van gebruik bevorderen Bereikbaarheid van en in de binnenstad Faciliteiten voetgangers Maatregelen voor fietsers Verbetering openbaar vervoer yjDAG 13 AUGUSTUS 1971 LEIDSCH DAGBLAD de auto bi BEIDEN - De Leidse binnenstadsnota stelt, dat wij te- iwoordig terecht opkomen voor de rechten van het niet notoriseerde verkeer, vooral voor de fietsers en de voet- iger. Daarbij gaat het niet alleen om wandelgebieden en lenstroken maar ook om faciliteiten voor beide soorten 'ggebruikers. Binnenstad onder de loep Door Hans Melkert zijn tal van mogelijkheden om ze behoef te te voorzien. Zij mo- djechter niet liggen in de sfeer van lapmiddelen", maar dienen ge- ft te worden op basis van een mgspunt en als middel tot het nil to van een bewuste doelstel- 5 uitgairgspunt geldt dat voor het toriseerde verkeer een v4 plaats moet worden gevonden Ug et verkeer. Als doelstelling, dat verdere scheiding van de per- lende verkeerstypen moet wor- in| nagestreefd. Een tweede doelstel- 2 is, het niet-gemotoriseerde ver te stimuleren om daardoor een els selectief gebruik van de auto A' vorderen. 30 ast wandelstraten voor het win- ide publiek in de city zijn ook en verblijf straten nodig voor gjewoners en hun kinderen. Op j re plaatsen zijn verbrede trot- noodzakelijk en goede over- jjfclaatsen, in de meeste gevallen belichting. .verpakhuizing" van sommige stadsdeeltjes kan vanuit deze olj htshoek worden tegengegaan. ,11( n vele oude binnenstadstraatjes auto's toegankelijk blijven, ligt let oor de hand dat oude pandjes 2.C iet of nauwelijks meer geschikt aa laken) zijn als woonhuis van de gaan als pakhuizen, al of niet jarage of louter garage. Is zo'n s eenmaal voortgeschreden dan le klok steeds moeilijker worden jezet door zo'n straat af te slui- hrfen opnieuw tot speel- en. ver- ruimte te maken. Maar er zijn [ele mogelijkheden om een der- (e maatregel te nemen en daar- [verscheidene belangen gelijk te Fietsers rijwiel is ondanks tegenge- vje verwachtingen een populair lw lermiddel gebleven. Daarmee is gezegd dat het scheppen van qJwe mogelijkheden om in het ver- 0 het rijwielgebruik aantrekkelijk laken, reëel bevorderend kan op het selectief autogebruik de bewoners van de stad en de a imeratie-dorpen (vooral Leider en Oegstgeest). Rekening moet ;n gehouden met het projecteren goede, gemakkelijk bereikba- - allingsmogelijkheden midden in ty. or het korter maken van de af- ien (ofwel: het vermijden van egen door al te stringent één- togsverkeer) staat in de binnen- zelf vooral één middel ter be cking: het openstellen in beide togen van die straten die door gemotoriseerde verkeer slechts in lchting mogen worden bereden, t instellen van fietsstraten (ook bromfietsen; wordt meermalen denkbeeld geopperd. Leiden kent twijfeld straten die zich daartoe nsl ?kend lenen. Vanuit zuid-zuid- ni elijke richting is daartoe te reke- Herenstraat tussen de Ko- en de Koepoortsbrug. lit oostelijke richting is de Ho- voor de hand liggend, als- aan de „lage zijde" van de de) Rijn de Haven. Uit noorde- riohting is een wielrijdersroute elijk die vanuit de Meren wijk !lfjs de volkstuinen en sportvelden, de binnenstad loopt. Daarbij gedacht worden aan een recht- kse aansluiting (via het SLF- to) naar de Volmolengracht— jj lersgracht. Vanuit westelijke ttog zijn Noordeinde (vooral bij srbreding van het Galgewater en laatsing van het gemotoriseerde ,,jj eer daarheen) en Morsstraat— hiervoor