Een halve eeuw schouwburgleven te boek gesteld Literatuur uit Benelux in Nederlands Instituut \Tussen de toneelstaking van toen en de tomaten van thans Wonderolie barder dan lijmen Door F. C. Rosier LITERAIRE KRONIEK VAN CLARA EGGINK pTERDAG 19 DECEMBER 1970 LEIDSCH DAGBLAD Dnrf rs Heieen Pimentel en Ko Ar- noldi in „Asmodée" van Francois Mauriac. De foto dateert uit 1938. (Door Frank Onnenj PARIJS (GPD) Onder de gezamenlijke auspiciën van de lelgische en de Nederlandse ambassadeurs en met medewer- telijl ing van hun beider staven, heeft het Nederlands Instituut i Parijs zijn jongste expositie gewijd aan een overzicht in lanuscripten, brieven, boeken, foto's en andere personalia an de Nederlandse literatuur sedert 1880 tot 1960. die medewerkers waren dan nog niet eens alleen letterkundigen, maar ook vaak tekenaars of schilders voor de illustraties of de typografie. En zo was de Vlaming Minnen dan regel matig bij de gemeenschap in Holland te gast. terwijl Jan Veth of Thorn Prikker, als Nederlanders, bijdragen leverden aan Nu en straks. Die sa menwerking is ook voortdurend hech ter en intiemer geworden in een tijd, dat de Benelux nog niet eens was uitgevonden en zo werd voor de Vla ming Maurice Roelants, al lang vóór de laatste oorlog, naast Ter Braak en Du Perron een plaats in de redactie van Forum ingeruimd. Die weder zijdse attracties uitten zich trouwens ook vaak „geografisch" of „fysiek". 1 w Terwijl het met de Benelux in de onomische en vooral ook politieke imeinen, na 25 jaren touwtrekken, Dg altijd in een vermoeid sukkel- afje met meer vallen dan opstaan Me] at. treden in het culturele of het teraire veld de beide lage landen m de zee nu dus in gesloten gele- tren op en aan. En die eenheid, of thans eensgezindheid, tussen de Ne- trlandse en de Belgische literatoren ijkt op verscheidene punten in de ;nii [positie ook nog feitelijk aantoon- lar te zijn. ifl De motivering van de manifestatie Parijs als plaats van handeling ordt in het bijzonder onderstreept t lor de aanwezigheid van een toch el indrukwekkende rij Franse verta- agen van Nederlandse literatuur, tn stroom die z'n oorsprong niet al en al ver in het verleden, de mid- 174 [leeuwen vond, maar bovendien eeds breder wordt. Zo wordt de art bepaald door Maeterlinck's iverigens aanvechtbare) vertaling Ruysbroeck's Gheestelyken Iruyloft 'waarvan de Benediktijnen ar. het Vlaamse Sint-Paul-de-Wis- En wanneer Jan. Greshof al jaren ge leden Brussel als woonplaats boven het eigen land van herkomst verkoos, dan heeft, sinds kort. Hugo Claus z'n geboorteland bij Gent graag met terwoon voor Amsterdam willen ver wisselen. In zijn geval kan aan die verhuizing bovendien een nóg veel wijdere betekenis worden verbonden, omdat Hugo Claus in Nederland de vrijheid vindt zijn vrijmoedige visie op de Belgische Koning Leopold te geven, welke hem op de vaderlandse bodem dan vermoedelijk toch wel zou worden onthouden. Ook cultpreel en zelfs taalkundig, gesproken, kan men nog altijd niet beweren dat er tussen Vlaams België en Noord-Nederland helemaal geen verschillen of zelfs tegenstellingen zouden bestaan. Maar beide volke ren groeien, tenminste in de perso nen van hun kunstenaars, toch wèl steeds sneller en dichter naar elkaar toe en van die evolutie zijn op deze tentoonstelling, zo al van boeiende symptonen te signaleren. Rest natuurlijk toch wèl de vraag of de verschillende aspecten van die toenadering niet aanmerkelijk inte ressanter voor de Nederlandse of Beneluxiaanse dan