Rijken
run
even..
denkt dat hij ze nog allemaal kan hebben
Van de duivensport kan men impotent worden
>AG 14 OKTOBER 1972
flTERDAM Beb heeft de kamer behangen. Op een mooie
nne dag in september klom hij met Annie voor het eerst in
jaren zomaar op een tafel en plakte zonder één kop thee te
aken de muur. Het oogt goed: geen bobbeltjes en zo. Keurig
jes. Ome Dirk, een buurman die Bep het in zijn hart kwalijk
gut dat hij het voor de zolder te groot geworden konijn,
armee vijfjarige zoon Beppie zo lief speelde, niet in de tuin
het sousterrain-woninkje mag laten rondhuppelen van zijn
niw, vindt dan ook dat het in de krant moet. In de boksring
li, ren Bebs handen goud waard, meent hij, maar daarbuiten
nden ze verkeerd. Bep lacht er hartelijk om. „Ik kan geen
jher in de muur slaan", grijnst hij onverschillig. Het enige
to id echter, dat de in Kralingse Kettingstraat 48, één hoog,
i Bep van Klaverens met zegepralen gedrapeerde carrière
jniiert, blijkt een tijdens de Olympische Spelen van Amster-
M m 1928 gewonnen medaille te zijn. Of beter gezegd: dé me-
jlie, wa nt v. Klaveren mag zich er tot op de dag van vandaag
beroemen het brons van Karei Miljon bij dezelfde Spelen
buiten beschouwing gelaten de enige Nederlander te
die ooit als pugilist Olympisch eremetaal vergaarde. En ook
tastbare herinnering aan een roemrucht verleden zou teloor
gegaan wanneer het aan de inmiddels 25 jaar oude zoon
any had gelegen. Van Klaveren met intonatie die op gevoel
jr humor wijst: „Zó groot was die aap (houdt hand in de
art van de vloer) toen ik hem op een avond een medaille voor
knikkers aan een vriendje hoorde aanbieden. Ik als
haas naar beneden: ik trof het, net op tijd, want het ventje
1de maar twintig knikkers geven. Ik zeg: jongen je bent toch
imesjogge geworden. Daar heeft je vader zich vier partijen
pletter voor geknokt. Dat verkwansel jij daar even voor een
- id vol knikkers". En de eeltige knuisten beschermend op de
k leggend: „Ach, 't is geen echt goud, 't is eigenlijk zilver
jt een goudlaagje. Maar wat maakt dat uit. Laatst las ik dat
Olympische winnaars zijn die zo'n medaille voor geld van de
ld doen. Dat berijp ik niet Je hebt voor zo'n dingetje ge-
thten tot je laatste druppel energie. Trouwens, wat heeft
pand aan die medaille wanneer hij hem niet zelf heeft ver-
jid? Dat zijn dingen waar ik geen snars van begrijp.
van Klaveren, een der groot-
die de Nederlandse pugilistiek
Iüjtbracht. Wellicht de è.llergroot-
Iemand ook, wiens naam nog
gelijks wordt uitgesproken. In po-
rv sve zin maar ook in negatieve:
I de roddeltoer bijvoorbeeld. Noem
I de tol aan de roem. Zoals Coen
ulijn ooit zelfmoord zou hebben
leegd. En Wim van Hanegem
zeer recent beide benen brak.
ir begint zo'n gerucht te gon-
Bij wie? Wat beweegt die
die mij in een van de weinige
Iterdamse etablissementen waar
nachts een hapje kan eten, in-
tert: „Dat is ook wat met die
Klaveren"? En die, wanneer ik
end van de biefstuk opkijk, sa-
weerderig verder gaat: „Hij
tno rt als een ketter. Zeker weten'
Stolk
urna de man omslachtig begint
te leggen dat een kennis van
i het allemaal zo goed kan we-
En dat die het weer in ver-
*Sfwwen aan hem heeft doorverteld,
verder over praten natuurlijk,
beetje griezelig, maar ook: dui-
jijker bewijs d at de bokser die
r0 'entien jaar geleden het verloren
ropese titelgevecht tegen de
ns inse neger-Indrisse Dione als zijn
^Iste beschouwde, nog steeds leeft
mensen, is er niet.
