van Edw. Bond Bij de graven der Etrusken ,Lear": wreed-realistisch toneelstuk Proefschrift over Paul van Ostayen LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK i Première gespeeld in Loudens Royal Court Theatre (Van onze correspondent Rudolf Bakker ROME Barbarano Romana is een dorp waar je aan drie kanten af kan vallen. Het ligt op een rotsige landtong die voor uitsteekt in een diepe canyon vol populieren en kastanjebomen en met in het midden een vervuild beekje. Aan de vierde kant is Barbarano beschermd door een muur met een ronde poort en daar komen de mannen uit met de ezels die in een barokke fontein met een engel worden gedrenkt. Hier, buiten de stadsmuur, is ook het café in Italië „bar" genoemd waar ik probeer een gids te krij gen voor een bezoek aan de Necro polis van San Giuliano. Naast de toonbank is een enorme ijskast, die versierd is met afbeeldingen van het Forum Romanum, de Via Appia Antica en de termen van Caracalla. In de ijskast liggen de flessen met de wijn die in Barbarano Romana eigenhandig wordt gemaakt. Het is wijn die door de Barbaranezen he lemaal alleen wordt opgedronken. Op weg Van het groepje mannen voor de deur wil niemand me meenemen en er is ook een Jongen die het niet wil omdat hij het is dan twaalf uur om drie uur met de trein mee moet en daar is hij nu al ze nuwachtig van. Als ik al in de auto zit, komt er nog een man aan hollen die vertelt dat hij de dag taak al heeft verricht en zo gaan we op weg. San Giuliano is één van de Etruskische nederzettingen in het Barbarona Romana, een dorpje in het gebied van de oude Etrusken omtrent wie nog vele raadselen bestaan. gebied rond Tarquinia. Daar zijn de graven met de muurschilderingen, zoals die van de beroemde fluitspe ler, wiens beeltenis over de hele we reld is gegaan. Bijna niemand kent San Giuliano want het ligt onvindbaar verborgen achter de struiken en de bomen rond Barbarano Romana. Het is de geliefde archeologische speelplaats van de meer dan tachtigjarige ko ning van Zweden. Hier kan hij on gestoord spitten en krabben in een natuur waar alle grenzen tussen historie, heden en toekomst ver vaagd zijn. De koning logeert dan in het nabijgelegen Viterbo en de koningin slentert tussen de koeien en kippen in Barbarano Romana. en koopt er kant van de op hun stoepen wonende oude vrouwtjes. Eerste graf We moeten de auto stoppen uit angst voor totale demontage op de ruïne van een weg die door de dor pelingen als uitstekend was afge schilderd en lopen verder op' een weiland toe met wat verwaarloosde wijnstruiken. Achter een bocht ligt geïsoleerd het eerste graf als een bemoste geschutskoepel uit de eerste wereld oorlog. Een halve bol met openin gen aan de basis, van roodbruine tufsteen, gedeeltelijk nog onder de aarde van tweeduizend Jaar zwijgen bedekt. Dé mannen van de Ita liaanse archeologische dienst hebben planken over de koepel gelegd om er makkelijker over te kunnen lo pen. De kern bestaat uit een grafkamer voor de voornaamste dode, daarom heen liggen de kamertjes voor de anderen. De doden lagen met hun mooiste kleren aan op stenen bed den uitgestrekt. Naast hen waren holtes voor het voedsel en de siera den die ze op hun reis meenamen. De kleine uitgeholde steenblokken op de grond waren voor de as van diegenen die het niet beschoren was in levenden lijve de dood te bele ven. Zoals bij zoveel Etruskengraven wa ren de kunstdieven er eerder dan de archeologen. De diefstallen be gonnen al in het begin van de vori ge eeuw, maar heetten toen nog