KERSTNACHT OP NOVA ZEMBLA PAGINA 18 KERSTMIS 1972 (for JMihJjmlngMnfcinfKilftmliioV.ïotfcfltfWrjDmf »|WiWiffron;)*nrt(|fri«f merrfitrncr^ffrtmi(r«Ri/cm Jacob van Heemskerck. Een plaatje uit de serie Zee heldenjaren terug uitgege ven door de Stoomkoekfa- briek H. M. Biesiot in Leiden. „De fraaie en leerrijke" af beeldingen werden toegege ven bij de verpakte koeksoor- ten. Had men de zes series compleet (men moest die wel even laten zien) dan kreeg men voor een kwartje het album Hollands Roem franco thuisgestuurd. Het ging niet goed met de Oost-Indische Compagnie. De Bar- barijse zeerovers uit Marokko, Tripoli, Tunis en Algiers begon nen de Heren Zeventien slapeloze nachten te bezorgen. Handige jongens, die Barbarijse piraten, dat wel. Geen zwarte vlag te bekennen als de OIC-vloot naar de Oost zeilde, maar kwamen de Hollandse schepen via Kaap de Goede Hoop met rijke lading huiswaarts, dan lagen zij op de loer. Heel veel té veel naar de mening van de financieel geteisterde Heren Zeventien Oost- Indië-vaarders zeilden in de Barbarijse' val. De bemanningen, die in slavernij werden afgevoerd, mochten zich gelukkig prij zen als de OIC hen wilde vrijkopen, want bij de Barbarijse zee rovers sneed het mes altijd aan twee kanten Aan die Barbarijse plaag moest een einde komen. De bewind voerders van de Oost-Indische Compagnie meenden de oplos sing te hebben gevonden in een nieuwe route naar Indië: niet langer via het zuiden, maar hoewel een onbekende en veel langere weg over de noord Besprekingen met de carto graaf/zeevaarder Willem Barentsz (1550-1597) volgde n en resulteerden tenslotte ln een tocht om de 'noord'. Een riskante onderneming. Je moet maar zien hoe Je er komt. Barentsz. Als Je maar met een dik ke winst terugkeert", was de af scheidsgroet van de Heren Zeven tien. Barentsz' eerste tocht om de 'noord' als 'schipper' onder Cornells Corneliszoon Nay had plaats in 1594 op een door het gemeentebestuur van Amsterdam uitgerust schip. Op die reis ontdekte hij de westkust van Nova Zembla. Het was een voorloper van de latere overwinte- xing. De Rijp Door Dolf Schnaar Niet het gewenste resultaat dus op deze eerste tocht. Een volgende - een Jaar later, opnieuw onder Nay - leverde evenmin succes op. Wel was deze reis wetenschappelijk van gro te waarde: Barentsz bracht Spits bergen en Bereneiland in kaart. Willem Barentsz was geen "ruwe zeebonk". In tegendeel, hij was we tenschappelijk onderlegd. Samen met zijn vriend, de Amsterdamse dominee Platevoet - beter bekend onder zijn latijnse naam Plancius- had hij het standaardwerk 'Nieuwe Beschryvinghe ende Caertboeck van de Middellandtsche Zee' geschreven en getekend. Plancius, die in zijn vrije tijd geografie en cartografie bestudeerde, had met deze hobby Europese faam verworven. Barentsz bleek geenszins ont moedigd door de slechte commercië le resultaten van zijn eerste twee reizen. Een Jaar later, ln 1596, zeil de hij, nu met twee schepen, waar van er een onder commando stond van Jacob van Heemskerck op nieuw uit. De taak van Willem Ba rentsz lag op deze reis voornamelijk op het wetenschappelijke vlak. Het tweede schip had een zekere Jan Corneliszoon de Rijp (1570- 1613) als gezagvoerder, een tot dan toe vrij onbekende zeeman die zijn sporen nog niet had verdiend in de vorm van opvallende reizen of ont dekkingen. Voor deze derde poging om Indië via de 'noord' te bereiken hadden de Staten-Generaal een bedrag van 25.000 gulden beschikbaar gesteld waaraan het gemeentebestuur van Amsterdam 12.000 gulden en twee Jaar vrijdom van invoerrechten toe voegde. Op 18 mei van dat Jaar voeren de twee schepen uit. De achterblijven de 'vriend en maag' riepen bij de Amsterdamse Schreierstoren de schepelingen hun oudvaderlands „hou zee" toe, een groet die 344 Jaar later zo'n ongure klank zou krijgen 't Vangt aan het kloek bedrijf, waar 't nakroost van zal spreken Men windt de kabels, hijscht de zeilen acht het teeken 't Verschijnt: de