boeke
boeken
bronnenboeken
beurzen
bijlessen
computer
tijdperk
dalton
BIBLIOTHEEK
BRUGKLAS
CASSETTE
BUMRTMILIEU
BUITENGEWOON
ONTWIJS
BIJZONDER
ONDERWIJS
CAMERA
rELL0FILM
rENTRA
•"FMTRAIE studio
CLOSED CIRCUIT
TELEVISION
COLLAGE
TO SCHOOL
CO-EDUCATIE
CONTROLE
IN DE KLAS
HiFERS
CRèCHE
DAGLICHTSCHERM
DAGSCHOOL
DEBILITEIT
(Vervolg Bestuur
wenst voor, een gemeenschap te
vormen door samenvoeging van
scholen die onder verschillende
schoolbesturen staan, b.v. onder
bestuur van rijk, gemeente en/of
een schoolbestuur. Een voorbeeld
hiervan is b.v. het samengaan
van een rijksatheneum en een ge
meentelijk gymnasium in een ly
ceum. Dit kan op verschillende
wijzen worden geregeld. Zo kan
één bepaald bestuur alle samen
gevoegde scholen onder zich ne
men, maar het kan ook voorko
men dat ieder bestuur de verant
woordelijkheid voor zijn eigen
school wenst te behouden. Jn zulk
een geval brengt men een samen
werkingsvorm tot stand, waai in
de scholen toch als een instituut
kunnen functioneren, zij het on
der twee of meer verschillende
besturen. In dat geval spreekt
men van samenwerkingsscholen.
Het begrip associatie gebruikt men
wel voor een bepaalde structuur,
wanneer een scholengemeenschap
door te veel samenvoeging te
groot dreigt te worden. Dan kan
men toch samenwerking verkrij
gen door b.v. een mavo-school
met een scholengemeenschap te
associëren". D.w.z. dat de pro
gramma's, de boekenlijsten en de
werkwijzen met elkaar in over
eenstemming worden gebracht,
zodat de overstapmogelijkheden
voor de leerlingen toch aanwezig
zijn, als ware het een gemeen
schap. Beide scholen blijven dan
echter onder eigen directie en
hebben dus niet eenzelfde leider.
Onder compromis-scholen verstaat
men scholen die onder een ge
mengd" bestuur staan. Wanneer
in een plaats de verschillende
richtingen een te kleine groep
vormen zodat men het in de wet
voor stichting bepaalde minimum
aantal belanghebbenden niet
haalt om een eigen school te kun
nen stichten, vormt men wel eens
één bestuur uit vertegenwoordi
gers van de verschillende richtin
gen (openbaar, room-katholiek en
prot. christ.).
J. V.
roepsonderwijs. De terreinen, die
ieder dezer organen bestrijken,
zijn niet duidelijk afgebakend, zo
dat het aanbeveling verdient naar
mogelijkheden te informeren zo
wel bij het Ministerie van O. en
W. als bij de provincie- en ge
meentehuizen.
J. V.
Meestal zijn de Sohool- en de Open
bare Bibliotheek van elkaar ge
scheiden. Op slechts enkele scho
len heeft men deze twee gecombi
neerd, zodat de Openbare Biblio
theek in de school is gevestigd.
Op die manier komen de mensen,
die in de buurt van de school wo
nen. in nauwer contact mèt de
school.
Nu iets anders: de naslagbiblio
theek (zie ook: Bronnenboeken).
Op mijn vroegere basisschool
hadden de leerlingen zélf een bi
bliotheek van naslagwerken over
de verschillende vakken samenge
steld- Alles wat we (bijv. voor
een werkstuk) wilden weten, kon
den w^. in het kaartsysteem vin
den. Zó leer je óók zelfwerkzaam
heid.
J. E.
(zie Vernieuwers)
(zie Bibliotheek en
Bronnenboeken)
(zie ook Bibliotheek)
Boeken, waarin informatie te vin
den is over allerlei onderwerpen,
(maar niet kinderachtig) geschre
ven en royaal geïllustreerd. Snuf-
felboekex. voor kinderen, waarin
ze zelf en zelfstandig de informa
tie kunnen opdoen, die ze nodig
hebben bij de verwerking van
hun lessen en bij de samenstel
ling van hun werkstukken (zie al
daar). De boeken bevinden zich
op door de kinderen gemakkelijk
bereikbare plaatsen, hetzij in hun
eigen klas, hetzij in het documen
tatiecentrum van de school.
