De zee in proza
Oude boerderijen zijn vaak
waardevol cultureel bezit
Jeugdfestival
voorgoed
te Velp
voorbij
LITERAIRE KRONIEK
VAN CLARA EGGINK
Fotoboek wil begrip kweken voor behoud landelijke bouwkunst
PAGINA 22
LEtDSCH DAGBLAD
ZATERDAG 16 MEI 1Ö70
ZEEVERHALEN.
Samensteller H. R. de Vries.
L. J. Veens Uitgeversmaat
schappij. Amsterdam.
Terwijl wij toch van oudsher
een zeevarend volk zijn, ver
baast het my wel eens dat de
zee in onze proza-literatuur
eigenlijk een kleine plaats in
neemt tegenover het land. De
z.g. streekromans die dus het
leven op het land tot onderwerp
hebben, schieten nog steeds in
grote getale voor de dag. In de
poëzie ligt het wel anders. De
dichter wordt blijkbaar eerder
geroerd door de aanblik van
het woelende water. Toch heb
ben wij zelfs in deze eeuw nog
wel enkele zeeschrijvers en ik
denk nu aan Van der Geest.
Borstlap, Spruyt o.a. en zeker
niet te vergeten aan Van Schen-
del met zijn „Fregatschip Jo
hanna Maria." waarvan de sa
mensteller van dit boek zegt
dat het geen roman is, maar
dat weet ik nog zo net niet en
met „De Waterman." In het
Engelse taalgebied is er zoveel
over de zee geschreven dat de
keuze moeilijk wordt, terwijl de
Fransen toch in elk geval Pier
re Loti en Alain Gerbault heb
ben. Hier kan men eigenlijk
ook Jules Verne aan toe voegen
met zijn „Twintig duizend mij
len onder zee" en „De kinderen
van kapitein Grant." Bij de
Duitsers treffen we o.a. Plie-
vier aan met ,,'s Keizers koe
lies" en de onvolprezen Hauser
met „Die letzte Segelschiffe."
Het merendeel van de verha
len in deze bundel zijn verta
lingen. Ik tref welgeteld vijf
oorspronkelijk Nederlandse ver
halen op de dertien auteurs en
daarom verwondert het mij
dat het beroemde en klassieke
dagboek van schipper Bonte
koe niet aanwezig is, terwijl het
toch gemakkelijk een afgeslo
ten fragment had kunnen ople
veren. Zoals ik al zei is de
poëzie over de zee veel omvang
rijker en daar de samensteller
tussen al het proza twee een
zame verzen van Slauerhoff
heeft geplaatst, was er m.i. wel
meer in dit genre te vinden ge
weest.
Doch laten we niet zuchten
over afwezigheden en ons ver
heugen in wat aanwezig is. In
de bundel toch treffen we in de
eerste plaats een meesterstuk
van de meester-zee-schrijver
Joseph Conrad aan in een uit
stekende vertaling, „Tyfoon."
Voor deze novelle gaat toch niet
op wat de samensteller zegt.
n.l. „Het zeeverhaal houdt zich
zelden op met psychologische
ontwikkeling, maar, als gezegd,
met een daad, een opdracht,
een karwei." Inderdaad is dit
dikwijls het geval, maar toch
niet bij Conrad. Niet in een
ander beroemd zeeverhaal van
zijn hand, „The Nigger of the
Narcissus" dat in wezen totaal
een psychologisch verhaal is en
ook niet in „Tyfoon," want de
gehele toestand waarin het
schip met zijn bemanning zich
zal bevinden, komt juist voort
uit het karakter van de kapi
tein, dat ook zeer uitvoerig be
schreven wordt met o.a. de
merkwaardigheid dat hij zich
door de afschuwelijkste zaken
niet van zijn stuk laat bren
gen. Zonder de speciale eigen
schappen van de gezagvoerder
MacWirr zou het nieuwe
vrachtschip, de Nan-Shan, dat
van Engeland naar Siam ge
bracht moet worden, nooit in
de situatie zijn geraakt die in
dit verhaal de hoofdrol speelt.
