Eindspelen niet altijd feilloos, wel leerzaam Vijf bridgevragei Kruiswoordraadsel De kran-te-man-nen [om er ACHT-er Pirn en Pom V H. W. Filarski's bridgerubriek V AG 13 JUNI 1970 LETDSCH DAGBLAD PAGINA VII Mt niet alleen eindspelcomposities bekoorlijk kunnen zijn ook eindspelen die in de meesterpraktijk zijn ontstaan en onderstaande voorbeelden. Het spreekt bijna van zelf praktijk niet altijd correct gespeelde eindspelen op irengt. Er spelen nu eenmaal zoveel ongunstige factoren lin het wedstrijdschaak. Maar juist deze onnauwkeurig- zijn leerzaam voor de schaakliefhebbers, omdat deze de toekomst kunnen wepenen, alhoewel het niet met ieid is te voorspellen of men daarna feilloos blijft spelen. Dij het voetballen de wed- edist wordt- door een doel de laatste minuut, zo kan het schaakspel de wapens -en wanneer in een gewon- ig het vlaggetje valt en de overschreden. Pr. Emanuel Lasker. B 1. Kf6-f5?. 2. Pe6-f7 K wil lek. 3. Pf7-d6 en wint. C: 1. Kf6-e6, 2. Pe5-d3 Ke6- fó. 3. Pd3-f4 en wint. D: 1Kf6-e7! 2. Kf3-f2 Ke7- «6, 2. Kf2-e3 Ke6-e7. 4 Ke3-f3 Ke7 -c6. 3. Kf2-e3 Ke€-e7. 4. Ke3-f3 Ke7 -e6. 5. Pe5-d3 en wint. A. Zinkl i aan zet! Een belangrijke methode i in eindspelen met dergelijk mate riaal. Er geschiedde in de partijI I. Kf4-e3 Kf6-e6, 2. Pe5-g6 Ke6-f6. 3. Ke3-f4! Lc8-d7. 4. Pg6-e5 Ld7-c8. Dezelfde positie. Wit probeert- het nu langs een andere weg. 5 e5-f3 Lc8-f5. 6 Kf4-e3 Lf5-c8. 7. Pf3-e5 Kf6-e6, 8 Ke3-f3 Ke6-e7. i 9. Pe5-d3 Lc8-f5. 10 Pd3-f4 Lf5-g4-I II. Kf3-e3 Ke7-f7? Langer stand hield 11Kf6. 12. Pf4-d3 Incorrect is Pd5:?> Kf7- e7, 13 Pd3-e5 Lg4-c8. 14. Ke3-f3 Kc7-e6. 15. Pe5-d3 Ke6-f6. 16. Kf3- e3 en zwart gaf het op. In dit interessant en leerzaam eindspel zitten nog de volgende va- I rianten verborgen I A l. Kf4-f3! Kf6-g7. 2. Kf3-e3 K willek, 3. Ke3-f4 enz. A. Walbrodt (Leipzig 1894) Een zeldzame stelling. Het is bijna ongelooflijk dat een dergelijke stand in een grootmeesterpartij op het bord kan verschijnen! 1. c7-c8D! f2-flD! Foutief is 1. glD? wegens 2. i Df8 Kf8: 3. b8D+ benevens 4. Da7t! en Tgl: enz. 2 Dc8-g4t Kg8-h8. Opnieuw is 2. Kf7? niet goed wegens 3. Td7* en wint. De juiste voortzetting bestond in 3 Dh3'. Walbrodt vond de- juiste weg niet en gaf een aantal onnodige j schaaks, waardoor de partij als re mise werd afgebroken. Hier volgt de wins'variant. 3 Dh3 Kg7! <Op 3 Kg8 volgt 4. Tfl: gfl :D. 5 DflTfl 6. b8D enz.), 4. Td7i Tf7, 5. Dg4- Kh7. 6. De4 Kg7. 7 b8D! glD, 8. Dbe5T Dlf6. 9. Df6: Kf6 10 Df4' enz. Men moet echter bedenken dat men deze aantrekkelijke winstgang eerst na afloop heeft gevonden. Tijdens de partij speelt de schaak- klok een element door vele groot meesters naar de eeuwige jachtvel den gewenst! een zeer onverkwik kelijke rol. Maar wanneer er geen I tijdlimiet werd aangegeven zou één j partij wel eens veertien dagen kun- l nen duren, zoals in de matches Mac i Donnell-Labourdonnais uit de vorige eeuw BISHOP. H. N. Pillsbury. (Si. Petersburg 1895) is aan zet. Ogenschijnlijk verloren, omdat de vrije a- partij gaat beslissen. Lasker, O' een groot eindspelkenner, et de weg naar remise. Deze ren wij aan het slot van spreking. rtij i.q. verliep als volgt: Lf5-e4? 