boeke boeken bronnenboeken beurzen bijlessen computer tijdperk dalton BIBLIOTHEEK BRUGKLAS CASSETTE BUMRTMILIEU BUITENGEWOON ONTWIJS BIJZONDER ONDERWIJS CAMERA rELL0FILM rENTRA •"FMTRAIE studio CLOSED CIRCUIT TELEVISION COLLAGE TO SCHOOL CO-EDUCATIE CONTROLE IN DE KLAS HiFERS CRèCHE DAGLICHTSCHERM DAGSCHOOL DEBILITEIT (Vervolg Bestuur wenst voor, een gemeenschap te vormen door samenvoeging van scholen die onder verschillende schoolbesturen staan, b.v. onder bestuur van rijk, gemeente en/of een schoolbestuur. Een voorbeeld hiervan is b.v. het samengaan van een rijksatheneum en een ge meentelijk gymnasium in een ly ceum. Dit kan op verschillende wijzen worden geregeld. Zo kan één bepaald bestuur alle samen gevoegde scholen onder zich ne men, maar het kan ook voorko men dat ieder bestuur de verant woordelijkheid voor zijn eigen school wenst te behouden. Jn zulk een geval brengt men een samen werkingsvorm tot stand, waai in de scholen toch als een instituut kunnen functioneren, zij het on der twee of meer verschillende besturen. In dat geval spreekt men van samenwerkingsscholen. Het begrip associatie gebruikt men wel voor een bepaalde structuur, wanneer een scholengemeenschap door te veel samenvoeging te groot dreigt te worden. Dan kan men toch samenwerking verkrij gen door b.v. een mavo-school met een scholengemeenschap te associëren". D.w.z. dat de pro gramma's, de boekenlijsten en de werkwijzen met elkaar in over eenstemming worden gebracht, zodat de overstapmogelijkheden voor de leerlingen toch aanwezig zijn, als ware het een gemeen schap. Beide scholen blijven dan echter onder eigen directie en hebben dus niet eenzelfde leider. Onder compromis-scholen verstaat men scholen die onder een ge mengd" bestuur staan. Wanneer in een plaats de verschillende richtingen een te kleine groep vormen zodat men het in de wet voor stichting bepaalde minimum aantal belanghebbenden niet haalt om een eigen school te kun nen stichten, vormt men wel eens één bestuur uit vertegenwoordi gers van de verschillende richtin gen (openbaar, room-katholiek en prot. christ.). J. V. roepsonderwijs. De terreinen, die ieder dezer organen bestrijken, zijn niet duidelijk afgebakend, zo dat het aanbeveling verdient naar mogelijkheden te informeren zo wel bij het Ministerie van O. en W. als bij de provincie- en ge meentehuizen. J. V. Meestal zijn de Sohool- en de Open bare Bibliotheek van elkaar ge scheiden. Op slechts enkele scho len heeft men deze twee gecombi neerd, zodat de Openbare Biblio theek in de school is gevestigd. Op die manier komen de mensen, die in de buurt van de school wo nen. in nauwer contact mèt de school. Nu iets anders: de naslagbiblio theek (zie ook: Bronnenboeken). Op mijn vroegere basisschool hadden de leerlingen zélf een bi bliotheek van naslagwerken over de verschillende vakken samenge steld- Alles wat we (bijv. voor een werkstuk) wilden weten, kon den w^. in het kaartsysteem vin den. Zó leer je óók zelfwerkzaam heid. J. E. (zie Vernieuwers) (zie Bibliotheek en Bronnenboeken) (zie ook Bibliotheek) Boeken, waarin informatie te vin den is over allerlei onderwerpen, (maar niet kinderachtig) geschre ven en royaal geïllustreerd. Snuf- felboekex. voor kinderen, waarin ze zelf en zelfstandig de informa tie kunnen opdoen, die ze nodig hebben bij de verwerking van hun lessen en bij de samenstel ling van hun werkstukken (zie al daar). De boeken bevinden zich op door de kinderen gemakkelijk bereikbare plaatsen, hetzij in hun eigen klas, hetzij in het documen tatiecentrum van de school. J. L. (zie ook Belasting en