itespectabel oeuvre an ^ul de Wispelaere Joegoslaven stallen voor Parijs tachtig eeuwen kunst uit Een kwestie van houding Kw UTERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK GESPREK MET KRITIEKPRIJSWINNAAR [DAG 17 APRIL 1971 LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 15 (Door André Oosthoek) (ME (GPD) In het Muiderslot is op 2, april de prijs Jde literaire kritiek toegekend aan Paul de Wispelaere, kronikeur van „Het Vaderland", essayist en roman- r. De Wispelaere is een snel levend man in het ver- ide stadje Damme, waar naar men zegt de geest van Tijl spiegel nog door de straten waart en waar op de scheef- zerken van het oude kerkhof goed-Vlaamse namen hun eeuwige vergunning waken. ts er licht in Damme en rus- al Siebe de Wispelaere zegt er ISI iveel te kunnen werken. Zijn vooral kritisch- essayistisch "Jpd, is respectabel, zeker voor "^dle zijn schrijversschap moet ien met het leraarschap, de Wispelaere is de eerste ig die de kritiekprijs heeft ge- De jury is omstandig op het waarom van die beslissing legt De Wispelaere, sprekend ritiek: „Er zijn twee soorten ik verwerp. Dat zou ik noemen de kritiek als stem- ikerij, de kritiek dus die al- aar subjectief is, zuiver per- i en dikwijls alleen maar op ent berustend. Op de tweede heb ik niets aan kritiek die, zeggen, te doctrinair is, die tel aan de andere kant niet uitgaat van 'n zekere subjec- maar alleen is gericht op het Idigen van een mening, het van een doctrine om het f die nu Christelijk, Marxis- I Maoïstisch is", is duidelijk dat Je eerste re actie op welk werk dan ook persoon lijk, dus subjectief, is. Als dat niet zo is wordt het zaakje tam en kleur loos. Nu erken ik twee instanties, die ik objectief wil noemen, die deze subjectiviteit leiden en verruimen. Dat zijn de bereidheid en de wil om de eigenheid van het werk te ach terhalen. Elk werk heeft op zijn minst recht op begrip. De tweede instantie is een algeme ne achtergrond waartegen je het werk kunt plaatsen. Ik bedoel daar mee het hele brede fond van de mo derne litaratuurwetenschap, voorna melijk buitenlands, die ik ik mag het zeggen vrij goed en inten sief bijhoud. Deze twee zaken kunnen samen de subjectief reguleren, be ïnvloeden. Ze stellen mij in staat tus sen de polen objectiviteit en subjec tiviteit een zeker evenwicht te vin den. Ik dacht ook dat de jury van dat evenwichtsidee is uitgegaan". Informatie „De informatie aan de gemiddel de krantenlezer eist natuurlijk een andere aanpak dan die van het ge specialiseerde tijdschrift. Dat bete kent echter niet dan een kranten kritiek dan maar verwaterd moet zijn, een soort afgietsel, niet zo grondig, integendeel. De respons leert ook wel dat die informatie op prijs gesteld wordt". De hoeveelheid werk die Paul de Wispelaere inmiddels heeft verzet en op zijn naam gebracht, zou hem zon der veel moeite kunnen onderbren gen in het hokje „beroepsschrijver". Hij is dat geenszins. „Net zomin als het in Nederland mogelijk is van de pen te leven is het hier in Vlaanderen het geval, of Je moet zoveel klusjes tegelijk doen dat werken ontaardt in slavernij. Ik ben van huis uit leraar en ik heb een halve leraarsbaan (Nederlands) aan een rijkspedagogisch instituut. Ik vind dat niet erg. Zo blijf ik in de informatieve sfeer en de contac ten met Jonge mensen. Dat is een boeiend bedrijf. De literatuur in het onderwijs ligt braak. Men heeft Els- schot, Marnix Gijzen, Walschap nog gelezen en ik vind ook dat dat moet. Maar ieder jaar opnieuw heb ik weer het idee van meet af aan te moeten beginnen. Mensen als Van het Re- ve. Wolkers, Hermans zijn onbekend, alles na 1945 is onbekend. Het is pret tig het gevoel te hebben dat Je daar althans een beetje verandering in kimt brengen". Noord-Zuid „Verschillen tussen Noord en Zuid- Nederland? Het is spijtig maar ik moet er helaas in geloven. Zelf voel ik mij thuis in