EEN KWART EEUW
HELPERS BIJ PECH
Zilveren Wegenwacht
feilloos hulpapparaat
WÊmÊÊÊÊÊÊmsÊtmÊBamm
JL
mm,
PAGINA 6 LEIDSOH DAGBLAD DINSDAG 20 APRIL 1971
Wegenwacht-chef Mosheuvel, in 1946 équipeleider van de eerste Wegenwachten, thans manager van een geoliede service-orga
nisatie van groot formaat. Foto Piet de Nijs
(RWwiwtriiTrw i
Eerlijk gezegd zijn we al bijna vergeten hoe ze eruit za
gen: de eerste Wegenwachten. Stoere, breedgeschouderde
kerels op ronkende, geel gespoten Harley Davidsons met
daarnaast een hoekige zijspan vol gereedschap, 24 uur per
dag paraat, weer of geen weer, de eerste redders-in-nood
op de Nederlandse wegen!
De bevrijding was nog geen jaar oud, toen de eerste zes
en hun chef op het Haagse Binnenhof voor een groep ge
nodigden een ererondje draaiden. Dat was op 1 5 april 1 946,
pas 25 jaar geleden.
Een kwart eeuw Wegenwacht. Toen, in 1946, een auto
park van 47.00 wagens en zes gemotoriseerde Wegen
wachten; nu, in 1971, een autopark van 21/2 miljoen
wagens en een geoliede service-organisatie, bestaande uit
vijfhonderd man vakkundig personeel, 450 auto's en veer
tien stations, dag en nacht (de dienst is nog nooit één dag
gestopt) beschikbaar voor 1.200.000 leden, die samen voor
meer dan vierhonderdduizend pechgevallen per jaar zor
gen. Totale kosten van de WW-hulp? Ruwweg vijftien
keer (de contributie is f 15,het aantal leden: dat komt
neer op een bedrag van achttien miljoen gulden.
De man die 25 Jaar geleden de
Wegenwacht van de ANWB op toen
nog een Binnenhof-zonder-auto's
officieel voorstelde, is nog steeds
het hoofd van het instituut dat
waarschijnlijk het populairste van
ons land is: mr. A. J. M. Mosheuvel
(54). Binnen de muren van het
ANWB-hoofdkantoor in Den Haag
wordt schertsend vertelt, dat de We
genwacht-chef de enige is die in de
afgelopen 25 jaar geen promotie
heeft gemaakt: hij zit nog steeds
op de stoel waar hij in 1946 zat. Bij
wijze van spreken dan.
Mr Mosheuvel kent het grapje
dat over hem de ronde doet. „Het
klopt helemaal", zegt hij, breed la
chend. „Ik bekleedt nog steeds de
zelfde functie". Maar in de loop
van het gesprek laat hij zich één
keer ontvallen dat hij zich nu meer
een manager voelt van een super
organisatie dan de équipe-leider die
in de beginperiode behalve dui-
zend-en-een andere dingen ook nog
aan het einde van elke week de
loonzakjes bij de Wegenwachten
thuis moest brengen. Op de motor,
en ongeacht de weersomstandighe-
den!
De Wegenwacht is een feilloos
opererende service geworden, geouti-
leerd met moderne technische hulp
middelen. die men kort na de oor
log niet voor mogelijk had gehou
den. Maar één ding is onveranderd
gebleven: het doel van de hulpver
lening dat ten grondslag ligt aan
alle plannen om de organisatie nog
meer te stroomlijnen. En dat is de
opdracht dat elk langs de weg ge
strand WW-lid zo snel mogelijk van
zijn autopech moet worden afgehol
pen. Hoe dan ook!
Een kwart eeuw Wegenwacht. Te
rugdenkend aan het eind van de
Hulp bij de praatpaal. De
WW'er is nu zelf ook beter tegen
weer en wind beschermd nu de
motor plaats maakte voor een
comfortabele auto.
Jaren veertig raakt de heer Mos- i
heuvel in de ban van een soort
„Jeugdsentiment". De romantiek van i
de eerste Wegenwacht-jaren, het
enthousiasme van de pioniers, hun
onbegrensde improvisatievermogen.
de ontberingen die ze op hun moto
ren hebben doorstaan en de kracht
die ze putten uit de hoop dat er na
de moeilijke beginperiode „een bete-
re tijd zou komen". Een tijd met
nieuwere auto's, meer onderdelen. I
betere banden
Engels voorbeeld
De tweede wereldoorlog was nog
aan de gang, toen de ANWB be
sloot na de bevrijding een Wegen
wacht-organisatie in het leven te
roepen, een service dienst om ge
strande automobilisten te helpen.
