Binnenstad hoogtepunt
van stedelijk leven
"LEIDEN TE VER IN DE VERNIELING
Leidse uitdaging
nog groter met
oog op Groningen
PAGINA 2-
EXTRA
ZATERDAG 15 JANUARI 1
LEIDEN Wie kenjiis neemt van de plannen met betrek
king tot de binnenstad van Groningen en de mening van
één van de hierbij betrokken deskundigen over de Leidse
problematiek, komt tot deze conclusie: burgemeester en wet
houders van Leiden hebben in hun advertentie, waarin ze
burgers oproepen voor de adviesraad voor de binnenstad, een
waarheid als een koe verkondigd waar ze stellen, dat dit een
uitdaging is.
We kankeren ook die uitdrukking is van het gemeente
bestuur in Leiden op maatregelen, die in de binnenstad
worden getroffen. Dat is verkeerd, want eigenlijk moeten we
blij zijn. dat er eindelijk iets gebeurt. Al veel te lang hebben
we de binnenstadsproblematiek laten liggen of misschien niet
eens als een probleem gezien.
Daar zijn we nu mooi achter gekomenLeiden heeft een
binnenstad met tal van dode plekken, verpauperde buurten
en een chaos in het verkeer. De ivoonfunctie is zó ver afge
nomen, dat de werkfunctie dreigt te gaan overheersen (het
is nu al fifty-fifty, zo leert een recente statistiek). Wat blijft
er in deze sfeer over van de echte binnenstadsfuncties?
Een parallel trekken met Groningen ligt voor de hand.
Ook Groningen heeft een oude binnenstad en ook Groningen
herbergt een universiteit. U moet even lezen wat het binnen
stadsteam daar vindt van de aanwezigheid van de universi
teit: een gelukkige omstandigheid.
Kunnen wij dat in Leiden ook zeggen, zelfs als we ons alleen
bepalen tot de binnenstad? De deskundigen in Groningen
hebben geen bezwaar tegen universitaire complexen in de
city, maar ze hebben er een „mits" aan verbonden: ze moeten
worden opgenomen in de stedelijke structuur. Kun je dat
stellen van het Witte Singelplan met die grote toren? Die
past alleen al niet in de fijnschalige structuur van de Leidse
binnenstad.
Hoe dan ook. we zullen er in Leiden iets van moeten zien
te maken. Het is geen zaak om te zeggen: het is een rotzooi
en laat maar zitten. Het gemeentebestuur van nu wil dat ook
duidelijk niet. Daarom ligt er een binnenstadsnota, die het
begin kan zijn van een radicale aanpak. Als het goed gaat.
komt daaruit een aantal maatregelen naar voren. En die
liggen in een orde van grootte, waarbij de instelling van
het wandelgebied een kleine zaak was.
Als ik me realiseer hoeveel er gepraat is en gekankerd
over deze verkeersmaatregelen, dan slaat de schrik me
om hel hart hoe lang het gaat duren voordat we de binnen
stad in het groot durven aanpakken. Natuurlijk moet er ge
praat worden en natuurlijk zullen we het niet op alle punten
eens worden, maar er moet een conclusie op tafel komen. En
dot moet niet te lang duren. Om een kreet van het Leids
City Centrum voor de binnenstad te gebruiken: het is vijf
vóór twaalf. Misschien is het raadzaam om in navolging van
Groningen een team van externe deskundigen uit te nodigen.
Hun woord is geen vet, maar kan wel een leidraad zijn bij
de standpuntbepaling.
HANS MELKERT
Burgemeester en wethouders van Groningen formeerden in mei 1971 een
binnenstadsteam, waarin zitting kregen een aantal externe deskundigen
en een groep gemeentelijke functionarissen. Eind verleden jaar publiceerde
dit team een doeleinden-nota, waarin de beginselen worden ontwikkeld,
volgens welke het stadscentrum van Groningen zich zo gunstig mogelijk
kan ontplooien.
In dit kader zijn doeleinden voor een stedebouwkundig beleid ontwikkeld,
welke zijn vervat in een doelstelling. Deze doelstelling valt terug op stel
lingen en richtlijnen en is vervolgens uitgewerkt in aanwijzingen voor de
uitwerking van een plan.