J. L.
(zie ook Belasting en
Voortgezet Onderwijs)
Dat i6 de algemene term voor de
verschillende vormen waarin fi
nanciële hulp aan studerenden
wordt geboden. Aanvankelijk was
deze hulp uiterst beperkt, maar
geleidelijk is men onder invloed
van allerlei omstandigheden
steeds verder gegaan in het ver
strekken van geldelijke steun op
dit gebied. In 1876 is men begon
nen met het per universiteit be
schikbaar stellen van enkele
beurzen. In 1920 kwam voor het
eerst op de rijksbegroting een al
gemene post voor dit doel voor,
ter grootte van 100.000.
In recente jaren was op de begro
ting van het Ministerie van On
derwijs en Wetenschappen een to
taal bedrag van circa 90,- mil
joen uitgetrokken, waaruit ruim
55.000 beurzen of toelagen zijn
toegekend.
Men kan onderscheid maken tussen
beurzen, renteloze voorschotten
en toelagen, soms in gemengde
vorm. De hoogte van beurzen
wordt bepaald aan de hand van
de financiële omstandigheden van
de belanghebbenden en houdt ver
band met kosten en duur van de
ondernomen studie. Van een
strikt beperkte gunst aan enkele
bevoorrechten die bijzonder be
gaafd waren en hoge prestaties
leverden is men gekomen tot een
systeem, dat beoogt zeer velen in
de gelegenheid te stellen tot
voortgezette studie. Allerlei mo
tieven liggen hieraan ten grond
slag. Eén der belangrijkste is het
sociale motief, dat het uit een
oogpunt van gelijke rechtsbede
ling onbevredigend is te achten,
indien begaafde jonge mensen
geen kans zouden krijgen hun ca
paciteiten tot ontwikkeling te
brengen. Gaandeweg zijn hier an
dere overwegingen bij gekomen,
waarvan de voornaamste mag he
ten, dat de gemeenschap er be
lang bij heeft dat van zoveel mo
gelijk personen de aanleg en de
capaciteiten worden benut, zulks
ter bevordering van een gunstige
economische ontwikkeling. In dit
verband is ook het eisen van
prestaties verminderd: vroeger
moesten deze aanmerkelijk hoger
liggen om een beurs te krijgen en
te behouden dan thans. Het verle
nen van beurzen en studietoela
gen wordt nu veelal gezien als
een investering in intellect en
mankracht, waarvan de maat
schappij in een later stadium de
vruchten hoopt te plukken. Het
zou interessant zijn indien geme
ten kon worden hoe groot het ren
dement van deze investeringen is.
Naast het Rijk verlenen bovendien
ook de provinciale en gemeente
besturen in het algemeen vrij rui
me mogelijkheden van steun bij
studie, voornamelijk op het ter
rein van het voortgezet en be
blinde en slechtziende kinderen:
doven, slechthorenden en spraak-
gebrekkigen; zwakbegaafden;
spastische kinderen; lichamelijk
niet sterke kinderen (openlucht-
school); circus- en woonwagen
kinderen.
De afdeling onderwijs van het ge
meentehuis kan u inlichten wat
voor BLO-scholen er in uw omge
ving zijn. Ook kleuter-, school- of
huisarts, schoolhoofd, psycho
loog en andere deskundigen we
ten u de weg te wijzen.
H. v. D.
Behalve het gezinsmilieu is ook het
buurtmilieu van niet geringe be
tekenis voor de vorming van het
kind. De stijl van leven in een
bepaalde buurt en de opvattingen
die daar worden aangehangen ten
aanzien van het onderwijs, het
schoolgaan, de arbeid, enz. bepa
len namelijk in hoge mate de op
vattingen en het gedragspatroon
van jonge mensen.
J. H. N. G.
Is een doosje van plastic, waarin
geluidsband of film is verpakt om
de hanteerbaarheid te vergroten
en het materiaal te beschermen.
