De optimistische boodschap van ^ernand Leger Dali-museum in Figueras et leven der Joden in Nederland tentoonstelling in het Parijse Grand Palais Echo uit een ver verleden [emorboek door Mozes Heiman Gans •ERDAG 6 NOVEMBER 1971 LEIDSCH DAGBLAD Foto rechts' Het circus van Fernand Leger. Foto links onder: Fietsers. (Van onze correspondent Frank Onnen) 'ARIJS (GPD) In de serie van grote overzichtsten- Instellingen die regelmatig in het Parijse Grand Palais den georganiseerd, is Fernand Leger nu Picasso, Cha- en Matisse opgevolgd. Groot is ook zijn expositie ze- zowel door het aantal tentoongestelde werken meer 350 schilderijen, gouaches, tekeningen en plastieken, ondanks de steeds acute risico's van beschadiging of door ruim 100 verschillende musea en verzamelaars .beschikking werden gesteld als door de doorgaans "jsachtige dimensies. eerste portretten van zijn vader en van hemzelf passen nog helemaal in de impressionistische gevoelswe reld, waaruit, enkele Jaren later Ce zanne hem bevrijdde, alvorens Le ger, via het kubisme en het ab stracte schilderen, zijn geheel eigen en terstond herkenbare manier, vorm, stijl en ook palet zou vinden. Een palet waarop hij zijn kleuren dan niet (meer) mengt, en die in hun elementaire werking van rood, geel, zwart, wit ofgroen, als bij een affiche, op de voorstelling worden „aangebracht". De wereldoorlog van 1914—1918 die hij als brancardier in de loopgraven en de eerste linies beleeft het woord mag in zijn volste betekenis nutte maken, sterker nog: hun poëzie, ik bedoel him talent in het kleur rijke en bewegelijke argot voor de dagelijkse ervaringen steeds nieuwe dichterlijke beelden te vinden". Maar in diezelfde tijd werd ik ook getroffen, begeesterd door de loop van een 75 mm kanon dat zich in de volle zon voordeed als een magie van licht en blank metaalNadat ik me in die nieuwe realiteiten had vastgebeten, heeft het onderwerp me nooit meer losgelaten". Universum Die „totale revolutie", blijft de bei de polen van zijn verdere evolutie bepalen: de machine en de mens. Of de mens en de machine? In werkelijkheid plaatst hij ze in één zelfde universum, op eenzelfde plan, herleidt ze tot overeenkomstige lij nen. bogen, cirkels, bedekt ze met gelijke kleuren. Leger droomt en construeert zich een wereld die alle romantiek en sentimentaliteit heeft uitgebannen, en waarin hij de mens in zijn geheel combineert, samen- past. En die concepties of constructies van arbeiders die met en temidden van steigers en beton een huis bou wen en aan die gemeenschappelijke schepping ook hun duidelijke vreug de beleven, schijn, nee, blijken Leger dan wel even weinig geome trische of picturale als menselijke problemen te stellen. Voor hem is de dienstbetuiging tussen machine en mens nog volmaakt onproblema tisch en oprecht wederzijds. Een sociaal optimisme dat hem na de tweede wereldoorlog, die hij in Amerika passeerde, dan ook beslui ten deed tot de Franse communisti sche partij toe te treden (waarin hij, artistiek, zeker ook veel beter paste dan andere paradepaarden en psychisch wat gedifferentieerde fi guren gelijk Picasso, Breton of zelfs Ar agon). Als de boodschap van 6oclale edel moedigheid waarbij de technische vooruitgang niet alleen met een ho gere welvaart maar ook nog met groter menselijk geluk en meer broederschap gelijk werd gesteld, „klinkt" Leger's oeuvre, na enkele decennia, niettemin nu al als een echo uit een wel heel ver verleden, uns moderne scepticisme heeft en helaas niet zonder reden, zijn toni sche simplicisme verdrongen. En die tegenstelling maakt dat men anno 1971 wat beduusd en ver vreemd naar al zijn stralende, he roïsche en markante proletariërs opkijkt en Leger's „abstracte" plas tieken en glas- en muurschilderin gen eigenlijk wel ver boven zijn fi guratieve of getuigende doeken pre fereert. En waardoor men het zelfs betreuren kan dat Fernand Leger, die niettemin met de wereldberoem de bouwmeester en urbanist La Corbusier goed bevriend was, niet nóg ruimere kansen heeft gekregen zijn plastisch genie meer dan in de „absolute" vooral wel in de toege paste kunsten te manifesteren. Want dat de „decorateur" in Leger