Voortgezet Onderwijs) Dat i6 de algemene term voor de verschillende vormen waarin fi nanciële hulp aan studerenden wordt geboden. Aanvankelijk was deze hulp uiterst beperkt, maar geleidelijk is men onder invloed van allerlei omstandigheden steeds verder gegaan in het ver strekken van geldelijke steun op dit gebied. In 1876 is men begon nen met het per universiteit be schikbaar stellen van enkele beurzen. In 1920 kwam voor het eerst op de rijksbegroting een al gemene post voor dit doel voor, ter grootte van 100.000. In recente jaren was op de begro ting van het Ministerie van On derwijs en Wetenschappen een to taal bedrag van circa 90,- mil joen uitgetrokken, waaruit ruim 55.000 beurzen of toelagen zijn toegekend. Men kan onderscheid maken tussen beurzen, renteloze voorschotten en toelagen, soms in gemengde vorm. De hoogte van beurzen wordt bepaald aan de hand van de financiële omstandigheden van de belanghebbenden en houdt ver band met kosten en duur van de ondernomen studie. Van een strikt beperkte gunst aan enkele bevoorrechten die bijzonder be gaafd waren en hoge prestaties leverden is men gekomen tot een systeem, dat beoogt zeer velen in de gelegenheid te stellen tot voortgezette studie. Allerlei mo tieven liggen hieraan ten grond slag. Eén der belangrijkste is het sociale motief, dat het uit een oogpunt van gelijke rechtsbede ling onbevredigend is te achten, indien begaafde jonge mensen geen kans zouden krijgen hun ca paciteiten tot ontwikkeling te brengen. Gaandeweg zijn hier an dere overwegingen bij gekomen, waarvan de voornaamste mag he ten, dat de gemeenschap er be lang bij heeft dat van zoveel mo gelijk personen de aanleg en de capaciteiten worden benut, zulks ter bevordering van een gunstige economische ontwikkeling. In dit verband is ook het eisen van prestaties verminderd: vroeger moesten deze aanmerkelijk hoger liggen om een beurs te krijgen en te behouden dan thans. Het verle nen van beurzen en studietoela gen wordt nu veelal gezien als een investering in intellect en mankracht, waarvan de maat schappij in een later stadium de vruchten hoopt te plukken. Het zou interessant zijn indien geme ten kon worden hoe groot het ren dement van deze investeringen is. Naast het Rijk verlenen bovendien ook de provinciale en gemeente besturen in het algemeen vrij rui me mogelijkheden van steun bij studie, voornamelijk op het ter rein van het voortgezet en be blinde en slechtziende kinderen: doven, slechthorenden en spraak- gebrekkigen; zwakbegaafden; spastische kinderen; lichamelijk niet sterke kinderen (openlucht- school); circus- en woonwagen kinderen. De afdeling onderwijs van het ge meentehuis kan u inlichten wat voor BLO-scholen er in uw omge ving zijn. Ook kleuter-, school- of huisarts, schoolhoofd, psycho loog en andere deskundigen we ten u de weg te wijzen. H. v. D. Behalve het gezinsmilieu is ook het buurtmilieu van niet geringe be tekenis voor de vorming van het kind. De stijl van leven in een bepaalde buurt en de opvattingen die daar worden aangehangen ten aanzien van het onderwijs, het schoolgaan, de arbeid, enz. bepa len namelijk in hoge mate de op vattingen en het gedragspatroon van jonge mensen. J. H. N. G. Is een doosje van plastic, waarin geluidsband of film is verpakt om de hanteerbaarheid te vergroten en het materiaal te beschermen. De compact cassette is internatio naal aanvaard als standaard ge luidsbandcassette. Onbespeeld verkrijgbaar voor speelduren van 60. 