De compact cassette is internatio
naal aanvaard als standaard ge
luidsbandcassette. Onbespeeld
verkrijgbaar voor speelduren van
60. 90 en 120 minuten, verdeeld
over twee sporen. Bespeeld ver
krijgbaar als musicassettes (ook
stereo) en complete talencursus
sen. Een ander soort geluidsband
cassette is de 8 sporen stereo-cas
sette, die gebruik maakt van nor
male geluidsband. Cassette-recor
ders zijn bandrecorders voor cas
settes. Cassettespeler kan alleen
het geluid van voorbespeelde cas
settes weer geven: makkelijk
hanteerbaar en vrij goedkoop. De
cassette-projector is iets heel an
ders: dubbel-8. super-8 en single-
8 mm. Films zijn kant en klaar
verkrijgbaar in cassettes om via
de cassette-projector vertoond te
worden. Het oudste systeem is de
lusfilm-cassette-projector, waar
de film in de cassette met begin
en eind aan elkaar gelast is. De
bedoeling van deze maximaal 4
minuten durende stomme film
pjes is het visualiseren (zie ook
daar) van een bepaald onderdeel
van een gebeuren, waarbij de be
weging essentieel is voor het juis
te begrip. Daarom worden deze
lusfilms ook wel single-concept"
films genoemd. Ook een geluids-
lusfilm cassette projector is nu
verkrijgbaar, de maximale verto-
ningsduur is hiervan 30 minuten.
W. H. B.
(zie ook Mammoetwet en
Scholengemeenschap)
Sinds de invoering van de Mam
moetwet bestaat de brugklas. In
deze eerste klas zitten MAVO-,
HAVO- en VWO-leerlingèn nog
door elkaar; pas in het tweede of
derde jaar wordt er geselecteerd.
Het brug jaar vormt de schakel
tussen basisschool en Voortgezet
Onderwijs. Na de invoering van
het brugjaar is het aantal geval
len met aanpassingsmoeilijkheden
sterk verminderd. J. .E.
Brugklas is De Grote Leugen
van het huidige onderwijs. De
doorsneebrugklas is helemaal
geen Brugklas maar doodordinair
een beginklas. Brugklas zou moe
ten zeggen: werkelijk alle kinde
ren tezamen, en dan na een jaar
(of na twee jaar, als men een
tweejarige brug heeft, wat mag)
uitzwermen naar een zo rijk mo
gelijk scala van verdere moge
lijkheden. Kortom: ideale aanslui
ting bieden, tussen basisonderwijs
voortgezet onderwijs, door de se
lectie zolang mogelijk uit te stel
len en vervolgens ook echte selec
tiekans te bieden. En ga nu eens
kijken op zo'n MAVO'tje, dat al
leen maar MAVO heeft, en op
zo'n ex-lyceum, dat alleen maar
Atheneum en Gym heeft: daar
heeft men met groot lef brugklas
sen, jawel; maar ze leiden
slechts naar het weinige dat men
te bieden heeft. Achterblijvers
mogen hun heil elders gaan zoe
ken. Dat is geen brugklas maar
een breukklas. Het is zelfs zó erg
dat scholengemeenschappen die
wèl naar alle mogelijkheden
brengende brugklassen hebben
een speciale term hebben moes
ten. Met „heterogene brugklas"
vertellen zij u, dat zij wèl alle
kinderen bijeen zetten om ze rijk
dooreen gemengd naar alle moge
lijkheden te voeren. Misschien is
het feitelijk mislukken van de
brugklasidee wel de drijfveer van
staatssecretaris Grosheide om zo
zeer de middenschool-gedachte
(zie ook daar) na te jagen. Dan
schept hij namelijk een school die
helema&l, drie of vier jaar,
,,brug" is. En dan maakt hij een
eind aan De Grote Leugen die nu
zo vaak voorkomt. E.
Voor een kind dat niet mee kan ko
men (vooral in het voortgezet on
derwijs, vroeger middelbaar ge
heten) zijn er bijlessen, vaak
door ouders van zwakke leerlin
gen aangegrepen om hen te laten
bijspijkeren.
Doet u dit alleen in overleg met de
school en slechts bij uiterste
noodzaak.
Een kind dat naast gewoon huis
werk ook nog allerlei extra lessen
krijgt heeft een véél te zwaar en
véél te eenzijdig programma.
