Yeurig leven in het kasteel Borgharen
PAG 11 OKTOBER 1972
PAGINA II
Zo'n Louis XVI-bed in de
vervallen burcht is ruim
achtduizend gulden waard.
Je zult maar zo rijk zijn,
maar ook zo arm als de kas
teelheer van Borgharen, oud
hoteleigenaar wiens vrouw
nu eenmaal weg is van an-
tikiteiten
de nieuwe
roofridder;
heer een
tragische
huisbaas...
Roofridder Fiscus
aderlandse kasteel oogt als de historische ansicht weldadig mee in Neer-
onafzienbare woningbestand. Het is het stenen erfdeel dat zijn roman-
vrijage met deze confectie-tijd vooral beschrijft langs de jachtpaden
e ANWB door Hollands magere natuur heeft uitgezet. Het nageslacht
in steeds grotere getale en steeds nostalgischer van inborst langs de slot-
iten. Het bewondert het verleden, maar het heeft nauwelijks weet van
eden dat zich achter de muren afspeelt: met de fiscus als de nieuwe roof-
r en de kasteelheer als de tragische huisbaas van deze tijd. Het minst
ide, maar het meest treurige voorbeeld komt uit de agglomeratie Maas-
t. Aan de boorden van de Maas is het middeleeuwse kasteel Borgharen
ran de oudste, grootste, mooiste en beroemdste kastelen van Nederland,
burcht van internationale faam: voor de slotvoogd en zijn vrouw is het
bijna niet meer te dragen.
barbaren huis, ze stalen als raven.
Er waren feesten waarop de kroon
luchters uit het plafond gerukt
werden en dat men met de kristal
len als kettingen voor de buik dan
ste. Ik heb ze wel betrapt dat ze de
kroonluchters in een busje hadden
geladen en ermee wilden weg rijden".
Bitter
De meest bittere aanval van het
noodlot op een echtpaar, dat in een
kasteel gelukkig had willen zijn,
kwam echter in 1969 - zij is nog
steeds verantwoordelijk voor de
moeilijkheden waar de heer De
Cocq niet meer tegen op kan en die
de dreigende ondergang van het
kasteel bespoedigen.
De Cocq was in de zestiger Jaren
overgegaan tot het stichten van een
grote varkensmesterij. Hij bezat
2500 dieren en de bedrijfsresultaten
waren de eerste jaren zeer bemoedi
gend. Zijn echtgenote was terugge
keerd in haar oude liefde, de an
tiek. en was een goed lopende an
tiekzaak in Gulpen begonnen. Ein
delijk wogen in het slot de inkom
sten weer tegen de kosten op. Maar
toen werd het 1969, een rampzalig
varkensjaar. De Cocq leed een ver
lies van een paar ton; niet veel la
ter zei de meelfabriek, die hem had
gefinancierd, het krediet op. Een
kasteelheer was aan lager wal ge
raakt.
Het leven op Borgharen heeft de
laatste Jaren nog maar weinig van
de ridder-romantlek uit de oude
verhalen. De geschiedenis van deze
kasteelheer te er een van ramp
spoed, tegenslag en bittere een
zaamheid. „Ik heb nog bezit", sprak
hij met een doffe stem, „ik kan
niemand wijsmaken dat ik van ste
nen niet leven kan. Ik heb niet al
leen geen inkomen, ik heb zelfs een
negatief inkomen. Toch kom ik
nergens voor in aanmerking, zelfs
mijn aanvraag om eenvoorschot op
de uitkering arbeidsongeschiktheid
is afgewezen. Zo gaat het in Neder
land als je geen geld maar wel be
zit hebt.
Potverteren
En ergens blijkt ook wel dat Ik
over geld moet beschikken. Mijn
vrouw ligt nu al heel lang heel erg
ziek. Ik moet vaak gekke dingen
voor haar doen. Ik heb bijvoorbeeld
een elektrisch verstelbaar bed voor
haar moeten kopen. Het kostte
1850,-. Maar wie weet dat ik de
laatste Jaren de Juwelen van mijn
vrouw moet verkopen? Niemand.
Het is potverteren. En ik doe niet
anders. Iedere keer weer, iedere
keer weer privé-dingen verkopen om
maar geld te hebben. Ik heb nu
dingen van mijn vrouw moeten ver
kopen waaraan ze zo gehecht was
dat ze ze in haar antiekwinkel ach
terhield. Zover is het met ons geko-
De heer De Cocq liet het hoofd
enige tijd zwijgend hangen. Door
een venster zag men hoe een man
met een zwarte baard en een zilve
ren fluit het slotplein overstak: een
van de „zwarte" bewoners die hij
somstijds onderdak verleent na be
taling van een paar honderd gulden
- alweer enig huishoudgeld voor de
heer van Borgharen.
