Joop de Kubberterug van weggewee
Ik richt me
op bekwame
teamspelers
Siem Plooyercoach Nederlands amateurelftal: "De trainer is al li
gauw de zondebol
Het zat er niet in
Zeer moeilijke afdeling
Het is echt een habbekrats
„Spelers ie kleinere steden
een sterkere binding niet hun clnb
hel
H
PAGINA 1«
tETDSCH DAGBLAD
WOENSDAG 6 AUGU|
(Door René Vos)
RIJSWIJK Joop de Kubber, gesoigneerd van top tot teen,
vóór in de veertig „Ik begin dus nu pas te leven" lacht
triomfantelijk.
„Waarom ik na één jaar Lugdunum en twee jaar VUC terug
kom bij Lugdunum? Die vraag had ik verwacht.
Het antwoord is simpel: dat seizoen (19661967) bij de „kik
kers" wij schoten toen net iets te kort, Olympia promoveerde
was mij best bevallen. Ik had er heel veel leuke mensen
leren kennen. Maar ja, het hemd is nu eenmaal nader dan de
rok. Toen de secretaris van VUC mij polste of ik er iets voor
voelde om de Schenkkadeclub te komen trainen, kon ik een
voudig geen „nee" zeggen. VUC de vereniging, waarin ik
mijn voetbalcarrière was begonnenIk vond het een gewel
dig vererende uitnodiging
Voor Joop de Kubber ex-prof bij Bordeaux. Amsterdam en
DWS, tot een voetbalknietje er een einde aan maakte is voetbal
nu een hobby. Het trainen van een club, na zijn dagelijkse arbeid,
betekent voor hem ontspanning. Hij kan, behagelijk weggedoken op
de bank in de meer dan ruime woonkamer van zijn huis in Rijswijk,
over die hobby dan ook vele, vele uren volpraten.
Zijn die twee seizoenen bij VUC Joop de Kubber tegengevallen?
„In zekere zin. Ik begon trouwens al heel onfortuinlijk. In de
eerste de beste oefenwedstrijd ik had Lugdunum als sparring
partner gevraagd werd VUC. dat toen nog in de eerste klasse
speelde, zo maar weggecijferd. Met 30 en het was niet eens ge
flatteerd. Ik hoor het de mensen van Lugdunum nóg zeggen: „De
Kubber. zou je maar niet bij ons blijven, weet je wel waaraan je
begint?"
Toch heb ik veel plezier beleefd aan mijn werk bij VUC. Maar het
zat er bij de zwartwitten nu eenmaal niet in. Het elftal kon het voor
de eerste klasse noodzakelijke niveau niet halen, althans heel moei
lijk en het degradeerde dan ook, ondanks de goede eindsprint, waar
door het maar één punt tekort kwam.
Zo verschrikkelijk erg was nu ook weer niet. Je bent beter af met
een goede tweede- dan een slechte eersteklasser. Ik herinner me dat
nog heel goed van mijn tijd bij „Amsterdam". Een hoop moeite om
in de eredivisie mee te komen, als gevolg daarvan een geringe pu
blieke belangstelling en een weinig rooskleurige staat van de finan
ciën.
Het afgelopen seizoen heb ik bij VUC keihard gewerkt, vooral met
de jeugd, waarvan een grote toeloop is. Voor mijn opvolger heb ik
beslist geen failliete boedel achtergelaten. Er zitten bij VUC nu
jongens die iets in hun mars hebben. Ik hoop dat ze het ook men
taal weten waar te maken. Het is steeds weer opgevallen, dat in het
Westland, in Gouda, in Leiden de voetballers een veel sterkere bin
ding met hun club hebben dan in de grotere steden het geval is.
Kom je, om een voorbeeld te noemen, bij Laakkwartier, bij HBS.
altijd krijg je weer te horen: onze jongens, ze kunnen aardig voet
ballen, maar ze hebben er verrekt weinig voor over
Joop de Kubber trekt peinzend aan zijn lange, dunne sigaar „die
liet ik vroeger liggen, want voor voetbal had ik alles over" en
vervolgt met: „Ik hoop maar dat ik mij in dat mentaliteitsverschil
niet vergis. Het kan ook individueel zijn
Een volgend, belangrijk onderwerp: het Lugdunum-van-vandaag,
sinds het vertrek van De Kubber gepromoveerd naar de tweede
klasse. Geen grote problemen voor Joop de Kubber. „Ik ken er nog
iedereen. Bestuur, spelerskern. Er zijn, geloof ik, niet meer dan twee
wijzigingen. Hans van der Starp, dat is een nieuw licht voor mij".