"''fat dat zuipen van Van Klaveren
ir treft, dat klopt. Hij drinkt. Thee.
M loet Je nog een koppie?" vraagt
voor de derde keer in de
een half uur. En nadat er
u üer en een erg huiselijk aan-
- ttend wolkje melk op de proppen
gekomen: „Wat sterke drank
betreft hebben ze aan mij altijd
een slechte klant gehad. Ik kan er
niet tegen. Ik vind het niet lekker.
Voor zover ik me kan herinneren,
heb ik één keer in mijn leven bier
gedronken. Dat was in 1934 vlak
voor het gevecht tegen Jack Carrol
in Sydney. Ik stierf van de dorst en
-ik zeg: geef me even wat te drin-
ken.Ik sla die pils in één teug
naar binnen en val meteen dood
moe neer. Vlak daarna komen ze
me waarschuwen: Beb, Je moet de
ring in. Ik zeg: dat kan je niet me
nen. Ik kan niet Mijn benen wegen
als lood. In een Turks bad heb ik
er toen alles uitgezweten, waarna ik
vijftien ronden lang bokste alsof er
niets was gebeurd. Later hebben ze
me wijs gemaakt dat Je die dorst
kon verdrijven door een steentje in
Je mond te stoppen. Maar toen ik
dat stuk kiezel prompt inslikte, ben
ik er van af gestapt".
Ongeschonden is hij niet uit de
honderden gevechten gekomen.
Bonkige Beb. Onder het nog steeds
opvallend pikzwarte haar draagt hij
een linkeroor, waarvan de boven
kant is afgeplat: in de volksmond
een bloemkooloor. Zijn neus staat
ook enigszins scheef in het gelaat
Beb van Klaveren „Ik kan niet tegen sterke drank"
„Wij moesten knokken, ons te plet
ter vechten", zegt hij trots. In de
States kwamen ze, voor Je de ring
instapte, nog even naar je toe, de
promotors. Zo van: Je weet het. No
fight, no money. Op een gegeven
moment sta ik tegen een Hongaar.
Een vent met een lange linkse. Dan
maar koppie gebruiken denk ik bij
mezelf. Ik laat me zo op mijn ge
zicht slaan. Boem-boem-boem. Tot
die goser echt begint te geloven dat
lk ben aangeslagen. Moet Je gelo
ven, denk ik. Ik haal uit, precies op
het puntje van zijn kin. Als een
konijn ging-ie. Met gestrekte oort
jes."
Beb van Klaveren en de States.
Uren kan hij je daarover aan de
praa*t houden. Na de Olympische
Vederklap, waarmee hij de Argen
tijn Peralta neerlegde, reisde hij als
ambitieuze prof mot Thee Huize-
naar naar de nieuwe wereld om
dollars, veel dollars bij elkaar te
boksen. Wat in eerste instantie
zwaar tegenvalt, omdat de promo
tors in uitgeslapen Huizenaar meer
een ongewenste pottenkijker dan
een welkome gast zien. Huizenaar
krijgt er genoeg van en turnt Van
Klaveren om, waarna manager en
bokser terugkeren.
Een maand later cijgt Beb echter
andermaal naar het beloofde land.
Alleen. Dan ook worden er zaken
gedaan, want de boksbonzen komen
op onervaren Van Klaveren af als
vliegen op de stroop. Hij is op dat
moment trouwens net onttroond als
Europees kampioen, want de titel
die hij op de Rotterdamse wieler
baan van de Belg Sybille over
neemt, raakt hij een paar maanden
later weer kwijt aan de Italiaan
Locatelli. En dat is typerend voor
Van Klaveren. Net als met de vele
tonnen gelds die hij als vuistvech
ter opeenstapelt, is het bij hem al
tijd: zo gewonnen zo geronnen. Of,
zoals hij zelf zegt: óp is óp.