lont strijkt neer, het knappend kruid ontbrandt En 't losgedonderd schot wenscht heil aan 't vaderland. Van Heemskerk Nu eerst iets over Jacob van Heemskerck (1567-1607). Hij - zee vaarder in hart en nieren - had. als "commies van de koopman schappen", deelgenomen aan Ba rentsz' tweede (mislukte) reis om via de „noord' 'de zeeweg naar Chi na en Japan te ontdekken. Het ne gatieve resultaat had hem niet ont moedigd, zodat hij in 1596 van de partij was bij de derde reis, die zou leiden tot de befaamde 'Overwinte ring der Hollanders op Nova Zem bla'. Toen Barentsz in 1597 op de terug reis in de open sloep op zee stierf nam van Heemskerck ook de navi gatie voor zijn rekening. In 1598, een Jaar na de 'overwintering', ging hij met de vloot van Jacob van Neck om de 'zuid' naar Oost-Indlë. Hij bereikte Bantam en keerde met een rijke lading huiswaarts. Stilzit tend vegeteren was niet de aard van van Heemskerck. Een Jaar la ter. nu als vice-admiraal, trok hij met Wybrandt Warwyck opnieuw naar Indië, nu naar Ternate, Am- bon en Banda. In 1600 keerde hij in Holland terug met een kostbare, goedkoop ingeslagen lading. De wel gedane Heren Zeventien waren bij zonder goed te spreken over Jacob van Heemskerck: zij wreven tevre den de vette handen en konden nóg hogere dividenden toucheren. Zijn reis had bovendien veel stof doeD opwaaien, want op de terugtocht van de 'oost' had Heemskerck en passant een grote, rijk beladen Por tugese kraak overmeesterd. Een 'za kelijk' succes, dat zoveel hiep-hiep- Jacob van Heemskerck las op die bitter-koude kerst avond het bekende epistel uit Lucas 2 s "Ende het geschiedde in dieselve dagen - dat er een gebodt uytgingh van den Keyser Augustus - dat de geheele werelt beschreven soude worden denken: er moest overwinterd wor den. Op 14 september begonnen zij noodgedwongen het schip, zwaar gehavend door de IJsschotsen en niet meer bruikbaar voor de thuis reis, te slopen om van het hout een Luis of hut te bouwen. Op 24 okto ber waren zij met dit belangrijke werk gereed. Twee, nog enigszins intact zijnde sloepen hadden zij tij dig op het ijs kunnen trekken om te zijner tijd tenminste d&èirmee het vaderland te bereiken. Dieper en dieper daalde het kwik in de thermometer. De koude en de daarmee gepaard gaande ontberin gen waren verschrikkelijk. Boven dien werden de schipbreukelingen, zodra zij zich ook maar even buiten het 'Huys' waagden, bedreigd door beren en wolven. En Juist het vlees en Vet van die beren en wolven moesten Barentsz c.s. in leven hou den. Tenslotte brak de poolwinter eerst echt aan en verdween het da glicht geheel.... Maar langer heerscht de nacht en graauwer zijn de dagen En bleek&r wordt het licht en ruwer nog de vlagen: De telkens feller koudie door dringt tot den haard, Kort reeds de brandstof in, 't bouwen uitgespaard. Aldus weer Tollens. Een uitvoerig journaal in tri hun wederwaardigheden werd maakt. Een exemplaar werd hen komende in de schoorstei V het 'Huys' gehangen. Bovendi ten zij enige gebruiksvoor achter. Willem Barentsz, die zo zie dat hij niet meer kon lopen ln een sloep gedragen, waar werd gekozen richting Kola, hoopte men - als hij nog was - De Rijp te ontmoi met hem naar het vaderland len. ara. Kolendamp Bijna hadden de 16 ballingen in het 'Behouden Huys' de dood ge vonden, want op een avond hadden zij, om de warmte vast te houden, de schoorsteen afgesloten, waardoor er kolendamp ontstond. Terwijl er al verscheidene mensen bedwelmd waren, kwam Barentsz tot bewust zijn. Hij gaf een schreeuw en een van de bewoners kroop draaierig op een ladder en slaagde erin de prop uit de schoorsteen te verwijderen. Intussen was de scheepsklok dooi de intense koude blijven stilstaan. Gelukkig was men in het bezit van een zandloper, die twaalf uur liep. T^aiLriie Met behulp van dit instrument was het mogelijk de dagen van de nachten te onderscheiden. Daardoor ook wisten zij welke dagen zonda gen waren: dan kwam de bijbel op