De problematiek van de achtergrondontwikkeling is stadsgewijs en prin
cipieel vanuit haar achtergronden belicht, nierdoor kan de gemeenteraad
verantwoordelijkheid aanvaarden voor het geven van een opdracht om
een plan te maken en heeft tegelijkertijd een instrument om het ontwerp
plan te toetsen aan het wenselijk geachte beleid.
Omdat Groningen kan worden vergeleken met Leiden grote binnen
stad, universiteit, gewestelijke functie besteden we op deze pagina ruime
aandacht aan de min of meer geruchtmakende nota.
Team bepaalt gezicht Gronings centrum
Deze pagina is van
Pieter Taffijn
met een bijdrage van
Hans Melkert
GRONINGEN „Groningen ver
keert in de gelukkige omstandigheid,
dat het een universiteit herbergt,
welke een inbreng kan hebben in het
stedelijk leven en welke omgekeerd
een klimaat aantreft, waarin zij zich
kan ontplooien. Een dergelijk gun
stige wisselwerking treedt niet op,
als een universitaire gemeenschap
zich bewust isoleert of als zij het sa
menlevingspatroon overheerst.
Als stadsbewoners hebben zij, die
aan de universiteiten verbonden zijn,
deel aan het stedelijk leven en te
vens kunnen zij aanspraak maken
op centrumruimten voor eigen acti
viteiten. In dit verband gaat het ech
ter vooral om het feit, dat de uni
versiteit een aantal taken vervult,
welke haar in een zodanige rela
tie met de samenleving brengen,
dat daarvoor plekken in centrum en
binnenstad niet alleen gerecht
vaardigd maar zelfs vereist zijn".
Dit is de mening van de externe
deskundigen uit het binnenstads
team van de stad Groningen. Die
deskundigen zijn prof. ir. N. A.
de Boer uit Den Haag, prof. ir. H.
M. Goudappel uit Deventer, de
Amsterdamse prof. ir. Hertzber
ger en prof. dr. J. G. Lambooy
uit Hazerswoude. In een aan
hangsel op de eigenlijke nota
kregen zij de gelegenheid nader
in te gaan op een aantal actuele
vraagstukken. In het aanhangsel
bepalen zij hun standpunt over
ei\ drietal buurten en het aca
demisch ziekenhuis, die reeds
hans met de ontwikkelde doelen
noeten worden geconfronteerd.
„Wij zullen hier niet een opsom-
ling trachten te geven van die con-
^cten, die manifestaties en die ken
nisoverdracht, welke respectievelijk
n centrum en binnenstad tot hun
echt komen. Wel moeten wij op-
lerken. dat het gaat om de aard
an de bezigheden en dat een schei-
'ing in alfa- en bètafaculteiten
anuit de stedelijke ontwikkeling ge
nen ndet relevant is.
Er bestaat geen bezwaar te
en universitaire complexen in de
binnenstad, mits zij worden opgeno-
ïen in de stedelijke structuur. Hier-
iij is zowel het programma van ei-
en als de omgeving in het geding.
5e veelkleurigheid van de binnen-
tad mag geen geweld worden aan
gedaan en men zal dus moeten na-
;aan welke andere functies in het
;ebied moeten worden ondergebracht
>f gehandhaafd (waarbij uiteraard
ok aan de woonfunctie moet wor-
'en gedacht).
Samenhangende complexen be-
•oeven zich niet steeds voor te doen
•Is grote imposante gebouwen. Zij
cunnen zo sterk geleed zijn, dat zij
met andere evenzeer gelede com
plexen en afzonderlijke panden een
grote afwisseling bewerkstelligen, vi
sueel en functioneel".
Eigen karakter
In de eigenlijke nota worden de
uitgangspunten vastgelegd voor
een stedebouwkundig plan voor
de binnenstad van Groningen, ge
baseerd op de nader uit te werken
gedachte, dat het stadscentrum
de hoogtepunten van het stedelijk
leven herbergt.
„Een stedelijke samenleving ma
nifesteert zich in het centrum. Voor
het eigen karakter en de beeldvor
ming van de hele stad is vooral het
centrum bepalend. De stedelijke sa
menleving heeft een plek nodig,
emotioneel en historisch bepaald,
waar hoogtepunten van het ste
delijk leven kunnen worden beleefd
en waar zij saamhorigheid en lots
verbondenheid kan ervaren.