2. a4-a5 c6-c5r. _er zwart direct op g2 neemt it Kc5en wint nog sneller. Ixc5 Le4xg2, 4. a5-a6 g6-g5, Di 5f Kf4-e5, 6. Pd5-e3! Lg2-f3 La8. 7. b4 f5. 8. b5 g4. h3, 10. Pfl en wint. M Ke5-e6. 8. b4-b5 Lf3-e2, en zwart gaf het op. Disevariamt luidt: g5! 2. a5 Lh3:3. Gh3: g3. 5. a7 g2. 6. a8D glDt, k3r, 8. Kb2 Db6: enzovoort. rre A. Walbrodt 1 4 1 I Deze week een vijftal interessante bridgevragen met daar onder het antwoord. Probeert u eens hier zelf een antwoord op te geven en leest u daarna het in deze rubriek gegeven antwoord. Vraag I: West is gever. NZ kwetsbaar, viertal- lenwedsrijd. De zuidspeler heeft: V B 9 3 9 10 O A H V 9 S A A H 5 West past noord past oost opent met één schoppen wat moet zuid doen? Vraag II: Noord gever, allen kwetsbaar, viertal- lenwedstrijd. De noordspeler heeft: 10 3 2 H 9 6 4 OAHB 1 A 10 5 2 Noord past oost past zuid één ruiten OW passen verder noord één harten zuid één schoppen wat moet noord nu doen? C. Schlechter duidelijk dat met zwart aan partij door wit zonder moei- gewonnen kan worden. Wit zó spelen dat hij dezelfde bereikt, maar dan met zwart Vraag III: Noord is gever, NZ staan kwetsbaar, parenwedstrijd. De zuidspeler heeft: AH832 9 V 4 O B 10 9 7 A B Noord opent met één harten oost volgt met één schoppen wat moet zuid doen? Vraag IV: West gever, allen kwetsbaar, viertal- lenwedstrijd. Zuid heeft: B 10 7 6 5 OH 10 9743 •>6 2 West twee klaver (grote forcing) noord blijft passen oost twee har ten zuid past west vier SA (azenvraag) oost vyf ruiten. Moet zuid doubleren? Vraag V: Zuid gever. NZ kwetsbaar. De zuid speler heeft: B 9 7 5 4 3 6 0 7 4 3 4.865 Zuid en west passen, noord opent met twee Sansatout <20-22 punten, Sansverdeling, niet forcing), oosf past. Wat moet zuid doen? Antwoord IV: Een bijzonder veel gemaakte fout is in zo'n situatie wél te doubleren. Het heeft geen enkele zin, want omdat west kennelyk van plan is naar een slem in harten te gaan zal zuid zelf moeten uitkomen. Bovendien zyn zuid ruitens geen topslag waard en met het doublet loopt hij alleen maar het risico dat west nu mis- schien juist naar een groot-slem gaat omdat west wéét dat ruitenheer goed zit. wanneer, west b.v. AV in die kleur heeft. Passen is het parool maak de tegenpartij niet wijzer dan strikt nodig is! 11 o de acht afwijkingen In de belde bovenstaande tekeningen Jen? De Juiste oplossing vindt u elders op deze pagina. Antwoord I: Een klassieke theorie luidt, dat wan neer men een informatiedoublet geeft op schoppen, men sterke hartensteun moet hebben en wanneer men een harten openingsbod doubleert, men goed in schoppen voorzien moet zijn. Er zijn nogal wat Nederlandse spe lers die hier een soort cultus van ge maakt heben en die in zulke gevallen zelfs „eisen' dat er tenminste een vierkaart in de „andere hoge kleur" aanwezig is. Dit heeft tot resultaat, dat vele sterke handen daarop prak tisch onbiedbaar worden en de Ita lianen hebben die schoppen-harten theorie dan ook al lang verworpen. Zij stellen, dat met een matig dou blet wel met die vereisten rekening wordt gehouden, maar dat men met een sterk of zeer sterk spel niet in dat keurslijf behoeft te blijven lopen.] Het gegeven spel is een typisch voor beeld weliswaar