Speenhoffs leven in feite een groot theater J-H/PEENHO LEVENDE GESCfflEDENIS Alex de Haas over beroemd kleinkunstenaar LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK -ftfDERDAG 30 MAART 1972 Speenhoff is zijn leven maar aan één ding trouw gebleven, namelijk aan zijn lijfspreuk: ,,'t is anders". ,,'t Was anders", oordeelt Alex de Haas over Speenhoff en zo heeft hij ook zijn boek over Neerlands meest roemruchte kleinkunstenaar genoemd: ,,'t Was anders. De heer J. H. Speenhoff, dichter-zanger (1869-1945)". TAt>//( HOU WfiUBG AM/TEBDAM-25/A'v!5 Speenhoff, dichter-zanger te Rotterdam, Tijl Uilenspiegel te Rotterdam. Wijlen Speenhoff's on Coos vertelde in 1958: "Vader was een grand seigneur. Indertijd had hij een kleine wagen een schimmel die Cockie heette. Op een dag ging hij met me rijden door Rotterdam en op Coolsingel stuurde hij regelrecht op het café Fritschy aan. Het was een groot rond café met bbele deuren. Omdat het hartje zomer was stonden deze deuren open. Vader reed het café nnen tot voor de tapkast en riep toen tegen de ober: "Geeft u mij een lichte Catz en mijn zoon grenadine". Dan schreven de kranten de volgende dag: "Speenhoff reed met paard en wagen café binnen" en dat trok weer meer volk naar zijn voorstellingen. Een maand of wat later lurde hij met Nap de la Mar twee knollen bij een stalhouder. Ze reden er mee naar een bank haalden voor vijftig gulden centen in linnen zakken. Daar gingen ze mee de Maasbrug op. alverwege stopten ze en wierpen het geld met ha nden vol tegelijk op het brugdek. In die tijd ostte een sigaar een halve cent, zodat het begrijpelijk was dat iedereen de tram verliet en het jrkeer in beide richtingen ontwricht werd. De poli tie moest er bij komen, maar zolang die zak- niet leeg waren kon ze niets uitrichten. De volgende dag stond er een portret van mijn vader 1 de krant met een kop er boven: "Onbetaalbare reclametruc!" Men hoeft niet zo ver In het (277 bladzijden tellend) boek te lezen om te begrijpen waarom De Haas de lijfspreuk heeft verbogen. Het leven van Koos Speenhoff was ln feite één groot theater. Het theater van de man die als een komeet naar boven schoot, het publiek aan zijn voeten kreeg en datzelfde publiek ook wieer langzaam maar zeker zag terugkabbelen. Het theater van de bohemièn, de bon vivant, van de feiten-verdraaier, van de ster, van de eigenzinnige, van de tragische figuur die op latere leeftijd de triomfen van vroeger maar niet kon vergeten. In dat „Speenhoff-theater" werden door de directeur zelf dagelijks voorstellingen gegeven. Tot op de 4e maart 1945, toen hij bij een bom bardement (door Engelse vliegtui gen) op Den Haag om het leven kwam. Speenhoff, d'e man die al tijdens zijn leven een legende werd. die kwistig realiteit en fantasie ver mengde. Alex de Haas heeft zioh tot taak gesteld alléén de realiteit van Speenhoff te schrijven. Om abso luut duidelijk te maken dat 't an ders was dan menigeen wel dacht en denkt. Doopceel Speenhoff wordt in het boek niet ontluisterd. Maar De Haas is wel gelijk een meester-speurder te werk gegaan. Een karwei dat Jaren verg de en uiteindelijk resulteerde in een bijna angstig gedetailleerde doopceel van - we citeren De Haas - Jaco bus Hendrikus Speenhoff, de eerste doopnaam gespeld met een katho lieke c. de tweede met een protes tantse k. Zijn gedragspatroon hield het midden tussen dat van Tijl Ui lenspiegel en een orthodoxe platte landsdominee. al noemde hij zich. wanneer het weer eens „anders" was, katholiek. Zowel uit roeping als uit beroep was hij dichter-zan ger en tekenaar. Voorin zijn boek schrijft de nu 75- Jarige kleinkunst-kenner Alex de Haas: „Opgedragen aan