Dr. Em. Lasker als
eindspelkunstenaar
m M
Praktijkproblemen
Kruiswoordraadsel
Het vreem-de dier
óm er ACHT-er
i i i
u i v.
|i|i| I
i
-''i;
V H. W. Filarski's bridgerubriek
Vf.AVj
(met verborgen spreekwoord)
RDAG 15 AUGUSTUS 1970
LEIDSCH DAGBLAD
PAGINA 21
ansluiting op ons artikel over het beroemde eindspel Las-
jmzowitsch, volgt hier een even vermaard eindspel uit
>ernooi van St. Petersburg 1914 tussen dr. Aljechin en
r. De wijze waarop Lasker een zeer klein voordeel tot
weet te realiseren is niet alleen bewonderenswaardig,
ïtijgt in waarde wanneer men bedenkt dat hij de over
igen behaald op tegenstanders die even gerenommeerd
L>r hun feilloze eindspelkennis!
Rnanuel Lasker (1868—1941) Dr. Tarrasch schreef in het toer-
r van de grootste schaakspe- nooiboek ojn. dat dit eindspel nog
I de geschiedenis. In 1902 be- nooit in de schaakliteratuur was
hij aan de universiteit invoorgekomen!
de titel .doctor in de wis- 5. Tc7-f7, Kf5e5; 6 Kbl-c2, Td6-
•um laude". Hij werd echter h6: 7. Pc5-d3t, Ke5-d6; 8. Ff7-f5,
wiskundige maar als schaak- Ta8-b8; 9. Kc2-c3. Kd6-c7; 10. Tf5-
beroemd! f7*. Kc7-b6;; 11 Tf7-d7.
erste toernooi was die in j Wit heeft zo sterk mogelijk ge-
am 1889. In 1894 veroverde j speeld. De zwarte koning staat ech-
wereldtitel door Steinitz met J ter uitstekend opgesteld en kan in
verslaan. De revanchematch j geval van nood. actief aan de strijd
overtuigend met 11—3. j deelnemen.
atchspeler werd hij door geen' 11 Th6-h3; 12. Td7-d4, Tb8-
eëvenaard. Hij versloeg oa. h8: 13. Td4-b4t, Kb6-c7; 14. Kc3-c2,
rikaan Frank Marshall met|Th8-h4; 15. Tb4-b3. Th3—h2t
won van dr. Tarrasch I Volgens dr. Tarrasch had hier
^—5',2, van Janowski met 15 c5 sneller tot winst geleid,
en speelde alleen tegen j De gekozen weg van dr. Lasker is wel
er gelijk 55. verklaarbaar. De kleinste onnauw-
is onze laatste onderzoekin-1 keurigheid geeft wit de kans op re-
dr. Lasker gehuwd en had i mise! Daarbij speelt te klok ook nog
n waarvan men niets heeft een ..onaangename" rol.,
n omdat Lasker over zijn 16. Kc2-c3. Th4-h3; 17. Tb3-b4,
en tegenover de pers niets I Th3-h5; 18. Tb4-g4, Th2-h3
penbaarheid prijsgaf! Het is j Met de dreiging 19 Td5, wat
ang te vermelden dat de direct tot winst leidt,
an Ed. Lasker. eveneens een 19 Kc3-c2, Th5-d5; 20. Pd3-f4, Td5
leester, geen familie was van -c5t: 21. Kc2-bl. Th3-hD; 22. Kbl-
nalige wereldkampioen, ook j a2. Tc5-a5t; 23. Ka2-b3. Ta5-b5(;
elden vele schaakperiodieken j 24. Kb3-c3. Kc7-b6; 25. Pf4-d3, Thl-
Berthold Lasker, die vroe- h3.
ryls in kleine toernooien uit-
ras een broer van de ex-we-
)loen en verzorgde in hoofd
correspondentie op schaak-
ïe vragen.
ask er was wereldkampioen
tot 1921 en heeft slechts
laakboeken geschreven,
r. A. Aljechin
dr. E. Lasker
Dreigt opnieuw 36 Td5 met
onmiddellijke winst. Nog steeds is
het voor dr. Lasker moeilijk om een
spoedige beslissing te forceren a
26. Kc3-c2, Tb5-d5; 27 Tg4-b4
Kb6-c7. 28. Tb4-b3. Th3-h2t; 29
1 Kc2-c3. Kc7-d6; 30 Tb3-a3.
Het enige. Na 30. Tb4 komt 30 x
Th3 en de winst is niet moeilyk
meer.