De stedeling en ook de bewoner
van de omgeving heeft dat centrum
nodig om iets uitzonderlijks te on
dervinden. Slechts een kleine groep
zal een voortdurend beleven van het
centrumgebeuren op prijs stellen,
voor de grote meerderheid van de
bevolking zal het boeiende karakter
van het centrumbezoek mede zijn
gelegen in een zekere sociale gebon-
denheid.
Hij kan in het centrum anoniem
zijn. toeschouwer. Het centrum zal
hem overigens steeds meer de moge
lijkheid moeten bieden deelnemer te
worden aan activiteiten en deelge-
noot in gebeurtenissen. De uiteenlo-
pende instellingen die hun belang
1 ontlenen aan dienstverlening aan en
verzorging van een hele streek on-
J dervinden steun van eikaars aanwe-
i zigheid. Het houdt in. dat de
aantrekkingskracht van het totaal de
j aantrekkingskracht van de af-
I zonderlijke elementen in sterke ma
te vergroot".
Om te bepalen wat er in het
stadscentrum moet gebeuren, is in
Groningen dus een team inge
steld. Maar ook is de mogelijkheid
geschapen dat de raad steeds kan
nagaan wat er nu eigenlijk ge
beurt en wat er omgaat in de sa
menleving.
„Plaatselijke, niet op winst-
i basis werkende groeperingen, instel-
lingen en organisaties moeten op
grond van hun engagement kun
nen worden ingeschakeld bij diverse
onderdelen van het werk. Vanzelf
sprekend denkt men hier aan
studenten van de rijksuniversiteit die
een concreet project, waarbij zij zich
betrokken voelen, willen aanpakken.
Ook andere instellingen van onder
wijs en verschillende organisaties,
kunnen echter wellicht vrijwilligers
leveren. Zo nodig zal doelgerichte
medewerking door de overheid moe
ten worden gesubsidieerd".
Het plan moet er van uitgaan,
dat er bescherming is tegen en
benutting van de weersomstan
digheden. Zon, regen en wind
moeten worden gebruikt als posi
tieve, sfeerbepalende elementen.
Ook de seizoenen, dag en nacht,
lawaai en stilte moeten bewust
worden gebruikt om de belevings
wereld te verrijken.
Kletterende regen
„Het is fijn regen op een dak te
horen kletteren, in een groene tuin
de wind te horen ruisen, water uit
een afvoerpijp te zien guteen. Wa
ter en wind: het is droevig, dat er
fonteinen worden gemaakt, wel
ke moeten worden laaggedraaid als
het gaat waaien. Drukte en geroe
zemoes zijn kenmerkend voor het
centrum, maar het kan een plezie
rige ervaring zijn na een paar pas
sen de rust en de stilte van een hof-
Je of een kloostergang te ondergaan.
In het centrum is te allen tijde en
voor uiteenlopende groepen en men-
i sen plaats voor feesten, herdenkin-
gen. manifestaties, demonstraties en
I acties. Men moet er in de zon kun-
nen zitten, duiven voeren, naar de
regen kijken. moeten plekken
zijn voor straattoneel, het leger des
heils, de kermis, de markt, de post-
zegelbeurs. Het moet aanleiding ge-
ven tot uitbundigheid zowel als be-
zinning.
Geen eenzijdigheid
Over het gebruik van de ruimte
in het stadscentrum is de nota
I erg beslist. Men stelt dat ver-
wevenheid van functies een voor-
i waarde is voor een zo groot moge-
I lijke confrontatie van mensen
1 met mensen en van mensen met
dingen en ideeën. Niet alle onder-
delen van het centrum hoeven
j een menging van functies te heb-
i ben, maar sectoren met slechts
één functie vindt het team uit
den boze.
„Geen monoculturen: geen cultu
reel centrum, geen kantorenwijk,
geen eenzijdig universiteitscom
plex, geen shoppingcentre noch in
het centrum, noch in de rest van de
binnenstad. Centrum en binnenstad
eisen overal veelkleurigheid. Toch
mogen winkelstraten zich wel dui
delijk als zodanig voordoen: maar de
overheid en allerlei organisaties
moeten zich er bijvoorbeeld kunnen
presenteren met voorlichtingsstands,
in allerlei vormen moeten thea
ter en beeldende kunsten er hun
kans krijgen".