Nederland. Mijn grootvader, was een Neder- Signalement Paul Siebe de Wispelaere, geboren 4 juli 1928 te Asse- broek-Brugge, redacteur van Diagram, KommaDe Vlaam se Gids en medewerker van Het Vaderland en De Gids. Samensteller Vergeet niet te lezenBRT-tv en driewe kelijkse kroniek BRT-radio. Leraar Nederlands. Romans: Een eiland wor denMijn levende schaduw. Dagboekfragmenten. Essays: Victor Brunclair, Hendrik Marsman, Michel Leiris, Het Perzische tapijt. Met kritisch oog. Facetten oog, De kapellekensbaan (L. P. Boon), Paul tegen Paul. lander. Ik zit vaak, heel vaak in Ne derland. Ik ben blij dat we op dit punt komen, want het is voor mij een principieel punt. Ik vind dat het nou maar eens klaar moet zijn met die gevoelens van argwaan, over en weer. En daarbij komt dat het lite rair klimaat in Nederland ongetwij feld gunstiger is. Progressieven on der de Belgische schrijvers vinden hier bij geen enkele uitgeverij be hoorlijk onderdak. Ze zitten allemaal of bij De Bezige Bij of Nijgh en Van Ditmar. Manteau is hier een tijd in teressant geweest, maar die is nu ook meer Nederlands dan Belgisch. Het is voor ons ook beter in Nederland. De verspreiding hier in Vlaarderen is maar zeer summier, in alle op zichten. Ik heb bijvoorbeeld in Bel gië nooit een prijs gekregen, in Ne derland twee, dat is een beetje bepa lend voor het beeld, dacht ik. Wat wij Vlamingen in Nederland doen is zoiets als het tegeneffect van de Belgische uitgeverssyndicaten die vaak conservatief en clerikaal be paald zijn. Zij bepalen in België de literatuur en de groep werkelijk be langrijke schrijvers onder de Belgen bepalen het Belgische literaire beeld in Nederland. Kijk ook maar naar een Hugo Raes. een Willy Rogge man". Censuur „Censuur in België? Ja er zijn verschillende gevallen bekend van in beslagname, ja. In het zuiver lite raire vlak geloof ik niet dat het zo ernstig is. De randgebieden wel, dat zeker. Ik bedoel de magazines, sex en ook wel ruimer. Men is hier niet ge steld op progressief en noemt dat gauw revolutionair. Dat is onge zond, zeer ongezond. De reden dat men Jongens als Herman Claeys voortdurend lastig valt, ligt mijns in ziens meer in het feit dat men hem als een revolutionair ziet. Wat hier in de roman kan, lijkt me beslist niet minder dan in Nederland. De ver spreiding ervan maar dat is een ander liedje is zeer zeker gerin ger". „Een groot deel van het lezend Vlaams publiek wordt bereikt door De Clauwaert, het Davidsfonds, de Standaard die met mooie en dure uitgaven op de markt komen. De eerste twee zijn een soort leesclubs en veruit het meeste wat erin ver schijnt is nauwelijks te vangen on der wat wij literatuur noemen. Maar die boeken verschijnen dan toch maar in oplagen van 15-25.000. Men heeft eigen boekhandels en de hele zaak is katholiek conservatief geïn spireerd. Al die uitgaven zijn bepa- bijzonder slecht". Al die uitgaven zijn bepa lend voor wat de gemiddelde Vla ming onder literatuur verstaat. Er is ook weinig vergelijkingsmateriaal. De distributie van Noord-Nederlandse uitgaven in België verloopt traag en De roman-is-dood-theorie is niet die van De Wispelaere, pleitbezor ger van dc „nouveau roman". „Om het erg te vereenvoudigen: De roman als spiegelbeeld van het leven, traditioneel I9e-eeuws, verhalend, die is voorgoed voorbij. Daar is zelfs geen gedachte meer aan. hoewel: ze worden nog gemaakt. Er moet bewust worden geschreven voor bewuste lezers. De realiteit is vandaag de dag zó complex, die is ge woon niet meer te vatten in een ver haalstructuur, een eigen leven lei dende romanrealiteit. Wat we moe ten doen is, dat denk ik ervan, wer ken met de taal, de autonomie van het woord, de autonomie van de li teratuur zelf. De roman is niet dood, er is heel wat aan de hand. De ro man is niet dood, nee, we ontgroei en de impasse. Voorkeuren? (diepe stilte) Voge laar, Yvo Michiels, Sybren