90 en 120 minuten, verdeeld over twee sporen. Bespeeld ver krijgbaar als musicassettes (ook stereo) en complete talencursus sen. Een ander soort geluidsband cassette is de 8 sporen stereo-cas sette, die gebruik maakt van nor male geluidsband. Cassette-recor ders zijn bandrecorders voor cas settes. Cassettespeler kan alleen het geluid van voorbespeelde cas settes weer geven: makkelijk hanteerbaar en vrij goedkoop. De cassette-projector is iets heel an ders: dubbel-8. super-8 en single- 8 mm. Films zijn kant en klaar verkrijgbaar in cassettes om via de cassette-projector vertoond te worden. Het oudste systeem is de lusfilm-cassette-projector, waar de film in de cassette met begin en eind aan elkaar gelast is. De bedoeling van deze maximaal 4 minuten durende stomme film pjes is het visualiseren (zie ook daar) van een bepaald onderdeel van een gebeuren, waarbij de be weging essentieel is voor het juis te begrip. Daarom worden deze lusfilms ook wel single-concept" films genoemd. Ook een geluids- lusfilm cassette projector is nu verkrijgbaar, de maximale verto- ningsduur is hiervan 30 minuten. W. H. B. (zie ook Mammoetwet en Scholengemeenschap) Sinds de invoering van de Mam moetwet bestaat de brugklas. In deze eerste klas zitten MAVO-, HAVO- en VWO-leerlingèn nog door elkaar; pas in het tweede of derde jaar wordt er geselecteerd. Het brug jaar vormt de schakel tussen basisschool en Voortgezet Onderwijs. Na de invoering van het brugjaar is het aantal geval len met aanpassingsmoeilijkheden sterk verminderd. J. .E. Brugklas is De Grote Leugen van het huidige onderwijs. De doorsneebrugklas is helemaal geen Brugklas maar doodordinair een beginklas. Brugklas zou moe ten zeggen: werkelijk alle kinde ren tezamen, en dan na een jaar (of na twee jaar, als men een tweejarige brug heeft, wat mag) uitzwermen naar een zo rijk mo gelijk scala van verdere moge lijkheden. Kortom: ideale aanslui ting bieden, tussen basisonderwijs voortgezet onderwijs, door de se lectie zolang mogelijk uit te stel len en vervolgens ook echte selec tiekans te bieden. En ga nu eens kijken op zo'n MAVO'tje, dat al leen maar MAVO heeft, en op zo'n ex-lyceum, dat alleen maar Atheneum en Gym heeft: daar heeft men met groot lef brugklas sen, jawel; maar ze leiden slechts naar het weinige dat men te bieden heeft. Achterblijvers mogen hun heil elders gaan zoe ken. Dat is geen brugklas maar een breukklas. Het is zelfs zó erg dat scholengemeenschappen die wèl naar alle mogelijkheden brengende brugklassen hebben een speciale term hebben moes ten. Met „heterogene brugklas" vertellen zij u, dat zij wèl alle kinderen bijeen zetten om ze rijk dooreen gemengd naar alle moge lijkheden te voeren. Misschien is het feitelijk mislukken van de brugklasidee wel de drijfveer van staatssecretaris Grosheide om zo zeer de middenschool-gedachte (zie ook daar) na te jagen. Dan schept hij namelijk een school die helema&l, drie of vier jaar, ,,brug" is. En dan maakt hij een eind aan De Grote Leugen die nu zo vaak voorkomt. E. Voor een kind dat niet mee kan ko men (vooral in het voortgezet on derwijs, vroeger middelbaar ge heten) zijn er bijlessen, vaak door ouders van zwakke leerlin gen aangegrepen om hen te laten bijspijkeren. Doet u dit alleen in overleg met de school en slechts bij uiterste noodzaak. Een kind dat naast gewoon huis werk ook nog allerlei extra lessen krijgt heeft een véél te zwaar en véél te eenzijdig programma. Als het slechte cijfers heeft doordat het te zwak is voor deze oplei ding, moet het kind een ander schooltype kiezen. Als het de op leiding niet aan kan door andere factoren (het heeft een verkeerde werkmethode, is te speels of te jong e.d.) dan helpen die