de „cultureel filosoof" ver overtrof is wel de voornaamste conclusie die uit deze retrospectieve te trekken valt. groot tenslotte óók uit hoofde elf de visie van de kunstenaar, t visie van „sociaal optimisme" einen in onze tijd van nieuwe (els en contestatie niet meer zo ielings onderschrijven kan, maar tiniettemin, in haar atletische, [frustreerde zelfverzekerheid, ge ijld was van elk spoor van. peti- aje halfslachtigheid. Leger was, sfeherp contrast met de naam die BBroeg, fysiek, geestelijk, moreel, belijk en artistiek gesproken, ejman-uit-één-stuk en een bonk :en kerel. Ontwikkeling nd Leger werd in 1881 in het Qandische Argentan als zoon van een veeboer geboren, en vóór hij in augustus 1955 dicht bij Parijs als één der erkende meesters van zijn tijd overleed, had hij een aan zienlijk aantal étappes van de vu'.- canische kunstontwikkeling van deze eeuw doorlopen. Men vindt in zijn oeuvre, zoals dat in Parijs wordt getoond, impressionistische, abstracte, kubistische en, als antici patie, zelfs al pop-art elementen en sporen terug, zonder dat men even wel ooit de indruk krijgt, dat ze van andere belangrijke schilders tijdgenoten werden „geleend". Hij maakte van al die „invloeden" onmiddellijk zijn persoonlijk eigen dom. Hij assimileerde, digereerde, transformeerde ze tot bouwstenen van zijn eigen wereldbeeld. Zijn worden verstaan en overleeft, is voor Leger de beslissende stoot ge weest die hem uit het betrekke lijk isolement van zijn atelier en zijn stadium van zoeken en experi menten zou verlossen. „Ik had Parijs verlaten", zo schrijft hij zelf later, „in een tijd dat ik met mijn hele generatie nog mid den in de picturale problemen zat. Zonder enige overgang, werd ik nu pardoes in de menselijke baaierd van het front gedompeld, gecon fronteerd met de rijkdom, de geva rieerdheid, de humor, de perfectie van zekere mensentypes die me om ringden, hun instinct voor realitei ten en voor de manier waarop ze dat temidden van dit drama van de dood en leven waarin we waren gestort ten hield Je dan niet van iemand, :on hem toch rustig z'n eigen laten gaan en dat laatste was dds de kracht van de meerder - van het Nederlandse volk", deze opmerking geeft Mozes ïan Gans pen nuchtere ken- ts van de houding, die Neder- door de eeuwen heen ook te- het hier gevestigde Jodendom aangenomen. Gans is de IJver samensteller van een 848 zijden tellende platen-atlas van leven der Joden in Nederland de middeleeuwen tot 1940. itel van het pas verschenen Memor-boek. in aansluiting iet Joodse gebruik om na ver ingen in de middeleeuwen der- ke boeken uit te geven met de en van de vermoorde geloofsge- Amsterdamse antiquair M. H. t^s heeft na vele Jaren diepg^an- en tijdrovende bronnenstudie dit boek een indrukwekkende imentaire afgeleverd. Anders prof. Presser die in zijn Onder- I de geschiedenis van een rd" uitvoerig heeft beschreven, 6te Gans de geschiedenis van leven" te boekstaven. Het leven de honderdduizenden Joden, die Is de 17e eeuw in de Nederlan- een aanzienlijk veiliger onder- len hebben gevonden dan elders !uropa het geval is geweest, land was naar het voorbeeld de Oranjes) meestal redelijk Iraagzaam en van die geschiede- is natuurlijk veel bekend: de anse en Portugese Joden die zich sinds de 80-jarige oorlog h°b- gevestigd, later gevolgd en vrij in aantal overvluegeld door de 'der deftige Joden uit Duitsland )ost-Europa. Zij hebben hier al tijd ruime, zij het niet onbeperkte vrijheden genoten. Nederland kende geen „jodenreglement" en erkende vrijheid van godsdienst en drukpers, maar niet alle steden (Utrecht en Gouda bijvoorbeeld) stonden vesti ging in de Gouwen Eeuw en ook nog daarna niet toe. De officiële achterstelling duurde tot 1795 en kwam vooral tot uiting in de onmogelijheid voor joden tot de gilden toe te treden. Zij waren wel gedwongen zich te werpen op de „vrije beroepen", wat neerkwam op handel, beurswezen en bekend verschijnsel de verwerking en verkoop van diamanten. Voor die tak van nijverheid bestond geen gilde en het Amsterdamse stadsbe stuur wachtte zich wel de door Jo den tot bloei gebrachte industrie door oprichting van een gilde te be