Men had de tyfoon immers
kunnen ontlopen. Het is merk
waardig dat Jack London in
zijn „Koers West" een derge
lijk gegeven behandelt n.l. het
onder geen voorwaarde willen
afwijken van zijn koers van de
kapitein. Legt men deze twee
verhalen nu naast elkaar dan
blijkt hoe veel subtieler Conrad
met zijn sujetten omspringt dan
London. Het motief aan de op
pervlakte v„or de handelswijze
van de beide kapiteins is onge
veer hetzelfde, maar de figuur
van MacWhirr bij Conrad is
een volledig mens met al zijn
karaktergeledingen uitgewerkt
en daarom onvergetelijk, ter
wijl Dan Cullen van London in
zijn brute stijfhoofdigheid niets
anders dan een gewone moor
denaar blijkt te zijn die zijn
logboek met leugens vult. Wat
de Nederlanders betreft die
vertegenwoordigd zijn, vinden
wij volgens de inhoudsopgave
ten eerste een anonimus, een
Nederlandse kapitein die in het
Frans een brief heeft geschre
ven. gedateerd 20 juni 1666 De
ze brief behandelt bondig de
Vierdaagse Zeeslag van De
ïuyter en Tromp tegen de En-
relsen, uit de geschiedenis wel
bekend. Het is een typisch ver
slag van een zeegevecht in die
tijd, met veel bijzonderheden
over vlootmanoeuvres, bran
ders en verwondingen. Vervol
gens de oude A. Werumeus Bu-
ning, niet te verwarren met
zijn neef de dichter, J. W. F.,
die een zekere faam heeft op
het gebied van het zeverhaal.
Deze geschiedenis vermeldt op
vriendelijke toon van het schip
„Tromp" dat bezet is geraakt
op lager wal op zijn thuisreis
naar Nieuwediep. Iemand die
van zeilen afweet, weet wat
dat betekent en hoe gevaarlijk
dat kan zijn. A. Th. Mertens
doet verslag van een ontsnap
ping in 1941 in een runabout
met een aanhangmotor van
4PK, het Kanaal over naar En
geland. Dan volgt J. J. Slauer
hoff met „Such is life in Chi
na," wel niet helemaal een
zeegeschiedenis, maar prachtig
genoeg om vanwege zijn zij
delings verband met de scheep
vaart opgenomen te worden.
Twee verzen van hem krijgen
we erbij cadeau. Niemand zal
het verbazen vervolgens Jan de
Hartog aan te treffen met een
levendig en dramatisch relaas
van de mislukte sleep van de
..Scottish Maiden" uit „Hol
lands Glorie." Dan n og een
werkstuk van een Belgische
collega, Libera Carlier, een
goed verteld verslag van moei
lijk loodswerk op de Schelde.
Onder de vertalingen vinden we
nog Thucydides, C. S. Forrester
natuurlijk met een avontuur
van Hornblower, Guy de Mau
passant, H. G. Dwight en Per
Collinder. Alles bij elkaar wel
een bundel voor liefhebbers
versierde?) met uitermate duf
fe plaatjes.
(Van één onzer redacteuren)
MERKWAARDIG: de Ne
derlanders zijn van oorsprong
een volk van boeren en vissers,
maar om bij de boeren te
blijven de belangstelling
voor mooie oude boerderijen is
gering. tenzij als week
eind- en vakantiehuis voor min
of meer gefortuneerde stede
lingen.
Toch maken vele boerenhuizen deel
uit van de Nederlandse cultuur
schat en ze zijn in tal van gevallen
de moeite waard om voor het nage
slacht in zo goed mogelijke staat be
houden te blijven. Verheugend is
daarom het verschijnen van een fraai
fotoboek als „Oude boerderijen", uitg.
N. Kluwer, Deventer, dat in 160 for
se foto's-op-kunstdrukpapier de aan
dacht vestigt op een bedreigd erfdeel
onzer beschaving.
Helemaal zonder vrienden is de
mooie en/of oude boerderij niet. Bur
gemeesters hebben meermalen ge
zorgd voor behoud van kostelijke
hoekjes in hun gemeenten, vooral
als het ging om de dorpskern. Soms
ook komen particulieren in het ge
weer. Sympathiek bericht uit Voor
schoten: een aantal bewoners heeft
een brief gericht aan de gemeente
raad naar aanleiding van het voor
stel van B. en W. de boerderij „Lin
dehoeve" af te breken. Tegen deze af
braak van een monumentale boerde
rij hebben deze burgers bezwaar .om
dat het slopen van dit bouwwerk
ien de sloop van panden met histo
rische waarde in de omgeving) de
lomende generaties de noodzakelijke
herinnering aan het verleden ont
neemt.