mijn inter nist Dr. W. H. Birkenhager, wiens kennis, kunnen en ononderbroken toewijding het mij mogelijk maak ten de voltooiing van dit boek te „halen." De Haas heeft nog één keer een daad willen stellen. Speen hoff, de Rotterdamse Kunststichting en het Historisch Genootschap Ro- terodanum boden hem de ruimte, „t Was anders" is in de „wij"-vorm geschreven. Ter onderstreping van de „onpersoonlijke" objectieve bena- LOUIS PAUL BOON. Pieter Daens of hóe in de ne gentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht. Arbeiderspers-Querido, Amster dam. Louis Paul Boon De Kapelle- kensbaan, Zomer te Termuren,De Bende van Jan de Lichte, Boon tjes Reservaten, De Voorstad groeit o.a. de vurig bezetene van het lot van zijn medemens hoofdzakelijk van dat van de underdog, de auteur van een zeldzame produktiviteit die in het alzijdige beeld dat hij van zijn tijd oproept toch nooit een woord opschrijft dat er niet per sé staan moet, blijkt in dit ko lossale pas verschenen werk een creatief historicus te kunnen zijn Het onderwerp van dit boek, dat om beurt een roman, een kroniek en een epos ge noemd wordt, is het sociale en politieke gevecht dat geleverd werd door de fabrieksarbeiders van Aalst tussen de Jaren 1865 en 1918. Aalst, voor wie dat zoals ilk niet wist, ligt in de provincie Oost-Vlaanderen ten NW van Brussel, aan de rivier de Dender. Zoals Boon gewoonlijk totaal beelden geeft, is dit boek gewor den een totaalbeeld van de strijd om lotsverbetering, om eten, ge zondheid en algemeen kiesrecht voor de slavende spinners en wevers van de textielfabrieken. Het is Aalst geworden en niet anig andere stad waarvan men kan aannemen dat er zich nage noeg hetzelfde heeft afgespeeld omdat Boon hier geboren is. tn zijn woord vooraf noemt Boon dit 658 blz. tellende werk "de vrucht en de last van vijf Jaar lang doorploegen van dag en weekbladen van vele ar chieven en boeken op het onderwerp betrekking hebbend". Diep teleurgesteld door het eer ste resultaat van vijf Jaar le venswerk, heeft de schrijver het boek driemaal herschreven, daar hij de vrees koesterde dat nie mand geïnteresseerd zou zijn in dit grote pak namen, data en feiten. Hij herschreef het geheel en gaf het de titel "Fabrieksstad Aalst". Als zodanig verscheen het als feuilleton in het socialis- Dit is zonder twijfel een kracht toer, zelfs voor een auteur als Louis Paul Boon en zelfs voor iemand die een sterke verwant schap met deze Pieter Daens moet voelen, want de autobio grafie van iemand anders schrij ven en dan met de hand op het hart kunnen verzekeren dat er niets gefantaseerd is, lijkt mij bovenmenselijk. En toch het hele boek door wordt Je geboeid juist omdat er iemand aan het woord is, die leeft en die rea geert op de gebeurtenissen om zich heen. Deze Pieter Daens tische weekbad van Aalst en loopt daar nog steeds. Het wordt met grote belangstelling gevolgd „omdat het allemaal waar is wat gij schrijft" zoals een arbei der tegen Boon gezegd heeft. Dit feuilleton is evenwel niet wat men in dit boek zal vinden. Voor de derde maal heeft de auteur zich aan de onvoorstelbare taak van het herschrijven gezet toen het hem bij herlezing inviel dat hij, beter dan zelf aan het woord te zijn, deze hele zo be langrijke en aangrijpende perio de kon laten vertellen door ie mand die in die tijd leefde en van wie veel werk bewaard is gebleven. Als verteller koos hij Pieter Daens (1842—1918), een Journalist en voorvechter voor maatschappelijke verbetering. was geen politicus en geen par tijman. Wel vecht hij met alle kracht mee voor de verbetering van het lot van de arbeider en tegen verdrukking en knevelarij. Hij doet dit met zijn pen en