OLYMPISCHE CAPRIOLEN ZATERDAG 12 AUGUS Heel, heel lang geleden hebben eerbiedwaardige pedagogen gehoopt dat Olympische Spelen een middel zouden zijn om de vrede in de wereld te bewaren. Die hoop verschroeide in de gloed van twee wereldoorlogen. De daarna geopperde stelling dat de Spelen dan niet de vrede konden afdwingen, maar wel een goed voorbeeld kunnen geven, is ook al achterhaald. „De grootmachten jagen naar Olympische successen met dezelfde intensiteit waarmee zij oorlogvoeren", zegt Henry Edwards, de leider van de boycot-actie van Amerikaanse negers in 1968. De Spelen geven niet ethisch richting aan deze maatschappij, zij zijn er met heel hun prestatiestreven juist de spiegel van. Helden, idealisten, grappenmakers, kribbebijters, ethici, prin cipe-rijders, zonderlingen het hele scala dat kleur geeft aan de gewone maatschappij, vindt men terug in het grootste sport- feest van de wereld. Over hen gaan de onderstaande, weinig bekende verhalen. Het Olymp Vuur, syml van ja, van wa\ eigenlijk Van alle atleten die sinds 1896 aan de Olympische marathon hebben meegedaan, is Shizo Kanaguri ongetwijfeld de mar kantste, al kun je zijn naam niet aantreffen op de lijst van ^medaillewinnaars. Op 20 maart 1967 liep de grijze 76-jarige Ja- ,p(tnner op een sukkeldrafje het Olympisch stadion van Stock holm in om de ruim 42 km tellende marathon te beëindigen ■die hij ruim een halve eeuw terug was begonnen De zaak zat zo: Kanaguri maakte in 1912 deel uit van de Japanse atle- itaekploeg die aan de Olympische Spelen in Stockholm deelnam. Tij dens de marathon, die op een zeer hete dag werd gelopen, stopte de .Japanse atleet halverwege en voeg de zich bij een Zweeds gezin dat in de. tuin. die aan de wedstrijdroute grgnsde, sinaasappelsap zat te drin ken. Het beviel hem daar zo goed dat hij er verder maar vanaf zag de marathon uit te lopen. Hij bleef bij, de Zweedse familie slapen en keerde een dag later terug bij de Japanse ploeg, die hem inmiddels als „vermist" bij de politie had op gegeven. Korte tijd daarna nam de Japanse ploeg de boot naar huis, maar zij verzuimde de Zweedse po litie te melden dat Kanaguri te recht was. De communicatie in die dagen liet mede door de taalbar- rièrs veel te wensen over. De Zweedse agenten speurden na beëindiging van de Spelen nog eni ge1., tijd naar Kanaguri zonder de zaak tot een oplossing te kunnen brengen. Etertje Shizo Kanaguri, na 54 jaar aan de finish In de Jaren zestig stuitte een -Zweedse Journalist, die in archieven zat te bladeren, op het verhaal van de zo mysterieus „verdwenen" atleet en ploos het geval helemaal uit. Hij ontdekte dat de man in kwestie nog leefde. Het Zweeds Olympisch Co mité liet de bejaarde marathonloper toi 1967 uit Japan overkomen in het kader van een geldinzamelactie. En zo mocht Kanaguri dan in het Stockholmse stadion zijn laatste honderd meter lopen. Een opgewek te, oude baas. die als een triomfator het speciaal voor hem gespannen flnishlint doorbrak. Zijn tijd werd „officieel" vastgesteld op: 54 Jaar, acht maanden, zes dagen, acht uur, tweeëndertig minuten en twintig drietiende seconde ,Het had wel wat sneller gekund" zeiden de Zweedse Journalisten gnuivend tegen Kanaguri. Maar de Japanner zat niet voor één gat ge vangen. Toen hij weer op adem was gefcomen, zei hij tot de pers: moet niet vergeten dat ik „onder weg" gehuwd ben, dat wij zes kin deren hebben gekregen en tien kleinkinderen. En heren u weet: zulke dingen kosten tijd". Martin Sheridan, een Newyorkse politieagent, was een lange, uitzon derlijk sterke man. Hij werd Olym pisch kampioen discuswerpen in 1904 in St. Louis en in 1908 in Lon den. Voor hij zich naar de Britse hoofdstad begaf, stuurde hij de or ganisatoren een brief, waarin hij sohreef tot