lemmeren.. Gans heeft het leven van de Joden in zijn grill volheid zeer bekwaam vastgelegd. Zijn geschiedschrijving is afgestemd op het vele voorhan den illustratie-materiaal: oude schilderijen (Rembrandt vooral werd voor zijn bijbelse taferelen door Joden in Nederland zeer geïn spireerd), gravures, handschriften, later uiteraard ontelbare foto's. De beschrijving van leven en lot der Joden sluit zeer nauw aan bij de meer dan duizend afbeeldingen: in plaats van een straklopend, hecht samenhangend betoog ontstond daardoor een lange reeks fragmen ten (Gans zelf spreekt van „mo mentopnamen"), die alle tezamen toch het eindbleeld van grote volle digheid opleveren. Bovendien wordt het boek afgerond door een korte, maar glasheldere samenvatting van alles wat voordien kaleidoskopisch aan de lezer-kijker is voorbijgetrok ken. Kaleidoskopisch: het dagelijks leven der joden krijgt Juist door die over vloedige illustraties en citaten ver helderende accenten, die bij de ge- bruikelikje vormen van geschied schrijving, dikwijls achterwege blij ven. De woord-acrobatiek van een Kokadorus krijgt evenzeer aandacht als een vertoog van de befaamde opperrabbijn dr. Diinner, een anti semitische spotprent van „groot- Dietse" Nijmeegse studenten even zeer als een gravure van een be snijdenis uit de Gouden Eeuw. Het Memor-boek mag zonder voor behoud een standaardwerk heten. Een kroniek van joods leven, lijden en strijden. Strijd om het stoffelijk voortbestaan en in de latere Ja ren van gelijkberechtiging en emancipatie ook om handhaving van de eigen indentiteit. Het waren kleine bewuste groepen die daarvoor aantraden: „rechts" de orthodoxe kernen, „links" de zionistische intel lectuelen. Ook al is het Nederlandse Joden dom na de catastrofe van 1940-1945 verdwenen en resten er nog 6lechts weinige Nederlandse Joden, zo zegt Gans die strijd is toch niet zon der betekenis geweest. Het is immer ook daaraan te danken, dat na- tweeduizend Jaar het joodse volk weer een zelfstandig volksbestaan kon gaan leiden. Het MEMORBOEK door Mozes Heiman Gans is verschenen bij uit geverij Bosch en Keuning in Baarn. D eerste druk (3000)exemplaren is thans' bij de boekhandel geplaatst. De prijs is thans nog ƒ52.50, dank zij garanties en steun van het Prins Bernhardfonds en enige joodse in stellingen. Weldra verschijnt een tweede druk. De prijs zal dan f 79,50 bedragen. In de geboortestad van een opmerkelijk artiest (Van onze correspondent Robbert Bosschart FIGUERAS „Een geniaal en onverbiddelijk idee kwam in mij op om een eigen museum in te richten op de enige legi tieme plek van mijn geboortestad, namelijk het 'Teatro princi pal'. In de eerste plaats omdat ik bovenal een theatrale schil der ben, ten tweede omdat dit theater naast de kerk ligt waar ik indertijd gedoopt werd en ten derde omdat het juist in de entreehal van dit theater was waar ik de eerste tentoonstelling van mijn leven hield. Er kan dus geen betere of meer gewet tigde plek bestaan voor dit museum". Aldus sprak Salvador Dali 67 Jaren na zyn geboorte in Figueras, toen wij hem deze dagen aantroffen in de schaduw van de kerk waar hij ten doop gehouden was. Vóór ons een gebouw in steigers en een groot plakkaat: „En obras: Museo Dali. Ministerio de la vivienda" (Werk in uitvoering: Dali-museum. Ministerie van huisvesting). Aan een zijgevel: de bronzen letters die de vroegere bestemming van het gebouw ver melden; teatro. Een dertigtal arbeiders is sinds een het inspectiebezoek van Dali (,Jk had hem nooit eerder van dichtbij gezien en nog minder gedacht dat jaar bezig dit theater, dat niet meer dan een ruïne was, om te vor men tot het eerste, enige en alleen zaligmakende museum van Salvador Dali, kunstenaar in alle zinnen van het woord. De leider van de bouwarbeid, 6enor Juher, had ons in afwachting van ik eens voor hem zou werken: w&t een man") een korte uitleg gegeven. Het Teatro Principal van Figueras. dat in 1850 gebouwd was, stond be kend om zijn bijzonder goede akoestiek en heel wat Spaanse ope razangers vierden er triomfen. Legerplaats In de Jaren twintig brak men de achtermuur door om er filmvoor stellingen te kunnen geven. Tegen