De Kubber lacht en weert af: „U hoeft mij niets te zeggen. Van alle
kanten heb ik al gehoord dat Van der Starp een moeilijke jongen
zou zijn. Ik heb hem al gesproken. We weten ongeveer wat we aan
elkaar hebben. Hans is recht door zee, heeft het niet achter zijn
elleboog, kan lekker voetballen en behoeft voor mij dan ook geen
moeilijke jongen te worden. Wij zullen best wel eens een keer van
mening verschillen, dat mag en is, naar mijn mening, bevorderlijk
voor een goede verstandhouding tussen trainer en spelers. Nee, met
Hans van der Starp zal ik het best rooien
Lugdunum nu dus tweedeklasser. Joop de Kubber: „Een zeer. zeer
moeilijke afdeling. Het onderhavige krachtsverschil is er evenals
in de eerste klasse uiterst gering. Er zijn een stuk of wat top
clubs, maar de rest is aan elkaar gewaagd. Ik herinner me uit het
jaar dat VUC nog in de eerste klasse speelde, ploegen als UVS en
De Musschen. Dat waren echte „toppers", die zeer goed voetbal speel
den. De opbouw van het spel was verzorgd, er zat afwisseling in
hun acties, ze „telefoneerden" (de spelers) niet met elkaar en er
zat ook nog een verrassend element in. Die Piet Kantebeen van UVS
vind ik een kei
Hoe worden bij Lugdunum de elftallen samengesteld? Is er
een elftalcommissie of heeft de trainer het alleen-zeggenschap?
Joop de Kubber, voorzichtig: „Dat is nog een punt van bespreking.
Hoe het ook uitpakt: in ieder geval wil ik graag een adviseur naast
me hebben. Ik woon nu eenmaal in Rijswijk en heb dus niet het
directe contact met de spelers dat soms a la minute nodig is. Zo n
adviseur moet uiteraard een man zijn die al lang in de vereniging
meeloopt en er vanzelfsprekend de kwaliteiten voor hebben
Ik acht het echter wel noodzakelijk, dat ik, als er een knelpunt is.
de beslissende stem heb. Bijvoorbeeld, als er gekozen moet worden
tussen spelers van hetzelfde niveau. De leiding van de club moet
er de noodzaak van inzien en er ook achter staan dat in zo n
geval mijn stem van doorslaggevende betekenis is".
Lugdunum heeft talentvolle jonge spelers. Ook in Leiden „neu
zen" de scouts van de semiprofclubs rond. Hoe denkt u als oud
prof over dat aantrekken door betaalde clubs van te jeugdige
spelers?
Joop de Kubber: „De semiprofclub, die 3000 gulden aan de ama
teursvereniging moet betalen, riskeert niets. Het is echt een habbe
krats. Mislukt zo'n jongen dan is er financieel nog geen man over
boord. De jonge voetballer riskeert echter alles. De semiprofclub
zwaait in de meeste gevallen met een premietje van een drie-, pak
weg vierduizend gulden om zo'n spelertje het zetten van zijn hand
tekening te vergemakkelijken, maar ik adviseer altijd: teken niet.
Ga eerst een jaar als amateur spelen in zo'n semiprofclub. Laat dan
zien wat je kunt. Als ze je daarna drie of vierduizend gulden bieden,
ga dan terug naar je oude vereniging. Zoiets moet je niet accepteren.