de Franse bezoe ker zijn. Voor het Franse publiek is de Nederlandse en Vlaamse bellete- rie of.poëzie immers nog altijd een boek dat met zeven mogelijk gou den sleutels is afgesloten, maar ge hoopt kan natuurlijk altijd worden dat zo'n tentoonstelling moge bijdra gen om die sloten eindelijk te ope nen. Facetten van vijftig'jaar Ne derlands toneel 1920-1970 (Mous- sault's Uitgeverij. Amsterdam). T sen de toneelstaking van 1920 en de aktie Tomaat van dit jaar ligt een halve eeuiv. Een aantal facetten van ons toneel leven uit die periode is ter gele genheid van het honderdjarig bestaan van het Nederlands To neelverbond (op uitnodiging) te boek gesteld door twintig vader landse toneelcriticiDat gebeurde onder redactie van de oud-secre taris van het jubilerende toneel verbond G. J. de Voogd en met (financiële steun van het mi nisterie vaji CRM. waardoor dit typografisch bijzonder fraai uit gevoerde werk voor het luttele bedrag van vijfentwintig gulden (studenten en houders van een Cultureel Jeugdpaspoort genieten een reductie)'in de handel kon worden gebracht. Dit rijk geïllustreerde boek is daar om zo interessant omdat het een groot aantal intervieuws met voor aanstaande figuren uit de Neder landse toneelwereld, onder wie re gisseurs, acteurs en actrices, bevat. Zoals uit de titel al blijkt is er bij de samenstelling van het pas ver schenen toneelboek niet naar volle digheid gestreefd. Het boek wil. zo blijkt ook uit de inleiding, niet meer en niet minder dan een aantal belangrijke perso nen. stromingen en problemen van het toneel in Nederland gedurende de laatste vijftig jaar belichten. Bui ten de tekst is, afgezien van de zeer vele fofo's, een serie affiches van toen en thans afgedrukt, terwijl de schutbladen begin en einde van de i periode 19201970 treffend marke- J ren. Ten gerieve van de lezer-gebrui ker is een r egister op namen van acteurs, regisseurs, ontwerpers en j toneelleiders opgenomen alsmede 'n literatuuropgave die een keuze biedt uit titels, die 'n en rond het behan- delde tijdvak in ons land op toneel- j gebied zijn verschenen. Aangezien de namen van Willem Royaards I Eduard Verkade en Cor van der Lugt Melsert onverbrekelijk met de ge schiedenis van het Nederlandse to neel zijn verbonden is het logisch dat de eers^ drie bijdragen aan dc drie grote toneelleiders uit het begin van deze halvete euw zijn gewijd Dat zij ook drie totaal verschillende scholen vertegenwoordigen wordt in deze gedocumenteersd geschreven trits tot uitdrukking gebracht. Veel aandacht wordt, in aparte hoofdstukken, geschonken aan to neelfiguren als Albert van Dalsum, Cor Ruys, de Boubers en aan Kees van Iersel, een unieke figuur in ons theater-bestel. Voorts aan tonaalfor- maties als het Scouwtooneel (Jan han-de Meester). Het Masker (Ko Eduard Verkade als Feodor Karamazow in Copeaus toneelbe werking van Dostojeivski's boek. I i Arnoldi), de Nederlandse Comedie (Guus Oster en Han Bentz van den Berg) en Theater (Robert de Vries). Bijzonder boeiend is het door Paul Beugels geschreven hoofdstuk over Paul Steenbergen ("de oudste lui van ons toneel" zoals de eminence grise van het Haagse theaterleven zich zelf in een interview schertsend heeft genoemd) en de Haagse stijl van het toneelspelen ("Potasch en Perlemoer in rok", zoals Gerrlt Al- tes in zijn rebelse dagen de Haagse i Comedie nogal scherp heeft gety- peerd). De toneel-artiest Paul Steenbergen komt in dit hoofdstuk naar voren als een bijzonder sympathiek mens, die "de jeugd niet