Een Leidse avonturier uit de 18 e eeuw DE EMANCIPATIE VAN JAN SOLDAAT Nederlander in wapenrok wil niet langer een nummer zijn Jül rERDAG 10 JULI 1971i„iIDSCH DAGBLAD 2® Ti 'ie zo n tien jaar geleden soldaat in het Nederlandse was, herinnert zich nog wel die melancholieke zo navonden in een legerplaats. Ergens ver van huis. Er- j, Ossendrecht of 't Harde bijvoorbeeld. Op een zomer- id wordt zoiets praktisch ondragelijk. Wie avondper- je had kon de poort uitgaan, maar veel verschil maakte tp niet. t Motvrij wollen uniform zorgde ervoor dat je :ij bleef, één uit een hele grote hap lanterfanters waar alleen de plaatselijke horeca op zo'n avond goed is. at er al veel meer verbeterd in •n jaar. Neem bijvoorbeeld die strozakken. Oudere pelotons- andanten verzekerden de re- grijzend dat die „zeer gezond" Ja votral als Je in het onder- pelbed sliep en de stof in je dwarrelde. Er zijn normale sen voor in de plaats geko- na af- ran de dienst in burger de poort soheelt toch wel even. De t hoeft zich minder de vrij- gevangene van een systeem te in elk geval schrijnt 't min- iwamen ook nieuwe uniform an, P oor minder de nadruk wordt ge het verschil tussen officie- Dderofficieren en de rest. Een die bijna een burgerpantalon id mag worden, en een „strak- jkker van een iets donkerder Degelijke stof, kamgaren of zo, een heel stuk beter ventile- lan het typisch Britse „eerste van vroeger. Behalve dit „net- kreeg de soldaat ook een werktenue van Amerikaanse ;r vervanging van het „twee s''. Zinloos ieuwe tenue's betekenden ook [ol finitieve einde van een totaal bezigheidhet persen van R®Tnesscherpe plooien in de rug- ;an het jekkertje. Die plooien n evenwijdig van elkaar, on precies uitgemeten afstand, van tot schouder lopen. Natuur- j >orden er ook plooien in de 10( Voor dit rotwerk, want dat met die dikke stof, beschikte Dldatenkamer over zeker wel ijkijzer. enk er om, dat er om werd ge ilwie met "vage of met scheef ;e plooien op het weekeind-ap- rscheen liep grote kans op tuw van de sergeant en het 't nog maar eens dunnetjes e doen, desnoods het hele nde lang. fde gevaar dreigde voor de die niet driftig genoeg gebruik van koperpoets. Poetsen was en van die aardige relikwieën .Engelse tijd". De koppelriem it zogenaamde pukkeltje, een model rugzak van canvas dat Loe Lap gretig aftrek vindt itas, waren rijk voorzien van van blank koper. Voeg daarbij iblemen op baret en schou- n het is duidelijk dat er dage- rel voor een uur te poetsen :tisch gezien was het absolute in, want bij de velddienst voortdurend op gehamerd dat opeifein blikkerend dingetje de aan- van de vijand kan trekken en dood kan betekenen. Zodat al eerstoper steeds omwonden moest worden met lapjes en bladeren. De soldaat die over dit gedoe vragen stel de. kreeg te horen dat in oorlogs tijd busje zwarte verf zouden worden uitgereikt, een nogal lachwekkend vooruitzicht dat eerder aan India nenboeken deed denken dan aan Blitzkrieg. Poetsen en excerceren waren ge liefkoosde drilmethoden van de be faamde Britse „regimental sergeant majors" die in het Nederlandse le ger veel werden nageaapt. De onder* officier die niet fanatiek genoeg was in z'n koperinspecties en excercitie- lessen ging er gegarandeerd onder door. In het blad de Legerkoerier van september 1951 stond een ver helderend artikel over: „Waarom moet ik eigenlijk excerceren leren?" „Je merkt, dat Je langzamer hand leert je lichaam geruime tijd doodstil te houden en wie zal je zeggen of Je dat ooit eens in werkelijkheid te pas zal komen? Je merkt, dat je de aanvankelijk zo lastige bewegingen met het ge weer ongemerkt onder de knie be gint te krijgen. Is het dan niet prettig als je straks als post voor het geweer voor de kazerne de ko lonel of misschien zelfs de gene raal het eerbewijs moeten brengen, dat je dit zonder blikken of blo zen tot in de puntjes doet? Zo leer je