^■szzsi
ROOTSTE PATATBAKKER VAN EUROPA
HERMAN
MEGENS
puilen? Ben je gek...
SATERDAG 29 JULI 1972
PAGINA 1
„Iets wat
je zelf
niet te
eten
vindt
mag je
een ander
niet
voorzetten"
brand denk ik over de opbouw. Op
bouwen is altijd mijn hobby geweest.
Ik was. toen vier Jaar geleden mijn
fabriek in Lomm geopend werd, de
grootste van Europa.
De Duitsers kochten bij mij, ter
wijl ik duurder was. Maar ik was
ook beter! Straks is alles weer bij
oude
Gelukkig
Straks... Een fabriek te Lomm.
bij Venlo, die 200 ton voorgebakkefl
frites per week aflevert met een tem
peratuur van circa 0 graden, „ek
een goede kwaliteit", zegt Herman
Megens. terwijl hij smaakmakerlg'
sabbelt aan een van de duizenden
frietstengels op zijn Zaltbommels*
produktiielijn.
Daarna, ietwat weemoedig: „Weet
u. ik eet eigenlijk zo vaak patat.
Maar soms, als ik erg lang gewerkt
heb, ga ik een van die frietkramen
in Venlo binnen, die ik zelf heb la
ten neerzetten. En dan begin ik met
een knakworstje en dan neem Ik *n
aak friet. En m'n hemelals ze 'i
dan te vet serveren of als een soort
jujubes, dan komt de ouwe friet-
bakker bij me boven
„Maar als de friet goed nagebak-
ken is. ben ik gelukkig. Tenslotte
staat mijn naam op de doos, waaj
ze die friet uithalen
uilen Ben je gek, er was in feite eigenlijk alleen de uitdaging, die ik m'n hele leven
g nodig gehad heb. Diezelfde ochtend van de brand belt me m'n ouwe procuratiehouder
67 jaar is die man. Hij zegt: ,,Ik heb er van gehoord Herman, ik kom er aan, blijf
iten!" Het was een uur of elf 's morgens, zes uur na de brand, de procuratiehouder
fit mijn noodkantoortje binnen en zegt: „Herman, je loopt al tegen de zestig en je
>rdt goed verzekerd waarom zou je de centen niet pakken en verder bekwaam afnok-
i? Je bent toch binnen, je hebt toch alles was je wilde hebben? je moet aan je leeftijd
ken!"
heb gezegd: "Procuratiehouder,
vriend, waarom zou ik juist
wa^oPPen. Ik ben dan wel 59 jaar.
ik heb vooral op dit moment
icht om aan mijn clièntéle te
jr<j -n. Ik kan ze toch moeilijk
lüt r la^en zitten! De ouwe
patiehouder zei: „Herman,
komt eens een eind aan
ik dacht: verrek! Een mens
ik kan het nou een keer niet
ik ben sowieso steeds om
1i-v-o 's-morgens waklker en dan
jJp wérken. Ik had dat precies
die brand. Een paar uur na-
boel plat was, had ik al re-
met collegas', die me friet
1 n leveren, 'n Noodzaak was
1 T ]e klanten houden. Je hebt een
dagen sympathie, omdat Je zo
bent afgebrand. Maar na die
dagen gaat de klant zeggen:
fuujr blijft m'n friet?" Of je nou
md bent of niet. Dus het
wat ik gedaan heb, die mor-
in de brand, was mijn cliën-
zeeb-st houden. Friet leveren aan
•ie anten in binnen- en buiten-
terwijl de puinhopen van mijn
fabriek nog smeulen ik
ie wezenloos naar mijn col-
ik stuurde zelfs mijn eigen
naar de andere fabrieken
m'n chauffeurs. Nietwaar: de
moest blijven be-
Door
Aad Wagenaar
*ou
'ritesspecialist: Herman Me-
Brabander met een grijs He-
d raybaardje dat zijn brede ge-
Idoet afslanken. Hij doet zijn
in Zaltbommel, op het roe-
vanjterras van een wegrestaurant,
ïrvoor liep hij voldaan voor
t in zijn tijdelijke frites-fa-
in een hal op de Veilingweg
Sinds maandag 26 juni baitt
t véan Megens daar weer patates
he Eind van het jaar hoopt hij
ig ii aan de slag te zijn in zijn we-
iAR
deropgebouwde fabriek te Lomm.
gemeente Venlo.
