mi heeft er balen van...
i
m
JONGEREN WORDEN
ERG ONGEDULDIG
LANGE DIENSTTIJD.
HOGE HUREN
ZWARE
BELASTINGDRUK
STEEDS MEER
JONGEREN
VINDEN DAT
ISRAËL
BLIJVENDE
VREDE OP
SLAGVELD
MOET
VEROVEREN
ff 21 OKTOBER 1972
De Dome of the Rock, of
de Omar Moskee, in Jeru
zalem. na Mekka en Medi
na de derde heilige plaats
van de Islam.
Israëlische soldaat. Hij moet nog drie maanden,
linkerwang loopt een vers litteken van z'n mond
log. Ami is een pechvogel.
elde een maand geleden over een boomstronk tij
wachtlopen in een kibboets twintig kilometer ten
an Jeruzalem, ver weg van welk strijdtoneel dan
kwam zo ongelukkig terecht dat de dokter kram-
ït kwam.
rwijl Ami zo blij was dat hij z'n militaire dienst-
ie jaar) zo aardig aan het volmaken was zonder
m naar een gevaarlijker post aan de grens hadden
zonder dat hij was ingeschakeld bij vergeldings
bijvoorbeeld Libanees grondgebied.
Imi laf is, dat zeker niet. Hij wil best vechten voor
land, als het moet, maar om nou te zeggen dat
itslooft om op te vallen bij Mosje Dayan nee,
weer niet.
gewone Israëlische Jon
de pest heeft aan
als de doorsnee
ogen die onder de wa-
geroepen. Het enige
i zo snel mogelijk te-
i, Israels voornaamste
iaar hij bij z'n vroegere
garagebedrijf, zo
tan komen. Met dat zo
«lopen litteken.
balen van. Van dat
Wlopen in een kibboets
»oit wat gebeurt. Toch
oit het gevoel dat hij
gs doet. Je weet maar
ie Palestijnse guerilla's
keer toeslaan. Mis-
>t in zo'n vreedzame
«derzetting als Kiryat
i de meer dan
kibboetsiem (meervoud
die Israël thans telt.
it Ami strikte orders
it op z'n hoede te zijn.
wanneer de kibboets
en van de kibboets)
en dat is, omdat de
meesten om vier uur
«gint, voor Nederlandse
vroeg. Bij onze eerste
a de tuin van het 4-
dat deze kibboets ex-
twijkt hij de onschul-
Een kop thee kunnen
krijgen en als we wil-
talve kip die hij in een
bij zich heeft, maar
of hij nog een lange
ie boeg heeft, haalt hij
1 de schouders op.
ai later nodigt hij ons
hem op z'n ronde
«ode kibboets te verge-
"rtrouwt ons inmiddels
komt bij dat hij ge-
aoment gekomen acht
den dat „zijn" kibboets
t meer presteert dan
runnen. Ami, met
pistoolmitrailleur.
Doot
Kees Haak
gaat ons voor. We bezoeken achter
eenvolgens de gemeenschappelijke
eetzaal, de blinkende goedgeoutil-
leerde keuken, waar we een boter
ham met Jam eten, de koeien, het
gedeelte waar de kibboetsniks, voor
namelijk Israëli's en Finnen, wonen,
de sporthal, de werkplaats en de
kippenfarm.
We drinken ten slotte koffie in het
bescheiden woninkje van Ami, een
rommelig tweepersoons huisje waar
een vrouw onmiddellijk aan de slag
zou gaan. Ami: „Sorry voor de
troep, maar ik zwaai toch over drie
maanden af".
Souvenir
Op de terugweg naar het guesthou
se wijst hij ons de boom aan waar
over hij een maand geleden zo
noodlottig struikelde, 't Is natuur
lijk een eucalyptus, een van oor
sprong uitheemse boom die uitste
kend gedijt in het nog steeds
boomarme Israël. Vlak voordat we
de weg oversteken naar dat gedeelte
van de kibboets dat toeristen die
Israël doen te zien krijgen, het ho
tel met het bijbehorende zwembad,
laat Ami z'n zaklantaarn rusten op
twee woorden Nederlands: „Henkie's
koffiehuis", het woninkje waar tot
voor kort een Nederlandse kibboets-
nik onder andere voor Ami een lek
ker bakkie zette. Of we Henkie
kennen? Nee, waarschijnlijk niet.
Ami: „Hij was mijn beste vriend
hier".
Als bewijs haalt hij een pakje
Drum te voorschijn. Gekregen van
Henkie. Er zitten er nog bijna veer
tig in, want Ami ziet er voorname
lijk een dierbaar souvenir in.
Golda Melr, van wie David
Ben Goerion zei dat ze „de
enige man in het kabinet" is.
thuis temidden van haar
kleinkinderen tijdens een van
de schaarse ogenblikken dat
ze daar tijd voor heeft.