De nota vindt, dat gebouwen
die profiteren van de centrum
ligging best wat terug kunnen
doen. In die gebouwen zou een
openbare hal moeten zijn, waar
je kan schuilen voor de regen,
waar je naar de w.ckan of zo
maar wat zitten praten. De be
reikbaarheid van centrum en bin
nenstad moet wctrden bezien in
het totaal van de stedelijke rela
tiepatronen. Hierbij moeten de
verschillende vervoers- en ver
keerswijzen niet los van elkaar
worden behandeld, er moet een
harmonisch samenspel zijn tussen
openbaar- en privévërvoer
De auto uitbannen is niet nood
zakelijk, maar dat hoeft niet te
betekenen dat er dan brede ver-
keersbanen en een hoop stallings
gelegenheid moet komen. „Een
grote toevloed van auto's vereist
met name in de binnenstad voor
zieningen van of op zo grote
schaal, dat deze de samenhang
en de structuur van dit. centrale
stadsdeel zouden vernietigen"
Voetgangers
Het centrum is een voetgan
gersdomein. De automobilist moet
aan de rand van het centrum uit
zijn auto stappen. Hij kan dan
naar het centrum met het open
baar vervoer. Parkeergarages pas
sen niet in het centrum, wel kun
nen zij aan de randen liggen.
Voor de goederenvoorziening stelt
men voor deze via overslagplaat
sen te laten plaatsvinden. Als men
het centrum op bepaalde uren
openstelt voor bedienend verkeer,
dan beperkt men de mogelijkhe-
den om deze naar wens in te rich-
1 ten.
„Het blijkt steeds meer. dat het
I openbaar vervoer minder sociale
kosten veroorzaakt dan het particu-
liere autovervoer. De personen
auto kost de gemeenschap grote be
dragen. Deze kosten worden niet goed
gemaakt door de huidige belastingen
op auto's en benzine. Eén en ander
leidt tot de conclusie, dat de huidige
exploitatietekorten van het open
baar vervoerals relatief gering mo
gen worden beschouwd in vergelij
king met de dikwijls aanzienlijke
lasten, welke de particuliere auto
veroorzaakt".
Het binnenstadsteam wijst er
op, dat de ritfrequentie van het
openbaar vervoer nu nog niet zo
is, dat het kan concurreren met
de particuliere auto. Daarvoor
moeten voorzieningen worden ge
troffen. Moeilijkheid daarbij is,
dat de verdeling van de kosten
beter moet worden geregeld,
komen deze overwegend ten U
van de gemeenschap en niet
die bedrijven, die er financ
wel bij varen.
Kanto
De vraag is: wat moet er in
centrum komen? Doorslaggev
daarbij is of het maatschappe
leven zodanig wordt gestimule
dat opname in het centrum ia
rechtvaar dig d.
„Thans treedt het gevaar op,
bij reconstructie van binnenst)
de financieel krachtige instellin
een overmaat van ruimte voor 1
toren in beslag nemen, waarbi
veel passieve kantoorruimte
ve centrumelementen verdringt,
nancieel zwakkeren komen niet
bod of kunnen door financieel
keren worden verdrongen. Hiel
worden niet alleen onrendabele
stellingen de dupe; in wereldst(
worden winkelstraten (Fifth
nue) kapot gemaakt door lucht va
maatschappijen. Een overmaat
kantoren bedreigt met nami
West-Duitsland de gereconstu
de binnenstad".
Dit is voor het team aanleix
de aanbeveling te geven de grc
i prijzen niet aan de vierkante
i ters te koppelen, maar aan
j object.
De activiteiten die door grot
I uit de bevolking in bijzon
mate als stedelijk en niet
daags worden ervaren, zijn
t rum activiteit enZij moeten
menhangen, elkaar overlappe
elkaar wederzijds stimuleren,
kan het nu al zoal zijn?
Harinj
„Er treden verschuivingen o
de belangstelling van de bevoli
er doen zich nieuwe ontwikkel!
voor, exploitatiemogelijkheden v
gen en bestaande instellingen
anderen van karakter.