Als het slechte cijfers heeft doordat
het te zwak is voor deze oplei
ding, moet het kind een ander
schooltype kiezen. Als het de op
leiding niet aan kan door andere
factoren (het heeft een verkeerde
werkmethode, is te speels of te
jong e.d.) dan helpen die lessen
eerder van de wal in de sloot, ze
zijn een te zware belasting-
Een opgroeiend kind moet tijd over
houden voor liefhebberijen, sport
en spel, en. niets doen!
Bij sommige kinderen zijn er
defecten, waardoor ze of
slecht rekenen kunnen (geen ge-
tals- en hoeveelheidsbegrip: acal-
culie) of slecht lezen en spellen
(alexie). Dergelijke uitvals-ver-
schijnselen staan los van het in
telligentieniveau.
Zulke kinderen kunnen extra-lessen
ontvangen, de z.g. noëpedie die
hen met aparte leermethoden
helpt.
Ook kunnen ze terecht op de School
voor L(eer-) en O(pvoedings)
M(oeilijkheden) die veel van deze
kinderen met specifieke methoden
helpt.
Voor kinderen met stoornissen in
de spraak zijn er logopedie-les-
sen, vaak gratis van school uit.
Dit is geen aanstellerij, het is be
langrijk voor later dat het kind
zuiver spreekt.
H. v. D.
Bijlessen kunnen na schooltijd wor
den gegeven aan leerlingen, die
in bepaalde leervakken te kort
schieten. Zij gaan dan, indien hun
ouders dit kunnen en wensen te
betalen, privé-lessen nemen bij
een particulier, die daartoe be
voegd is of zich terzake bevoegd
acht. Bijlessen zijn ook mogelijk
binnen het schoolverband voor
leerlingen die achter zijn geble
ven daar het leertempo te hoog
lag of omdat zij bepaalde onder
delen van de leerstof niet hebben
begrepen.
J.H.N.G.
Voor kinderen die afwijkend zijn op
welke wijze dan ook is er het bui
tengewoon onderwijs: voor velen
een zegen, voor sommigen een
straf. „Mijn kind niet op die gek-
kenschool, die asocialenschool".
De moeilijkheden en teleurstelling
dat een kind niet alles „gewoon"
kan meedoen, zijn begrijpelijk en
bestaan echt. Maar men mag er
daarom niet de ogen voor sluiten
en doen alsof er niets aan de
hand is en het kind toch naar ge
woon lager onderwijs sturen.
Daarmee wordt het kind onrecht
aangedaan en schade berokkend.
Er is speciaal onderwijs voor o.a,
(zie Bestuur)
C
In zo'n kleine handvol zit 30 of
45 of 60 minuten informatiedis
cussie, denkwerk, reportage. De
machtige cassette.
(zie Transparanten)
(zie Pedagogische Centra
zie Regionale Centra)
Maakt het mogelijk op school au-
dio-visueel materiaal via een ge
sloten-net-systeem te distribueren.
De lesruimten behoeven alleen
maar voorzien te zijn van een
monitor, waarop vanuit de cen
trale studio video-programma's,
films, diaseries en geluiden uitge
stuurd worden.
W.H.B.
(zie Gesloten-net-televisie)
waarom zouden de jongens eigen
lijk geen koken leren? En laat het
meisje toch inzicht krijgen in het
vak bankwerken. Want op die
bank komen die jongen en dat
meisje samen toch terecht; in de
maneschijn, wel te verstaan.
H.A.E.
Een voorbeeld van een collage
toegespitst op het audio-visuele.
Maar je kunt het ook over fruit
teelt, over Feijenoord, over de
stadsparken of over de vakantie.
Een samenstelling van bij elkaar
geplakte stukken tekst, tekenin
gen, e.a. uit kranten en boeken,
met eventuele eigen toevoegingen.
Zo komt men ook d.m.v. ko
pieer- en vermenigvuldigingsap-
paratuur, aan actueel lesmate
riaal. En men laat de leerlingen
zelf actief zijn.
W.H B.
haar kind rondsjouwt moet af en
toe eens „vakantie hebben van
dat kind". En dat kind van die
moeder.
H. v.D.
Crèche is het Franse woord voor
kinderbewaarplaats. Volgens de
Nederlandse opvattingen wil de
crèche meer betekenen dan al
leen maar het in bewaring nemen
van kinderen, van wie de moeder
dagelijks naar haar werk moet.
