Indiaan uit de Gran Chaco „Over heel veel morgens net zo worden als de mensen" g™f Sparen voor een zal zijn komst zijn ■HHHWn BIJLAGE LEIDSCH DAGBLAD 24 DECEMBER 1989 Columbia: Hoeden, omslagdoeken en armoede te d,*' tei in tn da Tip YORK, BOGOTA, ASUN- GPD) Uitzicht op de iventig: is dat spreken t aflossen van een schuld, ^indelen over een verant- 'e ijkheid of discussiëren andersoortige beveili- slecht verdeelde rijk- i? Het betekent in elk ge in over de toekomst van die slechts de onvoltooid jordige tijd kennen, om- hun verleden als ondeug- oesten verwerpen, doch morgen niet meester worden. itstellen van een uitzicht op ide tien jaar van' wat wij '^reikend ontwikkelingshulp genoemd, betekent spreken lerpzinnige hardnekkigen op rdiepingen van wolkenkrab- t eist ook communicatie met ld schamelen uit de Gran Paraguay, die reuzenhage- gordeldieren eten. Mèt de len, want dat is ook voedsel, lijk ligt in het antwoord van man wel ongeveer besloten jselijk groot de afstand is administratief niet eens Indianen en onze verheven ig Hij zegt: „Over heel ;ens, dan wil ik net zo wor de mensen." wef v.\ ee- wi<151 dafn' el' di de- H| y; x)k|eze 3e- i ro- tl g( lauivd ensen echter zijn Juist aan- »p een kritiek punt in hun streven naar verheffing der achter geblevenen. In een zojuist versche nen rapport van een door de Wereld bank geïnspireerde onafhankelijke commissie, onder voorzitterschap van Lester B. Pearson, wordt dat zon der omwegen onthuld. Ondanks re sultaten van twintig jaar ontwikke lingshulp „is thans de internationale steun voor ontwikkelingswerk aan het verflauwen. In sommige rijke landen staat zijn uitvoerbaarheid, ja zelfs zijn nut ter discussie. Het blik- maat rond buitenlandse hulp-pro gramma's is beladen met desillusie en wantrouwen". En dit: „Niet alleen onder de ont wikkelde landen is het klimaat ver slechterd. Aan de ontwikkelende kant zyn er eveneens tekens van frustratie en ongeduld. In een groot deel van de wereld in ontwikkeling bestaat een gevoel van desillusie om trent de werkelijke aard van de aan hulp ontleende betrekkingen". Levensbelang WAAROM is ontwikkelingshulp niettemin een levensbelang voor zo wel de ryke. als de minder rijke, als de arme landen? De Pearson-commissie„Het een voudigste antwoord is van morele aard: het is alleen maar terecht dat degenen die hebben, delen met dege nen die niet hebben. Morele verplich tingen echter worden gewoonlijk bij zonder sterk aangevoeld binnen na tionale groeperingen waartoe mensen behoren en waarmee zij zich iden tificeren. Zorg om de noden van an dere en armere naties is de uitdruk king van een nieuw en fundamenteel aspect van de moderne tijd het bewustzijn dat we in een dorpse we reld leven, dat wij behoren tot een wereldgemeenschap. Dit maakt het verlangen om te helpen tot meer dan een morele impuls ondergaan door een individu: het maakt het tot een politieke en sociale verplichting voor regeringen, die tegenwoordig ten minste in zekere mate verantwoorde lijkheid in de wederzijdse betrekkin gen aanvaarden." „Het vormt een erkenning, dat be gaan zijn met de verbetering van de menselijke levensomstandigheden niet langer deelbaar is. Als de rijke landen pogen dat te doen. als zij zich werpen op het uitwissen van armoede en achterlijkheid in eigen huis en dat zelfde elders in de we reld negeren, wat zou er gebeuren met de maatstaven volgens welke zij zoeken te leven? Zouden