zelfvertrouwen!" Paradepas Enige excercitie heeft uit militair oogpunt wel z'n nut. Verplaatsingen moeten ordelijk en snel kunnen ge beuren. Exercitie als middel om kada ver-discipline aan te kweken is mens onwaardig. Militaire psychologen weten trouwens al lang dat totale on derwerping geen actieve en betrouw bare soldaten kweekt. Bij het baanbreken van dit inzicht is de omvang van de lessen excerci tie ingekrompen tot tien uur in de eerste zes weken. De paradepas, krui sing tussen ballet en klompendans, werd tot verdriet van commandanten die aan hun afscheid toe waren af geschaft. Ook het afmarcheren naar de stations in de vrije weekeinden is er dan niet meer bij. Kortgeleden werd opnieuw een stuk franje uit het soldatenleven ver wijderd: groeten buiten de kazerne hoeft niet meer. Voor veel oudere of ficieren zal 't wel een onbegrijpelij ke zaak- zijn. De Legerkoerier had het de soldaat in 1951 zo mooi uit gelegd onder de kop „Brengt de groet wanneer dat moet en: brengt hem goed!" Een uiting van beleefdheid, een bewijs van goede krijgstucht, dat was het. „Die totaal onbekende officier die je op straat tegen komt draagt dezelfde uniform als jij. Hij heeft net als jij de Nederlandse leeuw met het fiere „Je maintiendrai" op de linker mouw of hij is ge kleed in het marineblauw van onze Koninklijke Marine. Evenals hij behoor je tot de Nederlandse krijgsmacht. Jullie horen dus bij elkaar en om daaraan nu ook naar buiten uitdrukking te geven, daar om moet je die officier groeten, ook al ken je hem persoonlijk niet", aldus de Legerkoerier. Als 't met de andere militaire dog ma's die de Legerkoerier in de ja ren vijftig verkondigde net zo gaat, dan heeft elke fourier binnenkort een stapel haarnetjes op de plank. In 1953 zou men zich bij dit denk beeld schaterend op de dijen hebben gekletst, en toch baarde de haarmode toen al enige zorg, zoals uit de vol gende passage blijkt: „Tot slot iets over de haren. Wanneer ge militair zijt, draagt ge uw haren kort geknipt. Laat u niet dig medewerker in een modern de fensie-apparaat is er een van druk en tegendruk. De dienstplichtige Jonge ren hebben ontdekt dat het gezegde „eendracht maakt macht" niet uit sluitend buiten de kazerne geldt. Zo ontstond op 4 aiigustus 1966 de Vereniging van dienstplichtige mili tairen, eerst een klein clubje idealis ten van verschillende pluimage, nu uitgegroeid tot een heuse solda'sn- bond met ongeveer 28.000 leden. In de bij koninklijk besluit goed gekeurde statuten staat dat de ver eniging is aangegaan voor de duur van 29 Jaar en elf maanden. Arti kel 4 bepaald dat het doel zal zijn: a. de positie van de dienstplichtige militairen, niet zijnde officier of on derofficier, bij de Nederlandse krijgs macht te verbeteren en te garan deren; b. als contactorgaan te fungeren tus sen de burgelijke en militaire autori teiten en ad a. genoemde categorie militairen; c. een goede samenwerking te bevor deren tussen krijgsmacht en burger maatschappij. Artikel 7 zegt dat de vereniging deze doeleinden via wetti ge weg zal trachten te bereiken. De VVDM is inmiddels niet meer weg te denken uit de krijgsmacht. Mi nister Den Toom heeft het bestuur in zijn toelichting op de defensiebe groting voor dit jaar zelfs een com plimentje gegeven voor de doorgaans aan de dag gelegde deskundigheid. verleiden uw „bebob" of „zazou" te handhaven, die u in het bur gerleven „zo goed stond". Het vloekt nu eenmaal bij de uniform". De VVDM Betere ligging, voeding en kleding van rijkswege, minder ceremoniële poespas, zindelijker opleidingsmetho den, 't zijn slechts enkele grepen uit de vele veranderingen die het le ven van de dienstplichtige draaglij ker hebben gemaakt. Heel belangrijk ook: de diensttijd werd geleidelijk korter en de. .soldij ging omhoog. Tien jaar geleden ver diende de soldaat één gulden tien per dag, nu ongeveer acht keer zoveel, 't