zijn plaatselijke krant als wa pen. Hij is een mens met humor en met gevoel, militant, niet bang, maar wijsgerig lnplaats van dogmatisch. Door de figuur van Pieter Daens aan het woord te laten is de schrijver kunnen komen tot aJi.w. een openeinde aan wat een historische gebeur tenis is. Dit gaat nog door. Deze kroniek is ook niet ge schreven om te laten zien hoe in de stad Aalst het socialisme zal zegevieren. Hij is in de eerste plaats een verhaal van mensen, van actie en reactie, van het eindeloos langzaam loskomen uit nood en ver drukking door bezitters en kerk. Direct daarnaast is het de ge schiedenis van de bewonderens waardige figuur van de priester Adolf Daens, broer van Pieter, die met zijn leven gevochten heeft voor het aaneensluiten van de werkers in een christelijke, democratisohe arbeidersbeweging. De aanhangers van deze priester werden de Daensisten genoemd. Deze priester Daens werd door de katholieke kerk als hoogst gevaarlijk beschouwd en door deze tot in zijn dood (1907) ach tervolgd. Maar daar is zijn in vloed op de sociale bewustwor ding van de arbeidersklasse niet minder om geworden, integen deel, het achtervolgen van deze man die toch geen socialist was, heeft de kerk eerder kwaad dan goed gedaan. Een tijdlang leek het alsof het Daensisme macht zou krijgen Adolf Daens is volksvertegenwoordiger voor Aalst en voor Brussel geweest maar de krachtige organisatie van de socialistische partij ener zijds en anderzijds de vrees van deze partij voor de invloed van Daens hebben een samenvoeging van de Daenisten met de socia listen, iets dat de priester ten slotte voorstond, tegengehouden. Wie dit boek leest, ondergaat een herbeleving van een histori sche gebeurtenis. Een gebeurtenis die de maatschappij heeft omge wenteld en die nog altijd niet beëindigd is. "Geen enkel woord fantasie" zegt Boon. Inderdaad, de authenticiteit spreekt op ie dere bladzijde. Tweeëndertig re producties van tekeningen, foto's en documenten illustreren het geheel. dering of als pluralis majestatis, wij, Alex de Haas van het Nederlands cabaret? Zowel het een als het an der. ,,'t Was anders" ontleedt Speenhoff sec en klinisch. Bevat echter ook een aanval op de „caba ret-bijbel" van lbo, waarin Speen hoff - zeer tot ongenoegen van De Haas - gewoon met zijn roepnaam Koos verschijnt. ,,'t Was anders" zegt: „Wie niet tot de uiterst beperkte kring van intimi behoorde, doch desondanks over „Koos" Speenhoff spreekt, bewijst dat hij deze eenmalige figuur niet heeft begrepen noch begrijpt. Er heeft nooit een „Koos" Speenhoff bestaan, althans niet in de litera tuur, of in de geschiedenis van het vaderlandse amusementsbedrijf." En een alinea verder: „Hij begon zijn carrière als „J. H. Speenhoff. dichter-zanger", huwde luttele jaren daarna met Ceasarine Prinz en is sindsdien veertig Jaar lang geza menlijk met haar op de affiche ge bleven als „de heer en mevrouw J.H.Speenhoff-Prinz." Waar het an ders vermeld stond was dat buiten zijn voorkennis en tegen zijn wil." Alex de Haas laat en passant ook een paar schmieren naar het heden los. Bijvoorbeeld: „Men vertaalde soms klakkeloos liedjes uit vreemde talen die geen enkel aanknopingspunt met de Ne derlandse mentaliteit hadden. Doen de Jacques Brei- en Bert Brecht- bewerkers van tegenwoordig iets anders?" Voor de radio En: „De heer en mevrouw Speen- hoff-Prinz" behoorden ook tot de eersten die voor de radio optraden, wat vooral in de beginjaren, toen Hilversum zijn sterren nog niet van de kleuterschool betrok, als een bij zondere onderscheiding gold." Maar voor alles blijft ,,'t Was an ders" een boeiend én onthutsend - brok geschiedschrijving. De Haas heeft