de mo rele en sociale fundamenten van hun eigen maatschappijen sterk en stand vastig blijven als zij zich schoon wasten van verplichtingen ten op zichte van anderen?" ,Wij moeten nationaal belang niet in enge en beperkte zin uitleggen. Immers de versnelling der histo rie, die grotendeels het resultaat is van de verwarrende uitwerking dei- moderne technologie, heeft het hele begrip omtrent, nationaal belang ge wijzigd. Wie kan thans vragen hoe het over enk^'e tientallen jaren met ziin land gesteld zal zijn, zonder zich af te vragen hoe het dan met de wereld is? Ais wij een veilige en welvarende wereld wensen, moeten wij gemeenscnappelijk begaan zijn met de gemeenschappelijke proble men van alle volkeren". Rijzend tij UNITED NATIONS PLAZA. New York: Een gesprek met Paul G. Hoffman, directeur van het ontwik kelingsprogramma der Verenigde Naties. Hij spreekt over „het rijzen de tij van het gezonde verstand" en is verheugd over de groeiende wil om de harde feilen onder ogen te zien en het toenemende besef dat onaf hankelijkheid meer is dan het recht om maar naar eigen ontoereikende inzichten te werk te gaan. „Als je met de mensen spreekt", zegt Paul Hoffman, „is het niet meer alsof je in een kussen staat te slaan". „Ontwikkelingshulp is geen kwes tie van er alleen maar kennis in stoppen. De dingen die wij willen, kun je echter niet exporteren. Die moeten geïmporteerd worden: de bereidheid om aan te nemen moet er zijn. En 85 procent van de pro jecten moet "an de landen zelf ko men. Hulp is van belang, maar blijft beperkt". Kalfje erbij TOEKOMST? Uitzicht op zeven tig? „Er zou nog best een eeuw lan ger nodig kunnen zijn. (Indiaan La- woenai van de Tsjoeloepi-stam in de Gran Chaco: „Ik weet niet hoe oud ik ben. Straks, wat ik over heel veel tijd wil? Nog een kalfje erbij. Toe- comstdaar heb ik nooit van ge- ioord"). Hoffman: „Er voltrekken zich re- 'olutionaire veranderingen, overal waar wy werken". Hij noemt opvoe- iing een fort van conservatisme„We noeten dat niet op dezelfde manier toen als in 1700". „Met de nieuwe technologie moeten ve het in de wereld beschikbare /oedsel in tien tot vijftien jaar kun nen verdubbelen. Er zijn op de aarde tussen 250 en 300 miljoen kinderen, die geen kans hebben om geestelijk en lichamelijk normaal op te groeien, omdat de proteïne ontbreekt. Dè-t zal veranderen: mais en rijst kunnen met méér proteïne worden gekweekt. Het is een perspectief dat al om de hoek ligt". Kind uit het gezin Perez in Columbia. HOELANG NOG? „Ik weet het niet. Voor rijstverbetering zijn 8500 experimenten nodig geweest. We ho pen op vijf jaar". Paul Hoffman stelt vast dat in het kader van ontwikkelingsprogramma's voor honderden miljoenen aan mine ralen zijn ontdekt en waterbronnen opgespoord. Hij onderstreept: „Het belangrijkste grote probleem is dat van het beter gebruiken van de na tuurlijke en menselijke hulpbronnen. Het hoogste cijfer waaraan we nu komen voor de natuurlijke bronnen is twintig procent. Dit betekent met andere woorden dat tachtig procent niet wordt aangesproken. In de ja ren zeventig moeten we komen tot 33 procent. Vertaald in andere eenhe den betekent dit dat 700 miljoen mensen niet zullen sterven. De groot ste verspilling op deze wereld is die van de menselijke bronnen. De helft van de wereldbevolking is niet vol doende produktief om voor zichzelf te zorgen. Het produktief maken van de boer en de