Mag allemaal wel eens gezegd wor den. Toch zal er nog veel meer moe ten veranderen voordat Jan Soldaat zich meneer Soldaat kan noemen. De emancipatie van de dienstplich tige van lands-knecht naar volmon- Door Rob Schouten De vereniging zetelt in een vleugel van de Hojelkazerne in Utrecht, door de minister voor het secretariaats werk afgestaan. Het jongste succes is de beslissing van de minister dat de soldaat haar dracht naar eigen keuze mag hebben, dit naar aanleiding van het proces rond Rinus Wehrman. Tegenwerking Bij alle acties speelt het maand blad „Twintig" een grote rol. In dit blad worden wantoestanden aan de kaak gesteld. Soms met succes, zoals in het geval van de luchtmachtafde lingen die in West-Duitsland raket ten moeten bewaken. Gesignaleerd werd dat er daar zo weinig mogelijk heden voor ontspanning waren dat sommige militairen er knettergek van werden. Bij een pas gehouden „inspectie" door bestuursleden van de VVDM bleek dat er op last van ho gerhand al heel wat is verbeterd. De tegendruk die de VVDM-ersbij hun werk echt wel ondervinden, komt over het algemeen niet van he lemaal bovenaf, maar meer uit het midden- en lagere beroepskader dat zijn houding tegenover de kritische dienstplichtige nog niet heeft gevon den. Sergeant-majoor H. J. Hoogen- boom, voorzitter van de katholieke vereniging van onderofficieren „St. Martinus" gaf onlangs ruiterlijk toe dat veel van zijn collega's nog grote moeite hebben met het ver schijnsel VVDM. Voor de minister van Defensie is het daardoor vaak een kwestie van schipperen: hij moet tenslotte ook rekening houden met de beroepsmensen die voor de troep staan en die het maar moei lijk hebben met al die vernieuwin gen die de oude zekerheden van hun bestaan aantasten. Nog heel wat eisen Maar de WDM gaat door: er ligt nog een hele waslijst van eisen. De krijgstucht bijvoorbeeld moet op de helling en plaats maken voor func tional gedragsregels die afgestemd zijn op de werkverhoudingen. Ster ren en strepen mogen alleen in de „rechte lijn" een rol spelen; dat wil zeggen dat een soldaat alleen de on derofficieren en officieren van z'n eigen onderdeel hoeft te gehoorza men. Werk- en rusttijden moeten strikt worden gescheiden. Elke vorm van uiterlijk vertoon moet verdwij nen, dus ook het binnen de kazerne nog steeds verplichte handje-naar- de-pet. De soldaat moet meer te zeggen krijgen over dingen die zijn leefkli maat raken: de inrichting van de kamers de etenstijden, dienstroosters e.d. En last but not least: de soldij (die tegenwoordig wedde wordt ge noemd) moet verder omhoog, zodat het betrekkelijk kleine aantal dienst plichtigen dat daadwerkelijk onder de wapenen moet komen niet al te zeer wordt achtergesteld bij leeftijd genoten die voor het leger overtollig zijn en daardoor kunnen gaan ver dienen in een burgerbaan. Luisteren Bij de WDM vindt men dat het met die democratisering nog veel te langzaam gaat. Voorzitter mr. J. M. Reijntjes zei op de laatste Jaarver gadering: „De soldaten hebben nu bij problemen van ondergeschikt belang althans enige stem gekregen. Men is bereid, al dan niet beleefd, naar hem te luisteren. Wanneer de kaar ten echter moeilijker komen te lig gen blijkt de medezeggenschap van de soldaat spoedig een farce". Ongehuwde moeders De Jeugd praat veel over antl- zwangerschapsmiddelen maar ge bruikt ze weinig en bovendien op 'n slordige manier. Ooorzaak: gebrek, realiteitszin, aldus „Elle" in een reportage over „de kleine meisjes die al zwanger zijn op een leeftijd waar op anderen nog met een teddybeer spelen". Ongehuwde meisjes van nog geen zestien Jaar hebben soms al twee kinderen. Volgens een Parij- se arts komt deze (onbewuste)1 weer stand tegen voorbehoedmiddelen uifc psychologische onrijpheid voort. Jonge meisjes willen zich niet ver diepen in de consekwenties die een grote seksuele vrijheid met zich meebrengt