wil likken om zelf te kunnen existeren" en die "het publiek niet wenst te belazeren door op reputatie te drijven". Wat de Haagse stijl van acteren betreft die houdt volgens Paul Steen bergen zelf een zekere geacheveerd heid in. Zegt de grote man van de "Koninklijke": Underacting is veel vermoeiender dan het openzetten van alle sluizen. Beschouw het als een zuurstofcilinder met een atmos feer waarvan slechts een klein beet je naar buiten komt, de resterende negenennegentig procent moet je al leen proeven. Een volle cilinder dus. De laatste jaren is underacting au HELGA RUEBSAMEN. Wonderolie. Uitg.: Querido, Amsterdam. Iedereen weet langzamerhand wel wie de figuren Boorman en Laarmans zijn uit de romans van Willem Esse hot. Want wie de boeken niet gelezen heeft, kan dat op het ogenblik ontdek ken op zijn tv waar deze merk waardige lieden verpersoonlijkt worden door Bob de Lange en Ton Lensink. Voor wie het nog niet weet: Boorman en zijn as sistent zijn reclameoplichters. Ean reclameoplichtster is ook de voornaamste figuur uit "Wonderolie," maar daarmee houdt de vergleijking dan ook op. Dit is één bijzonderheid. Een tweede moet iemand wel tref fen, die kijkt naar de foto van de schrijfster die, zoals tegen woordig te doen gebruikelijk, op de achterzijde van het boek staat. Dat publiceren van foto's heeft wel tot doel de nieuwsgie righeid van de lezer te bevredi gen, maar over het algemeen valt er niet veel te bevredigen. De schrijvers toch hebben ge wone gemiddelde gezichten zo als hun medemensen, op een doodenkele uitzondering na. Tot een van die uitzonderingen be hoort m.i. Helga Ruebsamen Op die omslag n.l. kijkt ons een lichtblonde cherubijn met een wat verlegen glimlach aan, van wie men alles zou verwach ten behalve dat ze „zoveel trol len en heksen en gnomen in haar boeken doet" zoals, als ik mij niet vergis Willem van Maanen, in een bespreking van haar werk heeft opgemerkt. Hier staan we nu eens voor een verrassing: een hoofd waarvan je zou denken dat er niet an ders dan zachtmoedigheid in omgaat en daarnaast een ro man waarin de hierboven ge noemde Boorman de gestalte heeft gekregen van een satani sche heks met „ean gouden tong". De schrijfster zelf weet van de overeenkomst wel af, maar zij ziet die anders. Zij laat haar hoofdfiguur Mies Ta- as ./het volgende schrijven: „Ean paar aan lager wal ge raakte dromers uit ons louche en droeve troepje klampen zich in tijden van geestelijke nood vast aan „Lijmen" en „Het Been" van Elsschot, zoals een vrome troost zoekt in de Schrift." (blz. 37) Er zitten nog meer opvullen van een kozakkenhetman. Nu geeft een auteur zijn namen niet zomaar, die hebben 'ge woonlijk wel een bedoeling. Dan is er de Baboeshka. Dit woord betekent volgens de tekst (blz. 88) in het Russisch, grootmoe dertje. Het schijnt de naam te zijn van een speelgoedpop die. wanneer je hem openmaakt, tel kens weer een kleinere in zich blijkt te bergen. Deze namen zullen wel het bewijs moeten le veren voor het motto voor deel II van het boek „Now I amp gettink into zee Slavis mooddVan de baboesj- ka lezen we dat deze pop Mies Tara in haar kinderjaren de no dige griezel bezorgd heeft. Zo duiken er onverwacht nog meer de zaken in dit verhaal, die naar ik meen hun betekenis hebben. Daar is o.a. de naam van de hoofdfiguur Mies Taras. Dit „taras" kan betekenen, bolwerk of geschut. Die naam keert la ter ook terug in de bijnaam die 'de mecenas als je tenminste het wezen dat de bijnaam de rat heeft, zo noemen kan