het einde van de burgeroorlog, be gin 1939, werd het theater-bioscooD gebruikt om de Moren-troepen, die generaal Franco uit Marokko voor zijn nationalistenleger had overge bracht. in te kwartieren. Het was een harde winter en de Moren waren niet bestand tegen het koude klimaat aan de voet van de Pyreneeën. Er kwam niets beters in hen op dan een vuurtje te sto ken met enkele stoelen van de par terre. Binnen enkele minuten stond het hele theater in vuur en vlam. Na al die Jaren herinneren weini gen zich nog hoe het theater tot zo'n droevige ruïne werd. Alleen een ijzeren balk waaraan men vroeger de decors ophees, en die door de vuurzee zó verhit werd dat het ijzer verweekte en door zijn eigen ge wicht „naar beneden droop" het lijkt wel een levensechte voorloper van de „weke horloges", die Dali zou schilderen blijft als 6tomme getuige achter. Dali denkt er niet aan om de spo ren van het trieste verleden uit te wissen. Hij heeft 6enor Juher zelfs gevraagd of men niet opnieuw ver koolde balken uit sommige gaten in de muren kan laten steken. Er wordt vrijwel niets aan het theater verbouwd. Het blijft bij restaura tie-werkzaamheden en zelfs de gips- engeltjes van de meest zuivere kitsch worden in volle glorie her steld. Begin van deze maand zou het Da li-museum gedeeltelijk klaar zijn, tenminste voldoende om een eerste ..inwijding" als voorproefje toe te staan. Don Ramon Guardiola. de huidige burgemeester van Figueras die al reeds lange Jaren een goede vriend van Dali is, verzekert ons: „Dali is hier alles tegelijk: promo tor, architect, decorateur en Je zou haast zeggen bouwvakker. Ook al zou er in het hele gebouw niet één enkele schepping van Dali komen te staan, zou men nog merken dat dit een Dali-museum is" Maar natuurlijk komt het hele theater vol te staan met Dali's. Niet alleen op het vroegere toneel, maar ook in de loges, parterre, wandel gangen en koffiezaal. Aan de schepper van al dat moois, die in tussen aangekomen was voor zijn inspectiebezoek, vroegen wij wèt e* allemaal te zien zal zijn. Groot Dali: „De nieuwe schilderijen die ik speciaal voor het museum aan het maken ben en de reeds bestaande collectie van Dali en Gala, die de belangrijkste is die er bestaat. Wij hebben namelijk altijd de voorzorg genomen om van iedere tentoonstel ling twee of drie werken te bewa ren. Dat zijn dan ook schilderijen die vrijwel niemand kent. Deze col lectie ligt opgeslagen in twee pak huizen, één in New York en één in Parijs". U zult heel wat nodig hebben, want het theater is vrij groot. Dali: „Maar ik ben groter dan het theater". Het wordt dus een blijvend Dali- spektakel? Dali: „Maar niet alleen dat. Ik wil namelijk dat het bovendien altijd open blijft voor alle spiritueel-artis- tieke „happenings" van Europa en Amerika. U hebt gelijk dat het theater groot is, en dat maakt het mogelijk om er een deel van te re serveren voor tentoonstellingen van al mijn vrienden of van anderen die ik belangrijk vind". Zal men er ook zoals vroeger film voorstellingen kunnen bewonderen? Als ik mij goed herinner hebt u in de Jaren twintig eens een film met Bunuel gemaakt. „Un perro Anda- luz" (Een Andalusische hond). Dali: „Ja, de enige goede film die er bestaat is degene die ik indertijd met Bunuel maakte. Maar dat la maar één enkele". En wilt u die hier niet vertonen? Dali: „Ja, Ja, ik heb die film al klaarliggen, hier in mijn huis van Port-Lligat". Klapstuk Tenslotte vroegen wij Dali wanneer en hoe wij de eerste inwijding van het Dali-museum kunnen verwach ten. Van de datum was hij nog niet erg zeker. Maar wel wilde hij ons verklappen wat het „klapstuk" van dat schouwspel zal zijn: ,jk ga mijzelf symbolisch schilderen op dat plafond dat u daar ziet. Daar zit ik dan omringd door dozn en terwijl ik al die dozen open. daalt al het geld dat ik de mensen uit de zak heb geklopt weer op de hoofden van mijn medeburgers neer". Natuurlijk. Het Dali-museum zal bovenal de echo van een persoon lijkheid zijn en wat men ook over de kunstenaar Dali mag den ken, het staat buiten enige kijf dat hij er multi-miljonair door gewor den is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 11