Van Klaveren: „Dat ik die titel
weer verspeelde was mijn eigen
schuld. Niet alleen had ik moeite
om aan mijn gewicht te komen,
maar bovendien had ik te lang on
der de hoogtezon van mijn moeder
gelegen. Ik was lekker bruin toen.
Ik denk: ik zou eigenlijk nog brui
ner de ring in moeten komen. Zal
Je de mensen horen. Om aan mijn
gewicht te komen w&s ik echter al
Uitgedroogd. Ik had een smaak in
mijn mond of er een kat in had
gejongd. Die titel was ik meteen
weer kwijt".
Rijk, schatrijk had zwarte Beb door
zijn boksescapades kunnen zijn. In
deze dagen, waarin de ansichtkaar
ten Beb van Klaveren. Rotter
dam, Holland. Holland. Of nog sim
peler: Van Klaveren, Netherlands
uit alle werelddelen worden aan
gevlogen, heeft hij zojuist zijn mi
ni-sigarenwinkeltje opgedoekt.
„Ik had er geen zin meer in. ten
slotte ben ik eind september 65 ge
worden," berust hij. En over de vele
kwijtgeraakte guldens: „Ach nog
maals: op is op. Ik was eens spar
ringpartner van Barney Ross, die
voor de wereldtitel moest boksen. Ik
raakte hem waar ik hem kon ra
ken. Meestal hield ik ook mijn
handen gewoon laag. Als je maar
blijft kijken. Je ogen zijn altijd
sneller dan Je handen. Maar goed,
ik mocht die goser niet meer op
zijn bek timmeren want ze waren
bang dat de pers zou komen kijken.
Ik zeg: wat moet ik dan? Een paar
weken lang hebben ze me toen
honderd dollar per dag gegeyen om
te kunnen paardrijden, golf spelen,
jagen, en noem het maar op."
„Ei mocht alles, behalve sparren
met Ross. Nou mij goed, als ze
maar schokten. Het ene jaar had ik
honderdduizend dollar en een jaar
later moest ik geld lenen om een
bak koffie te kopen of meest ik
mijn moeder in Holland om geld
vragen. Toen ik een keer aan een
breuk geopereerd moest worden,
had ik helemaal geen dime meer.
Ik heb die dokter een gouden ring
met een diamant, die ik van mijn
moeder had gekregen, gegeven
Toch zonde. Ze hebben me ook
vaak belazerd. In San Francisco
verdien ik eens 43.000 dollar en lk
zie de luchtkastelen zo voor me op
doemen. Zegt die manager: ik vlieg
naar Los Angeles en daar betalen
we uit. Kom ik in zijn hotel, ligt er
een brief met honderd dollar voor
me. Meneer excuseerde zich: hij
was onverwacht naar New York ge
roepen. Mijn 43.000 en die goser
heb ik nooit meer teruggezien".
„De meeste poen werd ook door
mijn eerste vrouw verbrast. Ik was
in Montypark met een Amerikaanse
getrouwd. Voor een paar dollar kon
dat. En dan kreeg je muziek toe.
Dat mens had een gat in de han
den van hier tot de evenaar. In
Pico had ik een farm voor 43.000
dollar op de kop getikt, 's Avonds
ging ik in Los Angeles naar de mo
vies. Wanneer ik weer buiten kwam
kon ik steevast mijn car niet vin
den, dus nam ik maar een taxi. De
dag daarop belde de politie dan
weer op. Of mister Van Klaveren
zijn wagen maar wilde komen ha
len. En meteen de bekeuring vol
doen. Dure bioscoopjes waren dat".
Zijn tegenstanders in die jaren
nog nooit was een Hollandse pugi
list zo dicht bij de wereldtitel. Beb
dreunt ze zonder nadenken op: Bil
ly Petrol, Young Corbette, Baby Joe
Gans, Cereflno Garcia. Hij keert ze
de rug toe wanneer hij weer eens
een keer helemaal aan de grond zit.