lessen eerder van de wal in de sloot, ze zijn een te zware belasting- Een opgroeiend kind moet tijd over houden voor liefhebberijen, sport en spel, en. niets doen! Bij sommige kinderen zijn er defecten, waardoor ze of slecht rekenen kunnen (geen ge- tals- en hoeveelheidsbegrip: acal- culie) of slecht lezen en spellen (alexie). Dergelijke uitvals-ver- schijnselen staan los van het in telligentieniveau. Zulke kinderen kunnen extra-lessen ontvangen, de z.g. noëpedie die hen met aparte leermethoden helpt. Ook kunnen ze terecht op de School voor L(eer-) en O(pvoedings) M(oeilijkheden) die veel van deze kinderen met specifieke methoden helpt. Voor kinderen met stoornissen in de spraak zijn er logopedie-les- sen, vaak gratis van school uit. Dit is geen aanstellerij, het is be langrijk voor later dat het kind zuiver spreekt. H. v. D. Bijlessen kunnen na schooltijd wor den gegeven aan leerlingen, die in bepaalde leervakken te kort schieten. Zij gaan dan, indien hun ouders dit kunnen en wensen te betalen, privé-lessen nemen bij een particulier, die daartoe be voegd is of zich terzake bevoegd acht. Bijlessen zijn ook mogelijk binnen het schoolverband voor leerlingen die achter zijn geble ven daar het leertempo te hoog lag of omdat zij bepaalde onder delen van de leerstof niet hebben begrepen. J.H.N.G. Voor kinderen die afwijkend zijn op welke wijze dan ook is er het bui tengewoon onderwijs: voor velen een zegen, voor sommigen een straf. „Mijn kind niet op die gek- kenschool, die asocialenschool". De moeilijkheden en teleurstelling dat een kind niet alles „gewoon" kan meedoen, zijn begrijpelijk en bestaan echt. Maar men mag er daarom niet de ogen voor sluiten en doen alsof er niets aan de hand is en het kind toch naar ge woon lager onderwijs sturen. Daarmee wordt het kind onrecht aangedaan en schade berokkend. Er is speciaal onderwijs voor o.a, (zie Bestuur) C In zo'n kleine handvol zit 30 of 45 of 60 minuten informatiedis cussie, denkwerk, reportage. De machtige cassette. (zie Transparanten) (zie Pedagogische Centra zie Regionale Centra) Maakt het mogelijk op school au- dio-visueel materiaal via een ge sloten-net-systeem te distribueren. De lesruimten behoeven alleen maar voorzien te zijn van een monitor, waarop vanuit de cen trale studio video-programma's, films, diaseries en geluiden uitge stuurd worden. W.H.B. (zie Gesloten-net-televisie) waarom zouden de jongens eigen lijk geen koken leren? En laat het meisje toch inzicht krijgen in het vak bankwerken. Want op die bank komen die jongen en dat meisje samen toch terecht; in de maneschijn, wel te verstaan. H.A.E. Een voorbeeld van een collage toegespitst op het audio-visuele. Maar je kunt het ook over fruit teelt, over Feijenoord, over de stadsparken of over de vakantie. Een samenstelling van bij elkaar geplakte stukken tekst, tekenin gen, e.a. uit kranten en boeken, met eventuele eigen toevoegingen. Zo komt men ook d.m.v. ko pieer- en vermenigvuldigingsap- paratuur, aan actueel lesmate riaal. En men laat de leerlingen zelf actief zijn. W.H B. haar kind rondsjouwt moet af en toe eens „vakantie hebben van dat kind". En dat kind van die moeder. H. v.D. Crèche is het Franse woord voor kinderbewaarplaats. Volgens de Nederlandse opvattingen wil de crèche meer betekenen dan al leen maar het in bewaring nemen van kinderen, van wie de moeder dagelijks naar haar werk moet. De crèche in Nederland wil voor de peuter tot de kleuterschool een beschermende plek zijn. waar het zich kan ontwikkelen tot een so ciaal-voelend wezen. De afwezig heid van de moeder wordt ge