In centrumactiviteiten doen
allerlei gradaties voor. Voor het
tigen van een maaltijd moeten 2
haringkar, cafétaria als ver:
restaurant ter beschikking st
Voor het luisteren naar muziek
men het centrum van het hele
bieden, van draaiorgel, avantgè
tot promenadeconcert, van orf
wachte straatuitvoering, pauzer^
tot nachtconcert.
Een actieve bemoeienis
overheid is voortdurend nodidj
bewaking van het centrum
gramma. Maatschappelijk n
kelijke instellingen dreigen
te worden verdrongen door
misch sterkere. Een centrum is|
een zelfregulerend systeem".
HAZERSWOUDE „Leiden is een toonbeeld van een ver- j Maar in dit geval zou het hard no-
nielde mogelijkheid. Ik geloof dat het al zo ver in de vernieling het dan 6611 rigoreuze
zit. dat een plan als we nu voor Groningen hebben gemaakt, i ook het verkeer, dat zich maar met
niet meer mogelijk is". j moeite door de Leidse binnenstad
Prof. dr. J. G. Lambooy (foto Wim Dijkman), één van de weet te wringen, komt even ter spra-
externe deskundigen van het binnenstadsteam voor Groningen, ke- "De yerkeersstructuur is ontaard
is onverbiddelijk in zijn oordeel. „In Leiden is al teveel fout
gebeurd. Wat in Groningen nog kan, zou hier veel moeilijker
gaan. Het is goed beschouwd een schande dat het nog niet
eerder is gebeurd. Het van oudsher liberaal/confessionele over
heidsbeleid van de stad is daar schuldig aan".
Professor Lambooy werd 34 Jaar van de gemeenschap. Dat is wel ge-
geleden in Indië geboren. Nadat hij makkelijk gezegd maar in Gro
in Nederland kwam heeft hij zowatningen leidden onze denkbeelden al
overal gewoond. Hij studeerde direct tot conflicten in de gemeen-
in Amsterdam, waar hij nu hoog- teraad rond wethouder Max van den
leraar is met als leeropdracht eco
nomische geografie en regionale eco
nomie. Hazerswoude-dorp werd
zijn woonplaats, tijdens zijn werk
zaamheden <als planoloog) voor de
Vereniging van Nederlandse ge
meenten in Den Haag. De voor
ouders hebben tot ongeveer 1870 wel
in Leiden gewoond, in de Raam-
steeg en op de Hooigracht. Vandaar
dat er toch nog wel enige affiniteit
met deze stad bestaat.
De Amsterdamse hoogleraar kwam
in het Groningse team terecht door
zijn relatie met professor De Boer.
Deze. directeur van de Provin
ciale Planologische Dienst, was de
eerste van het team en wist dat
Lambooy over het probleem onge
veer dezelfde ideeën koesterde als hij
Berg. Je moet een beginsel hebben.
De confessionelen, die altijd zeg
gen dat ze een beginsel hebben,
hebben er voor het binnenstadsbe-
leid eigenlijk geen, dus die waren
en zijn tegen. Zij willen zich
niet blootgeven.
We hebben aan deze doel
einden-nota enorm hard gewerkt en
zijn nu bezig met een nota maat
staven. Eind januari zijn we klaar,
en dan moet er een plancommissie
komen die het concrete plan gaat
maken. Daarin moet niet alles vast
liggen, het moet flexibel leen echt
modewoord) blijven".
daar nog wat aan kan doen met ge-
meente-financiën. Laten we er maar
honderd of tweehonderd miljoen
van Breedband instoppen
„Voor de binnenstad heb je rehabi-
latie nodig, volledige renovatie. Ik
zeg geen sanering, want dan ver
dwijnt de binnenstad. Maar ook dat
zit weer vast op het geld. En de
overheid wil best wel betalen, maar
dan moet er wel een goed plan zijn.
In Liiden wordt er alleen maar on
derzocht. Er is wel voldoende bekend
om een plan te maken, maar men
verdiept zich nu in allerhande details.
Dat kan later wel, maar ik denk dat
er onderhand zo'n half miljoen over
de balk is gesmeten. Beslissingen kan
je nemen met veel minder onder
zoek dan men denkt, dat onderzoek
heb Je later wel nodig voor de bege
leiding.