Zijn moeder, vishandelaarster,
stuurt hem de achthonderd dollar
voor een vliegticket. Wanneer hij
prompt Europees kampioen wordt
door Tenet op een vreselijk pak
slaag te trakteren, betaalt hij terug.
Ook daarna blijkt Beb van Klave
ren dezelfde tomeloze vechter. Een
ruige knokker Een die verzwakt
door 'n keelontsteking de Europese
titel weer kwijt raakt
rides.
„Ik bokste in Australië eens tegen
Jack Carrol, zo'n lange bleke goser.
Een soort Poppye de sailorman. Die
vent had handschoenen aan met
een hele rij knoopjes. Niet te gelo
ven, ik zag er uit met mijn afge
schaafde oor en die twaalf winkel
haken in mijn kop. Mijn neus
stond achterstevoren. Veertien da
gen heb ik aan de beach met een
rietje moeten drinken. Mijn revan
che kreeg ik ook nog. Weer die
handschoenen met die knoopjes. Ik
denk: Beb, je kan beter de gordijn
tjes laten zakken. Maar dat kon ik
niet. Dertien scheuren dus in mijn
kop".
„In Madison Square Garden stond
ik een keer tegen Billey Petrol
met een gebroken hand. Zeggen ze
tegen me: wat maakt het uit. Vroe
ger boksten ze wel met twee gebro
ken Jatten verder. Ik bokste ook
door, met een injectie. Tegen Dion-
ne loop lk een gescheurde rib op. Ik
wijs er Huizenaar op, maar die
zegt: denk er gewoon niet aan. Ik
zeg: dat doe ik niet maar het doet
zo'n verrotte pijn".
Welk gevecht, op 28 november 1955
in de Rotterdamse Riviërahal ge
houden Europees tltelkampioen-
schap d&n 48-jarige Bebs laatste le
gale robbertje betekent. Hij berust
er slecht in. Zou, wanneer de boks-
bond toestemming zou geven, van
daag de dag andermaal in de ring
willen kruipen.
De vier maal weeks in het Kra
lingse bos gemaakte danspasjes
hebben daar niets mee te maken.
Want Beb, die ooit in de States
paardreed en golf speelde, wil zo
graag fit blijven. Even graag als hij
het gejuich van het publiek weer in
zijn oren wil horen klinken. „De
dokter bij de medische sportkeuring
zegt: van mij mag Je boksen tot
1985. Maar nee, zeggen die
Chris tof o- bij de bond, Je bent te oud", mokt
hij.
Wanneer hij 's maandags tijdens
een Riihling-gala in de Riviërahal
als 65-jarige ovationeel wordt toege
juicht, grijpt hij geëmotioneerd
naar een zakdoek en droogt het
door tranen nat geworden gezicht.
Het is de ontroerende momentopna
me van de man die de klok wil stil
laten staan en die vurig op de
troostprijs van de boksbond hoopt:
toestemming om demonstratiepartij
en te mogen boksen.
Beb van Klaveren: de man, die
bokste in vier werelddelen, en uit
twee daarvan een vrouw meebracht.
Die voor zijn eerste echtgenote de
politie belde om de Hoogstraat te
laten afzetten: „want ze wil daar
gaan winkelen". Beb van Klaveren,
die in Australië de schitterendste
getuigschriften als instructeur ver
zamelde en die in dat vijfde we
relddeel een tweede huwelijk sloot.
„Ze was meegekomen, maar vlak
voor het gevecht tegen Cyrille De-
lannoit koop ik een ticket voor 2600
gulden voor d'r om ze terug te la
ten gaan, want ik was het gezeur
van dat mens meer dan zat. Ik
denk: die is weg. Kom ik 's avonds
thuis, kijk ik in de geldkist, heeft
ze ook nog zevenduizend piek mee
genomen. Ik er meteen achteraan.
Naar Australië. Dat gevecht is niet
doorgegaan".
Beb van Klaveren: het rijke én
arme, gevarieerde en vooral ruige
leven van een Rotterdams jongetje,
dat heel klein nog onder een
slepcrckar raakte en nadien zijn
linkerarm nooit helemaal heeft
kunnen strekken: „tegen rechts
voorstaande boksers was ik altijd in
het nadeel".
