DE VREEMDE KNECHT
KERSTBIJLAGE
LEIDSCH DAGBLAD
24 december 1970
DONDERDAG 24 DECEMBER 1970
KERSTBIJLAGE LEIDSCH DAGBLAD.
PAGINA 1
€nbe fjet gescfjiebbe in bie öelbe bagert bat 'er een gebobt
uptgingf) ban ben Eepöer Augustus bat be gebeele tnerelt
bescfjreben Soube tnorben. 20ese eerste bcscfjrtjibing ge=
Scfjtebbe als CpremuS ober ê>prien ê>tabtf)ouber baas.
€nbe sp gingen alle om bescfjreben te baorben een pegeltcb
nae spn epgen Stabt.
Kijk wijzend met de zweep „daar ligt de boerderij
van Andringa"
Op de stoffige „zanddiek" liep
een jongeman van zowat 30 a 35
jaar. Hij was bij de halte van de
stoomtram uitgestapt en liep nu
met zijn reiszak dan eens over de
ene en dan weer over de andere
schouder.
Al ivas 't nog vroeg in de lente,
toch was het ongewoon warm
voor de tijd van het jaar.
Achter hem kwam langzaam een
tilbury met een paard aangereden.
Hij stak zijn hand op en vroeg of 't
nog vér was naar boer Andringa. Nu
dat was nog wel drie kwartier lopen,
maar kon hij, na een keurende blik
wel zover "met-rieden" (meerijden),
want de boerenzóón een arbèider
hoort niet mennend op een tilbury!
moest vérder op, ja zelfs langs
de grote boerderij van Andringa, die
niets vap de weg af lag, zodat de
"vreemdeling", men hoorde het ook
aan zijn spraak, als 't ware voor de
deur kon afstappen.
"Kijk, dié boerderij is 't! ",wees
zijn geleider hem aan, waarna hij
op 't erf door een stoer-gebouwde
autoritaire vijftiger werd staande
gehouden.
"Wat wil je? Wie ben je? Ja, ik
ben Andringa!" Hij was Balt, Balt-
hasar Ooltink en had hij vernomen,
dat de boer er wel een knecht bij
kon hebben, voor al het werk in de
komende maanden.
Nu. dat was zo: "Kan je werken?
hooien? Waar kom je vandaan? En
ben je kerks?"
Ja, kerks was hij wel, gedoopt,
aangenomen en hij ging trouw ter
kerke. Kortom op alle vragen kon
hij bevestigend en bevredigend ant
woord geven aan de boer die drin
gend om geschikte arbeidskrachten
verlegen zat. nu in het voorjaar en
later vooral in de zomer.
Ja. wérken kon hij al van jongs
af. want zijn vader en grootvader
waren al" bij de boer" geweest en
hijzelf had al vroeg als jongen mee
gewerkt.
"Maar je hebt zulke ^'witte han
den". 't een is met het ander niet
te rijmen! Hoe komt dat?"
Ja, dat zat zó: hij was geboren
op 't land en had daarna enige Ja
ren in stad geleefd, maar had daar
een zware teleurstelling o, niets
's Avonds na het werk volgde
dikivijls een bezoek aan de pasto
rie waar de oude dominee woon
de.
niets smadelijks! ondervonden,
zó zwaar dat hij er bijna aan kapot
ging, tot iemand waarin hij veel ver
trouwen had, hem er weer bovenop
hielp! Maar tsja, als men van jongs-
af op het land geweest was. dan
trok het hart daar weer heen. Hij
was naar hier gekomen, omdat hij
op de wekelijkse markt in de nabu
rige stad vernomen had, dat boer
een knecht kon gebruiken. Zodoende!
En dat hij niet te lui was om te
werken van vroeg tot laat en dat
ook kón, als boer dat met hem wil
de proberen, vooral nu de hooitijd
zo langzamerhand aanbrak en boer
goede werkkrachten kon gebruiken,
nu dan zou hij bewijzen een werk
kracht te zijn!
Kerstverhaal
door
Dolf Schnaar
"Nou, je wóórd je kan je goed doen,
als je werk ook zo is dan zal ik best
tevreden over je zijn, ja dan houd
ik je ook in de winter. O ja. nóg
één ding: heb Je nog ouders, broers
en zusters? Waar wonen die?"
Neen. zijn ouders waren overleden,
hij had slechts één zuster, die achter
in Overijssel haar werk had.
Verder werden de arbeid en het
loon besproken, waarna hem een
bedstee op het zoldertje boven de
koestal werd aangewezen: „dan kan
je metean 'n oogje in het zeil houden
als er koeien moeten kalven!"
Hierop stelde de boer hem aan de
andere knechts, meiden en daglo
ners voor: „hier is jullie nieuwe ka
meraad Balt Ooltink, Balthasar!"
voegde hij er aan toe.
„Zo, Balthasar, dan ben je zeker
één van de drie Wijzen uit het Oos
ten," grapte droog de oudste knecht.