Een protest dus tegen een redelo
ze bouwdrift, die op geen enkele ma
nier rekening wenst tehouden met
cultureel waardevolle overblijfselen
uit het verleden.
Een protest ook tegen een tekort
aan begrip vcor de harmonie van oud
en nieuw, die immers zeer goed kun
nen samengaan mits de beslissen
de besturen uit mannen met goede
smaak en ontwikkeling bestaan. Een
duidelijk voorbeeld van hoe het wèl
kan toont Oegstgeest ,waar de oude
huizen Toornveld en Stoutenburg in
de moderne bebouwing zijn opge
nomen en op een steenworp afstand
van een modern winkelcentrum zijn
gelegen.
Nu doet er zich ten aanzien van
bijv. molens en boerderijen een bij
zondere moeilijkheid voor, die ten
aanzien van bijv. oude huizen in een
stad doorgaans niet of in veel min
dere mate zal gelden. En dat
betreft het economisch resultaat. De
grote vraag is dus: hoe behoudt men
het oude zonder in telkens terugke
rende hoge kosten te vervallen. Een
boerderij van enige eeuwen geleden
kan buitengewoon aantrekkelijk zijn
In Midden-Beemster staat de
beroemde boerderij „De Een
hoorn" uit 1682, dus over enkele
jaren drie eeuwen oud. De gevel,
die enigszins d-oet denken aan die
van een grachtenhuisverraadt
invloed uit „de grote stad", waar
bij men zowel aan oude Zuider
zeesteden als Hoorn en Enkhuizen
als aan Amsterdam kan denken.
De buurtschap Beer ze in de
Overijsselse gemeente Ommen
mag een levend museum van
landelijke bouwkunst worden ge
noemd. Hout en riet worden e'r
als bouwmaterialen nog in ere ge
houden.
maar kan alleen dan in stand wor
den gehouden, wanneer de be
drijfsruimte voldoet aan redelijke ei
sen van modern beheer. Hier komt al
dadelijk het spook van ingrijpende
verbouwingen om de hoek kijken. Om
te zeggen met de woorden van ar
chitect A. A. C. Maaskant in zijn
„Woord vooraf" bij dit kostelijke fo
toboek: „Wat wy vandaag nog bezit
ten aan waardevolle landelijke bouw
kunst kan morgen verdwenen zijn.
De ingrijpende wijzigingen, die zich
in de landbouw-bedrijfsgebouwen
voltrekken, dwingen dikwijls de boer
tot een verbouwing van zijn oude be
huizing met veelal funeste gevolgen
voor het uiterlijk daarvan. Waar
achtig ambachtskunst van de in het
vak vergrijsde boerentimmerman
wordt daarbij verdrongen door niets
zeggende, machinaal bewerkte onder
delen. Misschien dat de Monumenten
wet al te ingrijpende aanvallen weet
te weren, maar te allen tijde zal er
rekening mee gehouden moeten wor
den, dat de boer, wil hij zich in deze
op economie gerichte wereld hand
haven, zijn bedrijf niet als een mu-
eumstuk kan laten bevriezen".
De zorg voor het oud-boerderijen-
bezit is dus niet zo eenvoudig als
zij op het eerste gezicht lijkt, al kan
bijv. dolle bouwwoede nooit een re
delijk motief zijn om een brok cul
tuur de hals om te draaien. Men zal
derhalve wel eens alle zeilen moeten
bijzetten om algehele vernietiging
door afbraak of ernstige vernieling
door veranderingen, waarvoor ook
een andere oplossing is te vinden, te
verhinderen. Maar daarvoor is nodig,
dat de ogen geopend zijn of worden.
Beschaafd Nederland ziet langza
merhand de noodzakelijkheid van het
behoud van molens en kastelen wel
in. Maar de boerderijen mogen niet
vergeten worden. Dit fotoboek met
tekst van Kees Post, foto's van Ger
Dekkers en algehele samenstel
ling van A. A. C. Maaskant is in
elk geval een belangrijke stap om
meer begrip te kweken .Het is na
melijk niet alleen en zelfs niet in de
eerste plaats bestemd voor kunst
historici, maar in het algemeen voor
de ontwikkelde stedeling, die dag
aan dag in zijn flat zit opgesloten
en door wandelingen in de natuur
zijn geest wil verfrissen. Onver
mijdelijk komt hij dan boerderijen
tegen: gebouwen van verschillend ty
pe. Want de variatie is aanzienlijk.