Polet, Willy Roggeman, Daniel Robbe- rechts en ik meen dat ik er dan een paar vergeet". „Eigen karakteristiek? Wel, in mijn laatste boek „Paul tegen Paul" staat deze zin: „Literatuur als zelfexpres sie en literatuur als taalcreatie: ik zie ze beide. Uiteindelijk boeit het probleem van de raakpunten en de overgangen mij persoonlijk meer dan de zuivere verwezenlijking ervan". Is dat een antwoord?" i Heiligenbeeld 0» afkomstig PARIJS (GPD) Na verschil lende andere volkeren is nu de beurt aan de Joegoslaven gekomen om in het Parijse Grand Palais hun natio nale kunstschatten uit te stallen. Ge zegd mag worden dat ze bij die acte de présence niet schriel of kinder achtig te werk zijn gegaan. Een duik van liefst even tachtig eeuwen in hun geschiedenis had zo'n slordige zeshonderd „nummers" aan beeld houwwerken, schilderijen, plastieken, fresco's opgeleverd. In totaal twin tig verhuisauto's boordevol „kunst", waarvoor alle musea, kerken en kloosters van het land leken te zijn afgestroopt. Wel zelden was ooit over zo'n lang tijdsbestek een zo uitgestrekt en afwisselend gebied cultureel in „kaart" gebracht, terwijl de Joego slaven zélf deze selectie van hun ei gen kunstschatten nog niet eens on der ogen hebben gekregen. Ofschoon momenteel dus heel wat kathedralen ien „openbare gebouwen" in Joego slavië aan de muren open plekken moeten vertonen doch aan 'n boom zo volgeladen.. zal de expositie, na Parijs, waar de deuren van het Grand Palais tot en met mei ge opend zullen zijn, nog wel verschil lende andere hoofdsteden bezoeken, alvorens weer ontbonden te worden. Invitaties werden op de dag van de vernissage al uit New York, Tokio, Brussel en nog andere buitenplaat sen geregistreerd. Om van Belgrado St. Nicolaas zelf dus maar niet te spreken. uit SloveniëHet is niet alleen door het aantal Vi - en de omvang waardoor de bezoeker de expositie lichtelijk overdonderd en crazy verlaat. Maar eerder door de duizelingwekkende veelzijdigheid van de indrukken die hij dan erva ren heeft en die het gevolg zijn van de huidige status èn van de geschie denis van het land. Joegoslavië is, gelijk bekend, 'n fe deratie van acht verschillende lan den of ethnologische eenheden die met elkaar vooral gemeen hebben, dat ze in de loop der eeuwen heel erg veel vreemde bezoekers hebben gehad. Invasies van Romeinen, Grieken. Barbaren. Hunnen, Byzan tijnen, om de jongste tijden bui ten beschouwing te laten, die hun óók positieve sporen overal heb ben achtergelaten en die maakten, zoals de organisator van de exposi tie prof. Milan Prelog uit Zagreb in de catelogus opmerkt, dat voor ie dere Joegoslaaf „resistance" al tijd eerste voorwaarde voor exis tentie" is gebleven. Een waarheid, die behalve cultureel en artistiek óók staatkundig of politiek verstaan mag worden. Maar een omstandigheid die eveneens verklaart, dat men tussen alle prehistorische en latere herin neringen, aanslibsels en invloeden dier bezetters en overheersers wel enige moeite heeft de eigen „in breng" van de Joegoslavische land aard en identiteit terug te vinden. De laatste leidraad kan men bij het bezoek dan ook maar beter on middellijk laten varen om ieder nummer of „stuk" naar de eigen waarde te appreciëren. En dan komt men nog ogen- en zinnen - tekort op deze excursie door dit panorama of labyrint van 8000 Jaar menselijke cultuur of beschaving. Een tocht waarbij de bezoeker de wonderlijk gestyleerde insect-vrou wen van de Vinca of de man-vissen uit Lepenski-Vir, eveneens in steen gehouwen en uit de prehistorie af komstig, ontmoet. Dan wel, uit 't bronzen tijdperk, de zwaar gedeco reerde miniatuur-zegewagens waar de zwanehalzen 'n sierlijke elegantie verlenen of de Byzantijnse fresco's, monumentaal en gelijktijdig gevoe lig, Saint Isavrios uit Vadoca die de steenrijke kloosters van Servië voor de expositie hadden afgestaan. Men is dan intussen ongeveer