de betere eters te beho ren. Of men daar in Londen ook een beetje rekening mee wilde hou den. Gemakshalve sloot hij maar even een lijstje in van hetgeen hij dagelijks nuttigde. Ontbijt: twee sinaasappelen, twee diepe borden pap, drie eieren, drie koppen koffie, een half brood, drie ons boter. Lunch: varkensvlees, twee borden aardappelen, drie borden groenten, twee koppen thee, een half brood, twee stukken koek. Diner: twee borden soep, een hele kip, biefstuk, gebakken aardappelen, koek, kaas, brood. Bijbel Tot de eerste wereldoorlog werd de organisatie van de Olympische Spe len met de losse hand gedaan. Atle ten die van heinde en verre naar de Olympische stad reisden, wisten zelden precies wanneer hun num mer aan de beurt zou komen. Het niet over de Juiste informatie be schikken werd de Amerikaanse hor denloper Forrest Smithson in Lon den-1908 bijna noodlottig. In de Britse hoofdstad aangekomen, ver nam hij dat de finale 110 meter horden op een zaterdag zou worden gehouden. Een ramp. Want Smith son behoorde tot een religieuze groepering die alle activiteiten op zaterdag meed. Daar zat de Ameri kaan. Had hij dan dagenlang voor niets gex-eisd? Smithson sprak er over met vrienden, met officials. Wat moest hij nou toch doen. Hij vond een heel aparte oplossing. Hij zou lopen, maar met een bijbel tje in de hand. Smithson kreeg er kennelijk „vleugels" door, want hij werd Olympisch kampioen in de tijd van 15.0 sec, toen een nieuw wereldrecord. Wandelaars Komisch ging het er aan toe op het nummer 10 km snelwandelen tij dens de Spelen van 1924. Snelwan delen is een sport die al vaak strubbelingen heeft voortgebracht Hans Giinther Winkler met het geweldige springpaard Halla. omdat de jurering zo moeilijk is. („Snelwandelen is een wijze van voortbewegen door middel van schreden, waarbij het contact met de bodem niet wordt verbroken. Wanneer de voorste voet de grond raakt, mag de knie niet zijn gebo gen. De hiel raakt de grond het eerst. De hiel van de voorste voet moet de grond rakeix voor de tenen van de andere voet die verlaten") In Parijs-1924 kreeg de Oostenrijkse wandelaar Kuhnert eerst een waar schuwing van een Amerikaanse scheidsrechter wegens „onregelmatig draven" en werd, toen hij nogmaals in de fout ging, door hetzelfde ju rylid van verdere deelneming uitge sloten. De Amerikaan verzocht Kuhnert de baan te verlaten, maar Kuhnert verstond geen Engels en stiefelde gewoon door. Hij meende, zoals hij later zei, dat de betrcfcken official hem aanmoe- W digde, of hem als een soort tijdver drijf, in een vi-eemde taal aan sprak. Een halve baan verder stuitte Kuhnert op een Italiaanse arbiter, die het wandelen van Kuh nert ook ten sterkste afkeurde en hem in het Frans verzocht er mee op te houden. Maar Kuhnert ver stond ook geen Frans, liep rustig verder en kwalificeerde zich voor de finale. Tenminste, dat dacht hij. Maar de scheidsrechters lieten hem na afloop in zeer duidelijk Oosten rijks weten dat hij werd uitgeslo ten. Kuhnert ontstak in grote woe de en donderjaagde net zo lang tot het besluit van de scheidsrechters ongeldig werd verklaard. Hij zou mogen overlopen in de tweede serie, een dag later. Toen de scheidsrech ter dat hoorden, was het hun beurt om zich tierend naar de jury d'ap- pel te begeven. Een hele consterna tie. Het rumoer had geen enkele betekenis voor het eindresultaat, want in Parijs was maar één wan delaar van klasse en dat was de Italiaan Ugo Frigerio. Hij won zijn gouden medaille met straatlengte voorsprong. Een mooie gek overigens, die Ugo. Hij wandelde graag op een deuntje muziek en vex*zocht daarom tijdens de race het in het gras zit tende orkest, dat na elke finale het, volkslied van de winnaar speelde, een aantal liedjes ten gehore te brengen. Het