interessante stra- i et is noodzakelijk dat hiervoor 'n le de studie wordt gemaakt als voor ontwikkelen van een wan- ebied, aangezien tal van (am btelijke en middenstands) bedrij- anders zonder meer verstoken ten blijven van autoverkeer. Wel- t kan worden gedacht aan laaide gedeelten van de dag of kan aantal uren worden bestemd voor if toelaten van bedienend verkeer. Openbaar vervoer ic idien men steeds meer gaat be- en dat het openbaar vervoer zich gaan ontwikkelen tot de grote ^mogelijkheid, mpt name in ons «felijk gebied, dan! zal aan een voorwaarden moeten worden Ruw geschetst zijn deze fwaarden. dat het openbaar ver- r vlot en betrouwbaar moet zijn, *k" aantrekkelijk en tegen tarie- "bij ven die geen psychologische verhin dering vormen om er gebruik van te maken. Een plaatselijke overheid heeft deze voorwaarden maar zeer gedeeltelijk in de hand, zeker daar waar geen ge meentelijk vervoerbedrijf bestaan. Vooreerst al omdat de beslissing om al dan niet van het openbaar vervoer gebruik te maken, niet valt bij de uitstaphalte (het stadscentrum, zo men wil) maar bij de instaphalte (de plaats waar'men woont en waar de vervoerskeuze valt). Zowel in de verschillende woondor pen van de agglomeratie (of het ge west) als in de stads-woonwijken kan de keuze voor het openbaar vervoer zeer worden bevorderd door goed ge outilleerde beginpunten, eindstations en bushaltes, gelegen op „strate gische punten" en zonder dat er gro te loopafstanden zijn. Ook de fre quentie, vooral op spitsuren (ochtend en avond) is van groot be lang. Een plaatselijke overheid heeft even min de tarieven in de hand. Zelfs de overigens illusoire maatregel van gratis openbaar vervoer in de stad lost in een plaats die het cen trum is van een streek voorlopig wei nig op. Het voor zo'n maatregel jaar lijkse benodigde kapitaal kan beter Een foto (.Holvast) uit de tijd, dat Leiden nog "tra§ustad" was. Het is een beeld van de tentoonstelling "100 jaar openbaar vervoer", in de La kenhal en het illustreert hier de uit treksels uit de binnenstadsnota, om dat in deze nota een bijzonder aar dig historisch verhaal staat over de besteed worden in de sfeer van de infrastructurele investeringen ten behoeve van het openbaar vervoer. Dit geldt trouwens evenzeer van de subsidies op de exploitatie van 't openbaar vervoer. Indien niet de grootste aandacht besteed wordt aan de bevoordeling van het openbaar vervoer op al die tracés waarlangs de routes lopen, wordt de subsidie jaar lijks groter doch blijft zij een twij- j Aandacht voor de fietserde voetganger en het openbaar ver voer met als doel selectief gebruik van de auto. (Foto Holvast) felachtige pleister op een groter wor dende wond. De uitrusting van het wagenpark is al evenzeer een element waarop een plaatselijke overheid weinig invloed heeft. Toch is ook dat een fa cet waardoor de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer bepaald wordt. Stadsbeeld Wat meer binnen de invloedsfeer van de plaatselijke overheid ligt de aankleding en ligging van de halte plaatsen en de bescherming van wachtenden tegen de klimaatsom standigheden. Hoewel ook dit een geldintensieve zaak kan zijn, ligt hier een aanzienlijke mogelijkheid om de jaarlijkse lasten terug te drin gen. Bushaltes zijn aantrekkelijke plaatsen voor reclame en vitrines. Bovendien verlevendigt dat ook nog het stadsbeeld. Geheel in de hand van het gemeen tebestuur