Voorbeeld was de Engelse Wegen
wacht. die al in 1905 was opgericht,
toen overigens nog geformeerd door
een aantal fietsende Wegenwachten
op de weg tussen Londen en Brigh
ton die als belangrijkste taak had
den, automobilisten te waarschuwen
voor al te ijverige politiemannen
die zich in het struikgewas hadden
verstopt om roekeloos snelle rijders
(de maximum-snelheid was 32 km
per uur) op de bon te slingeren.
In Engeland werd in 1920 echter
al per motor langs de wegen gepa
trouilleerd, en die service inspireer
de de ANWB in de oorlogsjaren tot
de oprichting van de Wegenwacht
na de oevrijding. De start was be
scheiden. Zes „pioniers" plus een
chef op motoren, zg. Liberators, die
de bond van het Canadese bevrij
dingsleger had kunnen overnemen.
Aan de andere kant was het vader
landse wagenpark toendertijd nog
zo klein dat er eenvoudig geen be
hoefte bestond aan uitgebreide
WW-dienst.
Vreemde reacties
Wegenwacht-chef Mosheuvel her
innert het zich nog allemaal als de
dag van gisteren. Hij vertelt: „Om
te beginnen was de Wegenwacht
iets nieuws op de weg. Soms had Je
wel tien minuten nodig om de men
sen duidelijk te maken wie je was
en dat je helemaal voor niets wilde
proberen hun auto weer draaiende
te krijgen. De vreemdste reacties
kreeg je soms, en dat had toen ook
nog wel te maken met het feit dat
de klank van het woord Wegen
wacht veel weg heeft van die van
Wehrmacht...Achterdocht dus vaak
argwaan. Zo van, wat mot die vent
van mij? En waarom wil'ie dat voor
niks repareren?".
De auto's in de eerste Jaren na
de bevrijding waren doorgaans sterk
verouderd en slecht onderhouden.
Pech-langs-de-weg in overvloed dus.
„De Wegenwachten moesten van al
les improviseren. Ze hadden goede
contacten met sloperijen, omdat ze
daar vaak onderdelen vonden die
nergens meer te koop waren, en ze
gingen op den duur de kunst ver
staan om met een beetje handig
heid onderdelen van een bepaald
soort auto te monteren in een wa
gen van een ander merk...Kun je je
voorstellen wat de mensen zeiden
als ze na afloop van zo'n karwei
hoorden dat ze niets hoefden te be
talen? Dat ze zelfs geen fooi moch
ten geven. En helemaal geen pakje
sigaretten, want dat was in die tijd
een klein kapitaaltje".
Met het wagenpark groeide d
Wegenwacht. In 1947 waren er a
veertig gemotoriseerde Wegenwach
ten en in 1948 werd het lidmaat
schap van de WW ingesteld om di
kosten van de uitbreiding van dc
service te kunnen betalen, ivoordiei
kreeg ieder lid van de ANWB ooi
gratis hulp van de WW». Bij he.
eerste lustrum vormden honden
Wegenwachten met hun motorei
een erehaag op de oprijlaan vai
Paleis Soestdijk: „Het was gewon
een klein legertje".
Door
Wim de Regt
schap voor hem hadden de mede-
I deling dat er ergens een man met
j pech stond te wachten".
We schrijven 9156. De komst van
I de eerste Deux Chevaux voor de
I Wegenwacht. Iedere Wegenwacht
I die tien jaar op de motor had geze-
ten, mocht voortaan met aanzienlijk
meer comfort zijn werk achter het
1 autostuur doen. Hoewel: de verwar-
ming mocht toen nog niet aan, uit
vrees dat de Wegenwachten door de
overgang van de warmte naar de
kou ziek zouden worden. Die bepa-
ling bestaat nu niet meer en geble-
ken is dat het ziektebeeld nog
steeds zo uitzonderlijk laag is als in
I de jaren veertig.
In weer en wind
j Zonder twijfel houdt dat verband
I met de strenge medische keuring
j van de adspirant-Wegenwachten.
De heer Mosheuvel: „In het begin
j bestond de eis dat een Wegenwacht
j tenminste 1.80 meter lang moest
zijn, want hij moest een stoere in-
I druk maken. Maar bovenal moest
hij en moet hij nog steeds
kerngezond zijn, bestand tegen het
werken in sneeuw, storm, kou en
j regen!".
„De strenge medische keuring is
van het grootste belang, want als je
weet onder welke omstandigheden
ze hun werk moeten doen, vooral in
de tijd toen er nog geen auto's wa
ren! Dit heb ik wel geleerd: We
genwachten zijn groots in het aan
vaarden van moeilijke situaties. Op
de Afsluitdijk heeft een man dienst
gedaan die onder alle weersomstan
digheden op zijn motor bleef zitten.