Neen, een Wijze was hij zeer ze
ker niet, ook al kwam hij uit het
oosten, hij was gewoon maar Balt.
een knecht als de anderen.
Waarop hij uit zijn reiszak een
oude blauwe werkkiel, een „boks"
en gebruikte klompen te voorschijn
haalde en meteen maar met de an
dere knechts begon de koeien vanuit
de weide naar de „jister," de melk-
plaats vvlak bij de boerderij, te drij
ven. waarna hij mee ging meieken.
hetgeen door de boer, geleund over
het damhek. controlerend werd ga
degeslagen.
JA, DIE BALT kénde het boeren
vak, de proef hierop was het mel
ken!
Nu, Balt stak ook verder de ar
men geducht uit de mouw, zonder
evenwel de naijver der anderen op
te wekken. Integendeel, zij móchten
hem graag, ook al ging hij nooit
zaterdagsavonds met hen naar de
dorpsherberg van Meerding, want ja
dat was wel gek: na het werk dan
kroop hij naar zijn zoldertje en
ging daar zitten lezen in wat boeken
die hij ook al had meegebracht. Ja,
dè,t was raar. vonden de anderen,
maar och hij deed er geen kwaad
mee en was integendeel altijd be
reid hem met alles te helpen
Maar helemaal boerenknecht, nee
dat was hij toch ook niet, al kon hij
werken als een paard, maar soms
had-ie zulke stadse manieren, zoals
een maal per week zich helemaal
wassen en niet maar zó onder de
pomp op het erf zijn gezicht en zijn
handen en meer van die rare ge
woonten! Ja. er was altijd toch een
vreemd waas over hem, ook al kon
den de anderen niet zeggen, waar dat
aan lag. voélen deden ze het wél!
Want ook dat lézen was vreemd!...
Tot grote voldoening van de boer,
die nog wel voorzittend kerkeraads-
lid was, ging de knecht al eens op
een avond naar de pastorie en had
een heel gesprek met de al oude en
ziekelijke dominee, van wie hij te
rugkeerde met enige boeken, welke
bezoeken zich nog al eens herhaal
den, terwijl hij iedere keer terug
kwam met weer andere boeken.
Toen de boer al eens na een ker-
keraadsvergadering hierover met
dominee sprak, ie echter weinig
uitliet over zijn bezoeker, kreeg hij
wel de overtuiging dat zijn knecht
een alleszins degelijk en kerkse jon
geman was. Verder liet dominee zich
niet over hem uit. Nee. „praten"
had dominee nooit gedaan, ook dus
niet over „de vreemde knecht"
Bovendien was dominee's gezond
heid de laatste jaren hard achteruit
DE KERSTMORGEN was aange
broken en allen maakten zich,
ondanks de sneeuw en de kou
de, op ter kerke te gaan. ook al uit
nieuwsgierigheid wié dan wel zou
preken, of men deze kende ja of
neen!
De voltallige kerkeraad had zich
verzameld in de consistoriekamer, de
organist preludeerde in mineur va
riaties op het oude „Vrede op aar
de" en zette daarna met vol geluid
na enige maten, de openingspsalm
in waarbij de gemeente inviel, doch.
aller ogen waren gericht op de deur
van de consistoriekamer!
Daar scharnierde deze open
eerst trad de voorzitter van de ker
keraad naar voren, die de predikant
in toga begeleidde, gevolgd door de
ouderlingen en diakenen.
Doch toén stokte toch het zin
geneen ieder keek verbaasd naar
de predikant, die met gebogen hoofd
een kort gebed aan de voet van de
kansel hield en deze daarna beklom.
Wie was deze dominee?een
ieder kénde hem, een ieder wist dat
hij „de vreemde knecht" van boer
Andringa was of was geweest, die zij
zo vaak als kameraad lachend op de
schouder hadden geklopt. En nü?!...
Nog was men niet van zijn verba
zing bekomen of de predikant open
de de dienst op de gebruikelijke wij
ze, waarna hij met heldere stem,
gans niet zalvend en galmend, het o
zo bekende Evangelium van Lucas
2 uit de oude Statenbijbel met de
zware zilveren klampen, die op de
kansel lag voorlas
"Ende het geschiedde in die selve
dagen, dat 'er een gebodt uit gingh
van den Keyser Augustus dat de
alle om beschreven te worden een
den. Dese -erste beschryvinge ge
schiedde als Cyrenius over Syrien
Stadthouder was. Ende sy gingen
alle om beschreven te wordenïeen
yegelick nae syn eygen stadt".
Toen hij aan het einde van
de verbijsterende Kerstpreek,
veneens in ernstige gesprekstoon
gehouden, de zegening uitsprak
toen hoorde men hier en daar een
snik van ontspanning en bleven de
kerkgangers in groepjes op het erf
nog lang napraten over„de
vreemde knecht" die op deze gedenk
waardige Kerstdag meteen introk op
de pastorie bij de oude weduwe.