Nou weet ik wel, dat zo'n jongen geïmponeerd is door die paar brief-
dat hij óf transfer-libre is öf dat in het eerste of tweede transferjaar
jes van duizend, er tegen opkijkt, even en vergeet dat hij zich voor
zijn hele verdere voetballoopbaan verkoopt, er niet op gaat staan,
voor hem niet meer gevraagd mag worden dan een overeen te komen
bedrag. In het seizoen dat ik Lugdunum trainde heeft Gijs Collé
ook eens een proef wedstrijd bij een semiprofclub gespeeld. Ik heb
met hem gepraat en gezegd: wat wil je nou? Tweeduizend gulden
vangen en je daardoor verplichten zo'n vier of vijf keer per week
naar de club te reizen? En van die centjes blijft, na aftrek van
belasting, ongevallenpremie en contributie voor de VVCS, ook niet
zo bar veel over. Nee, als je goed bent en er is interesse, verkoop je
dan duur, de club vraagt een jaar later zonder blikken of blozen
rustig een ton voor je
(Foto l
ZEIST ,De prestaties en het spel van het Nederlands ama
teur éljtal bewegen zich in stijgende lijn, maar er kan beslist
nog meer uitgehaald worden. Neem nou eens die uitwedstrijd
een paar maanden terug tegen Finland. Bij rust staan we met
10 voor en toch verliezen we nog met 31. Dat klopt niet.
zoiets mag toch eigenlijk niet gebeuren"Aan het woord is
trainer-coach Siem Plooyer. de man die het nationale amateur
team onder zijn hoede heejt.
Voordat hij op zijn huidige post
neerstreek, was Plooyer vijf jaar trai
ner bij NAC, drie jaar bij Heeren
veen, terwijl hij zes jaar over de
amateurvereniging Zandvoortmeeu-
wen waakte. Hij was voorts nog als
tennistrainer werkzaam. Naast coach
van het amateurelftal is hij docent
aan de KNVB-cursussen voor voet
baltrainer. zodat zijn werkterrein
vrijwel geheel in het KNVB-centrum
in Zeist ligt.
Plooyer is dus niet meer betrokken J
bij de praktijk van alledag in een
voetbalvereniging. „Dat mis ik wel
zo nu en dan. Ik heb nu alleen te
maken met het Nederlands amateur
elftal en als er dan een wedstrijd is,
beleef je alles wel zes keer zo inten
sief als het gewone competitievoet
bal, maar tochhet nadeel bij
het inter land voetbal is, dat je iets
niet direct kan overdoen wanneer je
fouten hebt gemaakt. Ben je trainer
van een vereniging dan zeg je in zo'n
geval: dan doen we volgende week
over en dan goed. Dat gaat bij inter
landvoetbal niet. Je moet dan weer
vele weken wachten voor er een nieu
we wedstrijd komt. Dat zit me wel
eens dwars.
De spelers van het amateurteam
worden gerecruteerd uit zaterdag- en
zondagvoetbal. Is er in de hoogste
klasse van die beide categorieën nu
nog enig verschil merkbaar?
Plooyer: „Wat de topelftallen be
treft vind ik dat daar de laatste ja
ren nog maar weinig van te merken
is. Dat geldt zowel voor de spelop
vatting. uitvoering van de formaties
als de conditie. Of ik nu VVOG, Hui
zen, Middelburg of UVS zie spelen
ik noem nu maar een paar clubs
op dan zie ik daarin niet veel ver
schil. Een wedstrijd tussen de kam
pioen zaterdag tegen de kampioen
zondag, nou. dat zal er om houden.
Als er met de vraag bedoeld is:
waar wordt mooier gespeeld dan zeg
ik: wat wordt er bedoeld met mooi
voetbal? Het moet nuttig en efficiënt
zijn. Mooi voetbal dat is voor mij als
er pittig gespeeld en er stevig ge
schoten wordt, kortom als er doel
punten vallen. Schieten, dat is elke
keer weer een sensatie. Dat zou op
de velden ook veel meer moeten ge
beuren, want daar trek je publiek
mee. Maar zelfs bij de semi-profs,
die de toeschouwers toch hard nodig
hebben, zie je tot in den treure een
passje zus en een passje zo. Het is zo
steriel, het richt zo weinig uit.
Mooi voetbal dat is niet alleen een
aardig veldspelletje, daar komt meer
voor kijken, dat komt voort uit een
samenvoeging van conditie, techniek,
stevig, manlijk spel. een goede pro-
duktiviteit en een sterke mentali
teit".
Is dat terrein van zaterdag- én
zondagvoetbal voor een coach niet
erg groot om goed te bestryken. Zou
Plooyer een samenvoeging toejuichen?
„Ach, ja, dat opgaan in een ver
band zou de zaak natuurlijk wat ge
makkelijker te hanteren maken,
maar dat zie ik er echt niet van ko
men. Daarvoor zijn zowel praktische
als geloofsgronden aan te voeren.