Met een treurige en langzame
stem sprak hij lange tijd over alle
tegenwerking van officiële Instanties
bij zijn pogingen om toch nog weer
een exploitatiemogelijkheid te vin
den voor een kasteel dat hij lang
zaam maar zeker is gaan haten
omdat het de aanstichter is van al
zijn ongeluk. Soms werd De Cocq
woedend wanneer hij het had over
de heren momumentenzorg die in
bussen naar het lustslot aan de
Maas kwamen aangereden. Kreten
van verrukking schalden op die da
gen over het slotplein. Als De Cocq
daarna weer eens hoopvol beidt
ontving hij korzelige antwoorden.
„Dat je zolang met zoveel succes in
zoveel zaken hebt gewerkt om dan
dit leven te houden, dat is grote
treurigheid", zei hij, „al die duizen
den belastingen waar ik nooit van
afkom omdat ze niet gebonden zijn
aan inkomen maar aan bezit". Om
dat hij een kasteel bezat betaalde
De Cocq bijv. 285,- rioolbelasting.
De poorters van het dorpje Borgha
ren werden voor slechts 15, aan
geslagen: zelfs de kasteelheer kon
een glimlachje van verbijstering niet
onderdrukken -toen hij bij dit voor
beeld ook nog aanhaalde dat het
kasteel niet eens op de riolering
was aangesloten.
Schuldeisers
De belastingen, onkosten en ver
plichtingen van een kasteeleigenaar
zijn er vele. De heer De Cocq is se
dert zijn schuldeisers zijn paar ton
schuld omzetten in een hypothecai
re schuld ook al twee jaar bezig
met verkoopplannen. Niemand ech
ter die het vervallen kasteel wil
hebben - almaar spookachtiger en
naargeestiger staart de reusachtige
burcht terug naar de kleine, lage
bungalow waar De Cocq zijn ver
drietige huishoudinkje drijft.
In een vertrek, waarin zij kan uit
kijken op het majesteuze kasteel
waar zij 20 Jaar geleden zo verliefd
op werd, ligt zeer ernstig ziek en
geheel aan bed gekluisterd zijn
echtgenote. „Dag en nacht zit ik bij
haar", zei De Cocq, die het meest
van alles een gedwongen verkoop
met zijn krats-opbrengsten vreest,
„we hebben natuurlijk ook helemaal
geen personeel meer. Vroeger met
het hotel en voordat we ziek wer
den waren het er 25. Wassen, ko
ken. alles doe ik nu zelf. Altijd al
leen, altijd bezig. Het laatste half
Jaar ben ik niet meer buiten ge
weest".
Het kasteel met zijn zo beklagens
waardige laatste bewoners staat nu
te koop voor een half miljoen.
„Tien Jaar lang heb ik er alles in
gestopt wat ik verdiend heb. En flc
heb véél verdiend I Nu zitten we
maar te wachten", zei de heer De
Cocq.
De duizenden toeristen van de Mer
gellandroute, die om belet tot het
historische pand verzochten, liet hij
allang niet meer toe. Ook was hij
niet van plan om, in navolging van
de kermisbazen van de Engelae
adel, zijn kasteel tot een commer
ciële smakelijk vallende attractie te
verheffen. „Dat zou wel kunnen",
sprak hij", maar ik moet en ik wil
nu eenmaal bij mijn vrouw zitten.
En bovendien: het geld dat Je ver
dient gaat toch meteen naar de
schuldeisers. Van de verkoop van
ons antiekzaakje in Gulpen hebben
we geen cent teruggezien".
Kelk
Voor een kasteel dat al door de ge
schiedschrijvers van de twaalfde
eeuw wordt bezongen ligt de treu
rigste kroniek in 1972. De Cocq
denkt zijn bittere kelk tot aan de
bodem te moeten leegdrinken. „Mis
schien worden we wel gedwongen te
slopen", verklaarde hij tijdens een
rondgang langs de sombere en in
duisternis gehulde kamers op de ln
diepe wanorde verkerende beneden
verdieping.
Zijn enige mogelijkheid om aan
geld te komen had hier overal zijn
trieste sporen nagelaten. Kroon
luchters, Louis XVI-meubelen en
andere historische voorwerpen ver
dwenen met de regelmaat van de
klok uit Borgharen: De Cocq was
bij stukjes en beetjes bezig het
roemruchte kasteel te verkopen om
•ichzelf en zijn vrouw li leven te
houden.