orkest was daartoe wel bereid, maar Ugo was niet gauw tevreden. Hij eiste het allerbeste. Toen de di rigent op zeker moment wat ver slapte en het tempo liet zakken, sprak de passerende Italiaan hem in zeer gepeperde bewoordingen toe officier Hector, Persson met scher pe blik op. „Met die man is iets niet in orde", zei hij tot zijn hippi sche vrienden op de tribunes van Wembley, „ik denk dat ik mijn licht maar eens ga opsteken in Zweden". Nu moet men weten dat de hippische federatie in 1948 nog werkte met op sommige pimten zwaar verouderde, om niet te zeg gen volslagen krankjorumme regle menten.- Een van de bepalingen luidde dat aan Olympische ruiter- wedstrijden alleen militairen met de rang van officier mochten meedoen Heotor, een echte reglementenrid der, geloofde niet dat Persson offi cier was. En inderdaad, in korte tijd had de Fransman in Zweden het verhaal boven water dat Pers son in feite onderofficier was, maar door de Zweedse autoriteiten voor de duur van de Olympische Spelen (16 dagen) tot officier was be noemd. Hector droeg de zaak voor bij de eerbiedwaardige heren van het Internationaal Olympisch Comi: té. En die meenden geheel in de Olympische geest te handelen door de Zweedse ploeg te diskwalificeren en Frankrijk dat in Londen als tweede was geëindigd, in 1949 als nog de overwinning te schenken. Daar zullen die Franse ruiters wel erg blij mee zijn geweest. Door Ruud Paauw Reglementen Forrest Smithson nam in 1908 de bijbel over de horden mee. De Zweedse ruiter Gehnall Persson werd in Londen-1948 met twee landgenoten Olympisch kampioen in de landen wedstrijd dressuur. Toen de Zweden het goud op het erepo dium kregen uitgereikt, nam de se cretaris van de Internationale Hip pische Federatie, de Franse hoofd officier, Olympisch kampioen. Rest het antwoord od de intrigerende vraag hoe Hector in Londen ont dekte dat Persson geen officier was. Hij kende de Zweed in het geheel niet. Welnu, Persson reed in Lon den in het uniform van officier, maar hij had onbegrijpelijk ge noeg nog de pet van onderoffi cier op. Hector, een man die met rangen en standen opstond en er mee naar bed ging, had dat onmid dellijk gezien en onraad geroken. Halla Halla een naam die in de wereld van de paardesport nog altijd klinkt als een klok. Met die merrie kon de Westduitse ruiter Hans Günther Winkler op de internatio nale springconcoursen lezen en schrijven. In een carrière die 13 jaar omspande, behaalde de combi natie Winkler-Halla 128 overwin ningen, waaronder drie Olympische kampioenschappen en twee wereld titels. Halla was een buitengewoon intelli gent, maar ook zeer trots paard. Winkler vertelt in zijn boek „Meine Pferde und ich" dat Halla beledigd het hoofd afwendde wanneer hij haar af en toe vermanend toesprak. Wereldfaam verwierf het paard zich in 1956 tijdens de Olympische rui- terwedstrijden in Stockholm. In de eerste va.n twee manches, die moes ten beslissen over het Olympisch kampioenschap bij de springruiters ging de combinatie Winkler-Halla foutloos rond. Bij de dertiende en voorlaatste, een zwaar obstakel, gaf Halla onder de sprong nog een ruk om er goed overheen te komen. Winkler werd er door verrast, klem de beide knieën tegen het paard en voelde tegelijkertijd een heftige pijnscheut door het onderlijf gaan. „alsof iemand me een dolk in het lijf stotte". Door de pijn versuft verloor Winkler de stijgbeugel én de controle over het paard. Zo kwam het dat Halla op de laatste hinder nis een fout maakte. Een medisch onderzoek bracht aan het licht dat Winkler zwaar geblesseerd was. Men vreesde voor een liesbreuk, latei- bleek het een zware verrekking van de liesspier te zijn. Ofschoon Win kler veel pijn had en niet goed meer in het zadel kon zitten, wilde hij per