en duwen de mogelijk heid van een zwangerschap zo diep mogelijk weg in hun geest. Meestal worden de seksuele relaties beleefd in een „ludieke" vorm waarvan het Jon ge meisje niet duidelijk de consequen ties ziet. De geboorte van een kind wordt op dezelfde manier ervaren, aldus een psychiater: het ongebo ren kind bestaat niet werkelijk voor de zeer Jonge, onvrijwillig zwanger geworden meisjes. Het is een object, een parasiet waarvan ze de aanwe zigheid trachten te negeren. Alleen de uiterlijke fysieke aspecten interesse ren hen: de allesoverheersende vraag is of ze de magere heupen en de onopvallende borsten die de mode eist, zullen terugkrijgen. Want ze, willen uitgaan, zich amuseren, met jongens gaan dansen. lelijl BERT HUNNEBO, zoon Van ?enl welgestelde lakenredersfami- tillei [us vrachtvaarder van het dberoem.de Leidse Laken", te Leiden in 1692 geboren, ontving een goede opleiding de Latijnse school in de str iorststraat, zodat hij niet al- mime drie gebruikelijke vreem den, maar ook Latijn en :s kende beef" neen, het lucratieve be- pan zijn vader voortzetten inde hem niet, daarvoor had onrustig bloed. in 7eer 'oorl j)" .A; tijdgenoot Jacob Bicker Raye, ver van de ook nu bekende „no- van het merkwaerdigste bekent dat binnen Amsterdam rgevallen" (1732-1772) noemde lebo een ,seer raare snaak van larkten weergekomen", terwijl, tonnebo's tijd- en stadgenoot en arkof^f J. C. Weyerman niet veel, over hem wist te vertellen. Robert, als gezegd, niet in zijn inge^s bloeiende rederij wilde werken hij, eveneens in Leiden, kan- ediende in een „saayhandel" inar ook daar konden „vreem- v( ca" hem niet dwingen. 1 Geronseld Het zich door een „zielverkoo- 'onselen in het leger, waar hij kri uw door zijn hogere ontwikke- Van „gemeen soldaat" opklom, »det. Na de Slag bij Oudenaar- :hiji aarbij de Vlamingen en Verbon- Stal Q de Fransen versloegen, had ien ieaccg van de soldaterij. Op het cld hield hij zich dood, maar toch als simulant „bij de kop en in de Boeyen gebragt", ech- - met geld bereikt men veel zo ïvei alles kochten zijn vrienden 1 DJvriJ. keerde echter niet naar onze ten elstad terug, doch vestigde zich waar hij op 5 Juli 1711 dus 19 jaar oud, in het huwelijk trad met de Rotterdamse Johanna Maria Carpentier, zo Bicker Raye schrijft, „tegen syn voogdens sin aan eene ge- meene vrouw, daer hy een vaantje of bierkroeg in den Haag meede opset- te". Hieruit („syn vóógdens sin") blijkt, dus dat zijn vader inmiddels overle den was, uit wiens erfenis Robert 40- duizend gulden erfde.„doch (BR) was dit groote bedrag in kor te jaaren allegaar weg", met zijn Jansje lapte hij 't er op grandiose manier door! Lof der jenever Enige Jaren later, Jansje was over leden, hertrouwde hij hij was op dat moment wijnkopersknecht in Amsterdam met de herbergierster Jo hanna Maria (weer een J.M.!) Tim merman, alwaar hij „eene herberg opsette „Het Gulden Vlies", waar hij door z'n „uitmuntende taelingen kot- teletten, rostbief en delicate punch" aldra een zeer behoorlijke broodwin ning verkreeg. Doch, als zo n kleine bijverdienste, leverde hij ook bruilofsgedichten en andere boertige verzen, zoals bv. „De Lof der Jenever"(!) een lang gedicht in twee delen verschenen in Jan van Gysen's „Amsterdamse Mercurius" (in 1718 afzonderlijk herdrukt en uitgegeven door Tollens (1815), met ten slotte tijdens de laatste oorlogs jaren in 1944 nog eens clandestien gedrukt en voorspreid. Dus schreef ik des Jenevers Lof In 't Guide Vlies, myn nieuwe Woning Daer 'k leef als een Jenever- Koning Drie huizen van 't Princehof. Besproeyd zijn van het eêlste Nat Getap uyt 't best Ceulse vat. In 't kort, geen Ambacht, nog Hanteering, Geen Kunst, geen Koopmanschap, geen Neering Ter Zee of Land, in 't Groot of Kleen, Jenever die is algemeen. De Scheurbuik, die ons Neêrlant plaegt, Die wordt het allerbest verjaegt, Wanneer men Lepelblaên