Die Beb van Klaveren, die denkt
nu nóg, dat hij ze nog allemaal kan
hebben.
Dr. F. P. V. Maesen, de auteur
van het proefschrift „duiven
melkerslong"; een kritisch
overzicht van de literatuur en
een klinisch-immunologisch
onderzoek" werd in 1931 in het
voormalige Belgisch-Kongo ge
boren. Studeerde later in
Maaseik en Namen (genees
kunde) waarna hij de graad
van doctor in de genees-, heel-
en verloskunde behaalde aan
de Leuvense universiteit. Was
militair arts in de Kongo en
oefende daar in stormachtige
tijden onder meer drie maan
den zijn beroep uit zonder ook
maar te beschikken over een
stethoscoop. Begon in '59 zijn
opleiding als longarts aan het
Sint Joseph-ziekenhuis te
Heerlen. In '68 werd hij door
de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij tot Bevordering
der Geneeskunde erkend als
longarts. Sedert dat jaar werkt
hij in het De Wever-zieken
huis in Heerlen. In '70 werd
hij onderscheiden met het
kruis van Ridder in de Kroon
orde. Op 3 oktober promoveer
de hij tot doctor in de genees
kunde in Utrecht. Zijn promo
tors waren prof. dr. H. Deen
stra en dr. L. Berrens.
De laatste stelling uit zijn
proefschrift getuigt van zijn
afkomst: „Eddie Merckx is de
grootste wielerkampioen aller
tijden".
Een van de opmerkelijkste con
clusies, die men uit zijn „Duiven
melkerslong - een kritisch over
zicht van de literatuur en een kli
nisch-immunologisch onderzoek"
mag trekken is, dat deze aandoe
ning geen zeldzame ziekte meer
mag worden genoemd. Integen
deel.
Gaf de bestaande literatuur een
frequentie van voorkomen an
één op de veertig a vijftigdui
zend duivenmelkers op, dr. Mae
sen komt na eigen onderzoek tot
ruim vijf ziektegevallen op de
vier vijfduizend geregistreerde
postduivenhouders.
Zijn observatieperiode was vijf
Jaar. Tussen Januari '67 en de
cember '71 werd op de 3004 gere
gistreerde duivenmelkers van
Zuidoost-Limburg (de oude mijn
streek) 22 keer de diagnose dui
venmelkerslong gesteld. En dan
moet men daarbij bedenken, dat
niet alle patiënten met deze aan
doening werden ontdekt. Lon
garts Maesen. die 3 oktober is
gepromoveerd komt in zijn bere
keningen tot een frequentie van
voorkomen van tenminste 1.4
ziektegevallen per duizend.
Een cijfer dat nog meer gaat
spreken na 'n vergelijking tussen
het aantal gevallen van „duiven
melkersziekte" met nieuwe geval
len van actieve longtuberculose
in het onderzochte gebied: 1.4
per duizend tegen slechts 0,208
tbc-gevallen per duizend. Van
daar ook dat dr. Maesen duide
lijk stelt: „Dit gegeven rechtvaar
digt ons insziens immunologisch
onderzoek bij iedere duivenmel
ker, die klachten heeft over her
haalde longontstekingen of chro
nische bronchitis en dyspnoe
(kortademigheid)
Over de oorzaak van de aandoe
ning zijn alle bronnen het eens:
de stof van duivenuitwerpselen.
Fijne stofdeeltjes ervan worden
ingeademd en kunnen de aan
doening met ernstige verschijnse
len oproepen.
Kortademigheid, hoesten, koorts,
soms zeer ernstig gewichtsverlies
en impotentie zijn enkele van de
verschijnselen, die de duivenmel
kerslong plaatsen in een reeks
van allergische longaandoenin
gen.
Daartoe behoren ook de zoge
naamde boerenlong, de champig-
nonkwekerszlekte en de vogel-
kwekerslong.