30 Th2-g2: 31 Ta3-aJ,
Aljechin moest, kiezen of delen
Waarschijnlijk kon hij beter de toren
op de derde rij handhaven. Lasker
had dan toch tot c6-c5 moeten be
sluiten. Het spel had dan een geheel
andere wending genomen.
31 Tg2-g3: 32. Tal-dl Kd6- -
cl. 33. Tdl-d2. Kc7-b6, 34. Td2-dl.
Kb6-b5!
J In het toernooiboek geeft dr. Tar
rasch aan dat nu 35 Td2 faalt op
35 Tc5-, 36 Kb3. Tc4; 37. Tdl.
c5; 38 Td2, Th3: 39. Tdl. Te3: 40.
Td2. Tce441 Kc2 Te2! en wint.
35. Kc3-c2. Kb5-c4!; 36. b2-b3T.,
Kc4-b5; 37. Tdl-d2. Tg3-h3; 38
Td2-dl, Th3-h2t; 39 Kc2-c3. Td5-
d8; 40. Tdl-gl. Th2-h3i 41. Tgl-dl.l
Td8-h8.
j Dreigt 42 Thl met torenruil.
42 Tdl-gl. Th8-h5; 43. Kc3-c2
Th5-d5. 44. Tgl-dl Td5-g5; 45
j Tdl-d2?,
I In aamnerking kwam 45. Tel of
Tfl. Het is niet te verwonderen dat
een aanvalsspeler als Aljechin zijn
geduld verliest. Overigens is pas la
ter gebleken dat detekstzet minder
goed is.
45 Th3-g3!46. Pd3-cl.
Op 46. Tdl volgt 46
dr. LASKER
D c a e f g h
wÊ Wk
V V H.
Fim en Fom
dr. ALJECHIN
Tgl; 47. Td2. T5g2; 48. Pf2 Tfl enz
46 Tg3-g2; 47. Pcl-e2. Kbó-
b6!.
Vooral niet 47 Te5?? wegens
48. Pc3+ met torenwinst.
Wit gaf het op.
Op 48. Kdl volgt 48 Td5 enz.
Nadat zwart torenruil heeft afge
dwongen is de partij voor wit niet
meer te houden.
Prof. dr. Euwe schreef over dit
eindspel in deeltje 12 van de serie
,,Het Eindspel" o.m.: „Met het oog
op het aanwezige materiaal hebben
we hier te doen met een zeer zeld
zaam geval, zó zeldzaam, dat Tar
rasch in het toernooiboek kon schrij
ven, dat een eindspel van deze soort
in de gehele schaakliteratuur nog
nooit was voorgekomen!"
BISHOP
Twee goede praktijkproblemen,
waarvan het eerste uit Engeland
komt. U bent zuid en moet tegen
spelen:
V 10 4
A 3
H V 6
A H B 10
sker staat de kwaliteit voor,
is zeer moeilijk dit voor
winst om te buigen, omdat
mogelijk de ruil van zijn
vermijden. Komt het tot
ruil dan is winst uitgeslo-
6, Kg8-f7!
e Op Ta7 of Td7 volgt het
thema 2. f6! enz.
Kf7-f6; 3. Tg7-c7, Td5-
B-c5, Kf6xf5.
nu een stelling ontstaan die
is in de schaakgeschiedenis.
N
W O
z
A B 6
9 8 5 2
C- 10 9 3
J. 9 8 4
Het bieden ging (OW kwetsbaar):
oost één klaver NZ pasten
I west één harten oost twee SA
west vier SA (azenvraag) oost vijf
harten west zes harten. Noord
komt uit tegen zes harten met
schoppen negen, oost legt de tien en
u als zuid moet het nu verder doen.