1 Het terrein op zichzelf is overigens
J niet té groot. Er zijn voldoende men
sen die mij terzyde staan en rappor-
ten sturen over bepaalde spelers Als
I je herhaaldelijk dezelfde naam als
uitblinker leest, ga je zelf kijken. Dat
systeem werkt goed. Echt voor ver-
i rassingen word je dan ook maar
zelden geplaatst. En door de selectie
van de 1415-jarigen, waarmee we
al bezig zijn, zullen we de uitblin-
I kers op den duur al veel vlugger
J gaan signaleren'.
Principes
Over die geloofsgronden ge
sproken, zouden die bij het zaterdag
voetbal nu nog een grote rol spelen?
Plooyer: „Het was wel het prin
cipe waarop het eens gebaseerd was,
maar ik durf er nu niet meer vlot
weg een oordeel over te geven. Laat
ik dit zeggen: er zijn nog wel dege-
lyk heel wat verenigingen waarbij
het een rol speelt. Aan de andere
kant krijgt ik de indruk dat het velen
weinig uitmaakt. Die vinden het ge
woon plezierig op zaterdag te spelen
en zondags de handen vrtf te heb
ben.
By de zondagamateurs wordt
zo nu en dan zachtjes gesproken over
de wenselijkheid van een landelijke
hoofdklasse. Hoe staat Plooyer daar
tegenover?
.Het zou het spelpeil zeker omhoog
halen, dat wel, want by zoveel eer
steklassers als nu het geval is, zitten
natuurlijk heel wat zwakke broeders.
Dat is niet te vermijden. Maar daar
beginnen dan meteen de moeilijkhe
den: die zwakkere ploegen moeten
het financieel gezien vaak hebben
van streekwedstryden of derbies te
gen de sterkere clubs. Zulke wed
strijden zouden dan wegvallen, om-
dat die hoofdklasse voor de zwak-
keren niet te halen is. Van die kant
zal er dus absoluut geen enthousias-
me zijn. Nu kun je zeggen dat het
voor het betere spelpeil dan toch
j maar moet worden doorgezet. Maar
als je dat beweert mag je toch niet
I helemaal uit het oog verliezen dat
het hier om amateurclubs, om lief
hebbers gaat. Ik zie die hoofdklasse
I voorlopig niet, hoewel een klein land
als Nederland zich er overigens wel
goed voor leent".
I Nog even terug naar het Ne
derlands amateurteam. U heeft vrij
wel nooit de beschikking over top-
spelers, want die zyn meestal al naar
I het betaaldp voetbal overgegaan.
I Werkt dat niet wat deprimerend?
I Plooyer: ,Nee. daar heb ik geen
last van. Inderdaad: we moeten het
hebben van de groep spelers, die niet
aan maar juist onder de top zit. Dat
is helemaal niet vervelend, want in
die groep zit voldoende kwaliteit.
Daar kan nog heel wat uit worden
gehaald. Je hoeft van een speler niet
direct het talent te kunnen afsnij
den om er toch een goede, bekwame
Siem Plooyer
voetballer van te maken. Als zo'n
speler wil „leren" en hard wil trai
nen. brengt hij het een heel eind. In
het Nederlands elftal richt ik me niet
op individuele uitblinkers, al loopt
er wel een enkele tussen, ik kyk in
de eerste plaats naar spelers, die el
kaar liggen, die een goed, hecht team
vormen".
Tenslotte Plooyers oordeel over
UVS
„UVS heeft vorig seizoen door
blessures of door het ontbreken van
een sleutelspeler zyn speltype lange
tijd niet goed kunnen doorvoeren.
Eerst had Désar geen tijd om voor
UVS uit te komen en aan het slot
was Leget geblesseerd. UVS ontbeer
de daardoor twee zeer belangrijke
spelers. Elk elftal heeft vaste punten
waarop het leunt en steunt, figuren
die het speltype bepalen. Dat zyn
Leget en Désar in hoge mate. Valt
zo'n man tijdelijk weg dan mis je
meer dan alleen maar een goede
voetballer. Ik geloof dat UVS voor
namelijk door die factoren geen kam
pioen is geworden. Wat UVS als ge
heel betreft: het is een in technisch
opzicht heel behoorlijke ploeg, die
tactisch doordacht speelt: een team
dat goed is opgeleid, dat kun je aan
alles merken. Maar ze hebben géén
linksbuiten en daar moet nu toch Ij
eens verandering in komen".