al het beschikbare materiaal over Speenhoff uitgeplozen en na getrokken. Mededelingen en uitspra ken die Speenhoff in boeken, inter views, dagbladartikelen of monde ling over zichzelf in omloop bracht, verhalen van anderen. Jacobus Hendrikus Speenhoff, gebo ren in 1869, te Rotterdam, zoon van Jacob Speenhoff en diens „affaire" Magdalena de Jager (vader en moeder trouwden pas in Juli 1872). De Haas: „De dichter-zanger werd dan ook niet, zoals hij graag be weerde, in het „stamhuis" aan de Spaansekade geboren, maar in het arbeidershuisje van het gezin De Jager aan de Slaakkade." Nog in 1872 verhuisde Jacob Speen hoff met Magdalena en zoon naar Krimpen aan de Lek, waar hij een onderneminkje in de scheepsbouw begon. De jonge Koos bezocht ln Krimpen de lagere school. Vervol gens - naar hij later zelf vertelde - kwam hij op „de kostschool van de Franse monsieur te Kinderdijk." De Haas. „Speenhoff moet zich hier vergist hebben. Een Franse kostschool in Kinderdijk. Het klinkt als een scheepswerf aan de Champs-Ely sées Zo gaat het bladzij na bladzij in ,,'t Was anders." Alléén de realiteit. Neem de marine-tijd van Speen hoff. De ene keer beweerde hij dat hij .romantiek zocht en slechts krijgstucht vond," een andere keer dat hij uit de dienst ontslagen was omdat hij een spotversje op de schout bij nacht had gezonden. De tective De Haas heeft nu vastge steld dat Speenhoff drie Jaren ge diend heeft en uit de zeedienst werd ontslagen wegens ongeschikt heid ten gevolge van gebreken (ver moedelijk een mankement aan de knie) Smid Speenhoff kwam terug in het ou derlijk huis, bekwaamde zich in het vak van smid en reisde - als verte genwoordiger van zijn vader - drie Jaar lang door Europa. Toen had vader genoeg van zijn vertegen woordiger en zoon had zijn zakken vol van het zaken doen. Speenhoff naar Rotterdam, zo om streeks 1900. Aan de hand van De Haas volgen we hem stap voor stap. Redacteur van het tijdschrift „De ware Jacob," de geëerde gast van het „Palais Orlëntal" een luxe, naar Frans voorbeeld ingericht bor deel de schrijver die gaandeweg ook zanger van zijn eigen liedjes werd. De Haas zegt o.a.: „Zoals we al eerder vaststelden: Speenhoff en zijn vrienden waren sterk in het bijkleuren van de waarheid. Zo is er het verhaal - hier voor het eerst openlijk in twijfel getrokken - dat Speenhoff, tot dolwordens toe door schuldeisers achtervolgd, uit wan hoop besloot gehoor te geven aan de raad van zijn omgeving beroeps zanger te worden. Zijn eerste aldus bedoelde optreden zou plaats gehad hebben tijdens een door een zeven tal Journalisten georganiseerde ma- tinée op 3 mei 1903, in de Tivoli Schouwburg te Rotterdam. Maar met aan zekerheid grenzende waar schijnlijkheid is het anders gegaan. De eerste verslagen van zijn optre den - inderdaad vol lof en inder daad mede-aanleiding tot zijn plot selinge faam - zijn van december 1902 en betreffen het debuut van „Het vrije toneel." Met medewerking van de heer J. H. Speenhoff. „bekering" tot het katholicisme, Speenhoff, SDAP-er én lofzanger op het koningshuis, de neergang, het doven van de kaars die nog éven fel opvlamt tijdens een toernee door Nederlands-Indlë (Speenhoff wai toen 60). De dichter-zanger J. H. Speenhoff, die NSB-er zou zijn geweest, die ge sympathiseerd zou hebben met <fe Nazi's. Gli De Haas: Gruchten, Jal Maar hei gerucht blijkt vaak een invretend gif en de beschuldigingen, hoe vaaf Ceasarine ook, leken ons ernstig genoeg om m In het Jaar 1903 leerde Speenhoff het meisje kennen dat hij later in zijn boek „Daar komen de schut ters" ten tonele voert als Ceasarina Alexandrine Julia Prince Minme- stre, geboren in 1880 te Chantilly in het