liljoenen aan eind van hun krachten
CALCUTTA
IEL VAN
)E WERELD
fschrikwekkend panorama
an dood en armoede
JRDAG 26 JUNI 1971 LEIDSCH DAGBLAD
lorafgegaan door twee dragers en een wolk van parfum arriveerde 's avonds laat
I oerist in het hotel, een dikke, in een splinternieuw tropenpak gestoken Duitser die
van verontwaardiging. „Mensch", riep hij tegen enkele bedienden die haastig
tten te ontsnappen, ,,wat is dit voor een godsverlaten oord. Waar ben ik terecht-
men? Wat is voor een stinkende, vieze stad? Ik heb alleen maar ellende en vuil ge-
West-Bengalen elke
slaan om het lijden van de
:istaanse vluchtelingen
luwen. Wij namen de lange,
asfaltweg die in de Ganges-
een jachtpad naar de stad
lagan leidt, zich daar in het
boort en vlak voor
Istaanse grens overgaat
[felpad. Men trekt die d
sprookjesachtig landschap,
voert tevens langs het
irf van de dood.
de middag liet onze taxi
Calcutta achter zich.
daar duizenden vluchtelin-
rioleringsbuizen zien zitten,
woonruimten wa:
vaak alleen maar kon-
;n waarin de uitwerpse-
ist de kookpot lagen. Niet
er arriveerden we bij het
Sahara, een van de talrijke
opvangcentra in de i
'an Calcutta. Uit het kamp
onbeschrijfelijke geur
relden rond het tentenkamp
tienduizenden apathisch
uitstarende mensen wa
van de faecaliën.
schaduw van een van
'gens, die af en aan reden
htelingen naar het vliegveld
stond dokter Anur
het Indiase Rode
ne man met een i
die ons met een
woorden uitlegde dat
He allerbelabberdst was.
tog van de cholera is niet
meest interessant", zei hij,
dE 8 op de eindeloze rijen hut-
matten, riet en bamboe-
Wees, „maar aan de andere
bronchitis, longontsteking
mterie. daar sterven hier
r mensen aan".
Gruwelijke paradox
verder. De weg slingerde
istvelden en bossen van
to een van de mooiste
7 u) hnpn ter wereld, waaruit
sen gruwelijke paradox het
j daarom hebben Jullie hier
i mmel gemaakt"? Op het ge-
j an de receptionist verscheen
i| mde glimlach. „De mensen
j m mijnheer", zei hij, „heel
jl ichter die deur vindt u de
I ronden ons in het centrum
lcutta, de zesde stad ter we
iaar in sociale wantoestanden
te: zo vreemd was de verbijs-
van de Duitser, wiens hoge
ij arende geluid men nu in de
'j jrde, nou ook weer niet. Men
We zijn 24 Jaar verder, wie wil we
ten hoe onbeschrijflijk gruwelijk de
doodsstrijd van een samenleving is
moet maar naar Calcutta. Zeshon
derdduizend, geheel verpauperde,
skeletachtige wezens liggen dag en
nacht in doffe apathie op de trot
toirs van het centrum en de puin
hopen van de reusachtige buiten
wijken. Het getal is al weer achter
haald door de nieuwste slag die
Calcutta heeft getroffen, de einde
loze stroom van vluchtelingen die
zich op de stad stortte met de
grootste armoe en hoogste sterfte
cijfers ter wereld in de hoop voed
sel, werk en onderdak te bemachtigen
Calcutta is overstroomd door enkele
honderdduizenden hongerende
uitgeputte vluchtelingen, de meesten
van hen vindt men terug in
reusachtige kampen die rond de
stad zijn opgericht. Plaatselijke
toriteiten schatten echter dat,
danks alle fanatieke pogingen
het hongerleger uit een stad zonder
eten te weren, een kleine honderd
duizend vluchtelingen zich bij de
uitgeputte massa van Calcutta heeft
kunnen aansluiten.