in flessen, Zet op de Geest van Mout en Bessen, Jenever helpt ons van 't Graveel En van d'Extr'oog in de keel Een Vriend, die in de Artzenyen Gepromoveert is binnen Leyen Die heeft my hier in onderrecht Doch ivyl ik voor aen heb gezegt, Dat ik den Lof maer zou beschryven Zoo zal ik 't hier by laten blyven. Enige tijd daarna kocht hij „De Karsseboom" in de Kalverstraat, waar hij het even goed van eten en drinken gaf als in „Het Gulden Vlies" zodat hij reeds na enkele jaren een klein fortuin verdiende, dat hij weer prompt verloor in de tulpen windhandel. Daardoor moest hij wel zijn beide herbergen verkopen en werd hij daarnacomediant". Doch ook dat beviel hem niet, dus maar weer wat Anders! Beunhaas Het was „in de axciestijt" (tijd der „actiën"), dus een valutahandel, waarin veel te verdienen, doch ook te verliezen viel. Hij vestigde zich daar in, eveneens te Amsterdam, als „beunhaas" over welke functie straks meer. Wat toch was die beruchte actiën- handel? In het begin der 17e eeuw opgericht, werden door middel van actiën of aandelen, in ons land maatschappij en opgericht, die de uitrusting van koopvaarders ten doel hadden. De meeste van deze „actiënhandels" deden zulke enorm goede zaken, dat zij jaarlijks een dividend van 33 pet. ja zelfs wel van 75 pet. uitkeerden! In Rotterdam waren de inschrijvin gen op deze aandelen zó groot gewor den, dat het gestorte kapitaal zelfs, „240 tonnen gouds" bedroeg en men de dag na de inschrijving reeds 150 pet van de ingetekende bedragen kon krijgen! Daar het echter niet de bedoeling, was met de enorme kapitalen werke lijk hèndel te drijven, doch slechts en alléén een handel in de aandelen, de actiën dus, kon deze luchtige handel geen stand houden en kwam er na slechts enkele Jaren reeds de klad in. De meeste door deze handel gefor tuneerd geworden families moes ten hun buitenplaatsen langs de Am- stel en de Vecht, hun paarden en karossen verkopen en konden weer gaan „lópen", het was afgelopen met hun weelde! De bekende blijspeldichter Pieter Langendijk (1683-1756) maakte die handel en de „actiënhouders" bela chelijk met zijn klucht „Quincampoix of de Windhandelaars" (1720) een klucht die, evenals zijn overbekende Krelis Louwen (1715) ook nü nog wel wordt opgevoerd, aldus de herinne ring aan de „actiënhandel" levendig houdend. Foto hiernaast: Gezicht op het Leiden uit de achttiende eeuwOp de voorgrond rechts de nu nog bestaande fontein op de Vismarkt op de achtergrond links de contouren van de Marekerk. Ja, déze handel was echt een kolf je naar Robert's wispelturige aard, hij werd toen, als gezegd „beunhaas in actiën". Wat was destijds een „beunhaas"? De officiële benaming van een man die niét bij een bepaald gilde was aangesloten en meestal op een zol derkamertje zo'n beetje grasduinde dit of dat, dus als Hennebo in de ma kelaardij. Fortuin Maar reeds ltt Jaar daarna werd hij officieel makelaar in actiën en heeft in deze handel, zo Bicker Raye schrijft „een schoon capitaal gewon nen. Men syt, hy wel hondertduizent guldens naliet en heeft syn vrouw universeel erfgenaam gemaakt" toen hij op 29 Juni 1737 overleed, waarna hij op 1 Juli met volle statie en nog wel eerste klas in de Nieuwe Kerk werd begraven. Gedeeltelijk is Bicker Raye wat, Hunnebo's erfenis betreft onjuist in gelicht, want uit een in 1930 door dr. Leonie van Nierop uiterst nauwkeurig Ingesteld onderzoek bedroeg zijn er fenis geen f 100.000 doch, om precies te zijn f 26.227,80 welk bedrag door de weduwe bij beëdigde verklaring werd opgegeven en officiéél gecontro leerd voor de collaterale succes sie, Juist werd bevonden. Zo eindigde dus het leven van onze woelige stadgenoot, die van alles, zo u ziet, aan de hand had gehad, vaak op een slof en een klomp had geleefd, maar toch als gefortuneerd man was overleden. DOLF SCHXAAR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 13