noorden van Frankrijk, nabij het kasteel van Condé, waar haar oom „conservateur" was. Ceaesarina Prinz werd geboren in Antwerpen. In 1905 trouwt zij met Speenhoff. Terug naar 1903, in welk Jaar Speenhoff - al optredend samen met Ceasarine - in het Circus-Va riété van Carl Pflaging - voor het publiek De Grote Verrassing wordt. Een razend succes voor de heer Door Frans Happel te onderzoeken. Daarbij kwamen w naar eer en geweten tot de volgen de conclusie: Speenhoff was even min een verrader als een colla borateur. Dat hij de schijn daarva: tegen zich had, dankte hij aan ee: getrouwde dochter die positief d zijde van de vijand koos en boven J. H. Speenhoff en zijn levensliede ren. Een gouden periode breekt aan. Het loopt storm op de theaters waar hij optreedt. Zijn gebundelde liedjes worden verkocht als broodjes bij de bakker. Maar éér die eerste bundel van de persen kwam! Een uitgever zond Speenhoffs liedjes (met illustraties) terug. De dich ter-zanger kwam er in arremoede bij het kleine uitgeverskantoortje van W. L. en J. Brusse mee aandra gen. Bij het uitkomen van het 85e duizendtal van Speenhoffs liedjes bundel schrijft W. L. Brusse de vol gende herinnering neer: „Het was aardig werk, erg aardige liedjes, leuke prentjes en de muziek, we konden zelfs geen noot lezen zo groot als een tafelblad. Aardig was het. Maar wie koopt er nu liedjes?" Stap voor stap achter Speenhoff aan. Nogmaals, De Haas gaat tot in de kleinste détails, hij overspoelt de lezer er mee. ,,'t Was anders." vraagt dan ook om tenminste' twee keer nauwkeurig en geconcentreerd lezen. De Haas in zijn verantwoording: Het werk werd geschreven in op dracht van een historisch genoot schap en is dus niet bedoeld als leesstof voor de liefhebbers van amusementslectuur (al zien wij het ook gaarne in hun handen)." ,,'t Was anders." Over het koperen Jubileum van Speenhoff in 1915, over de vele Jubilea die later wer den gevierd. Veelal waren er geen „passende" data voorhanden, maar Speenhof was - na 1915 vaak geld- gedwongen - een liefhebber van ,4e enveloppe met inhoud." Over de flaters van Speenhoff, zijn eigen teksten die hij fatsoeneerde (de „kakmadam" werd schande- meid." Jantjes billen die door het broekje staken werden Jantjes be nen, enzovoort), zijn uiterst korte dien de uitermate slechte ami toonde door haar activiteiten te drijven (het maken van nations socialistische programma's voor radio) onder haar meisjesna Ceesje Speenhoff. Natuurlijk is een zó gecompliceerde figuur Speenhoff was, de zaak met d uiteenzetting niet geheel van baan." En dan gaat De Haas pagina pagina verder met het afwegen voor en tegen, feit op feit sta lend. Het boek eindigt met een perso lijke indruk van de schrijver, luidt: ,JDe dichtér-zar J. H. Speenhoff was een kunsten (laat ons niet van .groot" doch „uitzonderlijk" spreken. „Groot' meteen weer zo'n groot woord!) een mens. Een mens als u en zelf, dus één met goede en kv. eigenschappen. De goede namen voor kennisgeving aan, de ale* stelden ons teleur. Ze mishaag ons omdat hij in zijn beste Ji een idool was en we van id verwachten, nee: éisen, dat ze water plassen. Dó,t heeft hij z nooit gedaan. Maar wel heeft het Nederlandse cultuurbezit rijkt met enkele dozijnen van t mooiste volksliedjes die ooit in taal zijn verschenen." ,,'t Was anders". Een schat aan formatie, die doet weten wie I i Speenhoff, wie de heer J. H. Sp hoff, dichter-zanger, nu wérk ,,'t Was anders" is uitgegeven 1 Nijgh en Van Ditmar, is rijk ge streerd «veel tekeningen van Sp hoff zelf Het boek is wel aan de prijs: Ge- 1 bonden 36,50, Ingenaaid 32,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1972 | | pagina 11