Wie, zoals wij vier dagen in deze
stad met zijn oorverdovende lawaai
en zijn stinkende straten is geweest,
kan al niet eens begrijpen dat hon
derdduizend mensen er nog bij kon
den, hier in deze reusachtige wacht
kamer van de dood.
Want geen stad ter wereld is zo
over- en overvol als Calcutta, de
hoofdstad van de deelstaat die met
zijn 560 mensen per vierkante kilo
meter veruit de hoogste bevolkings
dichtheid ter wereld heeft. Maar
s de hel heeft zjjn grenzen: het
is werkelijk onmogelijk, zo heeft
het stadsbestuur verklaard, dat Cal
cutta nog meer mensen kan opne-
Men kan dat wel heel goed begrij
pen. Calcutta puilt niet alleen uit
een oorlogshospitaal, de stad is
bovendien geheel bedekt met de
wonden van de afgrijselijke sociale
wantoestanden. De komst van de
vluchtelingen beet als zout in die
wonden. We hoorden hen deze week
in een registratie-kantoor vertellen
dat ze naar Calcutta („het heilige
Calcutta", zeiden ze zalvend, terwijl
men' buiten een grote groep gieren
op een immense berg afval zag zit
ten) waren gekomen om hier werk
te vinden.
Het economische leven in Calcutta
is vastgelopen, een zinkend schip
dat nu ook de bemanning het dek
ziet verlaten. Het is niet alleen de
forse achteruitgang van de jutepro-
duktie - vroeger het belangrijkste
bestaansmiddel, nu niet meer opge
wassen tegen de concurrentie van
de syntetische vezels - maar er zijn
bovendien tientallen buitenlandse
bedrijven die naar New Dehli of
Bombay verhuizen.
Hun massale vertrek uit Calcutta is
veelzeggend voor de miserabele si
tuatie waarin de sprookjesstad van
vroeger is komen te verkeren. Men
gaat weg wegens het slechte ar
beidsklimaat, zo zit een oneindig
grote stad gevangen in het ijzeren
web van de vicieuse cirkel, die naar
haar ondergang draaft.
Geen toiletten
„Wie niet ziek is wordt het hier
wel", zei een Rode Kruis-soldaat die
met twee zakken rijst op weg was
naar enkele uitgehonderde families.
Daarom maakt Calcutta ook aller
minst de indruk onaangenaam ge
troffen te zijn door de komst van
de cholera, dat huiveringwekkende
spook is hier al wel wat langer te
gast.
ken dat ze in die rivier mogelijk
aan hun eigen dood werken".
In Calcutta's buitenwijken komt
men ook gieren en ratten tegen.
Voor de nieuwe bezoeker van Cal
cutta zijn de ratten al gauw ver
trouwde verschijneningen: men ziet
ze bijv. in massale groepen kalmp
jes voortlopen in een park. in het
centrum/of aan rottende etensresten
knabbelen, die later door bedelaars
wordt opgeraapt.
Calcutta is een stad geworden
waarin de ellende tot de hemel
reikt, men stapt daar over in de
hel. Overal, elke minuut in elke
straat, overheerst het beeld van ab
solute armoede en mensonterende
ellende. In weinig steden ter wereld
zal ook zo'n absolute en afschrik
wekkende chaos heersen in het ver
keer: auto's, bussen, fietsen, heilige
koeien en rickshaws, en" dat alles -
j elke chauffeur claxoneert in een
I soort eindeloze woedebui bijna on-
ophoudelijk - in een oorverdovend
en krankzinnig spektakel bijeen.
De stad telt, zo hoorden we op het
Rode Kruis-bureau, zeker 100.000
bedelaars. Men moet vooral in
avonduren bijna tot lijf aan lijf
vechten overgaan om aan hun
strijdmethodes te ontsnappen.
Geweld en moord
Het eerste advies dat men in Cal
cutta krijgt: ga 's avonds laat niet
de straat op. Een Bengaalse student
die wij in een vluchtelingenkamp
spraken, zei: „Calcutta is helemaal
in de ban van geweld, bomaansla
gen en moord. Niemand is hier zijn
leven 's avonds nog veilig".