Ik ben hem een keer tegengekomen.
zijn gezicht grotendeels ontveld
door het zoute water dat hij over
zich heen had gekregen. Dat hoort
bij m'n werk, zei 'ie laconiek..."
Eerste praatpaal
Ja. die gele vlag Elf jaar geleden
j is hij voorgoed opgeborgen. In 1960,
bij de opening van het eerste
WW-station <de Pauwmolen bij
i Delft), deed de praatpaal zijn in-
trede in de Wegenwacht organisatie.
Een bescheiden begin aanvankelijk
langs de rijksweg tussen Den Haag
en Rotterdam Wie pech had (en
In barre winters werd door
de Wegenwacht ook aan dieren
in nood. hulp verleend in de vorm
van voedsel.
..li i .iiii-.i.ii: i i'.;'.lm"..,. I.- i'ii. 'iii'-mii,; iiii.iiüi .1
1 J;ji'Vi iliililjü;;
,y>
De gele vla
Het waren de Jaren van het ge)
vlaggen-systeem en van de populai
re groet van iedere Wegenwacht di
onderweg een WW-lid tegenkwam
Mr. Mosheuvel: „Ja, die gele vlag
gen. Ze waren het begin van he
huidige communicatiesysteem. Als il
er nu aan terugdenk, kan ik alleei
maar lachen, maar toen vond ieder
een me een geweldige knappe bol
omdat ik op het idee was gekomen
Het werkte erg simpel met dii
vlaggen. Wie pech had gekregen
belde in een benzinestation of in
een café de ANWB op, die op zijn
beurt mensen langs de route van d<
betreffende Wegenwacht telefoniscl
waarschuwde. Dat waren vrijwilli
gers, ze staken een gele vlag uit hei
raam om de Wegenwacht erop at
tent te maken dat ze een bood-
!i
Stoere kerels op zivare moto-
ren met zijspan, zo waren ze in
de eerste jaren van de WW op de
Nederlandse wegen te zien. De
motoren zijn verdwenen, de laat
ste is in het automuseum opge
borgen.
heeft), meldt dat via de praatpaal
en weldra parkeert er een WW-au-
tootje door middel van de mobilo
foon gewaarschuwd op de vluch-4
strook
Eind volgend Jaar of wanneer
het tegenzit: begin 1973 is vijf
tienhonderd kilometer autoweg
voorzien van praatpalen. Het is een
ontwikkeling die een logisch ant
woord geeft op de vraag op welke
wijze gestrande automobilisten op
de snelste en meest efficiente wijze
kunnen worden geholpen. De ten
dens gaat uit in een richting van
meer gerichte hulpverlening vanuit
de veertien WW-stations die door
middel van praatpalen om hulp zijn
gevraagd. Een W W-station wordt
voor de Wegenwacht een soort
„thuishaven", beginpunt van zijn rit
naar de auto-met-pech. Klaar met
reparatie rijdt hij naar het station
terug. Dat betekent echter geens
zins dat de patrouillediensten van
de gele Deux Cheveaux weldra tot
het verleden gaan behoren. Er is op
het ogenblik een proef aan de gang
die antwoord moet geven op de
vraag welke methode de voorkeur
verdient. Aanleiding daartoe is het
streven het „doelloze rijden" van
de Wegenwachten zoveel mogelijk
te beperken op wegen die van
praatpalen zijn voorzien. Wie weet
dat het wagenpark van de Wegen-,
wacht Jaarlijks goed is voor vijftien
miljoen(l) kilometer, kan zich voor
stellen dat om louter financiële re
denen het „doelgerichte rijden"
stukken voordeliger is.
Redders in nood
Een kwart eeuw Wegenwacht, 21
jaar redders-in-nood. Dit Jaar ko
men er weer vijftig bij: de sterkte
van de Wegenwacht houdt gelijke
tred met de groei van het autopark.
Ofschoon: de groei is begrensd. Mr.
Mosheuvel gelooft „strikt privé
dat een korps van duizend We
genwachten de maximum-capaciteit
is. „Er komt een verzadigingspunt.
Op een gegeven ogenblik rijden op
de Nederlandse wegen zoveel autos
dat voor nóg meer wagens geen
ruimte meer is. Daarmee rekening
houdend kom ik op de prognose
van duizend Wegenwachten in to
taal".
Sinds 1946 is veel veranderd. Hrt
devies luidt: snelle hulp! En hoede
wegenwacht dat doet, illustreren de
cijfers. Op meer dan vierhonderddui
zend reparaties komen zegge en
schrijve 250 klachten binnen De
tielft doarvan blijkt nog ongegrond-
De zilveren Wegenwacht kan zien
geen beter compliment wensen.