ligt tenslotte het voldoen aan de primaire eis voor 't opbloeien van het openbaar vervoer: vlot en betrouwbaar kunnen functioneren. Vooral wanneer het uitgangspunt van het scheiden van de verkeersty pen wordt aanvaard, ligt het schep pen van vrije banen voor het open baar vervoer voor de hand. In het stedelijk verkeer zal het openbaar vervoer een geheel eigen plaats moe ten krijgen, wil de mogelijkheid te rugkomen om geheel onafhankelijk de rijtijden te bepalen. Maar dit be tekent voor een kleinschalig bebouw de stad als Leiden, dat in de ene straat het ene type verkeer, in het andere het andere type verkeer een absoluut primaat moet hebben. peet eruit: maatregelen ter bevorde ring van het openbaar vervoer in het begin van deze eeuw. In 1910 wordt de westzijde van de Paardensteeg geamoveerd en ont staat de Prinsessenkade, in 1911 ge volgd door een nieuwe, bredere Blauwpoortsbrug, Eveneens in 191C wordt het Kort Rapenburg sterk verbreed omdat de gracht wordt overkluisd. Een forse ingreep in het stadsbeeld, die het mogelijk maakt de elektrische tram te ontvangen. Wordt in 1920 de Haagweg ver breed en vernieuwd, toch zoekt men een andere oplossing voor de rail verbinding Leiden-Voorschoten-Den Haag. De lijn moet sneller en elec- trisch worden. Daarvoor moet, om via de in 1886 gedempte Zijdgracht en de Lammen- schansweg door het land naar Voor schoten te komen, ook de Joden- kerksteeg en de fraaie hoek Hoge- woerd-Steenschuur eraan geloven Zo ontstaat in 1921 de Korevaar- straat, afgebouwd door de ronde hoekbebouwing naar de Hogewoerd (een oplossing die men aan de over zijde later weer toepast) In 1926 wordt ook de Rijnsburger- weg gereconstrueerd en verbreed, Leiden heeft dan voor het wegver keer en het railvervoer goede ver bindingen. De foto laat ook zien, dat de trams van vroeger ook de reclame spreuk droegen "Het stond gisteren al in het Leidsch Dagblad", nog al tijd een actuele kreet, zeker voor de publikatie van de binnenstadsno ta. Ik heb die over een aantal dagen verdeeld en dan staat er nog maar een deel van de nota in de krant. Al met al toch een hele "leesklue", maar belangstellenden in de binnen- stadsproblematiek moeten dat er voor over hebben. De nota is be doeld als discussiestuk en dus zul len we erover moeten praten. Wat er met de Leid se binnenstad ge beurt is belangrijk voor ons en onze kinderen. ADVERTENTIE ATTENTIE Parkeergelegenheid heeft U op een minuut afstand, v. d. Werf- straat, Oude Rijn, Kaasmarkt. Twee minuten Hoolgracht( Ir. Driessenstraat) Oude Vest en Langegracht Lichtfabrieken f. Het loont de moeite om onze grote collectie en de beste mer ken in te zien. Onze traditie ls „altijd voor deliger" geen valse leuze „van zoveel voor zoveel" maar het gehele Jaar „voor zoveel". En toch vak-standing als echte Juweliers en Horlogers. Onze eigen ateliers onderstrepen dit door echte vakservice te bie den. Doet er uw voordeel mee. Gouden sieraden, verlovinge- ringen, horloges, klokken, cas settes, verzilverde geschenk artikelen, briljant. Juwelier - Horloger v. d. WATER Haarlemmerstraat 18L PARKEERGARAGE OP PLAATS VAN ROTOGRA VURE? LEIDEN Op het punt van de bereikbaarheid van Leiden doet de binnenstadsnota 'n verkenning in verleden, heden en toekomst. Wat de bereikbaarheid nu en straks be treft wordt de situatie bezien van uit deze verkeerstypen Het openbaar vervoer (langs de weg en langs de rails), 9 Het