Hij vertelde ook dat tussen zonson
dergang en zonsopgang in Calcutta
gemiddeld 14 moorden worden ge
pleegd, 'n gemiddelde dat zelfs aan
zienlijk uitkomt boven dat van een
stad als New York- Meestal zijn het
j politiemannen en vertegenwoordi-
gers van het New Dehli-bewind die
„De mensen doen hun ontlasting in
de rivier omdat er geen toiletten
zijn", zei een Nederlandse dokter,
„tegelijkertijd gaan ze erin baden.
Elk jaar sterven hier een paar dui-
zen mensen aan cholera". En hij
voegde daar aan toe: „Je moet
aannemen dat het zo altijd zal blij
ven met de ziektes die zo verschrik
kelijk om zich heen grijpen. Je
kunt de mensen hier niet wijsma
Krioelend verkeer van auto's,
heilige koeien en bedelaars.
vallen. Voor de daders kan men te
recht op de universiteit van Calcut
ta, waar Mao Tse Toeng voor tal
rijke studenten mee doceert. Als le
den van de op Peking geïnspireerde
communistisce partij <de twee an
dere zijn pro-Russisch) oefenen zij
hun nachtelijke terreur uit voor „de
rypheid van West-Bengalen", een
bloedige veldslag die - maar dan
met de boeren als de moordende en
plunderende guerrilla's - ook op het
platteland van West-Bengalen
wordt gestreden.
Men moet de moordpartijen, die in
Calcutta een reusachtige politie
macht op de been hebben gebracht,
uiteraard afwijzen. Maar we konden
veel van de motieven van de op
stand der studenten begrijpen toen
Bhusan Bose, een student die in
een park maar alvast met pijpen op
de ratten schoot, op onze vragen
antwoordde: „Wij studeren om ons
land. West-Bengalen, te dienen.
Maar als we afgestudeerd zijn is er
in Calcutta geen werk meer, Maar
wij zijn niet geboren om bedelaars
te worden. U bent hier vandaag in
de armste stad van de wereld, een
stad waarin iedereen huilt of sterft.
Niemand zal het voor hen verande
ren. Daarom willen wfj het".
Twee ratten kwamen aangeslenterd,
Busan pakte zijn pijl en boog. maar
de ratten van Calcutta moesten
hem al kennen want het tweetal
vluchtte razendsnel de bosjes in.
We liepen bijna een uur en bijna
al die tijd moesten we op het as
falt van de verkeerwegen blijven.
Op de trottoirs sliep het miljoe
nen-leger, men zag veel blote
lichamen die op geraamtes leken,
een doodstille massa die zich
straat na straat uitstrekken, hier
en daar huilde een kind.
c niet begrijpen welk reisbu-
ig op de gedachte komt on-
>n, die de pracht van India
ontdekken, naar Calcutta te
„Zomaar op straat liggen ze
rotten", hoorde men in de
ien, de Duitser had het wer-
loeilijk.
ji irikwekkend panorama
van Nederland zijn nu op
zijn vluchtelingen-misere
aen moet echter willen ge-
Calcutta al heel wat lan-
afschrikwekkend panorama
De od en armoe biedt. Nu de
weken tienduizenden vluch-
als dichte pakken vliegen
buitenwijken van de tweede
Azië zijn gaan hangen is
larin een wereldstad
ondergedompeld is, werkelijk
telbaar. Velen betitelen Cal-
de „hel van de wereld",
iek moesten wij ook erken -
bezoek aan de hoofd-
le Indiase deelstaat
q als een afdaling in
heeft acht miljoen inwo-
kan al iets van het ein-
led waartoe deze wegrottende
is veroordeeld, begrijpen
n een plaatselijke arts
hoort vertelden dat 600.000 van hen
geen huisvesting hebben' en hun le
ven moeten slijten op de trottoirs
van de stad, die in oude reisboeken
nog wel als imposant en sprookjes
achtig staat beschreven en die tot
1911 hoofdstad van het voormalige
Brits-Indië was. Calcutta moet toch
ook wel een levendige stad met een
vermaard en gezellig centrum zijn
geweest, men hoort oud-Indië gan
gers ook nog wel mijmeren over de
genoegens die de uitgangswijk
Tjowringie in de
te bieden had.