in de acht ste eeuw aangeland, waarin het Christendom het heidendom steeds verder verdringt en waarvan op de ze tentoonstelling een schitterende collectie ikonen. naast de mysterieu ze „stetojaks" gigantische grafstenen van soms duizenden kilo's, getuigen. Na nog enkele stappen met zeven mijlslaarzen hebt ge de gothiek al weer bereikt, die hier wat massieve re vormen vertoont en waarvan de madonna's en heiligen welig in het vlees zitten en die ook door hun vaak joviale gelaatstrekken bewijzen, dat ze de goede dingen van het aard se bestaan evenzeer wisten te waar deren. In de Renaissance maken de ge broeders Laurana hun opwachting die als beeldhouwers hun Italiaanse kunstbroeders zonder schaamrood de hand konden reiken en die trouwens ook veel in Venetië gewerkt hebben Na die glansperiode zakt het hoge niveau wat af, tot Joego-Slavië, na de eerste wereldoorlog, de poorten wijd opent voor de veelsoortige moderne stromingen waarin de kleuren en de vormen der nationale origines moei lijker te onderscheiden vallen. Dat panorama van de Joegoslavi sche hedendaagse kunst presenteert zowat de hele catalogus van impres sionisten, expressionisten, surrea listen, kubisten, fauvisten. pointillis ten en talloze andere -isten, waaron der naast de abstracten bijna ge heel en de jongste pop-schilders gelukkig óók de „sociale realisten ontbreken om te bewijzen dat, behal ve politiek, dit land ook artistiek ziel met succes tegen de Sowjetrussisch' infiltratie en dominering heeft we ten te verzetten. Een andere haast complete afwezig held die daarentegen toch wèl enig» afbreuk aan deze moderne retrospec tieve doet is die van de naieven, oi de „bóeren-schilders", waaraan de Franse televisie onlangs juist twee interessante uitzendingen wijdde en die speciaal de eigen Slavische fysio nomie van de expositie wat meer re- lief hadden kunnen geven. Maai voor de rest zij een iegelijk een be zoek aan dit uniek-rijke overzicht van tachtig eeuwen cultuurgeschiede van harte aanbevolen. Frank Onnen Joegoslavische nachtwachtvan Djura Jacksie (1876). nu enigszins speels kun- '«ggen dat reikhalzen een tschap was van de dichters 'oor de tweede wereldoor- Als we dat beeld van het halzen dan aanhouden. we van de dichters van to oorlog zeggen dat ze het halzen opgegeven hebben en Khurkt zitten op de aarde. *iJ die aarde terdege om- en er van alles uithalen to reikhalzers, gezien hun niet hebben kunnen s vervolgens wel een to conclusie. De akker van verplaatst zich telkens. N] deze eeuw te blijven tokerverplaatsing is niet torlijk. Voor de tweede we- torlog was het betrekkelijk to op aarde. Goed, econo- stonden we er niet zo best eu de mens zat dikwijls to benauwdheid Maar de grond onder zijn voetzolen was ongeschonden. Deze vaste basis kreeg dus weinig aandacht, daar het ongeschondene zelden een bron is voor poëzie tenzij men er de schending tegenover kan stellen. De dichter is van aard een onrustige en de gave bo dem raakte hem niet. Reik- halzer als hij was, schiep hij zich een wereld in de verte, van verlangen, van voorgevoel of een klassieke wereld van ou de grootsheid; in elk geval een andere kant. een overkant. Zij bedichtten een wereld van het onbereikbare met de nadruk op dit laatste. Nu heeft de tweede wereldoor log de grond onder onze voeten, die grond waar we zo zeker van waren, doen kraken, breken en schudden en dat letterlijk be doeld. Het is zelfs zo dat nu. vijfentwintig Jaar later, die steun onder onze voetzolen nog altijd ergens kraakt en trilt en het gevaar niet denkbeeldig is dat die steun helemaal zal ver dwijnen. Zich bewust van dit dreigement onder de voeten en daar helpt geen filosofie en geen Zen-boeddhisme tegen kijkt de dichter van vandaag wel uit voor hij de blik ergens anders op richt dan op die wan kelende steun, de aarde. Het element van de geest, van de he melbestorming, van het reiken