compenseerd door de constante aandacht van de leidster voor het kind en een groep kinderen van gelijke leeftijd, waarin het zich zelf kan zijn. Het kind wordt 's morgens voor de moeder naar haar werk gaat naar de crèche gebracht. Tussen de middag eet het daar en als er behoefte aan bestaat kan de kleuter er een middagslaapje doen. Tegen de avond gaat het kind weer met de moeder mee naar huis. Er zijn ook crèches waar baby's vanaf drie maanden worden opgeno men. Hoeft het kind maar voor halve dagen van de diensten van een crèche gebruik maken dan kan dat eveneens. Crèches staan de laatste tijd sterk in de belang stelling. De Dolle Mina's zijn van mening, dat moeders van jonge kinderen moeten kunnen gaan werken zonder in zorgen te zitten hoe zij hun jonge kinderen op verantwoorde wijze kunnen on derbrengen. Er zouden veel meer crèches .noeten komen. -Zij wijzen daarbij op het buitenland, waar het instituut van werkende moe ders veel meer voorkomt en kinde ren in crèches de gewoonste zaak van de wereld zijn. (Zie ook An ti-autoritaire Kleuterschool, zie ook Peuters). H. A. E. (C.A.I.: computer assisted instruction De computer als informatieverwer kend en -verstrekkend apparaat kan zodanig geprogrammeerd worden, dat via een kiesschijf al lerlei informatie c.q. lesstof au- dio-visueel d.m.v. monitoren wordt gepresenteerd. Uiteraard hoeft de computer niet IN de school te zijn, maar kunnen er meer scholen op één centrale computer aangesloten worden. W.H Naast foto- en film-camera is ook de televisie-camera belangrijk voor het onderwijs geworden. Zet ten we de camera op de micros coop bv, dan kan op het beeld scherm een „preparaat" voor de hele klas zichtbaar worden ge maakt. Ook kleine voorwerpen en handelingen kunnen in close-up veel gemakkelijker door de klas worden geobserveerd. Zie ook Te levisie. W. H. B. Co-educatie mag je vertalen met „samen-opvoeden". Op de kleu terscholen, de basisscholen, de meeste vormen van voortgezet onderwijs en de universiteiten zijn de jongens en de meisjes niet gescheiden. Zij zitten gezamenlijk in de klassen of college-zalen. Zo dra kinderen na de lagere school een vorm van beroepsonderwijs (zie ook daar) gaan volgen wor den doorgaans de bokken van de geiten gescheiden. Met andere woorden: uitsluitend jongens gaan naar de lagere technische school om te leren voor bankwer ker of een ander beroep, de meis jes gaan naar het nijverheidson derwijs voor de typische vrouwe lijke beroepen. Een groot deel van de Nederlandse jeugd heeft in de belangrijke puberteitsjaren door de school maar zijdelings contact met de andere sekse. Dat kan nadelig zijn voor een harmo nieuze ontwikkeling van jonge mensen. Deskundigen zijn van mening, dait het beter zou zijn jongens en meisjes samen les te geven in vakken, die betrekking hebben op algemene ontwikkeling (zae ook Middenschool). Om dit praktisch te laten functioneren zouden nijverheidsscholen en technische scholen een hechte ge meenschap moeten vormen. En (zie Moderne Wiskunde, Informatica en Computer in de school) 1. Prestatiecontrole: hoe heeft het kind zijn werk gemaakt: aantal fouten, netheid, hoeveelheid. 