geeft aan de beeldhouwer Her man van wie hij een werk heeft gekocht genaamd „Het Ei" en die hij onder min of meer valse voorwendsels heeft meegenomen naar zijn totaal vervallen bui ten in Aerdenhout. Hij noemt hem Taras Boelba hetwelk, al weer als mijn geheugen mij geen parten speelt, de naam is jeugdherinneringen op di e alle in verband staan met marteling en pijniging, zie blz. 128-129 Eigenlijk bestaat de roman uit drie delen waarvan de aanteke ningen van Mies Taras verre weg het grootste is. Aan het be gin vinden we de schrijfster met Mies Taras op het eiland Mada gascar waar onze advertentie- oplichtster haar slag hoopt te slaan in de toeristenbranche De „ik" zit op dit ogenblik vol komen aan de grond en onder de duim van Mies, maar zij neemt wraak door de publicatie van de bekentenissen van Mies Taras die deze haar met grote onverschilligheid eens ter hand heeft gesteld. Wat we dus voor namelijk te lezen krijgen zijn de avonturen van het onderwereld wezen Mies. echter ontsproten aan de baldadige en sardoni sche realiteitsfantasie van de engelhoofdige Helga Ruebsa- men. Wanneer je nu ook nog leest dat deze Mies een „her- untergekommen" Haagse dame is, van tijd tot tijd in staat tot erven van familieleden, dan sta je helemaal verstomd over haar barre technieken bij het verza melen van nep-advertenties zo als b.v. bij de kolenhandelaren in Zwijndrecht of later, bij de hulp die zij de beeldhouwer Her man geeft om zijn cheque los te krijgen in Aerdenhout van de heer Désiré, alias het ratje. Ik ben overigens niet zo verwon derd over dat Haagse; ik ben er zeker van dat er uit die stad nog enigmatischer zielen te put ten zijn dan die van Couperus, als je tenminste beschikt over de lazerstraal-blik van Helga Ruebsamen. De kwestie van dat hondenkerkhof waar Her man de beeldhouwer begraven zou likgen, is mij als chantage- motief wel, maar voorts niet he lemaal duidelijk. Ligt hij er nu >f ligt hij er niet? Ik zou zeggen van niet, maar Désiré denkt van wel dus maakt dat voor Mies Taras niet veel uit. Dit he le. zoals ik het al noemde, bal dadige en barre verhaal naver tellen, zou geen zin hebben. Wie zich eens een tijdlang wil stor ten in een helse historie met grote hilariteit en reeksen rake metten ten opzichte van mens en wereld verteld, kan aan deze nieuwe roman van Helga ple zier beleven. En dan dat snoet je ik ben benieuwd of ze in levende lijve lijkt op haar por tret en dat ben ik niet gauw. fond een lege cilinder, men wil een 1 schijn van natuurlijkheid bereiken. Het gaat juist niet om het komedlan- terige. maar om het spelen van de achtergronden van een stuk. Niet de acteur maar het stuk moet prevale- I ren, het spelen is ondergeschikt aan I het stuk. Daarom heeft een man als Anouilh de pest aan Sarah Bern hardt gehad, aan dat exhibition eren. Hier is ook een stel mensen dat het j stuk ondergeschikt maakt aan de persoonlijke prestatie. Paul Steen- i bergen heeft naar de mening van 1 Paul Beugels (oud-kunstredacteur van de Volkskrant) een gaaf even- wicht gevonden tussen het stuk en de i persoonlijke prestatie. "Daarom is hij die hij is, daarom wordt hij zo vereenzelvigd met de Haagse Come die". Overigens laat Paul Steenbergen zich in dit interview met veel res pect uit over Cees Laseur, de man met wie hij tien Jaar de directie over de Haagse Comedie heeft ge deeld. "Het ging Cees juist om die ingetogen, stille manier van kome die spelen", aldus Paul Steenbergen in het interview. Het nieuwe toneelboek bevat even