Zo is de Zuidlimburgse hoeve rond
om een binnenplaats geheel anders
gebouwd dan het T-huis van het Gel
derse en Utrechtse rivierenland, de
„stolpen" in Noord-Holland of de
Oldambtse boerderijen in Gioningen,
om er maar enkele te noemen. En
dan zwijgen we nog maar van de
Friese en Twentse typen, met hun
karakteristieke vormen. De tekst in
dit fotoboek maakt die verschillen
heel duidelijk, vooral de plattegron
den van de diverse soorten.
Door eerst de tekst te lezen, te her
lezen en zo nodig te bestuderen kan
men des te meer genieten van de
voortreffelijke foto's. Fotograaf Dek
kers stond voor een moeilijke taak:
hij moest voor een afbeelding zorgen,
die niet alleen maar een gezellig
kijkplaatje was. maar bovendien de
vormen van de boerderij goed waar
neembaar maakte. In die opgave
is hij, door het met zorg kiezen
van het Jaargetijde, over het alge-
Let vooral op aantrekkelijke
details, zoals deze hoofddeur in
de voorgevel van de hofstede Sa-
rijnenhove" uit 1644 in Maasland.
In het brede kalf (d.i. de balk
tussen deur en lichtraam) loer
den, behalve het jaartalkleine
rozetten en een schildje gesneden.
De deur is gevat in een nis van
lichtrode baksteen, die eindigt in
een flauwe spitsboog.
meen uitmuntend geslaagd. Boven
dien zijn er foto's van details: daken,
deuren, geveltekens e.d. Tenslotte
hulde aan samensteller Maaskant en
zeker niet het minst aan uitgever N.
Kluwer in Deventer, die met de uit
gave van dit prachtige fotoboek een
belangrijke bijdrage leverde tot be
houd van de Nederlandse cultuur
schat.
VELP (GPD) Het Jeugdfestival
Velp is voorgoed voorbij. Het alge-
meen bestuur onder voorzitterschap i
van burgemeester mr. J. P. Drost
van de gemeente Rheden, heeft be
sloten de Stichting Jeugdfestival
Velp te liquideren. „Dat dit zou ge
beuren lag eigenlijk in de lijn dei-
verwachtingen", aldus de heer H. J.
Kusters, secretaris van de Stichting.
„Vorig jaar heeft de programma
commissie nog getracht een geheel
andere opzet aan het festival te ge
ven. Een programma meer gericht
op de creativiteit van de deelnemers.
Dat is niet aangeslagen De deelna
me was zó gering, dat we toon be
sloten geen festivals meer te houden.
We zijn van mening dat het geen zin
heeft de klok weer terug te draaien".
De heer Kusters heeft echter'goe-
de reden om eraan te twijfelen dat
deze noodsprong het festival nog zou
kunnen redden. De laatste jaren nam
de belangstelling steeds af. Dat was
ook de reden waarom men nog
trachtte het geheel over een andere
boeg te gooien. „De ervaring van
vorig Jaar heeft geleerd", aldus de
heer Kusters, „dat het niet verant
woord is opnieuw hoge kosten te ma
ken.
Tien jaar lang hebben wij het fes
tival met bijzonder veel plezier ge
organiseerd. Nu moeten we ons met
het idee verzoenen dat we er voor
goed een punt achter moeten zetten".
Financieel levert de liquidatie geen
enkel probleem op. Baten zijn er
niet meer.
Wèl zit er nog een aanzienlijk be
drag in het Jan Bresserfonds dat
gesticht werd door de vader van het
Jeugdfestival in Velp, de acteur
Hans Tiemeijer, nadat hij van een
industrie in Haarlem een gift van
f 1000 had gekregen. Dit be
drag moest worden besteed voor een
cultureel doel. Nadat Hans Tiemeijer
het Jan Bresser-fonds had gesticht,
stortte ook de gemeente Rheden hier
een bedrag van f 1000 in, terwijl ook
giften werden ontvangen van* parti
culieren. Uit de rente van het fonds
werden jaarlijks aan deelnemers van
het festival culturele aanmoedigings
prijzen beschikbaar gesteld.
Hans Tiemeijer en de andere sub-
sidiënten zullen de stortingen terug
ontvangen, zodat deze voor andere
culturele doelen kunnen worden aan-
I gewend.