We nemen afscheid van Ami, een
Israëlische soldaat die blij is dat
z'n diensttijd er bijna opzit. Die,
ondanks z'n zo lullig opgelopen lit
teken, dolgelukkig is dat hij niet
echt heeft hoeven vechten. Want de
gemiddelde Israëlische soldaat mag
dan beter geoefend zijn dan de
Egyptische, de Syrische of de Liba
nese, als het op een werkelijke con
frontatie aan het front aankomt
„schijten ze allemaal in hun broek"
zo verzekerde ons niet alleen Ami.
Zoals het ook een fabeltje is dat de
Israëli's langzamerhand gewend zijn
geraakt aan het feit dat hun vol
gend jaar een kwart eeuw bestaan
de staat aan voortdurende bedrei
ging bloot staat.
Sa bra
Het is ongetwijfeld lietf bedoeld om
de in Israël geboren Jood te verge
lijken met de sabra, de nationale
cactusplant, die net als de geboren
Israëli van buiten hard en stekelig
maar van binnen liefelijk en zoet
is. Maar de cactus sabra is zo van
nature, terwijl de geboren Israëli,
de „sabraim" zo is geworden. Hij is
ogenschijnlijk laconiek, bij het on
verschillige af, maar van binnen
voelt hij wat het is om Jaar in Jaar
uit, dag in dag uit, inwoner te zijn
van een staat die voortdurend de
vinger aan de trekker moet houden.
En hij beschouwt het waarlijk niet
als vanzelfsprekend dat het leger
van zijn land tot nu toe steeds als
overwinnaar uit de bus kwam.
Wij spraken in Jeruzalem met de
heer I. S. de Vries, een Amsterdams
advocaat in ruste, ex-voorzitter van
de Nederlandse Zionisten Bond, die
na een paar Jaar Israël niettemin
tot de slotsom komt dat hij „al
twintig jaar eerder had moeten
gaan". Deze 66-jarige Nederlandse
Jood, wiens huiskamer nog zo gezel
lig Hollands is, heeft, vertelt hij
„een kleinzoon aan de grens". Daar
waar morgen misschien weer ge
vochten moet worden. „Je leeft er
mee, omdat Je moet, maar als de
telefoon gaat is er toch telkens die
angstscheut dat er iets is gebeurd."
Iets heel anders en toch ook weer
niet: de heer en mevrouw De Vries
hebben enkele Arabische vrienden.
Ze gaan daar niet prat op maar
het is wel waar. Twee weken gele
den hadden ze een feestje, of ei
genlijk zo maar een gezellige avond
waarvoor wat vrienden, onder ande
re een Arabisch echtpaar, waren
Progressief
Een voorbeeld van een spontaan
brokje integratie in Jeruzalem, dc
verdeelde stad die weer één werd,
een brokje integratie waarvan Israel
het zal moeten hebben wil het ooit
echt aan „sjaloom" (vrede) toeko
men.
Wordt de familie De Vries nu be
schouwd als progressief omdat zij
zich zomaar met Arabieren inlaat,
omdat zij Arabieren op de thee
vraagt?
De heer De Vries lijkt een tikkeltje
verbaasd dat hij gelijk voor pro
gressief wordt aangezien: „U moet
het anders zien", legt hij uit, „mis
schien is het zo dat vele Joden en
Arabieren nog niet aan toe zijn
om bij elkaar op bezoek te gaan,
maar ook is het waar dat de mees
ten er nog niet toe in de gelegen
heid zijn. Ze hebben nog geen tijd
gehad om elkaar te leren kennen,
om elkaar te ontmoeten. Het is nog
zo kort geleden dat de verschillende
delen van Jeruzalem weer tot één
Jeruzalem verenigd werden."
Hoe ontmoet je als Jood een Ara
bier en omgekeerd. In het geval
van de familie De Vries ging het
een keer zo. De heer De Vries zochl
een goede kleermaker en vond er
na lang zoeken een in oost-Jeruza-
lem, de Arabische wijk. ,3ehalve
een uitstekend vakman bleek het
ook een uiterst aardige vent."
Maar de achterdocht zowel in het
Joods-Israëlische als in het Ara-
bisch-Israëlische kamp bleef. Mis
schien ook in de vriendschappelijke
relaties van de familie De Vries
met Arabieren, hoewel dit van ori
gine Nederlandse echtpaar daarover
met geen woord rept.
Hoe groot die argwaan zeker bij de
Joden is moge blijken uit de va
kantie-ervaring van een Nederland
se eveneens Joodse oma.