eens een gesprek dat onze Haagse kunstredacteur Piet Ruivenkamp heeft gevoerd met de in Oegstgeest woonachtige actrice Heieen Pimen- tel, een (vooroorlogse) ontdekking van Ko Arnoldi, -de oprichter van Het Masker. Heieen Pimentel, die na de oorlog verbonden is geweest aan de Haagse Comedie en onlangs nog de rol van Adolfine heeft gespeeld in de op Couperus' „De kleine Zie len" gebaseerde televisie-serie be waart Ko Arnoldi in haar herinne ring als „een intelligent man, met een bepaalde gave voor goede cas ting, die beschaafd, boeiend en na- tuurlijk toneel zocht te brengen." Over Else Mauhs: "Ik heb er per soonlijk weinig last van gehad dat ze niet gemakkelijk was om mee om te gaan. Ik was ook geen concurren tie voor haar. Maar we gingen bij voorbeeld het eerste stuk van Mau riac spelen, Asmodee, en dat had Arnoldi oorspronkelijk met Else Mauhs en met Ank van der Moer als haar dochter Emmanuele willen spe len. Of zij dat nu niet met Ank wil de doen weet ik niet, in elk geval ze Mauhs toen: „Ach, die grote Ank kan ik toch niet op mijn schoot ne men, laat Pimentelletje dat maar spelen. Dat was voor mij weer een reuze bof en een fijne rol". Het Nederlandse toneelboek geeft voorts een beeld van het roerige to neelleven in Rotterdam (waarnaar Anton Deering van het Algemeen Dagblad een onderzoek instelde) en van de problemen rond de toneel spreiding in ons land (waarin onze Rotterdamse toneelrecensent Jaap Joppe zich heeft verdiept). Het boek besluit met een buitenge woon boeiend betoog van de decor ontwerper en schouwburgadviseur Wim Vesseur. die geen enkele waar dering kan opbrengen voor de be staande schouwburgen in ons land (in feite hebben we vrijwel alleen ruimten voor het kljkkasttoneel). die niet gelooft in straattoneel (theater op straat is onmogelijk door geluids- Paul Steenbergen, geschil derd door Sierk Schroder naar aanleiding van zijn veertigjarig toneeljubileum in 1963. Het schil derij hangt in een van de foyers van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. hinder, gezichtshinder en lichthin der) en die ook geen heil ziet in Mickery's boerderij-theater (het blijft een familiefeestje in theater- vortfi). Cor van der Lugt Melsert als Philips II in Elisabeth van En geland" van Ferdinand Briickner Wim Vesseur is er niettemin van overtuigd, dat theater exclusief is voor een publiek met meer dan een primitieve belangstellingssfeer. "Te gen woprdig komt het toneelpubliek uit alle rangen en standen, maar het is en blijft beperkt. Theater is nu eenmaal iets anders dan voetballen of een stier»- vecht; het is subtie ler en heeft, als vanzelf, in zijn be reik een kleinere schaal. Theater vraagt intelligentie en zelfbeheer sing, ook van het publiek. Aan de an dere kant geldt het bezwaar, dat we in Nederland te weinig actueel thea ter brengen, zowel in vorm als in houd. Wp «oelen veel te veel klassie ken. we zijn te bang, hebben te wei nig zelfvertrouwen om de klassieken gewoon te bewerken to* actueel thea ter. We werken toch zeker niet voor de eeuwigheid? Theater is altijd voor vandaag, moet dat ook zijn. Dramaturgen moeten leren schrij ven en stukken bewerken in team work met regisseurs, acteurs en de corbouwers. Wanneer we hier niet toe overgaan, kunnen we best eens uit^esoeeld raken, ben bang' Al dus Wim Vesseur in het boek "Fa cetten van vijftig Jaar Nederlands toneel", dat wij iedere liefhebber van toneel hartelijk kunnen aanbe velen!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1970 | | pagina 15