lijden van honderdduizenden fami
lies omhoog steeg. Overal lagen ze
als een eindeloze rouwrand langs de
autoweg, waarop alleen onze taxi
zich een weg door de langzaam
voortlopende legioenen zocht: uitge
teerde lichamen waar de gieren al
naar keken.
In Krisnanagan was de armoede,
die het gevolg van de slechte eco
nomische planning is, de afgelopen
weken nog met sprongen gestegen.
Duizenden vluchtelingen hadden
zich hier voor vijftig cent per dag
bij de schaarse bedrijven aangebo
den, onder de plaatselijke bevolking
wag de toch al schrikbarende werk
loosheid meer dan verdubbeld. We
waren hier geruimte tijd in een van
de twee ziekenhuizen, een verzame
ling vuile en stinkende gebouwen
die als een vuilnisbelt in de hitte
lagen te sidderen.
We spraken hier met de medische
staf van het hoofdkwartier van de
gezondheidszorg van het district
Nadia. Voor de deur stond en lag
een lange rij zieken en de drie art
sen deelden mee dat een gebrek
aan medische materialen niet lan
ger bestond. Ze toonden rapporten
waaruit bleek dat tot nu toe bijna
500.000 vluchtelingen zich in het di
strict hadden laten registreren, van
hen waren nu 260 000 tegen pokken
en 275.000 tegen cholera ingeënt.
Op monotone toon sprak de leider
van het gezondheidswerk in Krisna
nagan verder over de statistieken.
„Elke dag komen hier nog mensen
met schotwonden binnen", zei hij
(een verklaring die later in de stin
kende ziekenzalen werd bevestigd
toen twee dagen daarvoor gearri
veerde vrouwen hun rug ontbloot
ten), „verder hebben we 10.000 cho
lera-patiënten gehad. Van hen is 20
procent overleden'.
Geronnen bloed
De artsen vroegen ons of ze hun
werk zouden mogen voortzetten.
Even later oevonden we ons in de
vrouwenbarak, donkere zaaltjes
waarin veel afval en watten vol ge-1
ronnen bloed op de stenen vloeren
lagen. Dikke, geelachtige vliegen
zwermden hier rond, toen we naar
buiten keken zagen we drie dikke
ratten wegrennen. De bedden,
waarop kreunende vrouwen lagen
uitgestrekt, stonden dicht op elkaar
en tegen de vochtige muren lagen
Jonge meisjes op onbeschrijflijk
smerige matrassen.
In een andere zaal bevond zich de
kraamkliniek, tientallen uit Oost-
Pakistan gevluchte vrouwen lagen
hier in een verstikkende atmosfeer
te wachten op de verlossing, waar
voor het ziekenhuis alle moderne
gynaecologische materiaal ontbeerde.
Deze vrouwen waren doodstil, over
het lichaam van een van hen kroop
een naakte baby die een etterende
wond vlov liegen op zijn rug had.
De jonge vrouw draaide haar grote
bruine ogen naar ons toe en begon
geluidloos te huilen.
In deze zalen liep zuster Rose van
de Sisters of Charity als een stra- i
lende fee rond. Elke dag is zij be-
trokken bij de geboorte van bijna
20 kinderen. We stonden by een
couveuse, een vierkant glazen hok
met groezelige en bebloede lakens
en vier pasgeboren baby's en zuster
Rose glimlachte en zei: „We hebben
niet het ideale hospitaal. Maar we
doen wat we kunnep. Ik werk hier
al 17 jaar, ik heb geleerd hoe groot
de ellende van een volk kan zijn,
maar wat ik nu meemaak, daarvan
heb ik nooit geweten dat het be- i
stond. We doen onze ogen dicht, we
laten iedereen bimien, maar het'
kan gewoon niet, dit is teveel voor
ons land, West-Bengalen is ge
doemd om naar de hel te worden1
gedreven".