industrie-arbeider, dat moet gebeuren. Veertig procent van onze middelen gaat naar de land bouw juist om de produktiviteit om hoog te brengen. Kloof Indiaan Lawoenai van de Tsjoeloepi-stam in de Gran Chaco met vrouw en kinderen. Hagedissen en gordeldieren zijn hun dagelijks voedsel. miljoen. In ijf jaar willen wij on- I ze activiteit verdubbelen. Maar we kunnen niet meer dan vijftien pro- rent per jaar groeien". Is er een oplossing mogelijk voor het ontwikkelingsprobleem? Hoff man: „Ach, oplossing. Vooruitgang, die is wèl mogelijk". EEN GROEIENDE KLOOF tussen ontwikkelde en onderontwikkelde lan den? Paul Hoffman glimlacht se reen als hij uitroept: „Dat kan me niets schelen. Want die man in In dia wil genoeg om te leven en of iemand in San Francisco tien dollar meer krijgt, is daarvoor irrelevant". Ook: „Voor dit werk moeten we de landen kennen. Er zijn gebieden waar men onze waarden niet aan vaardt. Dat legt een beperking op, maar je kunt de mensen die daar wonen natuurlijk wel helpen om binnen het raam van hun eigen 'deeën meer te doen. Wij moeten geen maatstaven gaan exporteren". En opnieuw gaat hij terug naar het gebruik van de menselijke bron nen. „Een schatting van het nuttig gebruik van de menselijke potentie in onderontwikkelde landen. Dat is maar tien procent, 90 procent ligt braak. In tien jaar. laten we zeggen in 1980 kan dat verdubbeld zijn". (Een onderzoek onder studenten in de VS heeft uitgewezen dat zij tussen veertig en vijftig procent van hun mogelijkheden gebruiken. Het maximum ligt voor elk land rond 75 procent, zegt Hoffman). Waai- ligt het grootste probleem. In Azië, het Midden-Oosten, in Afri ka, in Latijns-Amerika? „Beste man" zegt Hoffman, „dat is een zeer onproduktieve gedachtenoefe- ning: het doet er niet toe. Er is een economische èn een sociale ontwik keling nodig om iets te bereiken. Al léén economische hulp is ontoerei kend". De kerk? Hoffman: „Ik voel dat er In de kerk zeer radicale groepen zyn. Er zit een revolutie in de lucht". Even later: „Radicale veranderin gen kunnen geloof ik niet zonder ge weld tot stand komen. Dit zijn geen slechte, maar harde tijden". Ontmoedigend IS PAUL HOFFMAN in wezen niet een zeer hulpeloos man? „Het is zeei ontmoedigend, dat we zoveel meer zouden kunnen doen als er meer geld was. Maar we moeten niet te snel willen groeien. In tien jaar tijd zijn wij verviervoudigd in om vang. Voor 1969 hadden we 200 mil joen dollar. Met de centen die de landen er zelf by moeten doen, is dat genoeg voor een programma van 400 Nabij Sodemoso in Columbia staat Marcelino Perez bij zijn hut. Een hol van kleiblokken zonder licht, waarin voor verpieterde aardappels meer plaats is inge ruimd dan voor mensen. Die mensen slapen met zijn elven in twee bedden. Perez gelooft in God. Waarom? „Omdat de priester zegt dat God onze vader is". Komt die priester wel eens? „Alleen als er iemand geboren wordt of sterft". Heeft hij wel eens van de V.N. gehoord? „Nee". Is hij wel eens geholpen? „Nee". Hij heeft acht maanden gele den voor het laatst kleding ge kocht. Een broek en een hemd. Voor 65 pesos. Hij verdient per dag 18 pesos voor acht uur werk. Bij de volgende verkiezing stemt hij op een voormalig dicta tor, Waarom? De priester heeft dat gezegd. En Perez is als zo vele andere Columbianen. Hij spaart geld voor een graf, een stukje grond op een kerkhof. Maar om dat grond geld kost, worden de doden daar doorgaans verticaal begraven. Alleen de rijken mogen liggen. Het maakt duidelijk dat voor de arme doden in Columbia in elk geval geen ivederopstan- ding nodig is. Ze staan al. En komen de rijken dan tot de armen als de goede, en daarom eer bied eisende, gevers? Hoffman: „Wij zijn, laten we zeggen, "junior part ners". De landen zelf moeten het doen. Ze hebben de verplichting om zeil de helft te betalen". Toekomst? In een van zijn rede voeringen (South Bend. Indiana. 