opent oost één schoppen en heeft zuid kracht in die j kleur en slechts één hartentje, maar zuid heeft tevens een enorm goed spel dat feitelijk alleen maar met j „doublet" ingeluid kan worden. Ge- beurt dit. dan komt er drie SA uit de bus, want noord heeft 874 C? A 873 0 B62 V74. Noord zal natuurlijk) met „twee harten" beginnen te ant woorden, maar indien zuid dan erg aandringt met twee SA, zal noord drie SA moeten zeggen. Antwoord II: Hier gebruikt men tegenwoordig de conventie der z.g. „vierde kleur". Wanneer noord nu namelijk twee klaver biedt, betekent dit dan dat; zuid niet mag passen en zijn spel ver- j der moet omschrijven. Speelt men j die conventie niet, dan is het vinden van een redelijk bod moeilijk: event, komt twee SA of drie ruiten in aan merking. Het spel kwam voor in de wedstrijd Nederland-Frankrijk te Os- in. De zuidspeler had +HV94 B5 0 V963 AB3. Nederland bood niet verder dan één SA. terwijl de Fran-1 sen is SA boden en dat contract maakten doordat letterlijk alles „goed zat". Antwoord III: Het natuurlijk verleidelijk één schop- i pen te doubleren, want het lijkt on mogelijk dat oost dat contract ook maar in de verste verte zal kunnen I maken. Echter, zuid heeft 15 punten j aan hoge kaarten zodat een kwets baar manchebod zeker lijkt, b.v. drie SA. Zo'n contract brengt tenminste I 600 punten op en of één schoppen I meer zal opbrengen wanneer zuid I doubleert is zeer de vraag want I 1 dat contract zou dan vier down ge- 1 speeld moeten worden. Beter is dat zuid óf drie SA biedt, óf met „twee j schoppen" noord tot verder bieden dwingt waarbij zuid gelijktijdig zijn sterke spel aangeeft. Een goede regel 1 is, dat indien men zeker meer dan 26 punten samen heeft, men een kwets baar manchebod moet verkiezen bo ven het doubleren van een niet-j 1 kwetsbare lage deelscore der tegen-1 l partij. Antwoord V: Zuid wil natuurlijk graag drie schop- - j pen spelen maar geen vier, want daartoe is zijn spel zelfs tegenover reen twee SA-opening te zwak. De z.g. ..Flint-conventie" brengt uitkomst. Zuid biedt conventioneel drie j ruiten,waarop noord drie harten' 1 moet zeggen. Heeft zuid hartenboer zesre, dan past hij in het geschet ste geval zegt zuid. na drie harten van noord, drie schoppen waarmee hij aangeeft een zeer zwak spel met' een lange kleur te hebben. In prin- j cipe behoort noord daarop te passen. I De conventie heeft bovendien dit j voordeel, dat het antwoord drie har- i ten of schoppen (direct geboden) na twee SA» als „forcing" kan worden! j gespeeld en dus een sterker spel aan-1 j geeft. Pirn en Pom ma-ken een wan-de-lin-ge-tje. Op-eens staat Pim stil bij een heel groot huis. Hij wijst met zijn poot-je. Moet je nou eens zien, zegt h{j te-gen Pom, een deur met een hok-je er-in. Ja, zegt Pom, wa-rem- pel. Waar zou dat goed voor zijn? Pim kruipt in het hok-je en ruikt aan de hoek-jes. „Niet doen. Niet doen." roept Pom. ..Nooit in vreem-de hok-jes. Dat heb ik al van mijn moe der ge-leerd, toen ik nog zóOp-eens houdt hij op. Er ge-beurt iets vre-se-lijks. Het hok-je met Pim er-in draait vlak voor zijn neus weg. Mét Pim Er komt ge-woon een nieuw leeg hok -je voor in de plaats. Zón-der Pim. Pom wil iets doen: schreeu-wen of heel hard te-gen iets op-sprin-gen. maar hij kan het niet. Zijn poot-jes zijn net van steen en zijn bek-je staat o-pen. To-ve- rij. denkt hij, dat moet to-ve-rlj zijn. En klik nou eens. het le ge hok-je blijft niet stil-staan. maar draait ver-der. Pom voelt zijn hart bon-zen. Er komt een nieuw hok-je aan. Mis-schien mis-schien springt Pim daar da-de-lijk uit Maar nee. Uit het vol-gen-de hok-ie komt een gro-te me-neer met een bol-hoed op. Niks Pim De deur d raait weer ver-der Wéér een leeg hok-je. Maar de ze keer draait het niet door Het staat stil, net als het eer ste waar Pim in kroop. Pom staart er met gro-te o-gen naar. Wat moet hij doen? Hier blij ven wach-ten tot Pim mis schien weer te-voor-schijn' draait? Of zelf in zo'n hok-je krui-pen en kli-ken wat er ge beurt? Nee. denkt hij. nee, hier blU-ven wach-ten is niets. Wie weet wat er daar ach-ter die hok-jes-deur met mijn goe-ie vriend aan de hand is. Ik moet er op af. Mis-schien roept hij wel om me. Mis-schien is hij wel om-ge-to-verd in een hond of een kik-ker of weet ik wat. Heel ang-stig kruipt hy in dat grie-ze-li-ge hok-je. Hy zit nog maar net of daar be-gint het al te draai-en. Met hok-je en al wordt hij in dat gro-te huis naar bin-nen ge-draaid. En wié zit hem daar op de mat op te wach-ten? Pim! Hy bib-bert een beet-je, maar als hij Pom ziet. doet hy heel flink. Ik dacht wel dat je ko-men zou, zegt hy. het ging leuk. hè. Niks leuk. zegt Pom, die ook nog een beet-je bib-bert, la-ten we maar gauw zien hoe we hier weer uit-draai-en. Waar-om? zegt Pim. nou ik één keer bin nen ben. wil ik het wel eens e-ven zien. Ik wil wel eens we ten wat dat voor men-sen zijn die een deur met hok- jes in hun huis la-ten ma-ken. Dan moet Je maar al-leen gaan. zegt Pom kwaad, ik wil hier-uit en hoe eer-der hoe lie-ver. Je zegt toch zelf al-tljd: een kat is nooit te oud om te le-ren, zegt Pim. Daar kan Pom niets op te-rug zeg-gen en op ban-ge poot-jes Icopt hij ach-ter Pim aan het gro-te huis in. Ooooohroept Pim. wat heb-ben d i e een hoop ta-fels en stoe-len. Ze kij-ken met gro te o-gen rond in de zaal vol ta fels en stoe-len. Er zit-ten maar een paar men-sen uit kop-jes of glaas-jes te drin-ken, maar ach-ter in de zaal staat een he-le gro-te ta-fel en daar- om-heen zit een heel stel me- ne-ren Kyk, zegt Pim. dat zyn na-tuur-lyk de ba-zen van liet huis. Die heb-ben dat be-dacht van die deur met hok-jes. Zul len we eens naar ze toe-gaan? Nee, nee. roept Pom, maar Pim trip-pelt al op de gro-te ta fel af en kykt naar de me-ne- ren. die heel stil zit-ten. Kom nou mee. Pim, fluis-tert Pom. die toch maar ach-ter hem aan- ge-lo-pen is. om-dat hy het in z'n een-tje al-le-maal nóg veel grie-ze-li-ger vindt. Pim lacht. Maar zie je het dan niet? zegt hij. Ze le-zen. En men-sen die le-zen doen nooit kwaad. Met-een springt hy op Horizontaal 1. uitheemse vrucht 6. lemmer 9. kloppen 10. muziekterm 12. tinglazuur 14. signaal op een slaginstrument OPLOSSING VORIGE PUZZEL 18. soort struis 20. breidel 22. gebarenspel 23. autochtone Peruaan 24. kerkelijk rechtscollege 25. gas 26. tafelbediende 27. boerenplaats 29. handweefwerk 30. matroos 31. woestijndal 33. rivier ln Spanje 