Mazdia aan, het laatste dorpje, voor
Na 150 km rjden kwamen we in
de grens. Ook hier was een vluchte
lingenkamp verrezen, maar het
aantal in lompen gehulde vluchte
lingen dat langs de weg was neer
gestreken dat van de massa in het
kamp overtrof.
Dikke boom
Midden in dit dorp, waarin tiental
len kinderen midden op de rijweg
lagen te slapen, stond een dikke
boom en onder het bladerendak zat
nu al drie dagen lang een grote
groep vluchtelingen. Omdat het
kamp voedsel verstrekte konden de
kookpotten op de vuurtjes pruttelen
en de visser Narman Bagdi zei: ..In
ons dorp zijn 130 mensen door de
Westpakistaanse soldaten gedood.
Toen zijn we gevlucht. Maar we
gaan nooit naar een kamp. We zijn
veel te bang voor de epidemieën.
Mijn buurman is vorige week wel
met zijn gezin het kamp binnenge
trokken. Gisteren is hij huilend met
zijn zoon' weggelopen, zijn vrouw is
aan dysenterie overleden en zijn 1-
jarig dochtertje van de honger om
dat ze in de weken daarvoor niets
te eten had gehad".
Bagdi zei dat hij en zijn vrienden
vooral vrezen in India werkeloos
blijven. Even verderop onder de
reusachtige boom stond al heel lang
een klein naakt meisje onbeweeglijk
stil. Ze had haar armen om haar
zusje geklemd, een baby van negen
maanden, die een skeletachtig li
chaampje had en met de onwezen
lijk grote ogen in het rimpelige ge
zichtje niets leek te zijn.
„Dat kindje zal streven", zei Abdul"
Datta. een grijze dorpsbewoner die
naderby was komen lopen. Hy klopte
't meisje vriendeiyk op haar hoofd,
maar het kind met het stille bun
deltje in haar armen bewoog niet
en bleef met lege ogen naar de ver-
te staren. „Ze is haar ouders kwijt
geraakt", zei Datta en hij slofte
weer naar zijn huis.
Tegen de avond kwamen we over
een hobbelig pad, dat door cactus
planten en palmen werd ingesloten,
bij de grens aan. Hier strekte zich
het kamp Bharat Seva Asram uita,
een reusachtige vlakte van tenten
en hutten waar de mensen uitpuil
den en waarin 50000 vluchtelingen
bijeen waren. Op de harde en sme
rige vloeren van het ziekenpaviljoen
lagen dwars door elkaar de zieken
en stervenden uitgestrekt. Grote
groepen familieleden zaten ge
schaard om bewegingloze kinderli
chaampjes en uit alle hoeken steeg
een hartverscheurend gesnik op.
Omringd door honderden zwijgende
vluchtelingen liepen we in modder
en vuilnis door deze tentenstad die
stonk en te .vol was en alleen maar
leek te wachten op iets nog ver-
schrikkeiykers. Bharat Seva Asram
bood als zovele kampen, al alle
voorwaarden voor de uitbreiding
van de ellende. Geen ordedienst, te
weinig medisch personeel, onvol
doende sanitair en drinkwater en
ongeventileerde hutten die zo dicht
op elkaar stonden dat men hier aan
de hygiëne nauwelijks levenskansen
mocht toekennen.
Men moet maar afwachten hoe het
leven in Bharat Seva Asram verder
zal gaan. „Kom hier over drie we
ken maar eens terug", zei een arts,
„als het voedsel op is. Dan zult u
hier nog heel wat anders kunrihn
meemaken".s
Alweer moet men dan hopen dat
India en de rijke landen in mense
lijke termen zullen willen denken
over een miljoenen-massa die aan
het eind van zijn krachten is.
Seva
Asram: uitbrei ding van de ellende.
Bharat