niet-gemotoriseerd verkeer (wielrijders en bromfietsers), De voetgangers. Het lijkt niet mogelijk één van de ze typen bij de bepaling van het te voeren beleid uit te schakelen ol ondergeschikt te maken aan de an dere. Het lijkt echter wel noodzake lijk de verschillende typen van el kaar te scheiden. En daarbij dient dan ook aan een ander gegeven ge dacht te worden: het binnenstads beeld van Leiden zoals het er ligt en voorzover het zich kan aanpassen aan de eisen van deze verkeerstypen. Interessant wordt dan een verge lijking tussen de reeds in dit hoofd stuk vermelde conclusies en stellin gen zoals die in 1961 en 1967 naar voren kwamen. Een accentver schuiving komt hierin vrij duidelijk naar voren. Is in 1961 nog de gedachte aan wezig van het aankoppelen van de Leidse binnenstad aan het agglome ratie-wegennet (mede met het oog op de doorstroming), in 1967 komt de stelling tot uiting dat het door gaande verkeer moet worden ge weerd. 9 In de loop van de ja ren groeit de zorg om én de aan dacht voor het parkeervraagstuk uit tot 'n wensenpakket, waarin on der meer de parkeercapaciteit van de binnenstad wordt gemeten en kunstmatig wordt vergroot door het projecteren van 'n zevental parkeer garages naast 'n uitgebreide blauwe zone, terreinen voor langparkeren en verhoogde parkeereisen bij bouw plannen. Is in 1961 het historisch gegroei de stadsbeeld (het verleden) nog on dergeschikt aan de economische- en welvaartsontwikkeling (de toe komst) in' 1967 wordt reeds 'n grens gezocht voor de reconstructie-ge dachte door erop te wijzen dat kruispunten „in de binnenstad slechts op kleine schaal te verbete ren zijn". Terwijl in 1961 wordt geëist dat naast het openbaar vervoer „de vol le ruimte" moet worden gelaten voor het particulier verkeer, wordt in 1967 het openbaar vervoer „een le vensnoodzaak voor de binnenstad" genoemd, terwijl bovendien gesteld wordt dat het openbaar vervoer vooral het transport in en naar de Leidse binnen) stad zal moeten verzorgen. In tegenstelling tot 1961 wordt in 1967 veel aandacht gevraagd voor wandelen en winkelen, alsmede ge waarschuwd tegen het onnodig be lemmeren van fietsers (bromfiet sers) omdat op dit punt de binnen- srtads-opbloei zeer kwetsbaar zou kunnen worden. Wordt in 1961 aansluiting ge zocht bij het vervoerSbeeld van de agglomeratie (waarneembare mo mentopname), sinds 1967 wordt ge streefd naar kennis en inzicht op grond van 'n (inmiddels reeds lang op gang zijnd) verkeers- en ver- voersonderzoek in de agglomeratie. Te water Daar komt nog een ander aspect bij. De binnenstad moge zelf niet meer bereikbaar zijn voor (vracht) schepen, vrachtvaart is er nog al tijd, ook met goederen voor Leidse bedrijven. Vandaar dat het slui ten van de bruggen en het omleg gen van de doorvaarroute tegelijk met zich meebrengt dat aan de doorgaande wateren loswallen die nen te worden' gemaakt voor het overladen van goederen. In het bestemmingsplan „De Waard" is voorzien in een insteek- haven. Een andere mogelijkheid, waarover van de zijde van Gemeen tewerken binnenkort zal worden ge rapporteerd, is het maken van een loswal langs het Rijn- en Schie- kanaal in plaats van een insteekha- ven. Samen met de loswallen die aanwezig zijn ter hoogte van de Wil- helminabrug en de Lammebrug lijkt deze oplossing voldoende, mede om dat die bedrijven die vooral aanvoer per schip krijgen, ook thans nog be reikbaar zijn. Nieuw is echter dat