2. Pedagogische controle: gedraagt het kind zich in de klas op een zodanige wijze, dat hij anderen niet h.ndert. Stelt hij aan zichzelf voldoende eisen bij het bevorde ren van een zo goed mogelijke sfeer in de klas. 3. Controle moet er natuurlijk zijn maar niet in die mate, dat het kind niet in staat is onbespied te mogen »n te kunne.i werken. Te vaak nog zijn gedrag en prestaties van de kinderen afgestemd op de mate waarin ze door de leer kracht gecontroleerd worden, Werken voor het cijfer en braaf zijn, omdat de meester anders kwaad wordt: dat mag deugd zaam lijken, maar driewerf hoera voor de leerkracht die zijn klas zover heeft dat er (wederzijds) een dusdanige vertrouwenssfeer is ontstaan, dat controle een sti mulans is en geen dreigement. J. L. Cijfers zijn getallen, die ouders al les zeggen over de vorderingen van hun kinderen op school. Zijn de cijfers goed, dan zijn de ou ders het er mee eens en ze waar deren de meester of de juffrouw, die hun kind zo goed weet te beoordelen. Komt het kind thuis met cijfers die lager uitvallen, dan vinden de ouders in hun hart dat die beoordeling eerder de schuld is van de man of vrouw voor de klas dan dat men de oor zaak bij het kind zoekt. Cijfers zeggen ouders dus eigenlijk niets. Kinderen zien de zaak veel zui verder. Die tien kregen ze, omdat het die dag zo lekker ging, omdat ze er hard voor hebben gewerkt, Die vier hebben ze verdiend, om dat ze er met de pet naar hebben gegooid, of omdat ze van het on derwerp nog niet veel hebben be grepen. Die komen op mijn school in de eerste en tweede klassen niet meer voor. Wij krijgen létters, waarbij erop gelet wordt of je de leerstof begrepen hebt. Doordat er maar vier letters wor den gebruikt, wordt er geen onno dig verschil meer gemaakt tussen bijv. ee.i zeer goed en een uit muntend gemaakt proefwerk. Door de afschaffing van de oijfers vermindert ook de rivaliteit. Ge lukkig winnen de letters steeds meer terrein, zodat ze misschien nog eens verplicht gesteld wor den. J.E. Cijfers: ondingen. Machtige wapens om mee te dreigen enerzijds en symbolen van onmacht ander zijds. Een vier voor rekenen: ,,pak slaag". Een vier voor biolo gie: „zo'n kind kan ook niet alles weten". Een zes van Lia: „da's ook niet best". Een zes van Leo: „goed gedaan jongen". Een woordrapport dan: „aardrijks kunde - matig (dus een 6). Ook niet ideaal! Een begeleidings kaart voor iedere leerling, met gegevens over prestaties (natuur lijk!), maar ook over: interesse, werkinstelling, sociaal gedrag, zelfstandigheid- Geen rapporten meer, maar geregelde gesprek ken van de leerkracht, met de geregeld bijgehouden kaart in de hand, met de ouders. Verder blijft de kaart geheim. Wie weet is het dèt! 11 J. L. Peuters (zie ook daar) plegen de hele dag achter een volwassene aan te sjouwen. Moet die volwas sene onder Peuters nu beslist de moeder zijn? Vroeger dacht men van wel. Modernere inzichten le ren ons dat ook andere volwasse nen voor peuters kunnen zorgen en dat die er wel bij varen. Maar hij moet niet elke keer met een wisselende oppas of andere omge ving te maken krijgen. Een peu tercrèche is dus verantwoord en zelfs wel gunstig voor een kind, als de leiding stabiel en rustig is en de greepjes klein zijn. Eerst slechts halve dagen naar zo'n crèche is, indien dat mogelijk is, zeker in het begin aan te bevelen. Een moeder die de hele dag met is een mogelijkheid om bij projec tie verduistering van het schoollo kaal te vermijden. Voorzien van een oppervlak dat maximale re flectie oplevert zijn deze scher men goed bruikbaar met een nor male projector, al is bij sommige schermen de kijkhoek in verband met die maximale reflectie be perkt tot ca. 60 graden. Opklim mend in reflectievermogen zijn er glasparel-, zilver- en aluminium schermen. Daglicht-projector de naam die -gegeven wordt aan diaprojectoren met een bijzonder Weer zo'n duur ding, dat school en gemeenschap handen geld kost? Kom nou. een doorzichtschermpje maak je al heel aardig met een vel tekenpapier en het skelet