R. D, PAAUW I
EMMEN <GPD> Jan van Asten,
lang. slank, zelf trainer van SC Dren
te, is de innemendste voorzitter, die
je je bij de Bond van Voetbaloefen-
meesters kunt voorstellen. Maar als
je in de tuin van zijn woning in de
Emmerhout, één van Nederlands
mooiste woonwyken, met hem aan de
praat raakt over de wijze, waarop
vooral in het betaalde voetbal trai
ners soms hun congé krijgen, dan
schiet hij bijzonder fel uit: „Ik vind
het verschrikkelijk, dat zoiets met
mensen, die hun uiterste best doen,
kan gebeuren. Want neem van mij
aan: wat plichtsbesef betreft kan
geen werknemer aan een trainer tip
pen. Als trainer geef je alles, geef je
het allerbeste wat in je is. Dat pro
beer je voortdurend op anderen over
te dragen. Dat kost veel tyd en werk,
het gaat vaak ten koste van het ge
zin".
„Ja, er is dit seizoen wel weer ge
bleken. dat als het een club slecht
gaat de trainer meestal de zondebok
is. Ga maar na: bij de meeste laag
geplaatste clubs in de eredivisie zijn
hooiden van trainers gevallen. Bij
Volendam, MVV, Telstar, AZ '67 en
DOS. Alleen bij FSC niet, maar daar
is het ook geprobeerd. Het is alleen
niet doorgegaan, omdat Frans de
Bruyn een waterdicht contract had".
„Het beroerde is, dat ze bij die clubs
nu zeggen: wij hebben het goed ge
daan, wij hebben gelijk gehad. Want
uitgezonderd Volendam zijn ze niet
gedegradeerd. Dat is natuurlyk flau
wekul, want ze konden niet alle zes
degraderen. Dat FSC één van de
twee zou zijn .stond al lang vast. Als
ze hun trainer gehouden hadden, was
het waarschijnlijk ook goed gegaan".
„Vooral om deze zaak te bespreken,
hebben we zeer binnenkort een ge
sprek op bestuurlyk niveau met de
FBO. de nieuwe federatie van be
taalde clubs. Eén van de belangrijk
ste wensen van ons is. dat clubs die
gedurende de competitie van hun
trainer af willen, hun probleem voor
moeten leggen aan een laten we het
de
maar „integere commissie'
bestaande uit vertegenwool
de KNVB. van de FBO i
Bond van Oefenmeesters"!
„Die commissie zou dd
bekijken of het standpui
club redelijk is en een uitsj
ten doen, die voor alle piu
dend is. Een gesprek over
willen we overigens ook h
de leiders van het amatel
Van Asten: „Je moet l
ook voor een groot deel H
porters zoeken. Die begrj
dat er verschillende oora
zijn als het slecht gaat br
De trainer kan nooit allee|
dige zyn. Maar hij staat
een eenling, die als het
ter gaat ook steeds eenzi
In de 23 jaar, dat de
(Van Asten is nu 21 jai
al het nodige bereikt. „Kyl
ben als vakbond natuurlij]
de sociale positie van de
ter te verbeteren. We
getracht de vakbekwaanj
onze leden op te voeren.
onze bond begon, toen zwq
Nederland bij buitenlands]
Dat is gelukkig veranderd
„Door onze opleiding, I
heeft gestaan voor het B
dingswezen bij de KNVB,'
studiebijeenkomsten ieder!
hele week, vroeger in Lu|
in Zeist. Doordat we dat
ben bezit Nederland
oefenmeesters. In het bet
bal bezit iedere trainer he;
ma. Nou. het is iets verse]
om dat te halen. Dat kostj
studie. Met onze opleiding!
bijna aan de grens van J
I heid".
I Dat men zich in Nederlai
I ste jaren uitstekend met
tenlandse tegenstanders k
ook het Nederlands elftal,
Oranje en het militaire
mede te danken aan de gc
ding van de trainers. V
maar één figuur, die uiü
er gespeeld wordt en dat is
en volgens my gaat het n
de trainers nóg steeds on
j „Het is daarbij een vo<
komend seizoen voor het
I trainers in het betaald
full time-basis werken. Het
maal vakbekwame mensen
I niet anders met zo'n opleidj
Jan van Asten