anders, en ze gaan tot op de dag van vandaag door: georganiseerde groepen van experts, die in de nacht door de daken van de graven heenborgen zonder zich te bekom meren om eventuele onvervangbare schilderingen. Bewaker Op het dak van de koepel die we bezoeken verschijnt een man als uit het niets. Het is de bewaker. Hij is wantrouwig en als hij ons kennelijk eerst een klein examen heeft afge nomen, begint hij uit te leggen en te wijzen op de resten verf die van de oorspronkelijke schilderingen ove'r zijn en op de versierde pilaren in de graven die getrouwe naboot singen zijn van de huizen waarin de Etrusken woonden en waarvan er natuurlijk niet één meer over eind staat. Tenslotte doemt dit vreemde volk pas rond 700 voor Christus in onze historie op en een tiental Jaren voor Christus' geboorte verdwijnt het weer, onder de voet gelopen doo'r de Romeinen. Taal en schrift bleven tot nu toe voor de geleerden een raadsel, evenals oorsprong en in feite zowat alles van hun bestaan. De bewaker zegt iets waar ik van schrik. Hij vertelt dat de Etrusken zelf de eerste grafschenners waren. Als een notabel dorpeling met al zijn hebben en houen was ingemet seld, kwamen meteen de dieven al. Onze gids is wijnboer en hij weet alles van de Etrusken van San Giu liano omdat hij ook Jager is en het terrein van haver tot gort kent. We dalen nu in een diepe vallei af die meer op een kloof lijkt en waar het koud en vochtig is. Hier is het beekje van Barbarano Romana weer en de bomen groeien heel hoog tot waar het ravijn ergens tegen de blauwe lucht overgaat in akkerland. Hier zijn de graven in de rotsen uitgehouen: koele spelonken waar van de ingang is omlijst met sim pele reliëfs die terzijde en aan de bovenkant steunberen suggereren. Stilte Iemand die Etruskenplaatsen als deze en er zijn er vele in de buurt bezoekt, ontkomt er niet aan dat hij wil formuleren wat voor bijzonders de stilte hier heeft. Dit is de campagna en ook in Tos cane onder meer zijn heel veel Etruskensporen terug te vinden. Toch zijn het broeierig zwijgen van de verlaten campagna en de als het ware peinzend over de bezoeker heenkijkende Etruskenmonumenten bij elkaar een ervaring die het ge voel geeft dat er van alles met Je kan gebeuren. Bijvoorbeeld door zichtig worden, of zweven, maar het Koninginnegraf We zien nog de „Tomba della regl- na", het graf van de koningin, dat apart ligt en ook in de rotsen is uitgehouwen. Een soort bunker van bruin tuf met een versierde daklijst en ook rond de opening weer de strakke reliëfs. In de opening staande en vanuit het donker ls de natuur hier van een wilde weligheid en Je probeert Je voor te stellen wie hier tweeduizend Jaar geleden het gat achter wie hermetisch gesloten hebben. In Barbarano blijken de ruim dui zend Inwoners er nog te zijn, al thans een gedeelte beweegt zich zwijgend door de straatjes. Sommi gen rijden op ezels zo trots als pauwen de stadspoort uit, anderen gebruiken hun ezels om er de lange tonnen op te vervoeren die vol zijn met witte en rode druiven. Het ls de tijd van de wijnoogst. Van de gids krijgen we druiven van eigen akker en wijn uit eigen kel der. De oude kroegbaas fluistert me toe dat we de gids een heel flinke fooi moeten geven, want dat hij erg arm is en toch de hele morgen met ons op stap ls geweest. Mijn Ro meinse metgezel geef ik een flinke fooi mee, want hij zal over de aan koop van de wijn onderhandelen. Als hij terugkomt heeft hij het geld nog bij zich. Hij lacht hard en slaat zich op de borst. De gids was helemaal