefiascone ligt d schop begraven onder waarin het wapen van de is gebeiteld naast een bisscho al ven wiens schouders twee wijn wam- len zweven, gecompleteerd ra :an d< inscriptie leef d£ (D( ITT veel Est is onze heer gestorven). M En tot op heden heet de wijn A Est Est" evenals menig wijnhi deze streek. ONMISKENBAAR De invloed van de kloosters wijncultuur is onmiskenbaar. I nende bij de doop Reims door St. Rémi, die hen fles wijn schonk, volgde de bouw het christendom Men de wijnstok en wijnrank ten gwater ornamenten in de kathedrale uur; la monniken bouwden niet onl( want wijn is één voorkomende woorden in de 1 Staat de invloed van monnik onze dranken onomstotelijk door de vele bewijzen, die md dagelijks ziet, hun invloed eten was niet minder groot, deze bewijzen gingen verion liggen in archieven van oude en die deze documenten angst bewaken. Waarschijnlijk bang men een verkeerde indruk misschien Juist de goede - van de eetgewoonten zich van elk materialisme h afgewend. COGNAC De cognac stamt ook al uit een klooster: dat van de Briory St. Le ger. Door het Edict van Nantes wist men geen raad met de wijn en ging die toen maar „stoken". Veel wijnen en zeker niet de slechtste wijnen met een heel eigen „bouquet" en „corps" dragen de naam van kloos ters. Zoals de Clos de Vouguet, de Nuits St. George, de Tain- l'Hermi- tage of de Cru St. Patrice. Vreemd genoeg heeft de Chateauneuf du Pape totaal niets met het zomerver blijf van de paus in Avignon te maken maar werd deze naam waar schijnlijk gekozen omdat wijn met deze naam beter zou verkopen. Slechts de namen „Franzid die veel restaurants in Dui dragen en L'Abbaye die noga in het franstallige gebied vooi herinneren aan geestelijken lekker eten hielden, terwijl recepten én namen op de kaarten met de toevoeging Klöster-Art" bewijzen dat d? niken veel hebben bijgedrag! de culinaire cultuur, waarvai nog dagelijks en zeker in tijd van het jaar genieten- Bronnen: Voor en na tafel. Bree; C. A. J. Van Dishoect sum 1960; Proost! Louise Duitz. H. f polds Uitg. Mij NV Den Haag; De Monnik, Dr. M. A Er Praem. N.V Uitg. Mij ..J«* den Vondel Amsterdam 1919- naar adre plaa giror Hok|e postzi 214.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 32