En enkele weken later, na de ker-
keraadsvergadering en de gebruike
lijke formaliteiten werd deze zoon
van een welgestelde boer, dus geen
arbeiders van herkomst, tot predi-
j kant over de gemeente aangesteld.
I nadat de domineesweduwe verhuisd
was en zijn zuster was overgekomen
I om de huishouding te doen.
Zo eindigde de „vreemde knecht"
zijn door hemzelf gekozen loopbaan
als eenvoudige onder de eenvoudigen
en kon hij, geleerd hebbende wat
gehoorzaamheid en harde arbeid be-
I tekenen, beginnen aan zijn nieuwe
taak als dienaar van de mensen en
1 van de Heer der Heren.
Een harde werker, dat was
die Balt Ooltink. Eén die het boe
renvak verstond.
gegaan, ja hij was sukkelend gewor
den, althans wat zijn gezondheid be
treft en daardoor misschien ook al
niet sprakerig.
SOMBERE DAGEN braken er voor
het dorp aan. Dominee had een
inzinking gekregen en „lag op
het uiterste."
Het hele dorp leefde mee. Domi
nee had hen allen gedoopt, aangeno
men en hun ouders en grootouders
bij hun heengaan de reize lichter ge
maakt en nu was het zijn beurt
De vreemde knecht had al eens
een uurtje vrij gevraagd om hem.
met wie hij menig gesprek had ge
had en die hem zo vaak boeken had
geleend, te bezoeken, want de ster
vende bleef tot het laatste helder
van geest.
Doch nu. juist de week vóór Kerst
mis. was de oude man heengegleden
uit het leven en was de kerkeraad
wanhopig wie met het Hoogfeest de
diensten zou leiden, daar de ring
broeders in hun eigen kerken bezet
waren, terwijl er op zo'n uiterst kor
te termijn geen proponent te krijgen
was.
Reeds iedere avond had de kerke
raad vergaderd, evenwel zonder re
sultaat, men blééf in de impasse!
Evenals andere leden had ook de
boer aan tafel, waar naar patriar
chaal gebruik ook de knechten en
meiden mee aanzaten, zij het ook
aan het ondereinde der tafel, hier
over gesproken.
Op een middag, slechts enkele da
gen voor Kerstmis, vroeg de vreem
de knecht de boer apart te spreken
en had, nadat hij met een bundel
papieren, op zijn kousevoeten, de op
kamer was binnengetreden, een
langdurig onderhoud met de boer,
waarna hij verder zijn gewone dage
lijkse bezigheden hervatte.
De boer ging die avond wéér naar
de kerkeraadsvergadering, doch niet
zo somber gestemd als voordien, zo
als thans nog zijn medebestuurderen
waren, terwijl men aan tafel schoof.
Maar Andringa zeide meteen na
opening, dat hij zo gelukkig was ge
weest een oplossing voor hun moei
lijkheid te vinden en kon de raad
ervan verzekerd zijn, dat er op Kerst
mis een dominee, een échte dominee
en geen catechiseermeester zou zijn,
die de Kerstdiensten zou leiden.
Nu wist men bij ondervinding dat
als Andringa iets zei, ja iets beloof
de, men hierop ten volle kon ver
trouwen, dus ging er een verade
ming op onder de broeders, dat het
grote probleem nu was opgelost.
Wel vroeg men „hoe-of-wat", doch
hierop gaf de voorzitter geen nadere
uitleg, men moést en kón op hem
vertrouwen, nietwaar? I
Een nieuw begin: van het land naar de kansel.
IN DIT KERSTNUMMER VERDER:
De lange droeve reis van een politieke gevangene in Egypte
PAGINA i
Wat hoorden de abonnees 100 jaar geleden over de gebeurtenis
van toen: de Frans-Duitse oorlog? Het bleek een heleboel te zijn
De Frans-Duitse oorlog of gegroet goede moeder PAGINA 3
Spionage is een begrip dat tot veler verbeelding spreekt. Hel
ware verhaal hoe de oorlog in Zwitserland werd gevonden
staat op PAGINA 4
Het oude handwerk leeft nog. Dat blijkt uit een verhaal over
de Leidse kaarsenmaker PAGINA 5
I Wlm Slijkhuis. Een fenomenale naam uit de Nederlandse atle
tiek. Ruud Paauw had een gesprek met deze Leidenaar, die niet
zonder enige wTok omkijkt naar vroeger. In het gesprek her
leefde voor beiden Slijkhuis' historische 5 kilometer race van de
Olympische Spelen 1948 in Londen PAGINA 7
Ds. Kret, de Leidse stadsbestuurder heeft veel te zeggen dat het
overdenken waard is PAGINA 9
Een twistgesprek tussen twee priesters over de beweging In de
Nederlandse katholieke kerk. In tal van opzichten zijn ze het
PAGINA 11
Drie kerstdagen staan voor de deur. DAAROM twee bladzijden
met puzzellectuur op de PAGINA'S 13 en 15
Onze lezers stelden zelf een Altona-kerstpagina samen. Het re
sultaat vindt op PAGINA 16