niet arm. zegt hij, want hij heeft een enorme wijnkelder, een auto en twee televisies. Luister maar naar mij als Romein, Je moet die lui nooit vertrouwen. Is dat de oude vete tussen de Romeinen en het Etruskenvolk, dat ze verpletter den? RUDOLPH BAKKER PROMOVEREN is in Leiden ta melijk gewoon, promoveren met lof al mindér gewoon, promoveren op fcn proefschrift van over de dui- Knd grote bladzijden en die nog gewijd zijn aan een literair on derwerp, is iets bijzonders. Deze We zaken heeft Dr. Gerrit Borgers echter onlangs gepresteerd, zodat dit werk over Paul van Ostayen hier nu in twee machtige delen ligt •ef lezing en raadpleging. eer- der had de auteur het complete tork van Van Ostayen uitgegeven: ^ee delen proza en twee delen P°&le. Van het vierde deel, „Kritie ken en essays', zal in 1972 een aan tonlij k uitgebreide herdruk ver- Wijnen, deelt Borgers in zijn ver antwoording mee. Peul van Ostayen (18961928) heeft in zijn korte leven een forse en, als wij naar de literaire mani festaties van heden kijken, zeker niet tijdelijke ommezwaai zowel in de Vlaamse als in de Nederlandse letterkunde te weeg gebracht. Wat deze omwenteling precies tot onder grond heeft gehad is moeilijk te zeggen, aangezien er verscheidene aan te wijzen zijn, althans histo risch bekeken. Zeker is dat de Duitse bezetting van België in 1914, het altijd weer oplaaiende Vlaamse verzet tegen de verdrukking in het eigen land en vervolgens het gebo ren worden van Paul van Ostayen, toegerust met de bezetenheid en de luciditeit nodig om zich in te zetten voor die krachtige stoot in de rich ting van de internationalisering van de Vlaamse letterkunde en het Vlaamse leven, drie belangrijke ba ses zijn. Ik geloof dat de vraag of Van Os tayen een groot dichter was (voor sommigen is het zelfs de vraag of hij überhaupt een dichter was) nog altijd niet overal met Ja beant woord is. Voor mij heeft die vraag nooit bestaan. Eenvoudig omdat ie mand die een vers als „Mélopée" kan sohrijven (dat was toevallig het eerste dat ik van hem las) natuur lijk een groot dichter is. Eigenlijk is dit vérs „Mélopée" geen goed be wijsstuk daar het behoort tot wat ik Van Ostayens „meer geacheveer de" periode zou willen noemen. De periode waarbij de velen die zijn expressionisme, dada-lsme en zijn ritmische typografie hoofdschud dend en afkerig hadden aangezien, voorzichtig van Ja-Ja begonnen te knikken. Een voorzichtige houding die wat positiever en ruimer werd De bundel „Bezette Stad" goed. men kan er van vertellen wat men maar wil. Dat de typografie afkom stig is van „Caligrammes", een bun del van de Franse dichter Apolli- naire, of niet. Dat het woordbeelden bouwen van dada-istische herkomst is, of niet. Heel interessant alle maal, zonder enige twijfel. Maar de hoofdzaak is het niet. De hoofdzaak is dat deze vreemde bundel met zijn hoe en waardoor dan ook te weeggebrachte effecten, een ontstel lende emanatie van een oorlog is en blijft. Een in spot verpakt schrik beeld, een tot nihilisme verstarde doodsangt, een hoon aan de struis vogels van godsdienst, vorst en staat, een razend hart voor de el lende van „vertrapte mensen, ver- drekte soldaten, verrekte beesten". En ook een kroniek gemaakt van gevoel, beeld en geluid. Terug naar Gerrit Borgers. Voor deze, zolang er letterkunde bestaan zal, niet meer weg te denken of te praten militante schrijver heeft Borgers een. voor zover menselijk mogelijk, volledig museum opge richt. Men kan gerust aannemen dat alles wat er op het ogenblik van en over Van