Het tweede geval zag ik in Juan
les Pins, toen twee „veteranen" el-
j kander in de haren zaten. Noord
I was de Duitser Egmont von Dewitz
i oost de Belg Bosmans.
N
W O
z
H 8 6
C H V 9 8 6 5 2
O 9 4
9
A B 9 7
9 AB 10 4
O A 5 2
A H 3
West gever, niemand kwetsbaar.
West en noord pasten oost drie
harten zuid doublet noord drie
schoppen door zuid verhoogd tot
vier schoppen.
U bent oost en start tegen vier
schoppen met klaver negen, de tafel
«zuid» wint met de heer en west
speelt klaver zeven by. Schoppenaas
en schoppen na volgen, west bekent
twee maal klein, oost wint in slag 3
met schoppenheer. Ruiten volgt, voor
zuids aas. Nogmaals schoppen oost
ruiten) voor noords schoppenvrouw,
harten na. Als oost legt u harten- j
vrouw, zuid het aas west bekent j
niet. Klaver drie uit zuid produceert
wests klaver tien noord klaver- j
aas.
hoe han-j
maken, speelt dan een derde harten
ronde. Oost troeft in met schoppen
negen, zuid had al een kaart in zijn
hand om af te troeven de schop
pen drie —steekt de kaart terug en
troeft over met schoppen tien. Oost,
die de schoppen drie al gezien had.
eist dat zuid deze kaart bijspeelt en
dus schoppen tien terug moet ne
men. Wat moet de wedstrijdleider be
slissen? Antwoord elders op deze pa
gina.
Kom er achter
iua3e UBA UdOlfOS 8
sjtini pueqjiono.il L
aua3ucA83 uba pueq 9
siqoaj ubui uba paoq g
A\noui
do japuiui daajjs ijaaq iua3e
S3JUII ueui uba afsef g
oinB ui ubui uba annis z
AUIOJA UBA SB1 I
1 .t\
(Om-dat het warm is ma-k^n
Pirn en Pom een gro-te tocht
door de tui-nen tot waar de hui
zen op-hou-den)
Pim: «een beet-je hij-gend)
Ver hé.ner-gens hui-zen
meer.
Pom: (wijst) Ja-wel. Daar ver-
der-op is er nog éen.
Pim: Ja, maar dat is een heel
an-der soort huis Niet een huis
dat al-le an-de-re hui-zen een
hand geeft en nog veel
meer hui-zen op zijn rug heeft.
Pom: Ja.het is een erg al
leen huls.
Pim: Het ziet er uit of er
hon-den wo-nen.
Pom: Ja... jam-mer.An
ders ging ik kij-ken of er niet
er-gens een wa-ter-tje bij dat
huis was. Ik heb dorst.
Pim: We kun-nen na-tuur-
lijk gaan kij-ken of er echt
hon-den wo-nen. Dat ruik Je zo.
Pom: Goed. Maar wel voor-
zich-tig, want ik vind het er
een beet-je grie-ze-lig uit-zien
hier. Net of er ner-gens meer
men-sen zijn, vind Je niet?
Pim: Maar er staat een huis!
Pom: Ja.maar weet Jij wat
er in-woont? Mis-schien wel een
soort men-sen of die-ren dat
wij he-le-maal niet ken-nen.
Pim: (Staat stil. luis-tert). Ik
hoor blubbel blubbel blub
dat klinkt als een wa-ter-tje!
Pom: (luis-tert ook). Maar ik
hoor nóg wat. La-chen of zo.
Pim: «een beet-je bang» Een
mens of een dier?
Pom: Dat weet ik juist niet.
La-ten we maar lie-ver te-rug
gaan.
Pim: Ja. maar op de weg
naar huis is ner-gens een wa-
ter-tje meer. En ik heb een ton-
go-tje als van leer.
Pom: Ik ook. (Ze lo-pen nu
door het ho-ge gras ach-ter het
huis. Nog al-tyd ho-ren ze blub
bel blub en la-chen, het wordt
har-der' Nee Pim. la-ten we
toch maar lie-ver te-rug-gaan.
Ik vind het hier raar. Dat gras
suist zo en dan dat gek-ke stem-
me-tje.