„We hebben onze tijd gehad", sel
hij bij het afscheid op het vuile
slotplein. Kil, leeg en troosteloos
rees het oude kasteel achter hem
op. „Maar als ze me ook nog als
een hond uit mijn bungalow willen
Jagen wacht lk ze met mijn Jacht
geweer op", zei De Cocq. Voor het
eerst die middag verscheen er een
opgewekte lach om de >ond van de
laatste heer van Borgharen.
F
slotplein aangekomen onthulde de eerste blik op het
[arische en eenzame kasteel Borgharen ons zoveel mis-
d en verval dat het hart verkilde. De bijna spook-
e kilheid scheen als een onzichtbare damp uit het gebouw
e stromen het bezat een sombere, grijze frontgevel met
vensters als blinde ogen en brede barsten als rimpels.
aargeestige plein was overwoekerd met onkruid, dat ook
en de trap opkroop. Ernaast lag een dode, donkere vijver,
ichter een ondoordringbare wildernis van wilde heesters
inshoge struiken al tot dicht bij het oude kasteel was op-
t. De troosteloze triestheid van een beziting diie bijna ver
is, hing als een nevel om de imposante burcht die in
s en reisgidsen nog altijd met ere en verrukking wordt
heer van Borgharen, de heer
de Cocq, ontving ons in zijn
die zich aan de andere
i de oprijlaan bevond. Hij
tengere, bleke man, 58 Ja-
en met grijze, strak ach-
jekamde haren, die een som-
vermoeide blik wierp naar
steel dat hoog oprees in de
lierfstmiddag. „Het kasteel is
te
op een treurige toon. Ver
hoorde men het verhaal
et befaamde kasteel Borgha-
zijn einde dat onafwendbaar
IJ lijkt te zijn gekomen,
overlijden van de voorlaat-
de Belgische barones
farts, stond het grote kasteel
1938 tot 1951. In het laat-
werd het gekocht door de
Cock, toendertijd een wei
eigenaar van een tiental
i Amsterdam, Zandvoort en
>rt. „Dat kwam zo", zei onze
met een zachte stem, „ik
eenmaal helemaal gek op
vrouw. Maar door die hotel-
ss zagen we elkaar haast niet
Moet dat dan Je leven zijn?
ueeg mijn vrouw het idee dit
l te kopen. Ze heeft antiekza-
ehad in Maastricht en Gul-
nu eenmaal weg van an-
iten. Daarom heb ik het ge-
Helemaal voor mijn vrouw,
moet eerlijk zeggen: ze heeft
ziek als ze nu is, nog steeds
r in. Ik niet meer. Allang niet
Maar Ja, wat moet Je?" De
De Cock slaakte een diepe
het was duidelijk dat het
n hem af en toe zeer moeilijk
oormalige hotelier kocht het
11 op een moment dat het al
vergetelheid dreigde te raken.
■#i^as een ruine. Als het regen-
■•fgende het ook in de hal. Maar
wilde de overheid me met
'stel helpen. Rijksmonumen-
gaf als motief dat ze geen
iden en dat ik daar de eer-
en Jaar ook niet op hoefde te
Maar ik wilde in Borgha-
hotel beginnen. Ik kon niet
I wachten. Kapitalen heeft het
1 me dus gekost".
opende het hotel kasteel
'aren zijn poorten. De heer De
pen z Jn echtgenote werkten als
«o. maar zagen behalve de
'cijfers ook de kosten en las-
'ie nu eenmaal onverbrekelijk
Uizelingwekkend aan het bezit
I een kasteel verbonden zijn,
B el stijgen. In 1956 werd een
Ite van het reusachtige, hon
derd vertrekken tellende kasteel
daarom ook als pension verhuurd
aan Italiaanse gastarbeiders in de
mijnen.
Maar in 1959 betekende een crisis
in de mijnindustrie het einde van
deze inkomstenbron. Een Jaar later
al volgde de sluiting van het hotel.
„Het bedrijf was te zwaar", zuchtte
de heer De Cocq, „ik kreeg een
hartziekte. Met mij was het afgelo
pen. Mijn vrouw kon het niet al
leen aan".
Nog tweemaal wisselde het kasteel,
dat in zijn ondergang zijn laatste
eigenaren bijna lijkt mee te willen
slepen, van functie. Van 1964 tot
1967 genoot het landelijke bekend
heid als het Europahuis, de veste
waarin studenten van meerdere na
tionaliteiten elkaar in stilte en af
zondering konden treffen.
De samenspraak van de Jonge in-
telligentia was er echter één die het
schuim van woede op de lippen
bracht van de overwerkte en inmid
dels arbeidsongeschikt verklaarde
slotvoogd. „Het waren intellectuele
kanibalen", zei hij, „ze hielden als