de bereikbaar heid van de binnenstad via het wa ter als probleem begint terug te ke ren op 't punt van 't watertoeris me. De watersport is snel populair en voor veel grotere groepen van de bevolking betaalbaar geworden. Bo vendien zijn grote plannen ontwik keld, zowel ten noorden van Leiden (het plan Kagerzoom-Zwanburgpol- der en het kleinere plan Voorhof polder) als ook ten zuiden (de Vlietlanden)Leiden komt derhalve midden in 'n zich snel ontwikkelend en vergrotend watersportgebied te liggen, waarin overigens noch aan de ligplaatsbehoefte noch aan de vraag naar toeristische attractie volledig kan worden voldaan. Dit houdt in dat, met ge bruikmaking van de aanwezige wa terwegen, 'n combinatie kan worden gezocht tussen enerzijds de toeris tische behoeften van de watersport beoefenaars en anderzijds het dienst verlenende potentieel (ook toeris tisch, cultureel, of recreatief) dat Leiden heeft. Belangrijke doelstellingen en uit gangspunten die zich in 'n structuur plan kunnen uitdrukken, zijn o.m.: het uitbreiden of het bepleiten van uitbreiding van 'n stelsel van rijks- en provinciale wegen in 't ge west. het maken van agglomeratie verbindingen die onafhankelijk zijn van de oude, op het rivierbeloop af- tangenten, 't aanleggen van stads-verbin dingswegen, het realiseren van binnenstads- angenten, het regelen van de aanvoer van goederen per as, met de mogelijkhe den van aanvoer, afvoer en over lading,alsmede de bevoorrading van de dienstverlenende bedrijven. Voor Leiden is het gereedkomen van de rijksweg 11 tussen de beide bestaande rijkswegen hoogst urgent. De provinciale weg 16 (de Leidse Baan) zeer noodzakelijk geworden als interstedelijke verbinding tussen de agglomeratie Den Haag en Lei den, zal aan de noordelijke primair moeten worden opgevangen door dit wegenvierkant. Daarom rekent het college van B en W het tot zijÈ taak de spoedige realisering van deze voor de agglomeratie en de bin nenstad zo belangrijke gewestelijke verbindingswegen bij provincie en rijk voortdurend te bepleiten. Bevrijding Voor de agglomeratie Leiden is e- veneens 'n dergelijk „vierkant" nood zakelijk. Hoewel deze ten dele sa menvalt met de stedelijke wijkver- bindingswegen, is vooral eerstge noemde functie hier van belang om de binnenstad van doorgaand ver keer te bevrijden. Aan de noordzijde van de stad hebben .gerekend van af Oegstgeest, daarvoor de weg door de Kikkerpolder en de Willem de Zwijgerlaan betekenis. Aan de oost zijde is het vooral de Engelendaal te Leiderdorp. Terecht bepleit Leider dorp de doortrekking van deze weg naar rijksweg 4. Zuidelijker dan de Hoge Rijn dijk zijn goede verbindingen moge lijk doordat doortrekking plaats kan hebben van de Leiderdorpse Persant Snoepweg via de Leider dorps brug en de Matiloweg, door het toekmstige Vlietpark heen, dat op zichzelf al een flinke capaci teit nodig heeft vanwege de afme tingen van dit recreatiegebied. De Hoge Rijndijk en de Kanaal- weg, beide te gering van capaciteit om grote verkeersstromen te ver werken, worden dan afdoende ont last en behouden dan hun betekenis als interwijkse verbindigsmogelijk- heden. Maar ook het verkeerscircuit Lam- menschansplein kan moeilijk een sterk toenemend verkeersaanbod verwerken. Het ligt derhalve voor dé hand dat gezocht wordt naar 'n wij ziging in de bestaande aansluiting vanaf de Europaweg, bijvoorbeeld door een verbinding vanaf de rijks weg en/of de weg