„Het is behelpen", zegt hij in de
Zaltbommelse fabriekshal, „ik kan
voorbakken, dat wel, maar ik moet
de piepers - echte Hollandse bintjes
- wél geschild laten aanvoeren. En
ik heb natuurlijk bij lange na niet
mijn omzet van vroeger. We spelen
nu haar quitte; er hoeft vrijwel
geen geld bij. Ik was goed verze
kerd, dat heb ik al gezegd. Maar
wat veel belangrijker is: het is weer
mijn eigen friet, die ik in de dozen
doe!"
Terzijde, tegen de fotograaf: „Als Je
de wagen voor het Duitse Roerge
bied nog wil kieken moet Je op
schieten. Hij staat buiten; die Duit
sers vinden de Hollandse friet 'n
stuk lekkerder dan de stengels van
eigen bodem. En ze betalen er nog
méér voor ook")
Op het Zaltbommelse terras valt de
datum 13 april 1972. Op die dag
brandde zijn fabriek bij Venlo af -
hierboven uitvoerig beschreven.
Krap vier jaar daarvoor had de di
recteur-generaal voor de voedsel
voorziening van het Haagse minis
terie de frites-voorbak-fabriek van
Herman Megens geopend en tegelij
kertijd vastgesteld dat het hier de
grootste en modernste frites-fabriek
van Europa betrof.
Herman Megens: „Ja, ik was we)
trots".
Begrijpelijk: Megens is het prototy
pe van de eenvoudige boerenjongen
die het maakt om miljonair te wor
den. In zijn eigen woorden
„Ik ben met niks begonnen. Maar
Ja dat geldt eigenlijk voor alle
maal van ons. Vader had een boer
derij, ik was de enige zoon en ik
zou hem opvolgen. Vader stierf toen
ik nog minderjarig was, mijn oom
en m'n tante werden voogd: Frits
en Mina. Ik ging in dienst: ik heb
achttien maanden bij de ouwe ca-
vallerie gezeten, in de Alexanderka-
zerne in Den Haag. Toen ik uit de-
dienst kwam, in 1933, heb ilk de
boerderij aan mijn oom verkocht.
Het was een rottijd; na alle aftrek
posten hield ik aan mijn boerderij
720 gulden over - een jaar of vijf
ervoor was de zaak nog op 30 mille
getaxeerd. Maar goed: ik had die
720 gulden en Ik ging er mee naar
Venlo en ik kocht, met nog wat
leengeld, 'n vrachtauto van 900 gul
den. En daar ben ik mee gaan kar
ren, voornamelijk groenten had ik:
van Nederland naar Duitsland en
omgedraaid.
Toen kwam de mobilisatie en ik
werd weer opgeroepen als wacht
meester - een pracht van een sala
ris! - en ik hield het uit tot 10 mei
1940. Even gevangen geweest, toen
een poos niks en daarna moest ik
als chauffeur komen werken op het
vliegveld Venlo. Een Oberinspektor
heeft me toen op het Juiste mo
ment gematst: ik zou wegens aller
lei linke zakies gepakt worden,
maar de Oberinspektor, Emil - vér
over de pensioenleeftijd, maar hij
kon óók niet anders - smokkelde
me uit Venlo naar zijn broer in
Thüringen en daar heb ik tot de
bevrijding toe als vrachtwagen
chauffeur gereden. Met het gevolg
dat ik met zo'n houtskoolkar direct
achter de Amerikanen aan, bij
Winterswijk het vaderland weer in
reed".
Maar nou die patates frites
„Voor de oorlog al had ik een
kraam gekocht", zegt Herman Me
gens, „toen ik fruit en groente naar
de veiling van Venlo bracht met
m'n vrachtwagen, was me opgeval
len dat zo'n ijsco-kraam - en friet
in de winter - lekker liep. Ik heb
toen op de veiling zo'n zaakje over
genomen en het meisje dat achter
de toonbank stond, beviel me zeer
best: ik ben dan ook met haar ge
trouwd. In de oorlog is er van de
handel niks terecht gekomen, maar
daarna, tegen 1950, zijn we er weer
ingestapt. Mijn vrouw en ik hadden
allebei een bromfiets. Die twee kar
retjes konden we ruilen voor een
patates-frites-kraam in Venlo. In
het begin was het een beetje behel
pen: er kwam geen hond. Omdat ik
de zaak opengegooid had weetuwel:
veel glas, 'n kijk op de keuken, niet
meer van die doorgeefluikjes
Maar na een poosje wendde 't toch
wel. De mensen zagen dat je in
échte slaolie stond voor te bakken,
dat alles proper was - mijn vrouw
had d'r eigen fornuis mee naar de
kraam genomen. In het zicht van
de klant. Kan het properder?"