naar het onbereikbare heeft geen aandacht meer. De mense lijke conditie heeft zich ver plaatst naar de gevaarlijke aar de. En daarmee is de poëzie ge worden wat de Engelsen noe men „earthy" niet zozeer „aards" als .wel „van de aar de". Is daar iets op tegen? Niets natuurlijk, mits er maar een vers van komt. „Poëzie is over al. overal mijn vrinden" heeft als ik me niet vergis Beets al gezegd. Maar niemand zou meer verstomd staan dan deze negen tiende eeuwse dichter als hij uit zijn graf kon komen om te zien waar de poëet van heden al geen verzen uit haalt. Waar het ook vandaan komt; de grondregel van het vers, dat het oorspron kelijk moet zijn in zijn trans formatie, zowel van vorm als van inhoud, blijft gelden. Om dit verschil, zij het dan ook vluchtig, aan te tonen, heb Ik een greep gedaan uit een groepje moderne verzenbundels die niet eens „net verschenen" zijn. Ik heb uit ieder van de vier een representatief vers ge nomen en daar een oud van ongeveer dezelfde strekking te genover gesteld. Ten eerste een kort vers van D. Hillenius uit de bundel „Uit groeiende onwil om ooit nog ergens in Veiligheid aan te ko men". Het heet „Strandleven" en luidt als volgt: Verfoverbene dame/ oude bestseller/ schilfermonument met spijkerblikken/ verlate wer velingen/ schudden nog het plooiend vel/ maar gunsten van het vlees/ verdroogd, af gunst en vrees/ voor al te naak te wormen/ onzichtabre kring van gieren/ wachtend. En nu even denken aan wat A. Roland Holst aan datzelfde strand zag: Eens liep zij hoog te spreken/ langs de Noordzee; enz. enz. Om het spel voort te zetten van Jaap Harten uit de bundel „Totemtaai" een stuk van een vers dat ,3oerenloglka" heet. De laatste strofe luidt: Op de markt ben ik een/ ij zervreter hoestend in/ zijn por temonnee./ Ik verkoop blinde aderen/ en de kracht van chlo- roflel. Aart van der Leeuw vond het leven van boer wel even an ders. Hier komt de laatste stro fe van zijn vers genaamd „De Dieren": Gansch in het wonderbaar verhaal verloren,/ Terwijl hij mijmerend in den haardgloed staart,/ Lijkt het hem of. door God daartoe verkoren,/ Hij met zijn dieren over 't water vaart. Ter nadere verklaring vertel ik er even bij dat de boer in kwes tie het verhaal van Noach zit te lezen. Lizzy Sara May beschrijft in haar vers „Een koninklijk hu welijk" dat staat in haar bundel Grim", een bruid als volgt: De bruid was gekleed/ in een brushed nylon lampekap/ van het modehuis Pierre Kloten/ een krans van mierikwortel/ in haar haar. Die krans in het haar stuurt iemand natuurlijk regelrecht naar M. Nijhoff en zijn ..Het Bruidje". Zusters, wanneer uw kleine zuster trouwt,/ Windt om haar kruin een krans van Marjolijn/ Zorgt dat de oranjebloesem huiv'rend zijn/ Tranen van vreugde langs haar schouders dauwt. Hans van de Waarsen- brug heeft in opdracht tot het schrijven van vijftien verzen op het thema „Stad" de bundel „Stadstekens" uitgegeven. Een vers van hem wil ik leggen naast 'n van S. Vestdijk, een auteur die men toch waarach tig niet van hemelvlucht kan beschuldigen en toch Waar- senbrugs vers heet „Straat beeld" de straat met het hebben en houden geopend:/ vrouwen leu nen op de vensterbanken/ hun stamboekborsten bedekken de kou zijnen/ uit de propvolle vuilnisbakken/ steken verfrom melde reclamefolders. En Vestdijk in het vers „Ve netië 18-e eeuw": De goede staatsintrlges zijn ver vlakt/ en tot een rooden vrou wenmond herleid,/ Zelfs prijsge geven aan toegeeflijkheid/ Door doges bij 't verbroed'rend bac carat. Ieder kan uit deze naast el kaar gezette verzen diverse con clusies trekken. Zeker is dat des dichters startpunt wel sterk ver plaatst is; QJS.D. De moderne bundels versche nen resp bij N. V. De Arbei derspers Amsterdam. De Bezige Bij. Amsterdam, nogmaals de Bezige Bij en nogmaals De Ar beiderspers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1971 | | pagina 15