tafel en werden er psalmen gezon gen. Willem Barentsz zou die onlz 1 De Rijp lag inderdaad Kola niet meer beleven. H i Je leed als een van de eerste lingen een week na het 1 het „Behouden Huys" Na een door van Heemskerc&n sproken gebed werden zijn s vl ke resten aan de golven 10 Toen van Heemskerck en zij nen in Kola arriveerden bli schip van De Rijp te klein 15 overlevenden op te nemi lukkig lag er op de rede ii_ Hollands schip dat hen aan nam. Op 30 oktober bereik het vaderland bij Maasli Him gastheer moest name Rotterdam afmeren. In Ami had men van Heemskerck mannen afgeschreven.... Toen de blijde mare van ding de hoofdstad bereikte vreugde daar des te groter. Kerstavond hoera teweeg bracht dat niemand minder dan Hugo de Groot een brede verhandeling over deze glans rijke tocht schreef onder de titel 'De iure praedae'. Van Heemskercks naam was ge maakt. Landsadvocaat Van Olde- barneveldt strikte hem als admiraal. Met een grote macht werd Heems kerck naar de Spaanse wateren ge zonden, waai- hij de Spanjaarden zoveel schade toebracht dat zij be sloten verder maar geen troepen over zee naar het oproerige Holland te sturen. Een persoonlijk succes voor van Heemskerck. Dat hjj op de terugreis sneuvelde onder Gi braltar werd dan ook als een groot verlies gevoeld. Tot zover, zij het summier, het le ven van Jacob van Heemskerck. In het ijs Maar terug naar 'de' tocht. Het ging, zeilend, bepaald niet vlot, zo dat het al herfst was voor Barentsz het noorden bereikte. Het werd kouder en kouder en het ijs al dik ker en dikker. Daarom besloot De Rijp niet verder mee te gaan en te ankeren in de zeehaven Kola (nu Kolski Poloeo- strow), gelegen op het schiereiland van die naam tussen de noordelijke IJszee en de Witte Zee. Van Heems kerck en Barentsz zetten de reis voort, maar hun schip raakte bekneld in het ijs. Aan terugkeer viel niet te Op kerstavond las Van Heemskerck het bekende epistel uit Lucas 2 voor: "Ende het geschiedde in die selve dagen/ dat er een gebodt uyt gingh van den Keyser Augustus/ dat de geheele werelt beschreven soude worden" Met weemoed dachten de mannen aan huis, vrouw en kinderen. Zou den zij die ooit terugzien? Om de moed erin te houden schonk de botteliei op een wenk van Heemskerck een extra oorlam in, werd er geklaverjast om prijzen en vaderlandse liederen gezongen als Waer dat men sich al keerd of wend End' waer men loopt of staeit Waer dat men reyst of rost of rend Daer vint men 't sy ook op wat ree d'Hollander end' de Zeeuw. En natuurlijk met het oog op het Hoogfeest de bekende kerstliederen als 'Hoe leit dit kindeken' en 'Nu syt wellecomme'; psalmen uit Da- thenus, „De Psalmen Davids ende de andere Lofsanghen', waarna zij als goede vaderlanders de avond be sloten met het Lied van Marnix van St. Aldegonde. Zo werd het, ondanks de fysieke druk en de ont beringen. toch nog een avond met een „streepje aan de balk". Journaal Op 14 juni 1597, toen het licht was teruggekomen, laadden zij de over gebleven victualiën in de opgekalefa terde sloepen. ;ei In 1871 vond de Noor Ellto vo son in de ruine van het 'B; Huys" het journaal en de P artikelen, die hij, vermoed* piëteit, achter liet. Vijf Ja' ilijki ondernam de Engelsman G er|jr een tocht naar de door I aangegeven plaats. Hij ver alles wat er nog te vind< Deze voorwerpen, deels gesc deels door het Rijk aangeko |jn vinden zich thans in het Rl (n j. seum in Amsterdam. Ir Het eigenlijke doel van de t tocht was niet bereikt, mai Q Tollens zijn 'Tafereel' tere* sluit met de woordenm. "En rekent d'uitslag niet telt het doel alleen". Al zullen de machtige, vadsl 3eda ren Zeventien - met het oojJ winstbejag dat zij van d hadden verwacht - zo'n I v el niet zijn toegedaan. Maar degenen, die de vera lijke tocht hadden me«f vergaten nooit te vertellen ene nacht van ongeremde heid, die ene lichtende nacll duisternis, die KERSTNACi NOVA ZEMBLA. ,h Qle it

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 18