Zoals in de 17de eeuw aar Leidse klokken nieuwe klank krijgen Derde keer in 40 jaar REPORTACE HANS MELKERT Bij de foto's IN ASTEN, het Brabantse klok- kendorp, is onze gastheer de campanoloog André Lehr, een ook in zijn werkkamer in het be drijf van de klokkengieterij Eijs- bouts gemakkelijk in een vrije- tijdsshirt geklede veertiger, die zelf voor zijn bezoeker een be kertje koffie haalt, vergeefs zijn werktafel doorzoekt naar siga- Wij hebben de foto's bij wijze van spreken in een klokkenvorm gegoten ter illustratie van het verhaal over het Leidse carillon en de Astense klokkengieterij Het Leidse accent ziet u hier boven in de vorm van de „lege" stadhuistoren, waarin op 1 mei het klokkenspel weer zal klinken (foto LD/Holvast) en in de rech ter benedenhoek, waar een ar chieffoto een beeld geeft van de aankomst van de klokken op het Stadhuisplein in 1939. De foto beneden in het midden die als het ware de klepel van de fotoklok vormtlaat de kern zien de vorm. waarom een nieuwe klok wordt gegoten. Op de smalle fo to's boven wordt links een rand schrift aangebracht op de z.g valse klok, en wordt rechts de oven opgestookt voordat de vorm met de klok (op voorgronderin gaat om te worden gegoten. Voorbereidend werk hiervoor is het gloeien, wat de foto links in beeld brengt. Op de rechter foto wordt de klok gestemd. Links on deraan tenslotte een beeld van een deel van een hangend klok kenspel. (werkfoto's EijsboutsAsten retten en tenslotte met zijn lan ge vingers een shaggie draait. Er zijn geen opleidingen voor deze functie en dat zou ook niet rendabel zijn. André Lehr is zelf klokkendes- kundige geworden. Uit pure belang stelling voor de historie van het klokkengieten. „Ach, 't zit een beet je in het bloed", zegt hij, „mijn groot vader was beiaardier van Kampen en in onze familie hangen de klokken du. hoog". Lehr heeft een uitgebreide studie van 't klokkengieten gemaakt, daar over tal van publikaties het licht doen zien ook nu is hij met een werk bezig en de resultaten van de studie in de praktijk kunnen bren gen bij Eijsbouts, een klokkenbedryf uit het eind van de vorige eeuw. dat na de tweede wereldoorlog is begon nen met het maken en restaureren van carillons. Bescheiden als de uit Utrecht af komstige, maar in het Brabantse land best geaarde campanoloog is, vertelt hij er niet bij. dat de opleving van de kunst van het klokkengieten in ons land voor een groot deel aan zijn werk te danken is. Lehr zelf: We doen het eigenlijk niet anders dan de gebroeders Hemony in de zevêntiende eeuw. Het is, ondanks de moderne hu'pmiddelen, geen ander systeem. We hebben alleen de vakkennis opge vijzeld en gieten naar moderne me thoden. maar gebaseerd op de kunst van de Hemony's. Hoe dat gaat, laat de heer Lehr in het bedrijf zien, waar het moeilijk is aan geschikt personeel te komen. Lehr: Ze moeten gieter zijn en dan hiei de vakkennis van het klokken gieten opdoen. Vuurvast In de Astense bodem worden geen lemen putten gegraven, zoals de klokkengieters vroeger één- of twee maal per jaar in hun gehele werk plaats deden om alle klokken tegelijk te gieten. Men werkt tegenwoordig met vuurvaste vormen en dat maakt het mogelijk en gezien het werk noodzakelijk elke week een dag te gieten. Dat werk heeft de laatste jaren een hoogtepunt bereikt in hoeveel heid. omdat er na de oorlog veel res tauratiewerk is losgekomen en omdat tal van plaatsen zich willen scharen in de rij van gemeenten, die een ca rillon bezitten. Een kaart laat zien, dat het aantal is toegenomen tot tweehonderd, een bijna ongekende bloeiperiode. Aan het gieten gaat vooraf het ma ken van een kern, een