Alphen aan den Rijn
In Alphen. daar heb Je helemaal een
flop. In een structuurplan hebben ze
met alternatieven gewerkt, maar dat
is van lik-m'n-vestje. Men heeft een
Vergelijking uitgebreid plan voor tien jaar. de al-
J i ternatieven beginnen over 15 jaar pas
Vanzelfsprekend duikt in ons ge- en aan het eind is het weer hetzelf-
zelf deed. Voorwaarde was. dat de sprek de vergelijking op tussen Gro-de. Dat zijn geen alternatieven, dat
deskundigen ook zicht zouden heb- ningen en Leiden, waarbij professor I zijn gewoon varianten op hetzelf-
ben op de culturele betekenis van de Lambooy de zaken voor de Sleutel- j de thema. Het is alleen maar ge-
binnenstad en niet alleen op de eco- stad dus bepaald niet rooskleurig, j beurd om met de mode mee te
nomische. 1 ziet. doen.
Hoofdliinen "®r ^estaat een te scherpe tegen- Voor Leiden zijn er geen alterna-
stelling met de randgemeenten. Sa- tieven, daarom is het zo gemakkelijk.
„We zijn begonnen met een denk- 1 menvoeging had eigenlijk al veelt Je zou kunnen zeggen dat er toch
kader. Vandaar uit komen dan de eerder moeten gebeuren. Leiden is al i twee zijn: alles maar laten doorgaan
verdere gekozen hoofdlijnen. Het is honderd Jaar een uitgemergelde stad of radikale omschakeling. Het cen-
daarom ook beslist geen tech- ae rijkeren trokken naar Oegstgeest trale punt voor zulk soort dingen is
nisch stuk geworden Je zal eerst Vandaar ook. dat er vanuit de uni- altijd de maatschappij-visie. Men
versiteit veel minder is gestimuleerd, i kan de consumptievrijheid niet meer
De gewestvorming is nu misschien volledig handhaven, dan loopt 't vol
te laat. ledig fout.
Het grondbeleid is fundamenteel Dat neo-liberalisme, dat leidt tot
fout. Leiden moet een gemeentelijke
grondpolitiek hebben, nu kan men
niets beheersen. Als de stad
zou worden geherstructureerd (en
dat is hard nodig), dan zouden de
prijzen onmiddellijk hoog op
lopen. De winst is dan voor de on
dernemers, de stad zelf zou er niets
aan hebben. Het is beslist niet zo,
dat ik altijd maar direct roep: erf
pacht en gemeentelijke grondpolitiek
moeten weten wat Je met de stad
wil doen, Je moet duidelijk voor één
richting kiezen. Er zijn twee grote
alternatieven. Je kan alles „ver-
economiseren", dan gaat het vanzelf
wel fout. En ten tweede kan je 't be
naderen op basis van een overheids
instelling. Dat betekent, dat Je dan
moet ingaan tegen het „normale"
proces, dat is opgebouwd uit aller
hande conflictsituaties.
Daarom moet Je een beginsel voor
een beleid vinden, waarmee Je con
flicten kan oplossen en kan beheer
sen. Dat moet dan gaan ten dienste
niets, daar komt desintegreren van
het stedelijk leven van. En dat ste
delijk leven is juist het brandpunt
van de cultuur en ook wel van de
economie.
De gemeenschap moet centraal
staan, de overheid bepaalt de doel
stellingen. Dat moet wel gebeuren
in overleg en met inspraak van de
bevolking. Dat is nodig om geweldige
conflicten te voorkomen. De over
heid zal ideeën moeten uitlokken en i
dan moet er een bewuste keuze wor- I
den gemaakt. En aan die keuze moet j
Je Je dan houden".
Adviesraad
Met belangstelling hoort profes
sor Lambooy de plannen voor een
adviesraad voor de binnenstad aan
„Als die mensen maar wat krijgen
om mee te beginnen. Je kan niet met
niets beginnen, dat geeft gë S
frustaties. Het lijkt me bijzon k
teressant". Na enig aandring
heb echt geen mogelijkheid oi r
bij te gaan zitten. Maar ik
best wel eens naar toe. disci R
met die mensen. Misschien k j
wel aan de hand van dat pit
Groningen".
Een tip, die we graag doorgev|_
het gemeentebestuur.