2 7 oktober 1969zei Hoffman: „Met voorbijgaan aan de betrekkelijke om vang of het betrekkelijke belang van programma's voor ontwikkelingshulp, blijft het een overweldigend belang- ri'k feit. dat de voorbije tien jaar hoogst produktief zijn geweest. Het grondwerk is gedaan voor een tien tal jaren van progressie in de jaren zeventig, met een stroom van eco nomische en sociale vooruitgang, die in de geschiedenis van onze wereld vrijwel ongeëvenaard is". Een laatste citaat uit het Pearson- rapport „Maar, kan de meerderheid van de landen in ontwikkeling tegen het einde van deze eeuw een zelf dragende groei bereiken? Voor ons is her antwoord een duidelijk ja. Naar ons inzicht wordt dat antwoord ge rechtigd door de staat van dienst gedurende de laatste twintig jaar. Wij leven in een tyd, waarin de vaardig heid om de wereld te veranderen slechts wordt beperkt door weekhar tigheid of een enge visie. Wij kun nen ons nu doeleinden stellen, die enkele tientallen jaren geleden her senschimmen zouden hebben gele ken". Ongekende kans „ZELFS ONDER DE BESTE voor waarden zal ontwikkeling, slordig, ongelijkmatig en geteisterd door ver warring zijn. Grote voorwaartse be wegingen in de historie zyn dat doorgaans. Wat men zich echter moet blijven herinneren, is, dat het proces, giobao: in reikwijdte en in ternationaal van nature, moet sla gen om uiteindelijk vrede, veiligheid en evenwichtigheid in de wereld te bereiken". „Als de ontwikkelde landen in die wereld hun eigen positie wensen vei lig te stellen, dan moeten ze ten volle hun rol meespelen bij het scheppen van een wereldorde, waar binnen alle naties en alle mensen kunnen leven in vrijheid, waardig heid en fatsoen". „OM KORT TE GAAN. wij staan van aangezicht tot aangezicht met een wezenlijke behoefte en een on- gekenden kans. Internationale ont wikkeling is oe grote uitdaging van onze tijd. Ons antwoord daarop za tonen of wij de consequenties van onderlinge onafhankelijkheid begrij pen of dat wij er de voorkeur aan geven onszelf te misleiden met de gedachte dat de armoede en de be roving van de grote meerderheid der mensheid kan worden veronacht zaamd zonder tragische gevolgen voor iedereen" Iedereen. Daarbij hoort ook de In diaan Lawoenai. die van de missie de naam Henrique kreeg toegemeten en vaststelt, dat hij nu al enkele jaren beschaafd is. Hij weet niet van morgen en wi zijn heidense gisteren vergeten. Hij vermoordt niet meer de kinderen die zijn vrouw na de tweede baby krijgt, hij heeft zwaar tuberculose en wenst zich een kalfje. En op nóg 'angere termijn een be staan, gelijkend op dat der mensen. Tot zó lang woont hij in een duis tere hut en wijst trots op de zwarte bontjas die hij lang geleden eens heeft gekrege.i by een uitdeling van in Nederland weggegeven kleding. Hij is dus onmiskenbaar op weg naar een betere wereld. H. KOLB Mevrouw Perez in haar ar melijke omgeving.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1969 | | pagina 23