vorm, waarom allereerst de valse klok van was wordt gemaakt. Hierin wordt het randschrift gemaakt, de vorm wordt gegloeid en gaat dan in het vuur. Na het gieten wordt de klok gestemd en bijgevijld. Dat stemmen gebeurt niet op het gehoor dat speelt wel een belangrijke rol als het gehele klok kenspel klaar is, maar elektro nisch. Lehr: Men zegt weieens, dal dit niet oorspronkelijk is. maar waar om zou Je de elektronica niet ge bruiken? Het gaat inderdaad net no goed met een stemvork, maar het ia alleen veel omslachtiger. Achtergrondlawaai Terug in de werkkamer van André Lehr, die in de verte starend uit hel raam met klokjes inplaate van bloempotten in het kozijn, mijmert over het klokkenspel. „Voor vele plaatsen is het achtergrondlawaai. Het hoort bi) een stad, zeker bij een oude, heeft daar een functie, maar als instrument gaat het verloren in de herrie van het binnenstadsver- keer. Heeft men dit argument ooit aangevoerd bij het afsluiten van bin nensteden voor het verkeer?" Voor zomeravondbespelingen blijkt weinig belangstelling in het alge meen en de heer Lehr wijt dat aan het feit. dat er vaak geen geschikte plek is om te luisteren. „De concert zaal ontbreekt voor het carillon. De beiaardier is een eenzame solist bo venin de toren, die niemand ziet en voor wie geen applaus is weggelegd. Als hij de torendeur achter zich sluit, is het publiek al weg. Ik voel voor plaatsing van beiaards in parken of zo, waar men echt komt luisteren en waar men contact kan hebben met de beiaardier. Hier en daar ge beurt dat. maar te weinig. Ook nieu we klokkenspelen gaan vaak in to rens, die wat luistergelegenheid be treft slecht zijn. Daarbij komt. dat de klokkenspelmaker er meestal pas wordt bijgeroepen als de architect al klaar is met zijn ontwerp. Hij moet, net als de orgelbouwer in kerken, maar een plekje zien te vinden". Asten heeft een plekje om klokken in al hun glorie in stilte te kunnen beluisteren Dat is het dit jaar ge opende klokkenmuseum onder de hanebalken van het raadhuis. André Lehr is er conservator van en hij diept graag de sleutel op om te laten zien wat er op het terrein van de klokkenhistorie al is verzameld en in bruikleen gekregen, o.a. enkele „paardeklokjes" van het Leidse mu seum van oudheden. „Dit eerste sei zoen zijn er twaalfhonderd bezoekers geweest. Dat is ons erg meegevallen", zegt de heer Lehr bescheiden over dit pittoreske museum met een unieke oollectie. ÏSTBIJLAGE LEIDSCH DAGBLAD 24 DECEMBER 196» ■ma ipli Gr tan hiïï: gil rt n >last kl nt toll LEIDEN is de klokketoren fvau het stadhuis kaal en leeg. kern is eruit gerukt, waardoor pren zwijgt op gewone dagen. ditmaal ook in stilte het Itfeest en de jaarwisseling peemaken. Leiden heeft meer ,s, meer klokken en zelfs een beiaard, maar het stad- arillon kan niet klinken op pieuwe jaar. zal weer klinken in het nieuwe want vóór 1 mei worden de nden bijgeschaafd, wat wil dat sommige gecureerd wor- andere door transplantatie igen. Eén zware klank heeft trenstem behouden, maar deze 5500 kg wegende luidklok. die laatse zal worden bijgestemd non-actief gesteld totdat de •e stemmen in het klokkenspel meezingen. gebeurt op 1 mei en het be- voor Leiden letterlijk „een 'e lente, een nieuw geluid". Een geluid van vier kleine klok- lie de beiaard zullen uitbreiden ijna vijftig klokken. Een nieuw van dertig zwaardere klokken, 'orden gesmolten en opnieuw ten Een nieuw geluid van vijf- klokken. die worden bijgestemd. httiendduizend kilo klokkenspijs in de oven van de Astense :engieterij. waar het Leidse ca- momenteel onder handen wordt men. om de stadhuistoren een we stem te geven. Verder