„Nou, een paar maanden later haa
ik een tweede kraam. En een derde
En nou heb ik er vijftien in Venlo.
in eigendom of verpacht. En toen
MA. A KMHE
kwam automatisch die fabriek na
tuurlijk
Herman Megens vertelt daarna dat
in 1955 al de zaken zo goed liepen
dat de inkoop van voorgebakken
friet pure armoe was. Hij ging zélf
voorbakken. In een garage in Venlo
installeerde hij zijn eerste „produk-
tielijn". Hij zette zeven man aan
het werk en bakte op een
acht meter lange band per uur
tweehonderd kilo piepers bruin. Die
voorgebakken patates frites vervoer
de hij vervolgens met de fraa;i'
Mercedês-oabriolet '51 (Ik ben 'n
echite autoliefhebber; af en toe gur
ik me zelf ook wel eens wat.naar
de consumptiepunten. "Het bleek"
zegt hij, "dat mijn frieten kwaliteit
hadden. En toen ik dat door had
ben ik gaan uitbreiden. Je moet 'n
beetje technisch zijn natuurlijk. I
heb al die jaren lang uitstekende
specialistische werknemers gehad
Maar toch lagen de beste momen
ten voor mij op die zondagmorgens.
Als ik alleen door de fabriek liep,
1an stond ik stil om te peinzen ove-
hoe het beter zou kunnen. U hebt
ïou daarnet die prachtige produktie-
band gezien en u zag hoe ik zo'n
friet-stengeltje *n beetje afhap-te
loops. Dat moet. Iets wat je zelf niet
te vreten vindt, mag je een ander
niet voorzetten".
Herman Megens, die zijn eerste
boerderij verkocht voor f 720,- en er
nu een bezit, in Venlo bij de rivier
ter waard van circa anderhalve ton
(9 hectare grond pl. 20 Shetland-
pony's en enkele Arabische volbloed-
jes zijn daarbij ingecalculeerd) heeft
de verwoesting van zijn frites-fabriek
te Lomm overleefd. De nieuw
bouw is gaande; de trouwe klanten
kan hij met zijn provisorische fa
briek in Zaltbommel bedienen. Hij
heeft bepaald geen zin om een punt
achter zijn patat-carrière te zet
ten (zie aanhef). Maar hij doet 't n
de brand medio april JL wel wat kal
mer aan. „Ik ben sedert drie weken
op zaterdag en zondag telefonisch
niet meer te bereiken", zegt Me-
gen, ,ook al maak ik nou wter drie
ëneenhalve ton friet per uur Na di
„De brandweer heeft me zeker veertig minu
ten laten wachten, door wat voor oorzaak dan
ook. Ik kreeg mijn alarm om tien minuten voor
half vijf en ik belde gelijk de brandweer van
Venlo, donderdagmorgen was het. Dik veertig
minuten later, om tien over vijf zo omstreeks,
waren ze er eindelijk we hadden zelf de
brandputten al los gemaakt op het industrie
terrein te Lomm, gemeente Venlo. En toen
kwam er zo'n opperbrandmeester bij me, aan
-\) de achterkant van de fabriek, en ik zei„Me-
I neer, als je d'r nou vlug bij bent aan de voor
kant, dan kun je misschien mijn kantoor nog
redden!". Die opperbrandwacht zei: „U bent
weliswaar de directeur, maar momenteel ben
0 ik de baas hier!" Ik zei toen het was haast
LV0 al half zes „allemaal goed, maar het is mijn
iet eigen bedrijf, met m'n eigen handen opge-
S bouwd. Rennen jongen! Redden wait er te
h-
redden valt! Anders doet ik het zelf! „Wel,
meneer de opperbrandwacht maakt via veel
omwegen stapvoets een wandeling het was
nog steeds half zes naar de voorkant van
mijn fabriek op het industrieterrein te Lomm
en hij komt terug en zegt: „Ja, meneer Me
gens, die administratieve afdeling van u, die
kunnen we misschien nog redden
„Ach. ik weet niet hoe laat het inmiddels
was; in ieder geval: die administratie van mij
stond op dat moment zeer lichterlaaie in de
fik. Papieren en machines had men nog tijdig,
zonder een schijn van brandgevaar uit het
kantoor kunnen halen, maar néé! Iemand
anders was de baas, niet ik. En daar stond ik
dan naar die vlammen van meer dan drie
meter hoog te kijken. Maar ik ben natuurlijk
niet gaan huilen