De crèche in Nederland wil voor
de peuter tot de kleuterschool een
beschermende plek zijn. waar het
zich kan ontwikkelen tot een so
ciaal-voelend wezen. De afwezig
heid van de moeder wordt ge
compenseerd door de constante
aandacht van de leidster voor het
kind en een groep kinderen van
gelijke leeftijd, waarin het zich
zelf kan zijn. Het kind wordt
's morgens voor de moeder naar
haar werk gaat naar de crèche
gebracht. Tussen de middag eet
het daar en als er behoefte aan
bestaat kan de kleuter er een
middagslaapje doen. Tegen de
avond gaat het kind weer met de
moeder mee naar huis. Er zijn
ook crèches waar baby's vanaf
drie maanden worden opgeno
men. Hoeft het kind maar voor
halve dagen van de diensten van
een crèche gebruik maken dan
kan dat eveneens. Crèches staan
de laatste tijd sterk in de belang
stelling. De Dolle Mina's zijn van
mening, dat moeders van jonge
kinderen moeten kunnen gaan
werken zonder in zorgen te zitten
hoe zij hun jonge kinderen op
verantwoorde wijze kunnen on
derbrengen. Er zouden veel meer
crèches .noeten komen. -Zij wijzen
daarbij op het buitenland, waar
het instituut van werkende moe
ders veel meer voorkomt en kinde
ren in crèches de gewoonste zaak
van de wereld zijn. (Zie ook An
ti-autoritaire Kleuterschool, zie
ook Peuters).
H. A. E.
(C.A.I.: computer assisted
instruction
De computer als informatieverwer
kend en -verstrekkend apparaat
kan zodanig geprogrammeerd
worden, dat via een kiesschijf al
lerlei informatie c.q. lesstof au-
dio-visueel d.m.v. monitoren
wordt gepresenteerd. Uiteraard
hoeft de computer niet IN de
school te zijn, maar kunnen er
meer scholen op één centrale
computer aangesloten worden.
W.H
Naast foto- en film-camera is ook
de televisie-camera belangrijk
voor het onderwijs geworden. Zet
ten we de camera op de micros
coop bv, dan kan op het beeld
scherm een „preparaat" voor de
hele klas zichtbaar worden ge
maakt. Ook kleine voorwerpen en
handelingen kunnen in close-up
veel gemakkelijker door de klas
worden geobserveerd. Zie ook Te
levisie. W. H. B.
Co-educatie mag je vertalen met
„samen-opvoeden". Op de kleu
terscholen, de basisscholen, de
meeste vormen van voortgezet
onderwijs en de universiteiten
zijn de jongens en de meisjes niet
gescheiden. Zij zitten gezamenlijk
in de klassen of college-zalen. Zo
dra kinderen na de lagere school
een vorm van beroepsonderwijs
(zie ook daar) gaan volgen wor
den doorgaans de bokken van de
geiten gescheiden. Met andere
woorden: uitsluitend jongens
gaan naar de lagere technische
school om te leren voor bankwer
ker of een ander beroep, de meis
jes gaan naar het nijverheidson
derwijs voor de typische vrouwe
lijke beroepen. Een groot deel
van de Nederlandse jeugd heeft
in de belangrijke puberteitsjaren
door de school maar zijdelings
contact met de andere sekse. Dat
kan nadelig zijn voor een harmo
nieuze ontwikkeling van jonge
mensen. Deskundigen zijn van
mening, dait het beter zou zijn
jongens en meisjes samen les te
geven in vakken, die betrekking
hebben op algemene ontwikkeling
(zae ook Middenschool). Om dit
praktisch te laten functioneren
zouden nijverheidsscholen en
technische scholen een hechte ge
meenschap moeten vormen. En
(zie Moderne Wiskunde,
Informatica en Computer in de
school)
1. Prestatiecontrole: hoe heeft het
kind zijn werk gemaakt: aantal
fouten, netheid, hoeveelheid.
2. Pedagogische controle: gedraagt
het kind zich in de klas op een
zodanige wijze, dat hij anderen
niet h.ndert. Stelt hij aan zichzelf
voldoende eisen bij het bevorde
ren van een zo goed mogelijke
sfeer in de klas.