door het Vlietpark rechtstreeks naar de Churchilllaan. Tenslotte zal de zgn. Gordelweg, die Leiden Zuid-West verbindt met Noord-Hofland en Stevenhofjespol- der, aan de noord-westelijke zijde van de stad moeten worden aange sloten aan de verbindingsweg langs het Morskwartier en aan de zgn. Verlengde Warmonderweg. Een noordelijke binnenstadsver- binding in oost-westrichting is de gedempte Langegracht, die aan de oostzijde op verbinding wacht met het Kooikwartier en de Lage Rijn dijk (Leiderdorp-Lage Zijde). Hier door ontstaat een noordelijke ver binding tussen drie "noord-zuid-ver bindingen", waarvan de bekendste (althans onder die naam) de ver binding Lammenschansweg-St. Jo- rissteeg-Hooigracht-Pauwbrug is. Deze verbinding is echter niet vol doende en ook ongeschikt om als interwijkse verbinding dienst te doen. Een tweede tangent, tevens interwijkse verbinding, is die via de Sitterlaan-Burggravenlaan en door het industriegebied De Waard. Van daar geeft zij aansluiting met de Sumatrastraat en de Merenwijk en zij sluit ook weer aan op de Willem de Zwijgerlaan. Westelijk van de binnenstad ligt dan een derde noord-zuid-verbin ding, via de Morssingel, de Galge- waterbrug en de Trekvliet. Er zijn geen verhinderingen meer om deze werkzaamheden te doen uitvoeren. Aan de zuidzijde blijft echter nog het probleem van de aansluiting. De Witte Singel lijkt niet de aangewe zen verbindingsmogelijkheid. Een verbinding via de Koninginne- laan (op zichzelf, althans gezien de breedte van deze laan, mogelijk) brengt de noodzaak met zich mee van amovering in het gebied rond de Stadhouderslaan-Drie October, straat. Onderzocht kan worden of en in hoeverre een (voorlopige) aan sluiting via de spoorwegovergang Telderskade ®n de Rooseveltstraat soelaas kan bieden. Wel brengt een dergelijke oplossing weer problemen met zich mee zowel bij het kruis punt Rooseveltstraat -Voorschoter- weg als op het Lammenschansplein. Het is niet onmogelijk, dat in dit gebied een beslissing zal moeten vallen die gepaard gaat met af braak. Ervan uitgaande dat de noord zuid-verbinding via de Hooigracht onvoldoende capaciteit zal hebben om het stadsverkeersaanbod te ver werken, zal naar alternatieven moe ten worden gezocht. Deze zullen dan toch moeten liggen in het ge bied tussen de Hooglandse Kerk- gracht en de Zijlsingel, daar zij an ders nutteloos zijn als stadstangen- ten. Een weg is denkbaar over de Middelstegracht, zij het dat vooral de aansluiting aan de zuidzijde gro- ste stedebouwkundige problemen op roept. De verbinding Middelste- gracht-St. Jorissteeg via de Nieuwe Rijn óf een doorbraak door de Hoge woerd tast het karakter van Nieuwe Rijn en Hogewoerd sterk aan. Bo vendien zal, om aansluiting aan de noordelijke zijde te vinden, het thans vrijwel ontruimde terrein aan de Ir. Driessenstraat gedeelte lijk moeten worden gebruikt om de Pelikaanstraat te bereiken via de Gepekte Brug. Een bebouwingsplan voor dat terrein (als parkeergarage annex handelsgebouw) zal dan tij dig op een dergelijke toekomstige situatie moeten worden afgestemd. Met de minste kosten aan kunst werken en met een veel minder forse ingreep in het stadsbeeld is er de mogelijkheid van de eertijds ge dachte verbinding Korevaarstraat- Gangetje- Karnemelksweg- Harte- steeg-Middelweg-Kaasmarkt.. Indien het handhaven van de his torische karakteristiek van de bin nenstad gelijk te stellen is aan een volledige