36. rechtschapenheid 41. rivier in Noord-Brabant 42. bijbelvertaling 43. aanklampen 44 dwalen 45. rivier in Noord-Brabant Vertikaal 1. ongezuurd brood 2. schoon 3. deel der Verenigde Staten 4. mohammedaanse titel 5. jeugdig 6. klem 7. geleed dier 8. joodse sagefiguur 11. schedelboring I 13. moederschap 15. muziekinstrument i 16. bijbelse figuur I 17. draaiplaat voor een hengsel 19. Romeinse godin 21. bejegening de ta-fel tus-sen al-le kran-ten van de me-ne-ren in. Pimmmm, roept Pom nog, maar Pim luis tert al niet meer. HU speelt rit sel rit-sel tus-sen de kran-ten van de me-ne-ren. Ze ky-ken wel e-ven ver-baasd, maar als ze zien dat Pim niet van plan is hun kop-je of glaas-je om te gooi-en, le-zen ze weer ver-der. Pom loopt ze-nuw-ach-tig heen en weer rond de ta-fel. Hij ziet Pim al he-le-maal niet meer en dat maakt hem nóg ze-nuw-ach-ti-ger. Daar-om klimt hij heel ang-stig op een stoel om nog één keer te-gen Pim te zeg-gen dat hij nu heus weg-gaat. En wat ziet le? Daar zit Pim no-ta be-ne kop-jes te ge-ven aan de eer-ste de bes-te kran-te-man. Mal-le streep-kat, zegt de krante-man, wat doe je hier? Pim geeft hem nog een kop-je. Maar op-eens komt er een me-neer in een def-tig zwart pak naar de kran-te-man toe. Hy zegt: Neemt u mij niet kwa-lyk, me-neer, maar hon den en kat-ten mo-gen hier al leen aan de lijn wor-den mee- ge-voerd. Pim en Pom ver-stU-ven. Aan een lijn. Zij. twee ech-te kat-ten aan een lijn? De kran- te-man zegt: Maar. o-ber. die kat-jes zyn he-le-maal niet van my Ze zijn hier zo maar op eens ko-men aan-lo-pen. Maar voor hy is uit-ge-praat zyn Pim en Pom er al van-door. on-der de ta-fels door. de gro-te zaal uit en tjoep sa-men in zo'n gek hok-je van de draai deur Bib-be-rend du-wen ze te gen de zij-kant van het hok-je. En ja-wel: op-eens begint het hoekje van-zelf te draai-en en vóór ze het we-ten staan ze op straat. Aan een lijn, hygt Pim. hy wou ons aan een lyn heb ben. Pom voelt zich weer he- le-maal ge-wich-tig en def-tig. Hy steekt zijn neus in de lucht en zegt: Wat zei ik je? Nooit in vreem-de hok-jes krui-pen. MIES BOUHUYS 28. zoon van Jacob 31. sluier 32. vreemde munt 34. oefenproeftyd 35. liefdemaal 37. twyg 38. beitel 39. uit Ierland 40. stuk Oplossingen onder het motto Kruiswoordraadsel dienen voor woensdag as. te 9 uur in het bezit te zyn van de redactie van het Leidsch Dagblad, Witte Singel 1, Leiden. Wij stellen vier prijzen be schikbaar: één van f 10, één van f 7,50 en twee van elk f 5. Alle abonnees kunnen meedingen. De eerste prijs van f 10.werd toe- gekend aan de heer Ph. van Hooven, Tasmanstraat 92, Leiden; de tweede j prijs van f7.50 aan mevrouw G. van j Egmond, Daniël Noteboomstraat 30. j Noordwijk aan Zee; de twee prijzen i van elk f 5.vielen ten deel aan mevrouw W. S. van Schooten, Mgr. Broerestraat 12, Voorhout en mej. j Corona v. d. Horst. Haagweg 80, Lei- - den. De prijzen zullen aan de win- n aar essenworden toegezonden. i Kom er acliler sbi uba utaij ubb dso2 8 Sn{UTI UB UI UB A J99/A93 l tl BUI UBA UBUI1 '9 afpuotl UBA VWBiS Q ;b paotj uba afvaaA sitpaj afdtnooq uba ^bj g .taip UBA joo z japujin ia3oA I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1970 | | pagina 25