3. Controle moet er natuurlijk zijn
maar niet in die mate, dat het
kind niet in staat is onbespied te
mogen »n te kunne.i werken. Te
vaak nog zijn gedrag en prestaties
van de kinderen afgestemd op de
mate waarin ze door de leer
kracht gecontroleerd worden,
Werken voor het cijfer en braaf
zijn, omdat de meester anders
kwaad wordt: dat mag deugd
zaam lijken, maar driewerf hoera
voor de leerkracht die zijn klas
zover heeft dat er (wederzijds)
een dusdanige vertrouwenssfeer
is ontstaan, dat controle een sti
mulans is en geen dreigement.
J. L.
Cijfers zijn getallen, die ouders al
les zeggen over de vorderingen
van hun kinderen op school. Zijn
de cijfers goed, dan zijn de ou
ders het er mee eens en ze waar
deren de meester of de juffrouw,
die hun kind zo goed weet te
beoordelen. Komt het kind thuis
met cijfers die lager uitvallen,
dan vinden de ouders in hun hart
dat die beoordeling eerder de
schuld is van de man of vrouw
voor de klas dan dat men de oor
zaak bij het kind zoekt. Cijfers
zeggen ouders dus eigenlijk niets.
Kinderen zien de zaak veel zui
verder. Die tien kregen ze, omdat
het die dag zo lekker ging, omdat
ze er hard voor hebben gewerkt,
Die vier hebben ze verdiend, om
dat ze er met de pet naar hebben
gegooid, of omdat ze van het on
derwerp nog niet veel hebben be
grepen.
Die komen op mijn school in de
eerste en tweede klassen niet
meer voor. Wij krijgen létters,
waarbij erop gelet wordt of je de
leerstof begrepen hebt.
Doordat er maar vier letters wor
den gebruikt, wordt er geen onno
dig verschil meer gemaakt tussen
bijv. ee.i zeer goed en een uit
muntend gemaakt proefwerk.
Door de afschaffing van de oijfers
vermindert ook de rivaliteit. Ge
lukkig winnen de letters steeds
meer terrein, zodat ze misschien
nog eens verplicht gesteld wor
den.
J.E.
Cijfers: ondingen. Machtige wapens
om mee te dreigen enerzijds en
symbolen van onmacht ander
zijds. Een vier voor rekenen:
,,pak slaag". Een vier voor biolo
gie: „zo'n kind kan ook niet alles
weten". Een zes van Lia: „da's
ook niet best". Een zes van Leo:
„goed gedaan jongen".
Een woordrapport dan: „aardrijks
kunde - matig (dus een 6). Ook
niet ideaal! Een begeleidings
kaart voor iedere leerling, met
gegevens over prestaties (natuur
lijk!), maar ook over: interesse,
werkinstelling, sociaal gedrag,
zelfstandigheid- Geen rapporten
meer, maar geregelde gesprek
ken van de leerkracht, met de
geregeld bijgehouden kaart in de
hand, met de ouders. Verder
blijft de kaart geheim. Wie weet
is het dèt! 11
J. L.
Peuters (zie ook daar) plegen de
hele dag achter een volwassene
aan te sjouwen. Moet die volwas
sene onder Peuters nu beslist de
moeder zijn? Vroeger dacht men
van wel. Modernere inzichten le
ren ons dat ook andere volwasse
nen voor peuters kunnen zorgen
en dat die er wel bij varen. Maar
hij moet niet elke keer met een
wisselende oppas of andere omge
ving te maken krijgen. Een peu
tercrèche is dus verantwoord en
zelfs wel gunstig voor een kind,
als de leiding stabiel en rustig is
en de greepjes klein zijn. Eerst
slechts halve dagen naar zo'n
crèche is, indien dat mogelijk is,
zeker in het begin aan te bevelen.
Een moeder die de hele dag met
is een mogelijkheid om bij projec
tie verduistering van het schoollo
kaal te vermijden. Voorzien van
een oppervlak dat maximale re
flectie oplevert zijn deze scher
men goed bruikbaar met een nor
male projector, al is bij sommige
schermen de kijkhoek in verband
met die maximale reflectie be
perkt tot ca. 60 graden. Opklim
mend in reflectievermogen zijn er
glasparel-, zilver- en aluminium
schermen. Daglicht-projector
de naam die -gegeven wordt aan
diaprojectoren met een bijzonder
Weer zo'n duur ding, dat school
en gemeenschap handen geld kost?