Het ziektebeeld kan zich voor
doen in drie verschillende vor
men: de acute vorm, de subacute
vorm en de chronische vorm.
De eerste komt het meest voor,
vooral bij duivenmelkers die niet
dagelijks in kontakt komen met
de vogel. De tweede bij duiven-
houders die dagelijks en intensief
kontakt hebben, zoals de vogel
kwekers en kinderen. Komt ook
veel voor bij houders van parkie
ten, kippen en kanaries (de vo-
gelkwekerslong). De derde vorm
is zeldzaam en komt eveneens
voor bij mensen, die Jarenlang
intens kontact hebben met de
vogelallergenen.
Aangenomen wordt, dat het aan
tal duiven, de duur van 't bestaan
van de hobby en de methode van
onderhoud van de duivenhokken
- men kent de natte mestmetho-
de. die het meest voorkomt, en
de droge mestmethode; criterium
is het aantal malen dat het hok
wordt schoongemaakt: één keer
per dag of één keer per week of
maand - niets te maken hebben
met het voorkomen van de dui
venmelkersziekte.
Uit het onderzoek van dr. Mae
sen bij de 22 patiënten kwam wel
duidelijk naar voren, en dat is
een nieuw gegeven, dat de acute
aanvallen meestal voorkomen ln
het kweekseizoen (februari tot
april) en de seleotieperiode voor
het koppelen (december tot fe
bruari).
BIJ de meerderheid van de pa
tiënten, die werden onderzocht
in het De Wever-ziekenhuis ln
Heerlen, begon de ziekte eerst
vijftien tot dertig Jaar nadat zij
waren begonnen met duivenhou-
den.
„Opvallend was de veel voorko
mende klacht van verminderd*
potentie tot impotentie bij man
nelijke patiënten in de fertiele
leeftijd", schrijft dr. Maesen in
zijn dissertatie. Tien van de ze
ventien patiënten die hiervoor ln
aanmerking kwamen gaven dit
bezwaar op. Zestien van hen ble
ven die klaoht uiten, ook na kli
nische verbetering van de symp-
tonen.
Opvallende getallen, die moge
lijk aanleiding zouden kunnen
worden voor een apart onder
zoek.
Naar alle waarschijnlijkheid
wordt de ziekte, die men aan
duidt met duivenmelkerslong
veroorzaakt door verteringsenzy-
men uit het maag-darmsysteem
van de duif, die in verse en oude
uitwerpselen worden aangetrof
fen.
Het onderzoek van longarts Mae
sen, vervat in een schitterend ver
zorgd proefschrift, toont aan, dat
er meer mensen zijn, die niet te
gen de stof van de duif kunnen,"
zoals de melkers onder elkaar
zeggen, dan wordt aangenomen.
Gaat men op z'n cijfers af, dan
zou Nederland met z'n vijftigdui
zend postduivenhouders zeventig
patiënten per Jaar „opleveren".
Nu is het gelukkig zo, dat Indien
de richtlijn voor behandeling
wordt opgevolgd, genezing van
de ernstige kwaal meestal volle
dig is.
Zonder uitzondering komen alle
auteurs, die over de ziekte heb
ben gepubliceerd, tot de conclu
sie dat strikte voorwaarde bij de
therapie het verbreken van het
kontakt met de duiven is. Verder
is het gebruik van bepaalde ge
neesmiddelen (corticosterolden)
aan te bevelen en bij patiënten
met een acute vorm van de dui
venmelkerslong therapeutische
maatregelen.
De prognoses ten aanzien van de
chronische patiënten zijn minder
opwekkend. Wanneer de richtlij
nen niet worden aangehouden,
kan de ziekte lijden tot invalidi
teit door kortademigheid.
Het is te verwachten, dat de ver
schillende organisaties, die de
postduivenhouders in Nederland
bundelen, het proefschrift ernstig
zuilen bestuderen. Het zijn im
mers hun leden, die gevaar lo
pen. En wat die leden zelf betreft:
iaat u onderzoeken als u long
klachten heeft.