In de Arabische wijk van Jeruza
lem, die ze na wat aarzelen 'ten
slotte indurfde, dronk ze koffie in
een Arabisch cafeetje. De man
bleek de vriendelijkheid zelve, en
erg verlegen om een gezellig bab
beltje. Op een gegeven moment
moest en zou hij de foto's van haar
kleinkinderen zien en toen hij ze
eenmaal in z'n handen had kuste
hij ze en smeekte vervolgens of hij
de foto's, al was het er maar eent
je, mocht houden. Omdat ze thuis
toch het negatief had, voldeed de
Hollandse grootmoeder aan dit
hartstochtelijke geuite verzoek. Ook
spraken ze over „München" en over
de toestand in het Midden-Oosten.
Beiden waren het roerend eens:
sjaloom en nog eens sjaloom, dè&r
ging het om.
Douche
De volgende dag was oma op be
zoek bij Israëlische vrienden in Tel
Aviv. Daar vertelde ze haar ontroe
rende verhaal, maar de reactie van
haar vrienden bezorgde haar een
koude douche: „Maar ben Je dan zo
lichtgelovig dat Je daar in trapt?
Vergeet toch nooit dat het Arabie
ren blijven, vandaag vliegen ze Je
om de hals, morgen schieten ze Je
dood als ze de kans krijgen."
Toch Is het duidelijk dat de nood
zakelijke integratie tussen Joden en
Arabieren hier en daar vorderingen
maakt. Het gaat langzaam, maar
het gaat. Vaak is dat niet de ver
dienste van iets of iemand.
Bij de bouw van zijn huizen, hotels
en wegen bijvoorbeeld heeft Israël
de Arabieren dringend nodig. Er
werken veel Arabieren in de bouw.
Samen met Joodse bouwvakkers
bouwen ze op dezelfde steigers aan
dezelfde huizen.
De 450.000 arabieren ln Israël
(337.500 Moslims, 76.500 christenen
en 36.000 Druzen en anderen) heb
ben het, zo lijkt het over het geheel
genomen, redelijk naar hun zin. ZIJ
hebben gelijke rechten als de Joden
en verdienen in doorsnee dezelfde
lonen.
Zelfs dé meeste Arabieren in de ln
'67 door Israëli bezette gebieden,
616.000 in Judea en Samaria en
368.000 in de Gaza-strook, zouden
zich met hun lot hebben verzoend.
Ook het Arabische toerisme naar
Israël komt op gang. Vorig Jaar be
zochten 200.000 Arabieren Israël,
voor familiebezoek of gewoon voor
vakantie. Mosje Kol, de minister
van toerisme van Israël pronkt
graag met dat cijfer. „We kunnen
ons geen betere propaganda voor
Israël bedenken dan dat de Arabie
ren met eigen ogen komen zien hoe
het hier is. Laat ze hun familie
hier maar opzoeken en kijken hoe
hét met ze gaat. Als ze weer thuis
zijn, weten ze dat het leugens zijn
die hun regeringen over Israël ver
tellen".
V akantiebezoek
Propaganda voor Israël. Niet uit de
mond van Daoud Shahim, een 23-
jarige Israëli, die ons op het strand
van het oude Joppe bij Tel Aviv
vertelt waarom hij Israël de rug
toedraaide. Hij woont en werkt
thans in Finland maar kwam de
dag voordat we hem ontmoetten op
het vliegveld Lod aan voor een 14-
daags vakantiebezoek aan z'n va
derland. „Ik ben met een hele
groep Finnen hier, en logeer in een
hotel dat ik als ik in Israël was ge
bleven nooit van m'n leven had
kunnen betalen."
Lasser Daoud: „Ik had hier niets
meer te zoeken. Waarom zou ik
vechten voor een land dat mij niets
te bieden heeft. Als Je gaat trouwen
is er geen huis en Je loon gaat voor
het grootste deel naar de belasting.
Nee, in Finland verdien ik beter en
ik heb er meer toekomst".
De 33-jarige manager van ons hotel
in Joppe schiet in de lach bij het
horen van dit verhaal. Zijn droge
commentaar: Wie het in Israël niet
redt redt het nergens. Die Daoud
zal ook in Finland door de mand
vallen. Mislukkelingen houden het
nergens lang vol."
Wat later in het gesprek geeft hij
toe dat de Jeugd in Israël het niet
gemakkelijk heeft. „De diensttijd la
lang en de huren zijn hoog. Het
wordt voor 3e regering steeds moei
lijker om te blijven zeggen dat ze
geduld moeten blijven oefenen."
Misschien is dat de oorzaak, dat
steeds meer Jongeren vinden dat de
tijd gekomen is voor Israël om op
het slagveld te veroveren wat in de
dialoog totnutoe maar matig lukte:
blijvende vrede.
Pas dan zal de belasting omlaag
kunnen.