zal de Ie inrichting van de beiaard en vernieuwd en straks door meel van Eijsbouts-Asten in de worden aangebracht. De speel- waar de beiaardier met de ;en stoeit om zilveren klanken de stad te strooien, komt tussen dokken, waardoor hij contact met zijn instrument, t is de derde maal in veertig dat Leiden zonder klokkenspel e stadhuistoren zit De tweede Idoorlog heeft vele plaatsen (tij- of voorgoed) van hun carillon 5fd. maar in Leiden zijn de klok- onwaarschijnlijk vaak uit de to- gegaan en nieuwe erin gehan- Gloeiende klompen begon met de stadhuisbrand 129. toen de klokken als gloeien- lompen naar beneden kwamen, deel van het materiaal was [baar en hieruit en uit nieuwe tenspijs werd 'n nieuwe beiaard (en. In Nederland, toch de ba kermat van het klokkenspel, bezat men in die jaren eenvoudig niet de vakkennis om een carillon „voor eeuwen" te gieten. De oorlog kwam en een deel van de Leidse klokken volgde het voorbeeld van een groot percentage van de Nederlandse: ze gingen in de Duitse kanonnenoven. Opnieuw werd een klokkenspel ge goten. maar ook toen was men met de vakkennis in ons land niet zover als in die jaren bijvoorbeeld in En geland. Vandaar, dat nu restauratie en vernieuwing alweer noodzakelijk waren. Het gebeurt thans in een pe riode. waarin op twee plaatsen in Nederland met vernieuwde vakken nis en moderne hulpmiddelen klok ken worden gegoten. Klokkenspelen voor Nederland en het buitenland, waardoor iets terugkomt van de oude glorie van het ambacht, waarmee de gebroeders Hemony ons land in de ze ventiende eeuw bekendheid gaven op dit gebied. Bij Eijsbouts geeft men ook het Leidse carillon nu een ga rantie „voor eeuwen". De naam Hemony is gevallen en die is tot de brand in 1929 ook ver bonden geweest aan de Leidse beiaard. De stadhuisbrand heeft er voor gezorgd, dat Leiden zich niet meer kan scharen in de ry van oude steden, die zich kunnen beroemen op het bezit van een Hemony-beiaard. Laatste Hemony Het oorspronkelijke Leidse klok kenspel. dat naar alle waarschijn lijkheid toch al wel een voorganger heeft gehad, was het laatste, dat Pie- ter, de jongste van de Hemony's goot. Hij deed dat in 1677-1678, welk werkstuk een voorraadbeiaard werd tot de Leidse vroedschap het in 1679 kocht. Hij beloofde na de winter van 1679-1680 een basoctaaf toe te voe gen. maar stierf op 17 februari 1680. Zijn neef en leerling Mammes Fremy kreeg uit zijn nalatenschap niet al leen een bedrag van honderd gulden, maar ook de opdracht het Leidse ca rillon aan te vullen. Na de dood van de Hemony's ging het met de klokkengietkunst berg afwaarts. De oorzaak moet niet al leen worden gevonden by het falen van de latere gieters, die weliswaar in vakmanschap verreweg de min deren waren van de Hemony's. maar toch hun best deden. Ook op dit ge bied ging de glans der gouden eeuw voorby. Men nam genoegen met bei aarden. die naast een Hemony-pro- dukt een karikatuur waren van het zuivere en sonore klokkenspel. Het heeft in de noordelyke Neder landen enkele eeuwen geduurd voor dat men opnieuw de kunst verstaat beiaarden van deze kwaliteit te ma ken. In deze periode wordt nu het Leidse klokkenspel vernieuwd en dat geeft muzikale hoop voor de toe komst. Wy zyn in Asten geweest om te zien waar de Leidse klokken nieu we klank krygen, in een bedryf met toegewyde medewerkers in een tot 15.000 inwoners uitgegroeid dorp in de Peel. Spring op deze pagina over de Leidse stadhuistoren heen en u staat midden in de klokkengieter^. jnp e v )at in< laii En nso 100 d: C B R jra zti et 1 i k il et >rb< h

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1969 | | pagina 27