se zijn kans ook in de tweede manche verdedigen. Niet al leen zijn individuele zege hing er van af, ook die van de Duitse equi pe. Een arts gaf hem een morfine- injectie en liet hem vlak voor de rit een kan zwarte koffie drinken om de slaperige nawerking te niet te doen. Winkler zat als een baal meel op het paard. Hij besloot Halla zo min mogelijk tot last te zijn en zich niet wezenlijk met het sprin gen te bemoeien. Winkler schrijft in zijn boek: „Had Halla begrepen wat er dan de hand was? Het moet wel. Hoewel ik van links naar i-eohts zwenkte in het zadel en na elke sprong diep ineenzakte, hoe wel ik haar vaak niet eens de goede richting kon geven ik dreef haar alleen voorwaarts opdat alles zo snel mogelijk voorbij zou zijn hoewel dit alles voor Halla nieuw en beangstigend moest zijn, vloog dat geweldige paard rustig over alle hindernisen. Het was alsof op een klein schip de kapitein was uitge vallen en de stuurman alleen de navigatie had overgenomen, nadat hij al honderdmaal onder leiding van zijn baas aan liet roer had ge staan". Het publiek, dat doodstil toekeek, hoorde Winkler af en toe schreeuwen. Ter aanmoediging, meende men. Maar Winkler schrijft in zijn boek; „Van pijn". Halla red de Winkler die middag. Het paard reed als enige een foutloos parcours. De kwestie-Persson was in elk geval ergens goed voor. De reglementen van de hippische federatie kwamen er door in een belachelijk daglicht te staan. De gewraakte officieren bepaling werd geschrapt. Maar Persson en de andere Zweden kre gen hun medailles niet terug. Recht is recht, nietwaar. Persson liet zich door de affaire niet uit het veld slaan. In Helsinki-1952 deed hij het dunnetjes over. Hij werd, als onder- garandeert. De directeui ijsshows stonden inden tijd later voor haar deu Maar Jeanette. een meisje, zei de heren dat een profoarrière ni bedoeling lag. Zo'n opn alleen maar door een 1 maakt worden. De here het niet. Moest er somx op tafel komen? Nou. dl Amerikanse directeur liet Jeanette bij hem een o 30.000 dollar (ruim 100.1 kon krijgen voor een J' sen. Jeanette deed het n iets heel anders doen. Z pleegster in het Pestola Zwitserland, waar kinde wier ouders in de oorlog gekomen. Daar verdiend het duizelingwekkende I dertig gulden per week. De hand De Olympische wegwed rennen in Berlijn-1936 eindsprint beslist. Een kluwen renners rolde wringend op de f inish j pische spreuk, die zegt men belangrijker moet schouwd dan winnen, is maar je moet er niet men, bij wielrenners dJ met een eindsprint, wan allen de wet van de- jungl Jeanette De Britse kunstrijdster Jeanette Altwegg behaalde een bronzen me daille tijdens de Olympische Win terspelen van 1948, ze werd wereld kampioene in 1951 en rondde haar carrière af met een gouden Olympi sche medaille in 1952. Een mooie reeks successen, die zeker in de kunstrij sport een vet profcontract De Fransman Guy La 1 jaar later in de Toi j1 derde zou worden, lee gaan opeisen, maar de streep wat terug. D 1 titel ging nu naar zij Robert Charpentier, iets eerder dan Lapéblfft drukte. Lapébie felici 2 pentier hartelijk, voeg opgewonden aan toe van het Olympisch achtte: „Zo'n 50 m< streep voelde ik ineen een ruk aan mijn trui i niet was gebeurd, Rol loof ik dat niet jij hebben gewonnen. Als toch in mijn haiK Charpentier was onfortuinlijke landgenj ook op luide toon zijn over zo'n ploertenstreek Een paar weken late in een Franse bios voorprogramma werdei toond van de striji waaronder de eindsi wegwedstrijd. Lapébie loos toeJa, dal enorme hand op zijn van wie was hij nu? naar de filmoperateur de bewuste passage draaien maar dan I gebeurde. En aan hamd nu vast te ziti bert Charpentier. Mer pébie die avond val lava heeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 10