Ostayen te weten valt, er zijn plaats in heeft, van het „Zondaags Polleken" (een engel van een foto op blz. 30) tot en met zijn laatste vers of brief. Een documentatie noemt Borgers zijn fenomenale werk in zijn be scheidenheid. Het is meer dan dat alleen geworden. Want het verza melde materiaal roept alleen al door zijn chronologische rangschik king een beeld op van een mensele ven, ook in zijn dagelijksheid. Com mentaar en zelfs interpretatie vor men noodzakelijkerwijs ook onder delen bij het tot stand komen. De auteur spreekt zelf van een mini mum, ook bij de overweging of in een werk als dit een waardeoordeel uitgesproken moet worden. Terecht merkt hij op dat de keuze op zich reeds een waarde-oordeel Inhoudt. Dit laatste houdt tevens in, dat. waar deze keuze voorkeur uitdrukt, het menselijk onmogelijk zou zijn bij het achterhalen en verzamelen van gegevens, bij wijze van spreken, zijn mond dicht te houden. Natuur lijk is er commentaar te vinden. Voor de volledigheid kan een ieder Borgers alleen maar dankbaar zijn. Toch wil de auteur ook daarvoor een verklaring geven en hij doet dat met de woorden van Jan Ro mein die. kort samengevat, hierop neerkomen dat er geen „schatten gegevens" verloren zouden zijn ge gaan als eigenwijze beoordelaars van gegevens er met hun fikken af waren gebleven. Een biografie vormen deze twee reusachtige delen dus niet. Maar hoewel er soms wat trage passages in voorkomen, die ml hun ontstaan te danken hebben aan de weten schappelijke opzet, zal de lezer die met de moed der belangstelling aan dit werk begint, zijn belangstelling al spoedig voelen uitgroeien tot geestdrift. CLARA EGGINK saterdag 13 november 1971 ieidscb dagblad Kort nadat hij zijn laatste stuk had voltooid, sprak ik met e{ [dward Bond, die mij vertelde, dat hij bezig was aan een nieuw tuk over de drie dochters van koning Lear. Maar Lear zelf, ei hij, zou er niet in voorkomen. „Het is een barokke opvatting, 'I Be niet bij onze tijd past", zed hij, „wat wij in onze eeuw willen Sj ureten is wat de beweegredenen waren van de drie zusters van Je despotische oude man". Dat was meer dan twee jaar geleden. :a Jindsdien is Bond helemaal overstag gegaan, zoals zijn nieuwe jj[ tuk, dat „Lear" heet en onlangs in het Royal Court Theatre ijn première beleefde, bewijst. set jiear" is in zekere zin een moderne «constructie van de oude legende, He Shakespeare omwerkte tot zijn at elangrijkste drama over de verder en] ke macht van tirannie en onbe treden gezag. Het is een eigentijds tuk in precies dezelfde betekenis 3Cils „Narrow road tot the deep forth", dat van een oud Japans «rhaal een hedendaagse politieke Jj ragedie werd. Maar evenzo is het jn «eleer een dichterlijk drama van h de verbeeldingskracht, dat de fun- )jj kmentele morele begrippen, die londs brein geheel in beslag ne- mi oen, gebruikt als wedijverende ten- 1 fenzen in een dialectisch conflict, ens mij is het ook Bonds rijp en compactste werkstuk, on- finks het feit, dat elk van de drie edrijven bijna een uur duurt, ten- minste in de enscènering van Wil- ,lf Ham Gaskill in het Royal Court Theatre. Dramatisch Caarmee veranderde Bond van lening en bracht hij de figuur van ear terug naar zijn vooraanstaan- 12 V positie in het verhaal? Misschien as hij, toen hij de mogelijkheid rerwoog hem helemaal te laten b allen, nog geheel vervuld van de 1 sdragslijn, die zijn grote voo'rgan- 3- er had gevolgd. Op een bepaald ïoment moet het in hem opgeko- >1 oen zijn, dat, wat er ook verder iet hem gebeurt, Lear