Pim: (doet heel dap-per maar
is zelf erg bang». Mijn moe-der
zei al-tijd: eerst kij-ken waar Je
bang voor bent en pas als het
moet lo-pen.
Pom: Ja. Dat zei mijn moe
der ook, maar mis-schien was
zij nog nooit zo ver bij de hui
zen van-daan ge-weest in dat
ra-re ho-ge gras.
Pim: Ooooo ihU wijst).
Pom: Oooooo.(Ze staan als
twee ste-nen kat-ten in het ho
ge gras. Vlak voor hun po-ten
is het wa-ter-tje en mid-den in
dat wa-ter-tje drijft het gek-ste
dier dat ze ooit heb-ben ge-zien»
Pim: (heel zacht». Een mens-
dier!
Pom: (.ook heel zacht) met
twee kop-pen!
Pim. En zon-der po-ten!
Pom: Wat doet het daar?
Pim: Het zwemt, het houdt
zijn voor-ste kop stil en met
I Harten zeven volgt en
delt u als oost??
11 de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeuingen
n? De juiste oplossing vindt u elders in de pagina.
Oplossing:
In het Engelse spel moet zuid di
rect schoppenaas pakken en daar het
zeker is, dat OW alle bijkleuren be- j
heersen, moet zuid in slag 2 harten
twee naspelen. Dit geeft dan aan
west. die harten HB10-zesde had een
„gratis snit", maar als west harten-1
boer of tien zet, gaat hy down. j
Noord had hartenvrouw sec! Zonder j
harten in spel van zuids kant. zal
deze manoeuvre niet gelukken.
In spel 2 moet oost in de kritieke
situatie de nagespeelde twee harten 1
niet nemen. Doet hij dat wel, dan
maken NZ in totaal lefst 3 harten-1
slagen en daarmee het contract.
Noord had V 1032. 9? 73, O B8.
A A8542. Duiken van de tweede
harten veroorzaakt één down: noord
I heeft nog slechts één troef en kan
onmogelijk van al zijn verliezende
klaveren en verliezende ruiten af. In f
de praktijk greep oost niis hy nam
wél en de Baron von Dewitz had
zéér groot plezier!
BRIDGEVRAAG
j Zuid speelt vier schoppen, west be
gint met hartenaas en hartenheer te I
Horizontaal 1, 5. 32, 59 en 62 ach
ter elkaar gelezen vormen een
spreekwoord.
Omschrijvingen horizontaal:
10. vod
11. aftrek voor verpakking
13. waterhelder kwarts
15. plaats in Zuid-Holland
18. buitendijks land
19 trekdier
21. stoomschip
22. Jongere broer of zuster
23. nobel
25. plaats in Duitsland
26. gast
OPLOSSING VORIGE PUZZEL
ANTWOORD OP BRIDGEVRAAG
Een spelleider mag desnoods Al
zijn kaarten aan de tegenpartij la-
ten zien. Hij dupeert niemand al
leen zichzelve. Hij bevoordeelt zijn
partner niet, want die neemt als
dummy (blinde» tóch niet aan het
spel deel. Het criterium is, of de door
zuid getoonde schoppen drie de tafel
heeft geraakt. Zo Ja, dan moet zuid
inderdaad schoppen drie bijspelen
zo neen, dan mag hij in drie terug
zetten in zijn spel en een andere
kaart bijspelen, dus desgewenst ook
de schoppen tien. Deze voor de spel- j
leider geldende regel geldt niet voor
de tegenspelers door het tonen van
een kaart bevoordeelt een tegenspe
ler zijn partner en dan geldt de re
gel, dat die kaart wél gespeeld moet
worden. Wat er meer aan vast zit,
vindt u in het groene boekje „Spelre
gels voor wedstrjjdbridge" van de
NBB.
B 0 I
uBP
I P EM|T R A
TO£SLAC|
E LJBV Hp A M
N|UE F.
|ZE L D EN
RE U|
|5F I C H T
lHE N THA_
0P|T|ER I
CEMOESTl
G R A M|P E K
E I E'R|N0
R U N N E RHL
De eerste prijs van f 10.- werd toe
gekend aan mevrouw Van Burik,
Dorpsstraat 6, Koudekerk aan den
Ryn; de tweede prijs van f7.50 aan
de heer A. Gussenhoven, De Sitter-
laan 52, Leiden; voor de prijs van
f 5,- kwamen in aanmerking mevr.