Kom nou. een doorzichtschermpje
maak je al heel aardig met een
vel tekenpapier en het skelet van
een oud tafeltje. Een kwartjes-
kwestie.
lichtsterke lamp (24 V., 300 W.)
om zonder ingrijpende verduiste
ring goed zichtbare beelden te
projecteren. Ook de overhead
projector wordt wel eens dag
lichtprojector genoemd, omdat
bij deze eveneens geen verduiste
ring nodig is. Doorzichtscherm is
een derde mogelijkheid om ver
duistering te vermii ;°n. Hierbij
wordt de projector niet voor,
maar échter het transparante
scherm geplaatst. Er is dus spra
ke van doorvallend in plaats van
gereflecteerd licht. Het beeld
wordt links-rechts verwisseld zo
dat dia's omgekeerd ingeschoven
moeten worden. Bij films is dit
niet mogelijk zodat een ander
type gebruikt moet worden, waar
bij de projectie plaats vindt via
een spiegel die voor het omkeren
zorgt.
W.H.B.
(zie ook Avondschool)
Dagscholen worden bezocht door
kinderen en verder door jeugdi
gen en aankomende volwassenen
die nog niet in het beroepsleven
zijn opgenomen, zodat zij overdag
onderwijs kunnen volgen (zie
voorts Avondonderwijs).
J.H.N.G.
(zie ook Vernieuwers)
De pedagoge Helen Parkhurst uit
het Amerikaanse stadje Dalton
heeft in de jaren twintig een
nieuw onderwijssysteem gecre-
eerd. Dit sloeg zo aan, dat haar
methode ook in Europa navolging
vond. In Nederland wordt, zowel
bij het lager als bij het voortge
zet onderwijs, volgens de Dalton
methode gewerkt. De Dalton-me
thode gaat uit van vrijheid in ge
bondenheid. Het is een mengeling
van klassikale lesuren en taak-
uren („Daltonuren"), waarin de
kinderen werken aan de hun op
gedragen taken. Die taken kun
nen per week en zelfs per maand
worden opgegeven. Leerlingen
kunnen hun taakuren naar eigen
goeddunken inrichten. De enige
voorwaarde, die wordt gesteld, is,
dat de taak binnen de afgespro
ken tijd wordt afgemaakt.
In het begin van de jaren vijftig
heeft Helen Parkhurst een „in
spectietocht" gehouden door Eu
ropa om te zien hoe haar metho
de buiten Amerika werkte.
Zij bezocht ook de voormalige Dal
ton HBS aan de Aronskelkweg in
Den Haag. Als leerlinge van de
derde klas van die school heb ik
Helen Parkhurst als een tenger
vogeltje door de school zien
springen. Ze droeg een plat hoed
je en haar gezicht stond niet erg
vrolijk. Ze was erg verdiept in de
wijze, waarop de Dal ton-methode
was geïnterpreteerd. Ze liet te
genover de leerlingen niet blijken
of ze wel of niet tevreden was.
Sommigen van hen vonden dat
jammer, want ze waren weken
bezig geweest om miss Parkhurst
een zo ideaal mogelijk inzicht te
geven.
H.A.E.
(zie ook Buitengewoon
Onderwijs)
Als een kind zich traag ontwikkelt,
pas laat praat, laat is met aller
lei dingen als zelf eten en *lleen
ergens op af gaan dan zegt
men: hij is achter bij zijn leef
tijdgenoten. Gaat het ook op de
kleuterschool moeilijk en wil het
niet zo goed op de lagere school,
dan is de vrees voor achterlijk
heid of debiliteit gerechtvaardigd.
Voor een dergelijk kind is de ge
wone lagere school te moeilijk.
Dag in dag uit zit zo'n kind te
luisteren naar dingen die het niet
of half begrijpt. Het kind spant
zich in, maar oogst slechts onvol
doendes, een slecht rapport en te
leurstelling of boosheid van de
ouders.
Voor een volwassene zijn elke dag
opnieuw te moeilijk werk, slechts
aanmerkingen wat je ook doet,
geen salarisverhoging aan het
eind van het jaar en geen promo
tie, even erg als voor een zwak
begaafd kind het blijven zitten en
zijn onvoldoendes. Zo'n kind moet
werk krijgen dat het wel begrijpt,
met kinderen die even langzaam
leren als hij, op een school waar
hij niet altijd de stommerd is: de