van een oud tafeltje. Een kwartjes- kwestie. lichtsterke lamp (24 V., 300 W.) om zonder ingrijpende verduiste ring goed zichtbare beelden te projecteren. Ook de overhead projector wordt wel eens dag lichtprojector genoemd, omdat bij deze eveneens geen verduiste ring nodig is. Doorzichtscherm is een derde mogelijkheid om ver duistering te vermii ;°n. Hierbij wordt de projector niet voor, maar échter het transparante scherm geplaatst. Er is dus spra ke van doorvallend in plaats van gereflecteerd licht. Het beeld wordt links-rechts verwisseld zo dat dia's omgekeerd ingeschoven moeten worden. Bij films is dit niet mogelijk zodat een ander type gebruikt moet worden, waar bij de projectie plaats vindt via een spiegel die voor het omkeren zorgt. W.H.B. (zie ook Avondschool) Dagscholen worden bezocht door kinderen en verder door jeugdi gen en aankomende volwassenen die nog niet in het beroepsleven zijn opgenomen, zodat zij overdag onderwijs kunnen volgen (zie voorts Avondonderwijs). J.H.N.G. (zie ook Vernieuwers) De pedagoge Helen Parkhurst uit het Amerikaanse stadje Dalton heeft in de jaren twintig een nieuw onderwijssysteem gecre- eerd. Dit sloeg zo aan, dat haar methode ook in Europa navolging vond. In Nederland wordt, zowel bij het lager als bij het voortge zet onderwijs, volgens de Dalton methode gewerkt. De Dalton-me thode gaat uit van vrijheid in ge bondenheid. Het is een mengeling van klassikale lesuren en taak- uren („Daltonuren"), waarin de kinderen werken aan de hun op gedragen taken. Die taken kun nen per week en zelfs per maand worden opgegeven. Leerlingen kunnen hun taakuren naar eigen goeddunken inrichten. De enige voorwaarde, die wordt gesteld, is, dat de taak binnen de afgespro ken tijd wordt afgemaakt. In het begin van de jaren vijftig heeft Helen Parkhurst een „in spectietocht" gehouden door Eu ropa om te zien hoe haar metho de buiten Amerika werkte. Zij bezocht ook de voormalige Dal ton HBS aan de Aronskelkweg in Den Haag. Als leerlinge van de derde klas van die school heb ik Helen Parkhurst als een tenger vogeltje door de school zien springen. Ze droeg een plat hoed je en haar gezicht stond niet erg vrolijk. Ze was erg verdiept in de wijze, waarop de Dal ton-methode was geïnterpreteerd. Ze liet te genover de leerlingen niet blijken of ze wel of niet tevreden was. Sommigen van hen vonden dat jammer, want ze waren weken bezig geweest om miss Parkhurst een zo ideaal mogelijk inzicht te geven. H.A.E. (zie ook Buitengewoon Onderwijs) Als een kind zich traag ontwikkelt, pas laat praat, laat is met aller lei dingen als zelf eten en *lleen ergens op af gaan dan zegt men: hij is achter bij zijn leef tijdgenoten. Gaat het ook op de kleuterschool moeilijk en wil het niet zo goed op de lagere school, dan is de vrees voor achterlijk heid of debiliteit gerechtvaardigd. Voor een dergelijk kind is de ge wone lagere school te moeilijk. Dag in dag uit zit zo'n kind te luisteren naar dingen die het niet of half begrijpt. Het kind spant zich in, maar oogst slechts onvol doendes, een slecht rapport en te leurstelling of boosheid van de ouders. Voor een volwassene zijn elke dag opnieuw te moeilijk werk, slechts aanmerkingen wat je ook doet, geen salarisverhoging aan het eind van het jaar en geen promo tie, even erg als voor een zwak begaafd kind het blijven zitten en zijn onvoldoendes. Zo'n kind moet werk krijgen dat het wel begrijpt, met kinderen die even langzaam leren als hij, op een school waar hij niet altijd de stommerd is: de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1970 | | pagina 27