S. Rijnbende, Terweeweg 120, Oegst-
geest en de heer J. van Weereq,
Valkenburgerweg 38, Rijnsburg. De
prijzen zullen aan de winnaars (es
sen) worden toegezonden.
27. muntsoort
30. zacht poreus weefsel
31. gelofte
35. heilige
36. bloedhuis
37. droogoven
39. te zyner plaatse
41 .lichaamsorgaan
43. Europeaan
45. niet goed doorbakken
48. term by kaartspelen
50. inval
51 huiverig koud
52. vrouwelijke openbaringsvorm van
Boeddha
53. zoogdier
54. onder het woord (Lat. afk.)
i 56. slechthoren!afk.)
J 58. papegaai
64. logement
65. staf
66. vlinder
67. gedroogd vlees van de kokosnoot
Omschrijvingen vertikaal:
I 2. priem
j 3. trekpleister van Duindigt
4. gehalmd gewas
j 5. Jong dier
6. natte, welke aarde
I 7. flink, sterk
8. lokmiddel
9. uitstel van betaling
12. raam
13. beklemming
I 14. rivier in Frankrijk
16. dagtekening
17. hout of ijzer tot ondersteuning
van een luik
20. slotwoord
24. moeder van Castor
26 maanstad (afk.)
28. zandaal
29. plaats in Noord-Brabant
33. roem
34. nuttige dieren
35. hekeldicht
38. proef
39. hemellichamen
40. smal straatje
42. smerig
44 deel van het voorhoofd
46. man van adel
47. te zijner plaatse
49. hemellichaam
54. halt
55. vijandschap
zijn ach-ter-ste kop lacht het.
zie Je wel?
Pom: Kijk eens! Kijk eens!
Aan de ach-ter-ste kop zit een
arm-pje vast!
(Het vreem-de mens-dier is
nu vlak-by. De voor-ste kop
steekt zijn sna-vel in de lucht
en doet of hij de poe-zen niet
ziet. De ach-ter-ste kijkt met
gro-te o-gen).
Het mens-dier: Dag poe-zen!
Waar ko-men jul-lie van-daan?
Wil je ook een eind-Je va-ren?
Mooi, hè. Heb ik van o-ma ge-
kre-gen voor de va-kan-tie!
Pim: (zacht) Die ach-ter-ste
kop is wel lief, maar die voor
ste pikt ons da-de-lijk met zyn
sna-vel in ons vel. La-ten we
vlug een slok-Je ne-men en dan
weg-we-zen! "Ze lik-ken vlug
een paar slok-jes wa-ter. Dan
ren-nen ze weg by het vreem
de dier».
Pom: Naar huis, Pim!
Pim: Naar huis, Pom!
Pom: Nie-mand op de we-reld
zal ons ge-lo-ven als we ze ver-
tel-len o-ver het mens-dier.
Sprook-Jes, zul-len ze zeg-gen.
Pim: Maar dan zal ik zeg
gen dat het al-le-maal waar is.
Dat we het sa-men heb-ben ge
zien!
(Ze hol-len ver-der, blub lub
doet het wa-ter-tje in de ver-te.
Dag. poe-zen! roept het mens-
dier».
MIES BOUHUYS
56 uitgedorste halmen
57. stapel
60. uitroep
61. troefkaart
63. door middel van
Wy maken puzzelaars er op op
merkzaam dat vermelding van het
spreekwoord alleen niet voldoende is,
ook de omschrijvingen moeten wor
den ingevuld
Oplossingen onder 't motto KRUIS/
WOORDRAADSEL dienen voor
woensdag aanstaande te 9 uur in het
bezit te zijn van de redactie van het
Leidsch Dagblad. Witte Singel 1. Lei
den. Wy stellen vier prijzen beschik
baar: één van f 10,- één van f7.50
en twee van elk f 5.-. Alleen abon
nees kunnen meedingen.