van "zijn onden móet worden gezuiverd, wanneer de essentiële moraal het volle pond krijgt. Dus ziet in zijn stuk „Lear" de oude man, die zijn tijdelijke macht en zijn ogen heeft verloren, voor de eerste maal met profetische helderheid, hoe hij èn zijn kameraden heeft bedrogen èn door hen is misleid; heldhaftig tracht hij het goed te maken in een deerniswekkende climax, waarin hij tenslotte tenonder gaat. Harry Andrews, geroutineerd Sha- kespeare-acteur en uitblinker in het Old Vic-gezelschap van vóór de oorlog en er nè, in het Royal Sha kespeare Theatre in Stratford, maakt van Lear een werkelijk grootse voorvechter in een fel dra matisch conflict. Zowel de tekst als zijn vertolking kunnen karakteris tiek Shakespaeriaans genoemd wor den, ofschoon Bond een idioom bezigt, dat de vaste versvorm ver mijdt. Toch is het Juist de poëzie in het krachtige realisme en de korte dialogen, die veel in de herin nering terugbrengt van „Narrow road tot the deep North". De term Shakespeariaans is echter in zoverre misleidend, dat het deindruk zou kunnen wekken dat de intrige dezelfde is als „King Lear". Hoewel Bonds Lear begint als een halsstar rige dwingeland en, beroofd van ziin verstand, taken op zich schijnt te nemen, die alleen door een gees telijk gestoorde zouden kunnen worden aangepakt, ondergaat hij toch een bekering, die, zij het te laat. een volslagen zuiverende uit werking op de te vertolken rol heeft. Vrouwen zonder scrupules Verder wijkt Bond van de oor spronkelijke opzet af bij Lears dochters. Om de verdorvenheid en dubbelhartigheid aan te tonen van de twee machtsdronken oudere zus ters (bijna hysterisch gespeeld door Carmel McSharry en Rosemary McHale), concentreert hij zich op haar ruzies, die haast op moord en doodslag uitlopen, en hij schijnt de derde zuster, die maar even in het stuk voortkomt, geheel te hebben genegeerd. Het Jammerlijke verhaal van geïntrigeer, bedrog en sadisme motiveert het optreden van de twee vrouwen, die de macht in handen willen nemen en zonder scrupules zijn in haar methodes om dat doel te bereiken. Bonds stuk is niet aan een bepaal de periode en plaats gebonden, of schoon de kostuums van Deirdre Clancy en de décors van John Na pier eerder een hedendaagse staat in Centraal Europa suggeren dan Engeland in lang vervlogen dagen. Men moet onwillekeurig denken aan de Congo, Hongarije, Nigeria, Tsje- cho Slowakije, Blafra. overal waar menselijke wezens martelen, doden en verwoesten en muren bouwen om denkbeelden en vijanden buiten de deur te houden. Bonds Lear tracht zo'n muur op te trekken, een symbool van zijn angst onder de voet te worden gelopen, en bij het bouwen sterven de arbeiders bij honderden, evenals later wanneer zij hem verdedigen of aanvallen. In het slotbedrijf pakt de blinde Lear zelf een schop en tracht, te laat, mee te helpen bij het neerhalen van de muur. „Lear" is een schrikaanjagend en wreed stuk, realistisch in zijn me thodes de onmenselijkheid van de mensheid uit te beelden. Maar het is tevens een lofzang op het mense- lichamelijke en geestelijke wreed- ervan bewust is, dat ook al is de lijk vermogen zijn sadomasochisti- heid, meer dan in enige van Bonds wereld druk bezig zichzelf te ver- sche instincten te bedwingen. Het is vorige stukken. Maar zijn sloteffect nietigen, er toch nog tijd is voor meedogenloos in zijn weergave van doet weldadig aan, omdat men zich liefde en menslievendheid om haar Harry Andrews als Lear Weldadig slot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 15