afwijzing van elke afbraak met name in de city, zal dit voor stel consequenties hebben voor de beschikbare parkeergelegenheid. In dien bovendien het handhaven van de historische karakteristiek met zich zou brengen dat het autover keer in de binnenstad tot een mini mum zou moeten worden terugge bracht, wordt terwille van de woon winkel- en werkfunctie van de bin nenstad een extra groot beroep ge daan op slechts enkele wegen en parkeergelegenheden. Dit is vooral van grote betekenis voor de beant woording van de vraag waar en hoe "zwaar" de lussen en de parkeerge legenheden worden gemaakt. Aan de oostzijde van de city, langs de Hooigracht met name, is een lus niet mogelijk noch gewenst, omdat hiervoor in de praktijk slechts de Nieuwstraat-Hooglandse Kerkgracht en (verbrede) Koppenhinksteeg te gebruiken is. De Kaasmarkt is in zijn huidige vorm zeer geschikt als parkeerplaats, terwijl daarnaast aan de oostzijde van de Hooigracht parkeerruimte aanwezig is (en een parkeergarage in de plannen begre pen is) nabij de Ir. Driessenstraat en de Oude Rijn. Onvoldoende Aan de noordzijde is een lus denk baar vanaf de Lange Mare, door de Clarensteeg en via de Volders gracht-Volmolengracht, terwijl overal in de omgeving parkeerruim te is te creëren. Bij Breestraat Westelijk van de Breestraat, in de omgeving Noordeinde, is aan par keergelegenheid te denken in het Noordeinde zelf (plaats Rotogravu re?) en op een gedeelte van het Doelenkazerne-terrein. Aan de Breestraat zelf zou slechte een parkeergarage kunnen liggen, indien de bebouwingswand daardoor niet zou worden aangetast en indien aan die zijde geen in-of uitgang zou worden gemaakt voor auto's. Da Apothekersdijk- Kippebrug- Boom- markt kan dan wel als lus fungeren, met inbegrip van vele parkeerplaat sen aan beide zijden van de Rijn. Noordwestelijk van de city zijn parkeermogelijkheden op de Bees tenmarkt en Lammermarkt aanwe zig, terwijl verder in de richting van het station in parkeergarage# kan worden voorzien langs de Mors singel en op het Schuttersveld, in beide gevallen in combinatie met hoge bebouwing. Daarmee is tevens gezegd dat het verkeer gelegenheid zou moeten houden om door te dringen tot de Prinsessekade-Kort Rapenburg, zo dat tevens de Pieterskerkwijk voor auto's bereikbaar kan blijven. Ook de universiteit zal behoefte blijven houden, mede door de grote aantallen studenten die in de binnen stad wonen, aan parkeerruimte (n) binnen de cityring. In het Kalser- straat-Vlietcomplex dat eigendom la geworden van de Stichting Studen ten Huisvesting Leiden, is in overleg met het gemeentebestuur bij de verbouwingsontwerpen ruim te gelaten voor het parkeren van universiteitswagens (voor officiële plechtigheden, examens en promo ties, ontvangsten, oraties, samen komsten in de Pieterskerk en be sprekingen). Zuidelijk van de city is een lua denkbaar met gebruikmaking van de Doezastraat-Nieuwsteeg-Zonne- veldstraat-Steenschuur langs Ka- merlingh Onneslaboratorium. Ook is de Garenmarkt-route een moge lijkheid. Een parkeergarage op da Langebrug zou dan zelfs meer dan een buurtfunctie kunnen en mogen hebben mede omdat hierdoor het winkelgebied een grote parkeermo- gelijkheid op zeer korte afstand heeft gekregen. Ook instituten als de laboratoria, het Hoogheemraad schap van Rijnland, de banken en de kantoren, zouden zeer met deze garage gebaat zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 3